Rummer 87
Donderdag 1 November 1906.
9« Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
waarin opgenomen DE NOOHDBRABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
Krachtkèrels.
Een bemoedigend verschijnsel,
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen.
Invoerrechten.
FEUILLETON.
J,
!r f
ÜITG E V E li
34)
?ilan
Bnü!
oot i
lij»
ijk-
oud
on k
Krol
l'.cn
ja.it
jaar.
iSnj.
1orii
'it
van
X. T,
0 a Dl.
vac
- Jo-
Cor-
Jarii
Hol.
1 j»»r
i nnti
\dri.
ei.nn
iichui
ra ti
u t 6J
ud 11
"*'pk
'1 1
k, g*
H«t
"aba:;
toodu
O vu
diern
ebeit:
do-i
leu t
>r bt:
m du
ren ti
is d«
>t' vi:
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksche en Langstraatsclie Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond.
A b o n n in e n t s p r ij s per 8 maanden f 0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f Ü.9U.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38.
Advertkntikn 17 regels f 0.61)daarboven 8 cent per regel, grootr
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden spcciele zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
rrad,
KEN.
In ons vorig nummer gaven we het
uitvoerig schrijven der commissie. Thans
't vervolg hunner zending.
Mondeling werd toen een en ander
toegelicht al dadelijk zei de Heer van
Haren Nomann, dat het scheen, dat hij
verkeerd begrepen was, dat hij niet ge
zegd had er gevaar bestond, dat over
leer zou belast worden, doch moest op
repliek van den voorzitter toegeven dat
hij te kennen had gegeven er groote
kans bestond. Over den toenemenden
bloei van de mechanische schoenindustrie
wenschte hij nog nader met cijfers te
worden voorgelicht, hoeveel schoenfa
brieken er b.v. bestonden voor tien jaren
terug, welke na dien tijd opgericht zijn,
aantal arbeiders toen en thans, omzet
enz. enz. De Heer v. H. N. was door
een agent in buitenlandsch schoenwerk
omtrent onze industrie, naar het schijnt,
izeer verkeerd ingelicht, o.a. dat onze
industrie nog niet veel zaaks was, dat
slechts het gewone ordinaire goed door
ons werd gefabriceerd, dat de invoer
van Buitenlandsche schoenen nog zeer
belangrijk was en vooral in de goede
artikelen dat er van dat ordinaire goed
wat door ons gefabriceerd werd, iets
werd uitgevoerd, in één woord, inlichtin
gen die de commissie niet begreep dat
door eenig degelijk agent kon gegeven
worden. Zij verwees dan ook den Heer
v. H. N. voor nader onderzoek naar
enkele firma's die in buitenlandsche
schoenen beduidende zaken in Holland
gedaan hadden, nl de Heeren M. A.
Levie, M. L. Rosenberg, S. de Leeuw
en Zn., welke hem omtrent onze branche
wel nader op de hoogte zullen brengen.
Om de belangrijkheid van den export
aan te toonen, had de heer van Schijndel
zijn boek voor buitenlandsche orders
meegenomen en heeft daarmede den
Heer v. H. N. aangetoond hoe groot
reeds zijnen omzet in 't buitenland is,
zoomede welke orders hij nu van zijn
laatste reis had medegebrachtdat waren
cijfers waarvan de Heer v. H N. even
zoo goed als de andere commissie-leden
verbaasd stonden. Lang en breed is
besproken, hoe groot wel het nadeel
voor de schoenindustrie zou zijn, als er
bv. 5°/o rechten op overleer zou komen
ook deze vraag had de commissie over
wogen en werd door den Heer Man-
naerts daarop geantwoord dat dit onge
veer 2°/o zou uitmaken en waar onze
zaken, en zeker in niet geringe mate de
export, voor een zeer kleine winst moet
plaats vinden, is dus een verlies van
2°/0 niet zoo gering te achten.
Over de vraag is leer grondstof ja of
neen is ook nog al geredetwist en even
zoo goed als getwijnde garens als grond
stof voor de Textiel-nijverheid wordt
beschouwd, meent de commissie dat
leer ook als grondstof voor de Schoen
industrie moet beschouwd worden. Na
Je belangen nog eens en zoo krachtig
mogelijk, verdedigd te hebben en die
aan den Heer v. H. N. te hebben ge
recommandeerd nam dit bezoek een
einde en spoedde de commissie zich
naar Rotterdam waar haar ook een zeer
welwillend gehoor bij de Heer Kliissener
ten deel viel, aan wien evenals den
Heer v. H. N. met alle mogelijke toe
lichtingen het schrijven werd over
handigd met belofte die nadere inlich
tingen door den fleer v. H. N. gevraagd
ook hem nog toe te zenden. Ook de
Heer Klüsscner dankbaar voor de hem
verstrekte inlichtingen, deed daarbij uit
komen dat het groote aantal werklieden
in onze branche werkzaam ook van
grooten invloed moest zijn bij de be
oordeeling onzer industrie. ZEd. beloofde
ons dan waar hij het met 's landsbelang
kan overeenbrengen, ons te steunen. De
commissie heeft in zoover haar taak
volbracht, doch nu rest haar nog de
noodige gegevens te vei zamelen door
den Heer v. H- N. gevraagd. Zij komt
in 't kort weer bij elkaar om de mid
delen te bespreken hoe het beste die te
verzamelen en doet een beroep bij deze
op de fabrikanten haar in deze in het
waarachtig belang onzer Industrie be
hulpzaam te zijn. Nog werd door den
Heer v. H. N. de commissie de vraag
voorgelegd of bij een recht van 5°/0 op
overleer het mogelijk zou zijn eene
overleerindustrie hier te lande in het
leven te roepen, die genoegzaam in alle
behoefte voor de schoenfabricage zou
kunnen voorzien de commissie deelde
als haar gevoelen mede, dat zij dit met
recht betwijfelt en juist door den vrijen
invoer hier de concurrentie dusdanig is
dat wij zeer goedkoop, goedkooper als
de buitenlandsche schoenfabrikanten,
kunnen koopen. De heer van Schijndel
antwoordde er nog op, als eerst een nu
bloeiende schoenindustrie daardoor moest
geknakt worden, wat zal dat de leer
industrie baten De leerindustrie kan
toch niet bloeien als de schoenindustrie
in kwijnenden staat wordt gebracht. Een
oordeel van een der grootste leerfabri-
kanten werd daarbij nog overgelegd die
daarin zegt, hoezeer ook door hem eenig
recht op zoolleer gewenscht was, hij
liever dat recht zou missen als daarmede
gepaard moest gaan recht op overleer
waardoor de schoenindustrie, maar vooral
de export, geheel en al in de knel zou
raken.
Ten slotte werd nog betoogd, dat het
toch niet aanging, omdat er geld moet
zijn dat te verhalen op een kleine cate
gorie ondernemende fabrikanten die door
hun bedrijf aan zooveel werklieden werk
verschaffen.
ging der onderwijzers tot verbetering
der salarisregeling, een stuk, dat getuigt
van een helder inzicht en een warm hart
voor onderwijs en onderwijzers.
Duidelijk toont de heer Aalfs aan,
dat het hooge belang van het onderwijs
een verbetering van de positie van den
onderwijzer dringend eischt.
Niet minder duidelijk is zijn betoog,
dat een verhooging van de minima vol
gens art. 26 der Wet niet ten laste komt
van de gemeentekasen dat dus de ge
meenteraden, die adviseeren, de minima
niet te verhoogen, zich noodeloos be
zorgd maken voor de gemeentefinancién
en 't onderwijs geen dienst bewijzen.
Het stuk van den heer Aalfs verdient
in ruimer kring bekend te worden, en
kan misschien sommigen collega's goe
den dienst doen, waarom we van de
Redactie beleefd plaats er voor vragen
in Het Schoolblad.
Hoogeveeti, 11 Oct. 1906.
R. STAAL.
Bezoldiging van ondenrijzers.
Roinau vau de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
VIII.
S Dl
i 190
r koop
In elk geval Tom was toen nog 'u
illusaire strever, die nog 'n toekomst voor
zich had en reeds als illustrator 'n aardi-
gen duit verdiende.
Zij gingen dan ook geheel verzo'nd met
de familie weer naar Parijs terug, waar Toos
nog altijd op haar atelier werkzaam was.
Doch nu
Tom, die langzamerhand door z'n vroegere
vriendeti werd losgelaten, mistte ten slotte
geheel de kracht zich weer op ts richten,
't huiselijk leven tusschen de twee bitter
outgoochelde raenschen was 'n dagvulling van
hevige scene's geworden, zoodat aan de eene,
zijde wrok en afschuw tegenover den al meer
en meer afglijdenden man ontstonden, terwijl
deze met z'n aangeboren ueiging z'n troost
ging zoeken daar, waar z'n zwak, beërfde
natuur hem heen dreef.
Beiden misten helaas ook de ruggesteun
van 'n godsdienstige sfeer. Aan hulp te
zoeken daar, waar de mensch en vooral de
ongelukkige mensch steeds innerhjken troost
vindt en vanwaar bij de zedelijke kracht
krijgt, otn z'n drukkend levenslot te kunnen
doorschouwen, werd door die beide al meer
en meer van elkander vervreemde menschen
niet gedacht, vandaar die wreede bitterheid
bij de moeder tegen den ongelukkigen vader
vau hare kinderen, vandaar die nog hoog
moedige trots, om haar ongeluk niet te wiilen
melden aan haar moeder, bij wie de arme
toch werkelijk hulp en opbeuring gevonden
zou hebben.
Niettemin wist mevrouw Van Holland
zeer goed, hoe het er voorstond. En had
zij dan ook haar jaarlijksch pensioentje niet
steeds op vaste tijden naar 't ongelukkige
gezin gezonden, dan zou 't er nog treuriger
met de verarmde hebben uitgezien.
In een onaanzienlijke achterbuurt van
Parijs woonde Toos met beur twee kinderen
op 'n klein kamertje. Bijna dag en nacht
zat ze voor 'u confectieziak te naaien. Tom
kwam soms hcele dagen en nachten niet
thuis. Waar hij dan zat, wist de arme vrouw
niet. En kwam hij dan thuis, dan was 't al
vloekende, om, als hij z'n roes had uitge-
slapeu, weer zonder iets er van te zeggen,
waar hij heenging, te vertrekken.
Dat was er dan geworden van deze twee
menschen, die voor vier jaar met zulke
schitterillusie's 't echtelijk leven ingingen.
Haakon aarzelde dan, Nel blijtt echter,
steeds veelbeteekend knikkende aanhouden,
om met z'n nieuws voor den dag te komen.
Eindelijk besluit Haakon met z'n tijding
mede te deelen.
„Raad eens, wien ik zoo even ontmoette
'n oude bekende."
„Ja, wij hebben zooveel oude bekenden/
zegt Nel, even glimlachende.
,M'n vriend Frits van Bleeklandhij is
van Indië terug en hier in garnizoen/
„De heer van Bleekland?!" is de ver
baasde uitroep der beide dames.
„Ja. en hij zag er goed uit. Hij komt
morgen even 'n bezoek brengen."
„L)ie goeie jongen!" zegt de oude me
vrouw met 'u trillende stem, „Och, 't zou
er voor onze Toos geheel anders uitgezien
hebben, als ze de vrouw van den Heer Van
Bleekland was geworden."
Ons is verzocht uit Het Schoolblad
van 23 Oct. 1.1. het volgende over te
nemen. Wij voldoen gaarne aan dat
verzoek. RED.
In de Prov. Drentsche en Asser Cou
rant van 8 dezer plaatst de heer Aalfs,
Burgemeester van Vries, een ingezonden
stuk naar aanleiding van de adresbewe-
Het mag vau algemeene bekendheid heeten,
dat door do ouderwijzers iu Dreuthe pogingen
wordeu aangewend, om door toeprtBsiiig van
art. 26, 4e al. der wet L. O., een betere po
sitie te verkrijgen.
Een breed gemotiveerd adres mat nota van
toelichting is ten bedoelden einde aan Hare
Majesteit de Koningin gericht, wolk adreB door
Gedeputeerde Staten' is gezonden aan de Ge
meentebesturen (Burg. en Wetha.) om bi-richt
en advioB.
Dezer dagen las ik uit een paar raadsver-
slagen, opgenomeu in deze courant, dat som
mige Gemeentebesturen bezwaar maken, op
het verzoek iu te gaan, uit overweging dat
de gemeentekassen eene uitgave als hier be
doeld, niet zouden toelaten. Ik wensch mij
allerminst te verdiepen in de vraag of dit
beweren inderdaad recht van bestaan heeft.
Doch indien dit metief als het hoofdbezwaar
moet gelden tegen de verlangde verhooging
der minima, dan staat het den lezer vrij, daar
nevens ook eene conclusie voor zich zelf te
trekken. Deze zou hierop neerkomen, dat de
Raden, die ongunstig hebben geadviseerd, wel
ter dego overtuigd zijn van de noodzakelijk
heid tot verhoogiug der jaarwedden, doch de
zaak niet aandurven, uit vrees dat de gemeeu-
teu daardoor te zwaar zullen worden belast.
Ik kan mij moeielqk anders voorstellen, of
de gen eeutebasturen, die kennis hebben ge
nomen van het adres, zullen d« juistheid der
aangevoerde gronden moeten erkeuuen
Daarin wordt niet met holle phrasen of
dikke woorden gespiegeld, doch op eenvoudige,
duidelijke wijze met. cijfers aangetoond, dat de
tegenwoordigo toestand, althans ten platte
lande, vrijwel onhoudbaar iB.
Trouwens, wanneer wij om ons heenzien en
bedenken, welke hooge eischen er worden
gesteld aan een goed vruchtdragend ouderwijs
nu tevens welke noodzakelijke levensbehoeften
den onderwiizers niet mogen worden ontzegd,
dan zal ieder onpartijdige moeten erkennen,
dat de maatschappelijke positie vau den onder
wijzer dringend verbeteriug eischt. Zonder
aangekekon te willen worden voor eeu bet
weter of bemoeial, nog ve 1 minder als een
pleitbezorger voor een bepaalde categorie van
ambtenaren, door het behartigen hunner be
langen, dat oudeiwijzers velven uitstekend is
toevertrouwd, heb ik toch gemeend mijn stem
in dezen te mogen laten hooreu, om een mo
gelijk misverstand uit dou weg te ruimen.
Immers uit de door mij bedoelde raadsver-
slageu blijkt, dat men iu die gemeenten de
meening is toegedaan, dat hetgeen de onder
wijzers weu8cheu, aan de gemeenten meerdere
üitgaveu zal veroorzaken dan de bestursn, met
het oog op de fiuancieele draagkracht, raad
zaam achten. Deze opvatting lijkt mij minder
juist.
Wanneer toch eenmaal de miuima jaarwed-
„Laten wij ons daar nou niet verder in
verdiepen, mama," zegt Ilaakon. „Dat is
eenmaal 'n afgedane zaak. Iets anders is 't,
hoe laat wij Frits morgen zullen ontvangen.
Zal ik hem maar ten eten vragen, vrouwtje
„Wel zeker, Haak. Hij kan ons dau met
een iets van z'n Indische avonturen vertellen."
„Nou tegeu zes uur dan?"
„Ja, da's goed."
Den volgenden dag is Frits bijtijds op
appel.
Mevrouw Van Holland drukt hem met
tranen in de oogen de hand, terwijl ze met
'•i nerveuze stemtrilling zegt: „Da's lief van
U, meneer Van Bleekland, dat u ods niet
vergeten zijt. U ziet er goed uit. De Indi
sche lucht heeft u zeker geen kwaad gedaan
„Dank u, mevrouw. Ja, 'k heb 't heel
goed gehad in Indië. En u vergeten Daar
voor zijn onze wederzijdsche herinneringen
van veel te vriendschappelijKen aard."
„Ja, ja, zegt dat wel, meneer Van Bleek
land."
„Eu hoe gaat het u, mevrouw Olafs O,
ik zie 't al wel, dat is 'n overbodige vraag
Eu is dat de kleine Frits? Wat 'n lekkere
jongen Kom eens hier, m'n kleine vent.
„Krijg oome 'n handje van je?"
Zonder eenige verlegenheid trippelt de
kleine naar den vreemden oome toe, zit 'n
oogenblik later op diens knie en beiden zijn
al heel spoedig de be9te vrienden. De kleine
heeft 't vooral begrepen op de blinkende
knoopen van den uniformjas, telkens grijpt
hij er met z'n vlugge vingertjes naar.
Na tafel, als de heeren aan 'n goed glas
wijn zitten en de dames zich met 'n hand
werkje bezighouden, vertelt de heer Van
Bleekland 't een en ander uit z'n kort
stondig Indisch leven.
Frits, die met hart en ziel militair is,
dan bij Kou. besluit zijn verhoogd, dan zijn
da verhoogde jaarwedden de wettige minima
geworden, waarop de onderwijzers, volgens
art. 26 der wet, aanspraak hebben eu wordt
dus dienovereenkomstig de Uijkabijdrnge vast
gesteld". Aldus de redactie der Gemeentestem
waarbij ik mij volkomen kan aansluiten.
De gemeentebesturen zullen, zonder uit
zondering, gaarne erkennen, dat het belang
von een goed lager ouderwijs voor de natie
een volksbelang is bij uitnemendheid, dat de
zorg voor de behartiging dier belangen voor
een groot deel rust op de gemeentebesturen,
dffc daarvoor kiezen de moest geschikte werk
krachten en eindelijk dat de waarborgen
voor een goed onderlegd corpB onderwijzers,
met liefde bezield voor da school en het kind,
zijn gelegen in eene beloening, geëveuredigd
aan dn diensten, die zij praesteeren. Van dit
gevoel doordrongen, mag de overheid geen
middel onbeproefd laten om do belangen van
het onderwijs naar haar beste krachten voor
te staan. Men grijpe daarom de gelegenheid
aan, welke thans aan de gemeentebesturen
wordt geboden, om zijn moreelen invloed aan
te wenden tot het verkrijgen eeuer betere
positie voor het ouderwijzend personeel.
Te gereeder zullen die besturen hiertoe be
reid worden bevoudon, bij de wetenschap, dat
vindt, dat elk officier hier te lande eenige
jareu Daar Indië moest. Daar leert hij 't
soldatenleven van den waren kant kennen.
Zoudt u wel willen gelooven, dames, dat
men in 't begin 't gewone, kleine gedoe
van 't garnizoensleven hier in Holland ge
heel ontwassen is, zelfs na zoo'n korten tijd
van detacheering? Ik gevoel me hier ten
minste nog niets op m'n gemak."
„Meneer van Bleekland, ik moet u toeh
eens iets vragen," merkt Nel op.
„Dezer dagen las ik den roman V2n
Couperus „Stille Kracht". Hoewel dat soort
mijn lectuur niet is, heb ik hem toch op
aanraden van 'n vriendin eens doorgelezen,
maar hebt u nu die ondervinding ook opge
daan, zooals Couperus schrijft, n.l. dat or
over eu door 't geheele Indische leven een
onnoembare kracht golft, die den mensch
vaak ondanks zich zeiven drijft in zekere
richting, waar hij in gewone omstandigheden
niet komen zou
„Wat zal ik u daarop antwoorden, me
vrouw Het leven in Indië is werkelijk
anders dan hier. Ik bedoel hiermede na
tuurlijk niet het bedrijfs- of gemeenschaps
leven. Dit moet anders zijn, dat spreekt,
maar ik heb meer 't oog op het gevoeld
en geestesleven in den mensch. Ook dat is
in dat tropische land met zijn mystiek en
weelderigen plantengroei geheel anders. Er
golft u daar vaak tegen 'n ongekende atmos
feer van 'n' bijzondere iu werking op je
geestesleven. Wat het is, weet men niet.
Het omzweeft u, men baadt er als 't ware
in en vaak is de werking zoo sterk, dat
men zich zeiven krachtig moet beheerschen,
om er niet aan toe te geven. Als u „Stille
Kracht" met oordeel gelezen hebt, behoef
ik er u verder geen verklaring van te geven,
doch de schrijver heeft in zijn hoek geen
doorsnee-menschen geteekend. Physiek krach
tige naturen, die willen, kunnen er weer
stand aan bieden. Maar a propos, Haakon,
hoelang heb jij in Indië aan de koorts
gelegen Je hadt het zeker wel erg te pakken,
anders blijft een zeeman toch niet gauw
achter en vooral niet 'n officier.
„Ja, Frits, 'k had het zwaar te verant
woorden. In 't begin dacht ik m'n familie
niet meer terug te zien, maar m'n sterk
gestel zegevierde en nu ben ik de gevolgen
er van weer geheel en al te boven."
„Zeg, heb je nog ooit iets gehoord van
je suikeroom op Martinique? Je hebt me
daar destijds wel eens over gesproken."
„Neer, 'k heb er nog niets van gehoord.
Nu op m'n laatste reis sprak ik iemand,
die van Martinique naar Oost-Indië reisde
Die kende dien zonderling zeor goed. Hij
was echter in den laatste» tijd minder
goed gezond."
„Ik moest hem maar eens schrijven, Nel,
wellicht, dat hij thans even toeschietelijker is."
„Als ik in jouw plaats was, ging ik er
zelf eens heen. Zoo'n eenigst oompje zonder
kinderen is wel een reisje waard. God weet
hoe vriendelijk hij is, als hij zijn neef, zijn
eenigstc familielid eens zag. Verbeeld je,
kérel, dat je z'n universcele erfgenaam weid."
Stel je voor, Haakon Olafs, de arme,
door vreemden in huis genomen jongen,
een uoillionnair 1 Zeg, dan kom ik bij je
pompen, m'n waarde. Men kan het hier
best gebruiken in Amsterdam
(Wordt vervolgd.)