Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
waarin opgenomen DE NOORDBRABANTSCHE POST.
ÏKEflIETSISIt I1IJ1R.
S in inner 92
Zondag IS November 1906.
9e Jaargang.
Eerste Blad.
Krachtkèrels.
ANTÖÖN T IE L E N,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen.
FEUILLE'l OM.
I T G K Y E K
pmZESS&&XS3F!Z>Z9 -msn.-reg^rg»^:-- gj-sr.y--.- -jgg- gfjr :.7J"«saS&s^JE-rtgg.JS5? ".IggS-g - -" ^-gaggg?Sg?'3EW3:3HEsn»;/:£rÏV-
He Echo van het Zuiden,
Waalwijksriie E.aajslraalxflu Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond.
.V b o n n a m e 111 s p r ij s per 3 maanden f 0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
Advkrtjsntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootr
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden JJmaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
«Unitas4 geeft in een zijner laatste
nummers een lezenswaardig schetsje van
crediet.
Het blad toont aan, dat het crediet
(afgeleid van het Latijnscne credita pe
cunia, d. i. is toevertrouwd geld) een
onmisbare factor in den handel gewor
den is.s Niet alleen omdat het over en
weer crediet geven het kostbare verzen
den van gereed geld zeer beperkt, maar
ook omdat door het crediet het kapitaal
meer verplaatst en rentegevender wordt.
Terwijl de groothandelaar, die behalve
met eigen geld ook nog met crediet
werkt, meer koopen, en door zijnerzijds
weer crediet te geven, meer verkoopen
kan, dus sterker concurreeren kan dan
wanneer hij uitsluitend a contant kocht
datgene wat hij spoedig weer met winst
zou kunnen verkoopen, zou de kleinhan
delaar met zijn klein kapitaal zich spoe
dig hebben vastgewerkt, indien hem niet
telkens de tijd gegund werd, om door
verkoopen zich de middelen tc verschaf
fen, het op crediet gekochte te betalen.
Men begrijpt nu, welk een verbazende
rol het crediet als geldcrediet in den
tegenwoordigen handel speelt, levens
blijkt uit het gezegde, hoe nuttig een
rol het crediet vervult. Het maakt mo
gelijk verplaatsing van geld te voorko
men, en door verplaatsing van kapitaal
den handel te bevorderen. Het vereenigt
kleine, braak liggende kapitalen tot één
levend geheel, dat vruchten draagt en
de productie verhoogt. Zoo is crediet
zelfs kapitaal.
Maar helaas, elke medaille heeft haar
keerzijde, en de meest schitterende men-
schelijke instellingen hebben haren scha
duwkant. Ook het crediet is niet altijd
heilzaam. Het is zulks niet, wanneer het en de concurrent naast de deur verdient
den onbemiddelde tot onproductieve
uitgaven verlokt en hem, door zorgeloos
heid in schulden boven zijn vermogen,
ten ondergang sleept.
Erger is nog het misbruik dat er in
den handel van gemaakt wordt. Wij
spreken nu niet eenmaal van het bedrijf
der zoogenaamde flesschentrekkers. Waar
misdrijf aan het werk is, daar is het
woord misbruik een te zwak gekozen
uitdrukking, üegeen, die met een val-
schen sleutel mijn deur opent, welke ik
gesloten had, «misbruikt4 ook mijn ver
trouwen niet.
Maar er is vooral een kanker in de
handelswereld, die te betreuren is als
credietmisbruik. Dit is het lichtzinnig
opzetten van zaken en zaakjes, zonder
eenig of met zeer onvoldoend bedrijfs
kapitaal, zonder kennis van zaken, door
allerlei personen, die niet eens eenig be
hoorlijk onderricht hebben genoten, slecht
kunnen rekenen en van het boekhouden
niets verstaan. En hun aantal is legio
Zij zeiven begrijpen niet. dat zij zich
schuldig maken aan crediet-misbruik.
Verkoopgrage groothandelaren of op
provisie tukke reizigers en agenten ma
ken het hun o, zoo 1 gemakkelijk.
De winkel, het magazijn is gehuurd
en dc eerste bescheiden bestelling wordt
gedaan. Deze wordt uitgevoerd na infor
matie «fatsoenlijk maar zonder kapitaal
een matig* crediet kan worden ge
geven.* Een «matig* crediet nu de
bestelling is zooals gezegd, zeer be
scheiden.
Maar de concurrent B., hoorende dat
A. op crediet heeft verkocht, meent nu
ook een «klein4 crediet te kunnen toe
staan. C. D. E- enz. doen het eveneens
en spoedig is de winkel met waren ge
vuld, welke niet betaald zijn, maar welke,
wat erger is, tegen den tijd, dat de eerste
wissel moet betaald worden, ook nog
voor een aanzienlijk deel niet verkocht
zijn. En geld om te betalen buiten den
winkel om, is er niet. Onze arme winke
lier blijft echter vol goeden moed men
heeft immers zulk een grooten voorraad
en men zit zoo aardig in het crediet,
toch ook ruim zijn broodwaarom zoude
het hem dan niet gelukken Men moet
maar volhouden, wat meer trachten om
te zetten, desnoods met ecnige schade
verkoopen de wissels moeten betaald
worden, het crediet worden «opgehou
den" 1 Ook moet er in dien tusschentijd
en tot dat de goudvloed den winkel zal
binnenstroomen, worden gegeten men
moet zelfs ter wille van het crediet eenig
vertoon maken, zich bij publieke verma
kelijkheden laten zien, goed gekleed
gaan, enz.
Zoo ontstaat er een gat en dat
crediet wel kapitaal kan verplaatsen, maar
geen verloren kapitaal van den crediet-
gever kan aanvullen, wordt niet zoo dade
lijk beseft. Dan echter, wanneer men het
wel gaat beseffen, is het gevoel van eer
lijkheid reeds aan het afnemen. Volhou
den op het crediet te teren zoo lang
mogelijk, wordt nu de leus. Slechte
raadgevers wijzen op het gemak, om door
contanten verkoop het crediet nog verder
te exploiteeren de goederen, voor een
appel en ei verduisterd, verdwijnen, de
schulden nemen toe.
Een faillissement ]a, daar zal het ten
slotte wel toe moeten komen. Och X. en
Y. zijn ook gefailleerd, en, na een ac
coord van 10 pCt. zitten beiden weder
om in het crediet 1 Zoo teelt het crediet
ten slotte schurken en afzetters.
Tot onzen spijt moeten wij er aan
toevoegen dat wij geene tegenspraak
duchten, wanneer wij beweren, dat het
crediet-misbruik ook in ons Vaderland,
anders in zoovele opzichten, en ook in
de algemeene zedelijkheid volstrekt niet
lager staande dan andere landen, zeer
welig tiert-
De microbe moet dus, om in de taal
van Pasteur en de zijnen te spreken, in
ons midden, de voor hare cultuur ge
schikte levensvoorwaarden gevonden
hebben
Welke zijn die Wij maken gene aan
spraak op volledigheid, maar gelooven
toch ook niet mis te tasten, door als de
voornaamste aan te wijzen verkeerde
wetten en leemten in de wetgeving.
Bij verkeerde wetten denkt ieder het en grossiers er onder geleden, dat bijal
eerste en niet ten onrechte aan de wet- dien zij den wanbetalenden winkelier met
telijke regeling van het faillissement,
39)
Roman van de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
VIII.
Terwijl hij nu zoo met een peins-blik
rondziet en de lachende omgeving opneemt,
herinnert hij zich plotseling, dat het juist
hier was, dat hij voor ongeveer vier jaar
met Toos dien brief besprak, welken zij des
tijds van haar mama ontving. Een zucht
ontglipt zijn borst, hij voelt pijn daar binnen.
Zijn losbandig leven wordt hem nu voor
'u oogenblik intens-helder bewust.
„'k Ben'n ploert komt, het zelfbeschul
digend van zijn lippen, 'k Maak vrouw en
kinderen ongelukkig'.
Stil blijft hij pleins-staren.
Ja, maar t is toch niet alles mijn schuld.
Waarom moest Toos reeds al «oo spoedig
beginnen te brood-seuren.
Dat ellendige huishoud* proza heeft me zoo
ver gebracht, 't Heeft me alle inspiratie'*
ontnomen. En nu is 't te laat, om nog te
beginnen, 'k Ben eenmaal uit ra'n kunst
omgeving verdreven en treedt 't heiligdom
niet meer binnen.
Weer pauseert hij.
„Och kom, wat zit ik hier te moralisee»
ten. Ik ga naar de wedrennen, misschien is
er nog iets te verdienen'.
Weg is de lichte opflikkering der betere
gevoelens. Tom's zedelijk onderscheidings
vermogen heeft die richting aangenomen,
welke men gewoonlijk bij door eigen schuld
verongelukte individuen aantrefthun naasie
omgeving in 't bijzonder en de maatschappij
in 't algemeen dragen de schuld van hun
mislukking, zelf staan ze hier buiten. En
zij wreken zich dan op die schuldigen, door
thuis tyrannen te zijn en iu de gemeenschap
zich practijken te veroorloven, welke haar
consequentie vinden uitgedrukt in het be
faamde woord van Prondhou „eigendom is
diefstal".
Tom is dan ook een obscuur persoontje
geworden. Hij begeeft zich naar Longchamp,
om daar op de wedrennen zijp ruim geweten
te doen smullen en zijn zak te spekken met
alles behalve eerlijk verkregen francs. In
kennis met 't bookmakers-gilde bezocht hij
met deze die door de wet beschermde en
de hooge wereld gecachetteerde uitbuiters-
piracle en ging er nooit vandaan, of hij
was wel in 't bezit vao 't materiaal, dat
hem veroorloofde weer eenigen tijd het vuile
nacht-osbaretleven te leiden.
Hij wandelt door 't bo;s de Boulogne, de
plaats, waar hij de arme Toos aan zijn
schandleven verbond en komt te Longchamp.
Dit voorstadje, van Parijs levert zelf een
duidelijk beeld van het wufleFransche leven.
Op de plaats toch, waar eenmaal in de
kerk van het nonnenklooster op de laatste
dagen der goede week de beroemste zange
ressen van de Franschc opera zongen, ziet
men nu de vergulde uitwassen van de we
reld, waarin men zich verveelt.
Als Tom wederom naar Parijs teiugkeert,
heeft hij, wat hij cynisch noemt, goede, zaken
gemaakt. Zijn familie ziet hem weer niet in
eenige üagen. En zijn deze „verdienste*
op, dan vindt men hem in een der vele
speelholen, waaraan het moderne Babylon
zoo rijk is.
Op een avond, een week nadat we hem
van Longchamp hebben zien terngkeeren,
zooals die sedert 1838 tot September
1896 hier heeft bestaan. Die wet heeft
een allernoodlottigsten invloed uitge
oefend.
Zij was er op aangelegd, niet, om het
algemeen beslag op de goederen van
den gebrekkigen schuldenaar tc doen af-
loopen in het belang van de benadeelde
schuldeischers, maar om de executie zoo
mogelijk te voorkomen door een gerech
telijk accoord of accoordje. Zelfs het
sluipaccoord dat nu sedert meer dan
10 jaren, door de strafwet wordt getrof
fen werd door haar bevorderd, althans
volstrekt niet gewraakt. De analen onzer
rechtspleging hebben althans een vonnis
van homologatie aan te wijzen, waarin
door de rechtbank, bij welke het verzet
tegen het accoord was aangebracht op
grond, dat verscheidene schuldeischers
waren omgekocht, overwogen was, dat
het op de beweegredenenwelke de schuld
eischers beu ogen hadden voor het accoord
te stemmen niet aankwam.
Even karakteristiek in eene andere
richting en ook geheel in overeen
stemming met den geest der wet, is eene
andere homologatie met de overweging,
dat de omstandigheid, dat de waarborg
voor de uitbetaling der aangeboden procen
ten ontbreektop zich zelf voor den rechter
geen grond kan opleveren om de homolo
gatie van hst accoord te weigeren.
Is het te verwonderen, dat onder zoo
danige wetgeving, het begrip dat het
oneerlijk is zijn schuldeischers niet te
betalen, zoo niet verloren ging, dan toch
op vele plaatsen eenigszins zoek raakte
En wij zouden met de verderfelijke be
palingen dier wetgeving op te sommen
nog bladzijden kunnen vullen. Wij kun
nen dit echter laten, omdat, gelukkig,
die wet tot de geschiedenis behoort.
Met haar verdween tevens een onder
scheid dat niet minder bijdroeg tot de
teelt van credietmisbruik.
Hebben tot nu toe de fabrikanten
wandelt hij met dien gemakkelijken slenter-
trap, zoo eigen aan leegloopers van eiken
stand, door een warnet van stikdonkere
steegjes. Een gewoon mensch zou in dit
eindeloos donker labirinth geen weg gevon
den hebben. Tom echter, hoewel reeds sterk
onder den invloed van de alcohol, vindt
met gemak zijn wég. Huiveringwekkende
personen ontmoet hij vaak op zijn stille
wandeling. Menig schandelijk straattooneel-
tje passeert hij, doch als alledaag9che kost
gunt hij 't geen enkelen blik.
Eindelijk komt hij op een binnenplaats,
waar het schemerlicht van eeu lantaarn
br-ndt. Hij gaat deze over en, hoewel bij
'l flauwe licht, dat heel van de bovenste
verdieping valt, een aantal trappen zichtbaar
zijn, vergist zich Tom geen oogenblik. Hij
stijgt een van deze op en reeds komt hem
een gebrom als van een bijenkorf tegemoet.
Eenige avontuurlijk uitziende gedaanten
stommelen de trap af, maar deze letten niet
op den hun tegemoetkomende» man, vloe
kende gaan zij verder. Op de bovenverdie
ping aangekomen, gaat hij eeu smal balkon
over en aan 't eind daarvan staat hij voor
een glazen deur, waarachter door elkaar
schreeuwende, lachende en vloekende men-
scbensteuimen klinken en waartusschen dui
delijk waarneembaar is de metaalklank van
goud- en zilvergeld. Tom rukt de glazen
deur open en als een welbekende gast gaat
hij aan een tafeltje zitten. Wel veertig, vijf
tig mannen bevinden zich in het speelhol.
Allen hebben eeu ongunstig uiterlijk, terwijl
de hartstocht op het ruw gelaat geschreven
staat. Eenigen zien van hun spel op en
groeten met een handbeweging den binnen
komende, anderen staan om het buffet,
wasriu een oude Franptise, met een gezicht,
geel als koper, tegen klinkende munt maakt
zij uit den inhoud der verschillende flesschen
vervolging dreigden, hun het antwoord
wachtte «als gij dat doet, dan ga ik
failliet,4 was dus het faillissement voor
den kwaadwilligen winkelier soms een
reddingshaven, niet te ontkennen is het,
dat menig eerlijke winkelier in nood en
verlegenheid gebracht werd, omdat hee-
ren en dames van hoogeren of lageren
stand hem jaar in jaar uit op betaling
van het verkochte en geleverde lieten
wachten. Wanneer dan echter zulk een
geplaagde winkelier bij den advocaat
kwam en hem verzocht om het faillisse
ment van dien kwaden betaler uit te
lokken, in de hoop door die aanvraag
het hem verschuldigde nog hetzij geheel,
hetzij althans voor een groot deel tc red
den, dan moest hij hooren, dat dit on
mogelijk was.
«Uw debiteur4, zoo werd hem gezegd,
is geen «koopman en kan dus niet fail-
leeren, maar4 werd hem misschien
verder medegedeeld «hij kan in staat
«van kennelijk onvermogen d. i. een
«burgerlijk faillissement worden verklaard,
«mits ge wilt wachten, totdat hij op grond
«van een eindvonnis gedurende meer
«dan eene maand in de gijzeling zit.4
«Maar gijzeling is bij een niet-
koopman naar ik meen bijna niet mo
gelijk
«Zeer juist; maar u kunt ook wach-
«ten, totdat hij gevlucht is4
»»U schijnt er mede te gekscheren ?4 4
«Volstrekt niet mijnheer, de wet be-
paalt, het zóó; ondertusschen is het ook
«al voldoende, wanneer verscheidene
«schuldeischers hem tegelijk in rechten
«vervolgen en de executie voor een "f
«meer der schulden zóóver is gevorderd,
«dat de boedel met slooping wordt be-
«dreigd4.
«Maar, mijnheer, dan vinden de schuld-
«eischers immers niets meer 1 dat be-
grijpt u toch wel?44
«Volkomenmaar de wet laat het
«anders niet toe, dat iemand die niet
«ééns een klein winkeltje of ook maar
«een stalletje op de markt heeft, als een
«koopman failliet verklaard wordt.4
en kokend water grogjes gereed, die ouder
haar doislige gasten ruimen aftrek vinden.
Mistrouwig bekijkt ze elk geldstuk, dat men
haar overhandigt, en zij houdt het glas
zoo lang met haar gierachtige van scherpe
nagels voorziene vingers vast, totdat het
onderzoek lot hare tevredenheid is uitge
vallen.
Tom kijkt eens rond, daar wenkt hem
een dei spelers, hij gaat er heen. Deze
fluistert hem wat in 't oor. Tom zet zich
eveneens aan de speeltafel en legt wat geld
voor zich. Spoedig is hij in 't spel verdiept.
Na een uur spelens ligt een mooi stapeltje
goudgeld voor hem. Hij is blijkbaar geluk
kig dezen avond. Ten slotte krijgt hij de
bank. Nu gaat het hem nog voordeoliger.
De speelhartstocht licht uit zijn fonkelende
oogen.
Opeens ontstaat een hevig tumult. De
spelers hebben bemerkt, dat de hand van
den bankhouder onder het schudden der
kaart onwillekeurig stilgehouden heeft. Zij
vermoeden dat Tom hen wil bedriegen.
„Eerlijk spel
„Ik sla je tot murw, als je valsche stre
ken uithaalt I"
„Pas op, meneertje, geen kunstjes hoor
Dergelijke uitroepen stijgen dadelijk van
alle kanten op.
Tom lacht fijntjes; hij ziet zijn bedreigers
uitdagend aan.
Eeu tijd gaat het goed, doch dan meenen
de kerels weer een onregelmatigheid te
ontdekken.
Een dikke, plompe figuur, die, sedert
Tom de bank heeft, veel verloren heeft,
geeft plotseling aan Tom een slag op zijn
aangezicht, zoodat het bloed hem uit den
neus springt. „Ik zal je leeren, valsch te
spelen," roept hij uit.
Een oogeublik zit Tom versuft, dan
springt hij op en vliegt op z-jn belager toe.
Een algemeene vechtpartij ontstaat. Dolk
klingen blinken tusscben de ruwe. handen,
doch eer deze hun wreede werking kunnen
verrichten, nemen twee reusachtige negers
bijna in alle dubbelzinnige en beruchte
lokalen van Parijs zijn tot lokmiddel valsche
of echte negers aangesteld Tom als een
kind op en werpen hem gewoon als een stuk
vuil goed van boven uit het raam naar be
neden. Een kreet klinkt gevolgd door een
doffen slag en de spelers gaan weer ge
woon door, alsof er niets was te doen ge
weest.
Op haar rondte vindt de politie Tom be
wusteloos op straat liggen. Zij brengt hem
op een ontboden brancard naar het bureau
waar hem de politiedokter verbindt. Beide
zijn armen en het linkerbeen zijn gebroken,
terwijl het bloed uit eeu hoofdwonde sijpelt.
De dokter gelast, den vreeselijk gekneusde
naar het ziekenhuis te vervoeren, en zoo
spoedig mogelijk zijn familie te waarschuwen
daar het, wijl de man hoogs waarschijn lijk
een stevige gebruiker van alcohol is, wel
eens spoedig met hem afgeloopeo kon zijn.
De geneesheer vreest voor hevige wondkoort
sen.
Nog steeds is Tom bewusteloos. De po
litie kent zijn adres door een naamkaartje,
dat zij in een zijner zakken heeft gevonden.
Als Toos het ongeluk verneemt de
politie had den tact, het hoe voor haar te
zwijgen zit ze een oogenblik als totaal
verstijfd voor zich uit te staren.
Daar komt Fritsje op haar toegetrippeld
en vraagt: „Paatjs, moesie? paatje?" Hij
wijst op den agent, die zich langzaam ver
wijdert.
(Wordt vervolgd.)