iSummer 94 Zondag 25 November L906. ^9e Jaargang. 9 Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. waarin opgenomen DE NOORDBRABANTSCHE POST. Eerste Blad. Krachtkèrels "landbouw" AH TO ON T IEL EN, Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen. WONINGNOOD. FEUILLETON. U I T G E V E 11 Onkruiden. r.^RXlA: 3M86SgBS!!Sri 1If De Echo vail het Zuiden co !.i9£s!raalsrkr Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0.~5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever: den WAALWIJK. Telefoonnummer 38. Advkrtbntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 'Jmaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel II. In een onzer vorige nummers hebben we duidelijk aangetoond, dat er woning nood heerscht in onze gemeente, in bijna de geheele streek. Er moet gebouwd worden, want er is groote behoefte aan woningen, vooral arbeiders-woningen, en er wordt niet gebouwd. Het waarom» hebben we toen ook uiteengezet en tevens op welke wijze eene daartoe te stichten vereeni- ging geld kan krijgen tegen matige rente van gemeente en rijk om dat te besteden in het belang eener goede Volkshuis vesting. Wij beloofden hierop nader terug te komen en nu trof ons oog juist een uit stekend artikel over dit onderwerp in bet K. S. Wbld. van de hand van dtn heer J. M- A. Zoetmulder te Utrecht, aan welk artikel we, als juist passende aan hetgeen we een vorig maal schreven, een en ander ontleenen. Schrijver heeft hier meer op 't oog op arbeiders-bouwvereenigingen, wat wij met ele toestanden voor onze plaats en omgeving nog niet zoowel mogelijk achten. Dit doet echter aan de waarde van dit artikel niets af, want het vormen eener willekeurige bouwcommissie van particulieren of anderzins is zeer zeker gemakkelijker te bereiken dan eene persé bouwvereeniging" Wij bedoelen natuurlijk wel het alleen bouwen van arbeiderswoningen. Zooals we mededeelden opent de ge meente een crediet aan de bouwvereeni- ging, terwijl het rijk wederom aan de gemeente een voorschot geeft. >Het Rijk vraagt aan de gemeente daarvan gedurende 50 jaren, jaarlijks 4,07%» «vaardoor zoowel intrestbetaling als aflossing is verkregen de gemeente het geld op gelijke voorwaarde beschik baar stellend, geeft dus geen gulden uit haar kas. Optimistisch aangelegde naturen had den wellicht verwacht, dat de gemeenten met beide handen dat middel tot bevor dering van woningbouw zouden aangrij pen dat zij ter afwisseling van kennis gevingen en afkondigingen waarbij dit of dat verboden wordt, ook de ingeze tenen door publikaties op die nieuwe wetsbepalingen zouden wijzen en uit- noodigen tot opheffing van het gebiek aan goede woningen door middel van het Rijks-credietdat Gedeputeerde Staten, die hierbij ook een stem in het kapittel hebben, zonder veel treuzelen en overwegen zouden medewerken dat men in den Haag vlot en vlug de ge vraagde gelden beschikbaar stellen zoude. Zóó is het tot nu toe precies wel niet gegaan. Indien men uit officieele uitingen in woord en schrift de stemming der over heidsorganen tracht te leeren kennen is de indruk gunstig genoegoveral als om strijd verklaringen van belang stelling en geneigdheid tot medewerking in het algemeen. Maar bij elk bizonder geval komen de bezwaren, en vaak is het moeilijk de meening te onderdrukken, dat achter deftige plooien van diepe studie, be dachtzame zorg voor gemeentegelden of ernstig streven om niet het beste maar het allerbeste te zoeken, koele terug houding en onverschilligheid ten aanzien van het woningvraagstuk schuil gaan. We beloopen toch risico's, zeggen de zorgzame wakers der gemeentelijke kassen. We stellen nu de vraag niet of be vordering van verbetering der volks huisvesting dan in 't geheel geen gelde lijk ofter, zelfs geen risico waard is gaan evenmin in cijfers of statistieken aantoonen, hoe uiterst gering de kwade kansen voor de gemeente zijn bij het verleenen van hare tusschenkomst tot verkrijgen van Rijks-credietalleen zij het feit vastgesteld, dat de gemeente in den regel niet de geheele bouwsom ter leen verstrekt en eischt, dat de bouwvereeniging harerzijds een stamka pitaal bijeenbrengt. Hoe groot dat kapitaal zijn zal hangt af van de stemming, die er in de ge meenteraden heerscht. Leeuwarden in haar voorschot aan de Woningver- eeniging »Leeuwarden« stelt zich tevre den met een kapitaal groot nog geen 4°/o van het stichtings-kapitaalSchie dam echter eischte van de vereeniging Volkshuisvesting 17en in sommige andere gemeenten is, naar verluidt, geen voorschot te verkrijgen, wanneer de ver eeniging zelve niet eerst 20% van het Stichtingskapitaal bijeen brengt. Tegenover zulk een eisch staat een arbeidersvereeniging vrijwel machteloos, en zelfs wanneer dc gemeente 90% van het kapitaal verschaft, iets wat in 't algemeen zonder eenig bezwaar van dc zijde der gemeente kan geschieden, is het voor den arbeider nog een uiterst zware taak de laatste 10% bijeen te krijgen. En als het gelukt, zijn er soms maanden en jaren mede gemoeid, zeer ten nadeele van den werklust en de opgewektheid, die toch onmisbaar zijn tot welslagen van het niet gemakkelijke werk. Wordt er daarom aan de arbeiders geen steun verleend dan zal, vrees ik, een krachtig opleven van bouvereeni- gingen, tot de vrome wenschen blijven behooren. Wil men helpen, dan geschiede het eenvoudig en snel, en zulks is alleen te verwachten van georganiseerde mede werking, opdat niet door den arbeider, vvien de vrije uren toch al zoo karig zijn toebedeeld, persoon voor persoon bewerkt aandeeltje voor aandeeltje aan den man gebracht behoeft te worden. Een ver eeniging, een Bouwfonds, Bouwkas, of hoe men haar noemen wil, werkende hetzij over het geheele, hetzij over een deel van het land, zal hier van groote Roman van de Zee door JOS. SCHELLEKENS. 41) „Wel ouwe jongen, hier ben ik Eu met een veerkrachtigen 9tap betreedt Ilaakon den kaai van de haven var. St. Pierre, waar Tom reeds lang met ongeduld de aan- komst van Haakon heeft staan al te wachten. Beide vrieuden drukken elkaar hartelijk de hand. Tom, die in die 10 jaren wel verouderd is, maar er overigens zeer goed en als een gentleman uitziet, bekijkt zijn vriend nog eens van 't hoofd tot de voeten, waarna hij op zijn gewone luchthartigen toon opmerkt „Je zult indruk maken op je lieve oompje, Haak De ouwe wordt hoe langer hoe miuder, hij zal het niet lang meer maken. Je bolt, dat je hem nog zoo aantreft. „Dus mijn oom leeft Goddauk nog. Heeft hij tijdens de maand, dat mijn reis geduurd heeft, nog orer me gesproken „Na de ontvangst van je telegram geen woord meer, maar ik ken hem wel zoo goed, da. ik aan alles kon merken dat hij je komst reikhalzend tegemoet ziet. Maar hoe maakt het je familie Haak ik had zoo gehoopt dat je ze mee zoudt brengen.* „Dat ging niet, Tom. Ik heb ook mijn pleegmoeder, die tevens mijn schoonmoeder is, aan huis, en die kunnen we toch niet alleen laten. Bovendien is onze kleine nog te joDg, voor zoo'u groote reis mee te maken.'*' beteekenis kunnen zijn. Zulk een ver eeniging, denk ik mij, zou dus aan bouwvereenigingen geld voorschieten, om daardoor het risico der gemeente te verminderen. Er is hier, men begrijpe het goed, geen sprake van philanthropic, het geldt hier een zeer soliede geldbelegging in goede woningen, gebouwd en beheerd onder nauwlettend en voortdurend toe zicht van allerlei deskundige over heidsorganen het gemeentebestuur, Ge deputeerde Staten, het staatstoezicht op de Volksgezondheid, het College van Bijstand, bedoeld bij art. B5 der Woning wet, verschillende ministerieele Depar tementen, zij allen laten zich daarbij gelden. Of zulk een geldbelegging nu abso luut zonder risico is Natuurlijk niet, zoo iets zal men wel immer tevergeefs zoeken. Maar zeker is het toch dat, hetgeen er van kwade kansen voor aan deden in ééne bouwvereeniging over blijft, in zulk een Bouwfonds over ver schillende plaatsen en tijdperken zooda nig wordt verdeeld, dat deze wel tot het uiterste beperkt zijn. Veilig is dan ook aan te nemen, dat een Bouwkas, die geld schiet aan bouw vcrecnigingen, welke op grond van deugdelijke rentabiliteits-berekening 4% rente kunnen uitkeeren, aan eigen aan deelhouders wel immer 3'/«% intrest kan uitdeden, er is daarbij dan in vol doende mate rekening gehouden met kosten van administratie en met tegen vallers, wanneer ten aanzien van een woninggroep in een ot andere gemeente tegenslag mocht worden ondervonden. Van waar zal zulk een Bouwkas de noodige gelden verkrijgen In de eerste plaats van de meer ge goeden, die soliede geldbelegging met nuttig maatschappelijk werk willen ver eenigen. Ook fondsen en spaarbanken, verbonden aan allerlei stichtingen en organisaties zouden met een gedeelte hunner gelden in het kapitaal van de Bouwkas kunnen deelnemen. Is hier ook van het Rijk geen steun te verwachten Krachtens de bepalin- 't Is jammer, de ouwe had het hoogst waarschijnlijk gaarue gezien, doch enfin, zóó zal 't wel gaan. Laat on9 nou eerst hier in de Rae Victor Hugo even wat gebruiken, dan kunnen we onder een verlrisschend glas samen de campagne even bespreken En de daad hij 't woord voegende, gaat Tom een wijuhuis binnen, waar de beide vrienden weldra ouder een heerlijk glas wijn druk redeneereud tegenover elkander zitten. „Het landhuis van je oom ligt even buiten St. Pierre, op den weg naar het dorp Du Pêcheur. Als we er straks samen heen- wandelen zult ge het reeds in de verte kunnen onderscheiden, dit i» eenvoudig een juweeltje. De ouwe, voor zichzelven hoogst eenvoudig en weinig eischend, heeft zijn omgeving echtei zoo lijk mogelijk ingericht. Als we binnenbeden, zal je eerst nog wel even last hebben van die beide negers, doch mijn aanwezigheid zal hen wel doen afdeinzen. Je kamer is reeds in orde. 't Is raad zaam dat je die eerst maar eeu poos opzoekt, voor je te verfrisschen, dan ga ik iu dien tijd naar de slaap- en zitkamer van deu ouwe, om je komst voor te bereiden. Ik heb het zoover gebracht, dat ik altijd vrijen toegang tot hem heb. Eu wil hij je dan ontvangen, dan zal ik je natuurlijk wel komen waarschuwen. Ik raad je echter aan je niet sentimenteel te toonen, want daar houdt de ijsbeer in het geheel nirt van. Je mort net doen alsof je eeu eenvoudige visite komt brengen. De rest volgt dan vau zelf wel.* „Je geeft me d&ar een eigenaardigen raad, Tom. Oom weet toch deksels goed, dat hij mij en ik hem voor 't eerst van ons leven elkaar ontmoeten, 't Is toch al te dol dat dit zoo heel gewoon kan gaan.* „Doe, wat ik zeg. Haak, enders breng je dien zonderlingen man direct in een minder goed humeur, voor zoover er tenminste bij hem nog van humeur sprake kan zijn. Je weet niet hoe'n vieemde sinjeur hij is. Laatst bracht ik een van de opzichters bij hem, die het zoo wat verbruid had. De vent die stellig meende zijn ontslag te krijgen, was zoo dom, voor den ouwen op de knieën te \alleD. Op staanden voet werd hij weggejaagd. „Kruipende kerels kan 'k niet gebruiken* zei hij me later. Had de kerel zich behoor lijk verontschuldigd, 'k had hem met 'n donder-standje weggestuurd, maar nou toch behield ziju familie het loou, tot de outslagene weer een andere betrekking had. Zoo is de ouwe nou eenmaal.* „Dan is hij toch eigenlijk 'n goeie kerel. „Dat is bij ook, maar laten we nou op stappen. De. beide heeren wandelen door de Ilue Victor Hugo, de lange hoofdstraat, die van 't eene eind van de stad naar de andere gaat. In de verte ziet Haakon den Mont Pelé als een reus boven alles uitsteken. Zijn kruin is gehuld in wolken, die ten deele uit rook, teu deele uit damp bestaan. Stil gaan hun de inlanders op hun bronzen voeten voorbij, dragende mandjes met mango's citroeueu en bananen op 't- hoofd. Ilaakon beziet met 't cog van den nieuwe ling de hem geheel vreemde omgeving en, gelijk in zijn jongensjaren, is het Tom weer, die hem als bi-geleider op de merkwaardig heden der stad opmerkzaam maakt. Spoedig zijn de beide vrienden, die elkander na zoo'n lange afwtzigheid natuurlijk veel te vertellen hebben, buiten de stad. „Zie, daar staat het landhuis van je sui keroompje Nou, wat zeg je ervan Haakon ziet voor zich een glinsterend wit gebouw. Een zuilengalerij van carrarisch gen der bestaande Woningwet niet de rijksgelden worden alleen verstrekt aan gemeenten. De Wetgever wilde zoo doende blijkbaar de gemeentebesturen goed inprenten, dat op de gemeente de verantwoordelijkheid rust, en tevens de kennis der gemeentebesturen van locale toestanden benutten. Bij eene herziening der Woningwet, in dc Troonrede in het vooruitzicht ge steld, zal zeker ook de vraag te berde komen of de tusschenkomst van ge meentebesturen inderdaad in alle geval len noodzakelijk is te achten, zóó nood zakelijk, dat men zich daarbij als onver mijdelijk moet getroosten de neiging van tal van gemeentebesturen om de zaken van woningverbetering zooveel mogelijk van den hals te schuiven de afschrik zoowel bij besturen, vooral van kleinere gemeenten, als bij ingezetenen verwekt door den administratieven om slag en het werklust doodende tijdver lies aan de behandeling van zulke zaken door Regeering, Ged. Staten en gemeen tebestuur verbonden. Er zullen zeker bezwaren zijn aan te voeren tegen wettelijke bepalingen, waardoor het mogelijk wordt gemaakt de gemeente uit te schakelen uit de kronkelende leiding waarlangs het Rijks- crediet aan woningbouw steun brengt. Maar weinig krachtig zullen die tegen werpingen toch kunnen zijn, wanneer er alleen sprake is van geldelijken steun aan een Bouwkas als hierboven bedoeld, een vereeniging dus die zonder winst bejag niets anders beoogt dan geld verstrekken aan bouwvereenigingen uit sluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting werkzaam. Het was een prachtige Zondagnamiddag in de maand Mei. Hoe het bij jullie de gewoonte is, weet ik niet, maar bij ons gaan de boeren in den zomer des Zondags middags naar den oogst kijken, dat wil zeggen, zij gaan, hetzij alleeu, hel zij met marmer schraagt met kostbare voornaamheid het lage dak der voorgalerijwaarin een schat van tropische planten. Het geheel, dat den indruk maakt van voorname deftigheid en soliden rijkdom, is omgeven door een hoog ijzeren traliehek, dat met scherpgepunte staven ongewenschte bezoekers van verre houdt. Eeu ongekende groene weelde van tropische gewassen, die het in de tropenzon wit glinsterende gebouw omgeeft, doet het milieu vau deze millionnairs bezitting nog grootscher uitkomen. Vol bewondering blijft Haakon staan. Met oogen, waarin onge- kuuttelde verbazing ligt, neemt hij deze natuur- en kuost-weelde omgeving op. „Nou Tom, veel had ik me er van voor gesteld, maar zóó iets niet!* zegt hij tot zijn glimlachenden begeleider. „Ja, en dan te mogen deuken, dat dit spoedig je eigendom zal worden, dat is nog meer waard „L.at ons daar nou nog niet over spre ken, Tom. Wat mij op 't oogenblik 't meest belang inboezemt, is, hoe miju oom mij ontvangen zal.* „Wel, daar is spoedig de proef van te nemen. Ik zal je voorgaan. Schrik maar niet van die twee reuzenbuldoggen, die je daar bij den hoofdingang ziet leggen. Ik zal ze wel op een afstand houden Tom treedt op het hek, met de vergulde pilaar- bollen toe. Als hij de hand uitsteekt, om den belknop te grijpen, schieten de twee reusachtige dieren, wier bloedoogen kwaad aardig fonkelen, onder luid geblaf op hem toe. Doch naawlijks merken ze, dat het Tom is, of ze komen kwispelstaartend aan springen. „Naar je hokken, Soen en Fridjof 1' roept hij. Onmiddelijk gehoorzamen ze. Haakon verneemt met verwondering die namen. „Hoe heeten ze, Tom? Soen en Fridjof „Ja, je merkt wel, dat je oom ziju gebo.r- teland en familienamen niet heel en al ver geten heeft. Wacht maar, arme jongen, je zult nog wel meer vernemen, wat je niet verwacht had.* Op 't overgaan der bel, komen twee reu zen van negers, met revolvers gewapend, naar buiten vliegen. Met een woeaten blik in hunne donkere oogen en een wreeden trek om den half geopeuden mond, waarvan de donker- roode lippen de hel- witte tanden nog ivoorachti ger doen uitkomen, ijlen ze van de achter galerij uit naar het hek, waar ze met hun wapen, vast in de hand geklemd, als pilaren post vatten. Maar ook zij leggen spoedig hun strijd haf tige houding af, als Tom hun teevoegt„Maak maar open Haak eu Frits, je weet het wel hè!* Ilaakon staat perplex. Haak en Frits? Wat beteekend dit toch alles Tom glimlacht fijntjes. Hij zegt echter niets. Het hek gaat open, beiden treden inden zoo weeldrig begroeiden tuin en begeven zich naar de voorgalerij. „Neemt even op een van deze rustbanken plaats, Haak dan zal ik gaan zien, of je kamer al in orde is. De dienstboden ziju hier niet zoo vlug als bij jullie in Holland, zie je.* Weg is Tom. Haakon, die anders voor geen kleintje vervaard en genoeg cosmopolititch uangelegd is, om zich in een vreemde orageviug niet direct zenuwachtig te gevoelen, is thans echter niets op zijn gemak. 't Is dan ook alle» zoo vreemd en zonderling, wat hij bier ervaart. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 1