i> miner
101
Donderdti 20 December L906
29e Jaargang,
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
waarin opgenomen DE NOORD BE ABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
Kraehtkèrels.
Samenstelling en bemanning dei
toekomstige Nederf. Oorlogsvloot.
AITOON TIELEN.
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen.
rv
9
1 t gever;
Zij die zich voor
het volgende kwartaal
abonneeren, ontvangen de
tot dien datum verschij
nende nummers GU \TI.S.
EÜILLE J Oi\\
HUI TENLAND
Frankrijk.
47)
De Echo van het Zuiden
en E.angsfraatsrkr Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond.
A b o n n e m e li t s p r ij s per S maanden f 0.~5.
Franco per po«t door liet geheele rijk f Ü.9U.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden jan den
Uitgever.
W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38.
Advkrtbntibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu 8maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
Onder dezen titel heeft de kapitein ter
zee J. M. W. Kuyl, vroeger comman
dant van de Dufa een brochure geschre
ven (bij C. de Boer Jr. te Helder).
Wij ontleenen daaraan 't volgende
De tijden van Tromp en De Ruijter,
toen onze vloten menigmaal de meeste
ressen ter zee waren, behooren tot het
verledene, zoo getuigt de heer Kuyl.
Zij zullen waarschijnlijk nimmer weder-
keeren, nu wij ons als zeemogendheid
bevinden tusschen op marine-gebied veel
machtiger bevriende volken.
Maar toch kunnen wij door dt stra-
tegische-schoone ligging onzer zeehavens
aan de Noordzee, door onze prachttge
waterwegen naar naburige rijken, door
ons uitgebreid koloniaal bezit, een groo-
ten invloed blijven uitoefenen op mari
tiem gebied, mits de Koninklijke Ma
rine» goed georganiseerd en in sterkte
geëvenredigd is aan de groote belangen,
die zij moet helpen verdedigen.
Daarom wordt in deze brochure be
proefd om ook voor den buiten de
Marine» staanden Nederlander een zoo
veel mogelijk duidelijk en juist beeld te
schetsen van de inrichting en de be
hoeften der >Koninklijke Marine*, zoo
wel op het gebied der doode weer-
Romau vau de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
XL
Misschien wel, mevrouw, 't Is in elk ge
val een trotscli gezicht zoo'n heerlijk vaar
tuig als dit te zien deinen in het steeds
aanwakkerend windje*.
/rJa, als ik m'n studenten-memorie nog
een» oprakel, dan zou 'k zeggen De „Soen
Olafs* speelt met de golven als Gulliver
met de dwergen. Zie slechts, hoe de zee
het mooie schip omhelst en liefkoost
„Waarachtig heeren, nou wordt liet me
tocli al te machtig met uw poëtische ont
boezemingen. 'i Is zelfs aanstekelijk.
Zie eens, hoe verrassende kleur-effecten
de zou op het water toovert
Hoe mooi spatten die witte golven telkens
uit elkaar, 't Is eenvoudig verrukkelijk dat
schouwspel van enkel hemel en water. Wat
'n afwisseling, wat 'n voortdurend genot
Men krijgt zoo'u heerlijk gevoel van milde
rust over je*.
„Gelooft u wel, mevrouw, dat cr niets
zoo goed is voor een vermoeid eu overspan
nen mensch als de zee. De zee geeft nieuwe
geesteskracht, weldadige rust en ontspanning
in overvloed.
Ik begrijp niet, dal de zenuwartsen niet
ineer een kort zeereisje voor hunne patiën
ten voorschrijven. Als zij daar op een mail
boot zonder boek, zonder courant, dus
middelen als op dat der levende strijd
krachten.
Uitvoerig en levendig betoogend, met
heel wat goed en overtuigend bewijs
materiaal komt kapitein Kuyl tot de
conclusie dat bij de beëindiging van den
voorgestelden bouw in 1816 in Ned
Indië geregeld in dienst kunnen zijn 4
flinke pantserschepen type »De Ruyter*,
2 pantserdekschepen type »Gelderland*,
3 torpedojagers type Hydra*, 12 tor
pedobooten type >Tupy», 5 flotielje-
vaartuigen en 3 opnemingsvaartuigen
terwijl bij gebleken noodzakelijkheid, bij
verscherpte handhaving der neutraliteit
of als werkelijke oorlogstoestand intreedt,
de flottiellevaartuigen en opnemingsvaar
tuigen buiten dienst gesteld kunnen
worden om hun bemanningen met de
beschikbare lichtingen der inlandsche
zeemilitie te benutten op de 12 nog in
Ned -Indië beschikbare torpedobooten
en in de maritieme stelling te Soerabaja.
In Nederland is dan beschikbaar, be
halve een krachtige torpedobootenvloot
van 53 dier vaartuigen en flinke zee-
mijnversperringen in onze zeegaten, nog
een eskader van 5 pantserschepen, 6
zeebouwende monitors en 4 onderzee-
sche torpedobooten.
Bovendien kunnen kanonneerbooten
en riviervaartuigen zoo noodig dienst
doen in de meer binnenwaarts gelegen
gedeelten onzer zeegatenen ook behulp
zaam zijn bij het plaatsen en verdedigen
der zeemijnversperringen.
Het pantserschip dienst doende als
vormingsschip» onzer marine kan dan
op andere wijze worden benut, terwijl
in West-Indië nog aanwezig is een pant
serschip type A tot bescherming der
Nederlandsche belangen.
Voor een reorganisatie van het mate
rieel is ook noodig een orgatiisatie van
het personeel, zoowel in het versterken
en verminderen van enkele scheepsgroe-
pen der vlootbemanning als in het in
een bepaalde richting opleiden van
enkele dier groepen.
De duur dier reorganisatie zal min
stens ettelijke jaren moeten bedragen
omdat de opleiding van het hooger ge
zonder »1 die quaestie's ov-er de uugelijksche
beslommeringen een tijd van rust en kalmte
doorbrengen, met niets voor zich clan de
zee, waarop zij maar aldoor "'mor zich uit
turen en kijken, dan geloof ik, dat ioo'n
kalmeerings-kuur meer zou helpen dan al
die audere lapmiddelen*.
„U zijt uw carrière misgeloopen, mijnheer
Van Hoogland. U hadt zenuwarts moeten
worden*.
„Meent u, mevrouw Och, er is nog meer
vau me terecht gekomen dan hét zich liet
aanzien. Maar a propos Ziet u wel, dat we
Zandvoort al gepasseerd zijn
We zijn al 'n aardig eindje op weg*.
„Ja, da's waarachtig waar 00V. Kijk Hol
land's glorie eens blinken in den mooi
kleurenden zonneschijn. Die gele zandsireep
doet van uit de verte toch aantrekkelijk aan.
Maar 'k zal eens even naai zwagertje Haak
gaan, of hij soms van plan is Vlissingen
met een bezoek te gaan vereeren*.
En de daad bij 't woord voegende,
klimt Tocs de trap naar de brug op.
„We! Haak, waar voer je ons naar toe?
Moeten we nog niet terugkeeren We zou
den immers nog met 'n souper onze be
houden terugkomst vieren. Nel zal met
smart zitten te wachten*.
„Wor je al hang, zusje? Ik was
juist van plan te draaien, maar nou zou 'k
haast nog een eindje verder willen door
varen*.
Nee, Haak doe dat niet. 't Nieuwtje van
de zee raakt er voor enkelen onzer gasten
al af, 'k zou dus werkelijk maar direct
draaien, we komen dan nog op behoorlijken
tijd in Amsterdam terug*.
„De kapitein zal gehoorzamen* zegt Haa
kon met 'n quasi-ernstige buiging.
De „Soen Olafs* is omstreeks vier uur
weer te IJmuiden terug en stoomt liet
schoolde marine-personeel zooveel tijd
kost. De hoogste graden van kanonnier,
stoker, torpedist en matroos kunnen
niet verkregen worden, dan na een
langdurige zecmanspraktijk, al kan de
theoretische vorming van deze schepe
lingen ook binnen de twee jaren ge
schieden.
De mogelijkheid om beide reorganisa-
tiën tot stand te brengen, wordt in deze
brochure aangetoond, zonder dat daar
voor bijzondere hooge offers gevraagd
behoeven te worden van de Nederlandsche
natie.
Een jaarlijksche uitgave van pl.m. 4
millioen gulden voor den nieuwen aan
bouw ligt, volgens schrijver, binnen het
bereik harer financiecle draagkracht. De
kleine verlenging van diensttijd (van 2
maanden) voor een Vs deel der zeemilitie
is geen te groot offer voor een zoo groot
doel.
Ook betoogt kapitein Kuyl, dat voor
de organisatie onze weerkracht ter zee
in vredestijd benoodigd is een personeel
van755 officieren, 269 machinisten,
2048 Europeesche onderofficieren, 157
inlandsche onderofficieren, 5080 Euro
peesche manschappen, 1185 inlandsche
manschappen. Totaal 755 officieren, 269
machinisten en 8470 schepelingen be
neden den rang van officier.
In het verloop van zijn betoog toont
de deskundige schrijver óók nog aan,
dat de mariniers niet moeten worden af
geschaft.
De mariniers vormen z. i. de onmis
bare schakel in het scheepsleven, waar
het hoogere militaire gevoel minder
wordt uitgewischt door dagelijksche
bezigheden, welke door hun eentonigheid
en sleur de militaire eigenschappen bij
den schepeling verminderen, waardoor
de matroos en stoker een zorgeloozer
en onverschilliger man kan worden,
waarom het noodig is dat zij een meer
militair aangelegd en opgevoed man tot
voorbeeld naast zich hebben.
Het op lateren leeftijd in dienst treden
van den marinier zal hem over het alge
meen minder misslagen doen begaan,
die alleen uit driftige onbezonnenheid
Noordzeekaua»! in, 0111 uiet vluggen schrot f-
gang dt*. hoofdstad t* bereiken. Hoogst vol
daan over dezen proeftocht begeeft 't gezel
schap zich naar de woning van Haakon,
oin daar in alle opgewektheid 'n uitstekend
souper te gebruiken.
Do oude mevrouw Vau Holland ziet er
goed uit. Men kan 't haar aanzien, dat de
perioden van zorgen en kommer achter haar
liggen. Aan tafel zit zij naast Frits Van
Bleekland, aan wiens linkerzijde Toos ge
plaatst is. Somtijds ziet de oude dame met
ren vreemden blik dit tweetal aan, vooral
als Toos weer bezig is haar scherpe pijltjes
op Frits af te schieten.
De e voelt zich dien avond in een bij
zonder eigenaardige stemming. Hij voelt, dat
het tot een oplossing moet komen Zoo kan
het ni-t blijven, dat gsat boven zijn krach
ten. Hij bemint Toos tot waanzinnig wor
den* toe.
Telkens neeir t hij zich voor, den omgang
met de familie Olafs af te breken, zelfs
denkt hij er sterk over na, overplaatsing te
vrageu, doch telkens, al3 dit voornemen den
meest vasten vorm heeft aangenomen, ver
liest het wederom al zijn krachten, als hij
weer een avondje in haar tegenwoordigheid
heeft doorgebracht. Hij lijdt onduldbare
zielepijnrn door dit telkens heen en weer
geslinver. En als jaren terug, toen hij
Hxakon als bemiddelaar nam, om klaarheiu
te brengen in de toenmalige verhouding,
zoo neemt hij zich thans ook voor, zijn
vriend zijn hartsgeheim open te leggen en
diens raad te vragen.
Als hij dan ook na afloop der tafel een
oogenblik met Haakon in een diepe venster-
nis van 't rooksalon xit, zegt hij „Haak,
ouwe jongen, 'k heb je raad weer noodig*.
„Spreek vrij uit, Frits. Je weet, ik ben
geheel tot je dispositie.*
en overijling1 voortspruiten. Hiervan zijn
de jongere schepelingen soms het slacht
offer, waardoor zij langzamerhand den
slechten weg opgaan 0111 ten slotte uit
den zeedienst verwijdeid te moeten
worden.
Men moet zich hierbij de taak van de
groep mariniers aan boord voorstellen
als een welkome versterking van het
militaire element aan boord, als een
militaire kern, die de andere groepen
om zich heen aantrekt en door zijn
voorbeeld hun militaire deugden kan
versterken
Bovendien zijn uit een economisch
oogpunt de goedkoopere opleiding, die
de marinier geniet dan zijn kameraden
aan boord, de niet moeielijke recrutee-
ring, klemmende redenen voor zijn be
houd.
Zijn in vredestijd de diensten der
mariniers aan boord van een oorlogs
schip door hun eigenaardigen militairen
werkkring belangrijk en kunnen zij, met
uitzondering van het speciale matrozen-
en stokerswerk, eveneens voor alle onder
houdsdiensten en gewone scheepsver-
richtingen benut worden, in oorlogstijd
nemen zij echter aan boord, met uit
zondering van hun kanonniers, de onder
geschikte plaatsen in tijdens het gevecht
en op de torpedobooten zijn zij zelfs in
het geheel niet te gebruiken. Men kan
hen op dezelfde lijn stellen als dat ge
deelte van het schipperspersoneel, het
welk deze ondergeschikte posten eveneens
betrekt en zullen zij ook voor alle bij
deze groep reeds beschreven verrichting
in tijd van gevecht kunnen benut worden.
In de toekomst zijn zij bij het zee-
torpedomijnwezen ook wellicht goed te
benutten.
De Fransche regecring heeft than» met
terdaad erkend d« gegrondheid der bezwaren
van den H. Stoel en een wetswijziging ont
worpen, waardoor de erredieust wordt ver
zekerd op den grondslag der wet Waldeck-
Haak voelt even gned al* toen, waar
Frit* heen wil. Nel en hij, en ook de oude
mevrouw, hebben al sedert lang gemerkt,
dat 't tusschen Toos en hem weer tot den-
zelfden gespannen hartetoestand gekomen is
als toen, doch thans is de zaak geheel an
ders, vooral het moederoog heeft sedert lang
opgemerkt, dat het tiu Toos is, die op hot
'erste woord van den heer Yati Bleeklaud
wncht. E11 0, zij zou zoo gaarne voor Toos
dat huwelijk zen 1 Zij kent Van Bleekland
als een degelijk jongmensch, wien zij met
de beste waarborgen voor de toekomst kan
afstaan. Zij beschouwt dan ook met ge
spannen verwachting den loop dezer harte-
geschiedenis
„Ik behoef je zeker niet »e zeggen Haak,
dat ik Toos nog altijd hartstochtelijk bemin,
maar
Hier zwijgt Frits weer.
„Nou, wat maar Sieek toch van wal,
kérel I Je behoeft toch voor mij geen reser
ve's in acht te nemen.*
„Welnu, dan moet er ook maar uit, wat
ik al zoo lang had willen zeggen. Op de
eerste plaats wil ik voor den tweeden maal
geen afwijzend antwoord bekomen. Dat zou
me eenvoudig kapot maken. En voorts,
de toestanden zijn nu zoo geheel anders dan
toen..,.*
„O, je bedoelt de geldquaestie. Maar hoe
heb 'k 't nou met je Doet dat er in onze
verhouding iets aan af. Nee, ouwe jongen,
wij kennen je wel zoo goed, dat di' aller
minst je sympalhiën beheerscht. Wil ik je
een goeden raad geven Kwel je niet lan
ger, maar doe wat je hart je ingeeft. Ik
durf je eeu beter succes to«wen*chen dan
toen. Toos is rijper geworden Frits en be
kijkt die zaak thans met een geheel ander
oog dan destijds. Haar huwelijks-tragiek
heeft heur veel geleerd, ouwe jongen. Meer
Rousseau.
Zij erkent daarmede dat inderdaad wets
wijziging noodig was, zooals de H. Vader in
zijn encycliek met nadruk verklaarde.
De eeredienstvereenigingen zijn niet meer
noodig en daarmee is de heele scheidings-
wet tot een onding geworden.
Het wordt met den dag duidelijker, dat
de Fransche regecring in lure pogingen om
de Kerk te knechten schipbreuk lijdt.
Vóór de verkiezingen moest int n reeds de
inv-utarisaties schorsen.
E11 thans staat men voor de noodzakelijk
heid, om de wet zelve te veranderen.
Hoe jammer voor mijnheer Briacd
Hij was zoo trotscli op zijn wet.
Hij stofte er nog dezer dageu op, dat hij
ze in 't Staatsblad had weten te brengen
tusschen de klippen vun meer dan driehon-
derd amendrmeuten door.
Hij zou niet terstond tot hst uiterite
gaan.
Hij zou uitstel verleenen en zich zelfs
met een eenvoudige verklaring vergenoegen,
opdat de wet, zijn wet toch niaar geen doode
letter sou worden.
Want wat blijft er nu van zijn „beroemd
heid* en van het groote werk, waaraan zijn
naam vprbonden was voor de historie?
Met Clemencau en een grduchte Kamer-
meerdeiheid in den rug, meeude hij onver-
wi 111 ijk te zijn. E11 ziedaar
De Puu» aanvaardt de wet niet, welke
huiten hem om fn tegen de Kerk was ge
maakt, en de wet blijkt onuitvoerbaar te zijn.
Dit is het grooie feit
Eeu der Parijsche bladen vat de zaak
nog eens aldus saa.rn
Uit dit alles volgt, dat dc katholieken,
als de wet afgekondigd is, kunnen kiezen
tusschen vier stelsels, die de wetten tot hun
beschikking stellen. De eeredienst zal uit
geoefend kunnen worden: lo. zooals zij uit
geoefend wordt sedert 11 December 1906,
in een min of meer ongeordmden staat wel
iswaar, maar dan toch met een minimum
van formaliteiten, flaar de kerk ter beschik
king staat van den eeredienst, geleid door
een priester die verblijfhouder is zonder
meer2o. de kerk en de voorwerpen die er
zich in bevinden kunnen om niet ter be
schikking worden gesteld van den geeste-
wil eu mag ik je niet zeggen, doe thans,
wat je zelf het besle oordeelt. Kom, laai
ons opstappen, ze zullen ons reeds iu 't
gezelschap gemist hebben. Wij hebben de
dames al te lang van onze tegenwoordig
heid beroofd.
Als Haak en Frits wederom in het hel
verlichte gezelschapssalon komen, ziet Frits
Toos in druk gtsprek met een jongmensch,
dat haar zeer opvallend het hof maakt.
Toos is allerliefst jegens haar partner. Het
komt Frits voor, dat sij zelfs sterk met
hem coquetteert. Hij voelt een pijnlijken
steek in zijn hart. Zou zij toch weer d«—
oude coquette worden, die speelt met een
mannenhart Eenigszins nerveus wendt hij
zich tot een oud 'neer, di*, hem juist aan
spreekt. Een politiek gesprek ontwikkelt
zich tusschen die briden, maar Frits is er
niet recht bij. Zoo nu en dan werpt hij
een blik naar Toos, die nog steeds in druk
gesprek is met dat in zijn oog fatterig
jongmensch. Eu 't schijnt een zeer ani—
meerend gesprek te zijn. Soms hoort hij
Toos hartelijk lachen en haar causeur wordt
schijnbaar hoe langer hoe intiemer met haar.
Daar ziet hij beidenoprijzen en naar een
der kleiue salonnetjes gaan, welke op 't
groote salon aan beide zijden uitkomen.
Hij breekt plotseling 't gesprek met zyn
overigens onderhoudenden medegast af en
maakt zich gereed tc veitrekken.
„Gaat u nu alleen, mijnbeer Van Bleek
land?* vraagt mevrouw Van Holland, die
iu een kring zit van oudere dames.
„'k Heb morgen vroeg dienst, mevrouw.
En u weet, 't militaire regime duldt geen
onregelmatigheid.*
„Wel kom, dat is dan eenmaal Diet an
ders, maar wij zien u ioch weer spoedig
terug
(Wordt vervolgd.)
1
1
1