Toegewijd een Hendel, Industrie en Oemeentebelengen.
Eerste Blad.
%hiel Idnaaoszoon Oe Ruytei,
|]|f UOOGE Mil Mi IA
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
TJ itceveb:
De vensters open.
FEUILLETON.
ïïiui I ui.jli xcii i'
Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnement s*p r ij s per 3 maanden f0.~5.
Franco per post door het geheele rijk t 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
WAALWIJ K- Telefoonnummer 38.
Advertentikn 1—7 regels f 0.60 daarboven g cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Een enkel woordje vandaag over de
frissche lucht van de Lente Want er
zijn honderden zieken onder ons, die lij
den aan vrees voor versche lucht, die
gedurende den langen wintertijd deuren
cn vensters angstvallig hebben gesloten,
naden en reetjes zorgvuldig deden
dichtstoppen, en ten slotte geen ander
resultaat hebben bereikt, dan een bleeke
neus en fletse oogopslag.
Sommige menschen leven op voort-
durenden voet van oorlog met de frissche
lucht, die ons toch ademen en leven
doet; altijd voelen ze tocht, in hun huis
in den trein, langs de straat zeKs. Ik
heb 'n tante gehad, schrijft dr. J. S ii
de Patriotedie zóó bang van de bui
tenlucht was, dat ze hoogstens zes keer
per jaar buiten kwam en eenvoudig nooit
deuren of vensters opende. En toch
stierf ze aan bronchitis.
En hebt ge nooit de vraag gehoord:
hoe kom ik in 's hemelsnaam toch aan
zoo n zware verkoudheid, ik, die altijd
in huis zit, tochtlatten voor de ramen
heb, tochtschermen voor mijr kamerdeur,
tochtdoekjes om mijn hals. Hoe kom
ik aan zoo'n verkoudheid
En de koetsier, die aan weer en wind
is blootgesteld, die hitte en kou vei dia
gen moet, uren soms te wachten heeti
aan hoeken van straten, in regenvlagen
en stormwind, wat z'et hij 'r gezond uit
en hoe parelt de levenskracht op zijn
ruwe gelaatstrekken.
Ja, dat lijkt vreemd. Maar het bewijst
dat 'er geen betere voeding van levens
kracht is, dan juist de frissche lucht
Een duitsche geneesheer heeft onlangs
een studie het'licht doen zien, waarin
hij berekent, dat juist het beroep van
koetsier de meeste kansen op een lang
leven schenkt.
En naast de koetsiers komen de tui
niers en de landbouwers. Maar die leven
ook allen in de vrije natuur en laten
gure en zachte winden, lentelucht en
winterkou vrijelijk jagen over hunne ro
buuste lijven. Gaat het veld in dezer
dagen gij zult de sterke rompen gebogen
zien over de spaden die de vette modder
keeren en keeren, dat de vruchtbaarheid
ervan afdruipten als ge voorbijgaat en
zij hun hoofden opheffen om uw groet
te beantwoorden, dan zult gij koppen
zien, waar de gezondheid op speelt als
de zonnetikjes op de lichte golfjes, en
gc zoudt .wenschen geboren te zijn als
zij om het leven evenals zij sterk te
voelen tintelen in het lijf.
Gij zult er op die velden ontmoeten
van allerlei leeftijd en van beider kunne
jonge kerels en struische deemes met
koppen rood van inspanningoude
lichamen, gekromd van den langjarigen
arbeid, toch nog vrachten torschend,
die jongere krachten uit duffe huiskamers
en sombere kantoren zouden doen hijgen.
De bovengenoemde statistiek van den
duitschen dokier noemt als het vak, dat
keerden op bevroren grond, marcheer
den in de sneeuw, plasten door slijk en
modder, stonden op wacht in wind en
regen en zij hebben hunne verwanten
verbaasd, dat zij, ondanks het magere
rantsoen, toch teruggekeerd zijn sterker
en lienmaal gezonder dan zij waren
heengegaan.
Geen overmatige vrees voor frissche
lucht. Deuren en vensters open nu. Laat
de sterkende uind der lieve Lente en
de baccillen-doodende warmte der lente
zon gerustelijk door uwe woningen spelen.
D v. N.
III. (Slot.)
Heeft de Eerste Engelsche oorlog den
onzen weinig voordeel gebracht, onze
vlootbevelhebbers hadden alle gelegen
heid zich te onderscheiden en ook De
tuitscncn ck.k.c, ..ucu. Ruyter had die gelegenheid niet onge
le minste kans op lang leven biedtbmikt laten voorbijgaan, zyn naam werd
ie zilver- en goudsmederij. En dat is I in den lande vermaard. Daarom bood
toch een heel rustig vak, waarbij men
wind en regen, kou en hitte niet behoeft
te trotseeren een vak, dat weinig
lichamelijke inspanning vereischt, en den
beoefenaars ervan een vredig en rustig
bestaan verzekert.
Nu kunnen wij niet allen gaan werken
in de vrije natuur, dat is wel waar.
Maar als de lentezon op onze huizen
schijnt en de frissche winden onze ven
sters spannen, laten wc dan de gezond
heid brengende luchtstroomen vrijelijk
binnen en als wij vrijen tijd en gele
genheid tot ontspanning, dat wij deze
toch gebruiken in de open lucht, in
Gods vrije natuur, om de duffe benauwd
heid van onze gesloten winterkamers te
doen waaien uit onze kleeren en onze
lichamen.
In 1870, vertelt de duitsche dokter,
zijn er honderden met groote vreeze in
den krijgsdienst gegaan. Honderden die
zich te zwak achtten de vermoeienissen
van den dienst te velde te doorstaan en
die grooter vrees hadden voor het harde
leven daarbuiten dan voor het moordende
lood van fransche geweren en kanonnen.
En allen toch zijn vertrokken met
ransel en geweer, ze sliepen op stroo,
sliepen soms in 't geheel niet, bivak-
in den lande vermaard. Daarom bood
de admiraliteit van Amsterdam hem het
vice-admiraalschap aan. Maar de vloot
voogd had er weinig lust in, hij wilde
voortaan maar liever thuisblijven.
De Hollandsche Staten wisten echter
te goed welk een uitnemend vlootbevel-
hebber De Ruyter was, om zich te laten
afschepen. In hun vergadering in Den
Haag kwam hij zijn bezwaren tegen de
aanvaarding van het vice-admiraalschap
uitleggen en... werd door den raadpen
sionaris Jan de Witt bepraat het ambt
te aanvaarden. De Ruyter nam afscheid
van de Zeeuwsche admiraliteit en ging
te Amsterdam wonen. Voortaan was hij
de man op wien De Witt in tijd van
oorlogsnood zijn hoop vestigde en niet
tevergeefs.
]an de Witt, de burgerstaatsman, had
een burgerman-admiraal ontmoet. Hij
en De Ruyter waren op de hoogte van
hun roem een soort van Luropeesche
merkwaardigheden, waarover gezanten
en vorsten zich telkens verbaasden, wijl
ze >den eenen bij d' uitheemsche
volken geacht voor zoo groot een zee-
heldt, en den ander voor zoo groot een'
polityk, als eenige in hunne eeuwe4
zich in hun dagelijksch leven weinig
onderscheiden van den eersten den
besten zeekapitein of koopman uit hun
omgeving.
De Ruyter en De Witt hoorden bij
elkaar zegt Busken Huet en tot
de laatste vermoord werd, zijn ze door
vriendschapsbanden verbonden geweest,
ja, na den moord op de De Witten werd
ook op den admiraal een - zij t mis
lukte aanslag gepleegd.
In zeker opzicht vulden De Witt en
De Ruyter elkander aan. De Witt kon
goed met den moeielijk uit zijn huise
lijke rust te krijgen zeeman omspringen.
Hij wist hem immer te bepraten en
zonder hem had De Ruyter allicht aan
minder zeetochten en gevechten zijn
roemrijk aandeel gehad-
Daarbij liet de admiraal zich niet met
politiek in, vocht nooit voor zijn eigen glo
rie en schikte zich steeds naar de bevelen
zijner meerderen. Zijn leven lang is De
Ruyter De Witt dankbaar geweest. Hij
had aan den raadpensionaris voor een
dtel zijn promotie op 's lands vloot te
danken Maar veel meer schijnt het, dat
evenals De Witt des admiraals bekwaam
heden ten volle waardeerde, deze laatste
met de rutuïtie van een groot man de
grootheid van den raadpensionaris bc
sefte, ondanks het inderdaad gering
succes van zijn politiek.
Wie echter voelt zich niet verwonderd
over dien telkens als 't ware naar zee
gebeden en gedreven vlootvoogd, die
eenmaal aan boord in een leeuw
verandert en den grootsten zeebevel
hebber van zijn tijd. In dat opzicht is
De Ruyter heelemaal de degelijke bur
german de koopman, die lang aarzelt
voor hij een zaak onderneemt, zijn zuur
verdiende duiten in een nieuwe onder
neming waagt, maar die, eenmaal be
gonnen, doorzet met die taaiheid die op
den duur de eenige weg is tot succes.
Nog eenmaal zou De Ruyter zijn roem
rijk aandeel hebben in de verdediging
der Republiek tegen overmachtige
vijanden.
Had de tocht naar Chattam vrede
gegeven, de stemming tegen de Ver-
eenigde Nederlanden was in Europa r og
lang niet verbeterd en zoowel van En-
gelsche als van Fransche zijde dreigden
nieuwe gevaren, niet weinig versterkt
door het binnenlandsch geharrewar en
de oppositie tegen de heerschzucht der
Roman naar 't Engelsch.
18)
Eene prinses van Wildenhofen gast van mrs
Eagles. 33
De verachting waarmede het gezegd werd,
was geheel voor rekening vau laastgeno- mde
dame maar Marie trok hef zichzell aan. Haar
bloed kookte en zij verhief trots het hoofd.
„U wilt zeggen dat eene prinses van Wilden
hofen niet te trots is gastvrijheid aan te nemen
wetende dat zij die in hare armoede niet terug
kan geven, nietwaar oom, maar daarover
kunt Ge gerust zijn. Nist als gast beu ik in
Clyve Court, maar als gezelschapsjuffrouw.
Deze openbaring trof zelfs een oogenblik
Jack, maar de uitwerking die ze op de overige
aanwezigen had, is niet te beschrijven. Ze
stonden verstomd, en vooral oom was als ver
slagen. Daar Marie haaBt had en zich daaren
boven gekrenkt gevoelde knikte zij ten afscheid;
«Bonjour oom, ik moet weg
Voor hij tijd gehad had te bekomen was zij
reeds de deur uit. In de vestibule bleef zij
staan en wendde zich tot Jack, die haar
gevolgd was.
Vreemde bedoelingen schijnt men mij toe te
schrijven, zeide zij met eene bevende stem
„Hoe durft bij denken dat ik vau vreemden
een almoes zal aannemen Maar bah 't is
ook eigenlijk onverschillig wat anderen van
ons denken" hernam zij, «als wij maar volg<-ns
geweten goed handelen", uief waar Jack
Ja Molly" antwoorde hij ernstig
Toen seined, u zij zwiigend naast elkander
door de vestibule. Voor hij de deur opende
vroeg hij nog wat hem op d<- lippen brandde
„Zijt gij gaarne in Clyve Couit, Molly
Wij zijn eerst gisteren gekomen, autwoordde
zij. alles is mij nog vreemd
«Dat wil zeggen de plaats, doch niet de
menschen."
„De menschen ook," zuchte zij. «Ik beu
te dom en te zwartgallig. Als iemand goed
voor me is, dan moet ik eerst goed weten
waarom, voor ik hem daarvoor kan liet hebben.
«Zoo ken ik u toch niet," zeide hij hoofd
schuddend."
Jack zeide zij ten slotte met een vreugde
vollen blik in de oogen «wat vind ik het toch
kijkend. Het hoofd hield zij wat schuin, zoodat
het fijn gesneden profil en het bleeke rood
harer wangen zichtbaar werd. De gestalte
was groot en slank, zachte maar goed ont
wikkelde vormen, doch gekleed als een kind.
Het rood-g iuden haar hing over haar rug.
Het was .een trotsch beeld, zooals ze daar
stond door 't loofwerk overschaduwd. Jack
g e zei"i gU.da t* g ij" m ij "met geheel vergeten hebtI wierp haar in den geest op het d™k,e"
«Molly, alsof dat mogelijk geweest was uoemde deze schilderij «.Sprookje,
«Ouder aan het strand had het er allen
schijn van, toen werd ik geheel over 't hoofd
gezien. Een lief klein ding, uwe Uti. Groet
haar hartelijk van mij en Maude is
zeer schoon geworden niet waar?"
«Zeer" bevestigde hij, haar vriendelijk in
de oogen kijkend.
«Dat vind ik ook. Eu nu, vaarwel Jack
Tot ziens I"
Een warme liandruk en toen rolde het rijtuig
heen.
Jack groette even binnen en vertrok toen,
eveneeu3 onderweg denkende aan de hooslieid
van den Lord, ovi r de schaude: gezelschaps
juffrouw bij Mrs Eagles; bij peinsde ook over
de lieve arme Molly, de vriendin zijner j"Ugd;
over mrs. Eagles, die volgens >:ijne idee hare
gewone afkomst trachtte te bemantelen, (looi
de diensten van eene prinses. Maar Molly
voelt wel dat er iets niet geheel in orde is,
maar kon de motieven dier vrouw niet op 't
spoor komen.
Hij ging de landstraot af, nain het bergpad
een pad heerlijk gelegen, doch weinig be
wandeld. Liefelijk bloeiende wilde kers-
boomen bloeiden en sierden dit laantje met het
kuischegroen o\eneens met witte sneeuwklokjes
Wilden rozen groeiden links en rechts, verder
kleurden hyacinten en narcissen. Na een
kwartier hooide men de Dove die belgafwaarts
gtn omt en langs Gnrston Hill en Doveton
zich in de ze* stort
Om een heter gezicht op d.-u mooien stroom
te krijgen b' pon Jack de takj> s en twijgjes af
te breken, zich aldus een weg banende.
Eensklaps bleef hij staan.
Twintig passen van hem verwijderd stond een
jongmeisje Zij hield tot steun hare rechtei
Land om een altijd-groeneu eik, het lichaam
gebogen stond zij daar strak in het water
woud beluistert."
Eensklaps schrok zij, toen zij bemerkte
gezien te worden, boog zich terug, Het de eik
los en draaide zich om.
«Goeden avond, miss Armitage, zeide
Jack, lachend groetend.
Het warme bloed vloeg haar in de wangen
en zij zag hem verlegen aan.
«Ik vrees angBt te hebben bezorgd, zeide
'zij schudde met het hoofd en kwam hem
schoorvoetend tegemoet, zich schijnbaar scha
mend over haar kinderlijk kleed.
Ik durfde u niet aan te roepen," verklaarde
hij. nadat hij haar de hand drukte, die zij
schuchter aaubood. I) stond mij daarvoor te
gevaarlijk. Een schrik en wie weet
r «Ach' neen," hernam zij, «er was geen go-
vaar, ik hield me toch vast.
Over hare stem lag een sluier, alsook over
hare oogen. Het waren diepe, kuisch blauwe
oogen, echte sprookjesoogen, maar treurige
van schoone prinsessen, die na doorstaan
ongeluk nog onuitsprekelijk gelukkig worden,
was daarin niets te vinden.
«Dat is wel waar," meende hij schertsend,
gij hield u wel vast maar als de tak brak,
dan had de watergod zijn zin.
«I)e watergod?" vroeg zij.
«Ja, lachte hij. Die was het toch, dien gij
nfiuisterdet. dat dacht ik tenminste. De oude,
dacht ik, komt weer eens uit zijn paleis van
den bodem der zee en tracht de dame te
verhkkeD.
E*n ander zou eens om deze grap hennen
gelachen, maar deze jonge dame weid hoogrood,
en stond in grenzenlooze verwarring, niet
wetrnde waarheen hare blikken te wenden.
Ten hoogBte verwonderd haastte Jack zich
het thema të veranderen. «Weet gij, wie ik
getroffen heb?" vroeg hij.
Het was eerst of zij weg wou loopen, maar
toen hij er bijvoegde «eene goede bekende
uit uwe jeugd," toen werd ze kalmer.
«Wie was het?" stamelde zij.
«Prinses Marie von Wildenhofen.
«Ach," riep zij uit, «Marie Toen kwam
er een lachje om hare lippen en belangstelling
in hare oogen. ,,Zij is dus weder in t land,
ging zij verder- „Wat ben ik daar blij mee
Is zij veranderd?"
.Uiterlijk niet veel," antwoordde hij na-
deukend, „het is 't zelfde sierlijke persoontje
lf AO i4" f J 1 j9
lief kan men 't eigenlijk niet noemen
ie was altijd meer dan lief, viel zij
hem in de rede.
„Marie
„Zooala men dat nemen wil," antwoordde
hij. ,,In ieder geval heeft zij een paar
prachtoogen."
„Nietwaar? Engelenoogen met een klein
beetje schalksch erin."
„Jawel, een schalk is 't nog, constateerde
hij, „maar niet zoo sterk meer. Zij heeft dan
ook een treurige jeugd gehad, de arme kleine.
„Werkelijk?" vroeg zij medelijdend.
„Nu, meende hij hoofdschuddend, „een
gelukkig bestaan aan de zijde van zulk een
vader is ook onmogelijk
„Zij had hem toch lief?"
„O. wat dat betreft, ja zij bad hem lief, en
daarom is het verlies haar dubbel zwaar
maar
„Zijn verlies? Hij is toch niet
„Hij is gestorven voor ongeveer een
maand."
',^Bet verwondert me, dat ge daarvan niets
gehoord hebt."
,,lk? Ik hoor niets. hernam zij bitter, „ik
leef als op een eenzaam eiland, ik doch
dat doet niets terzake. Arme arme Marie.
Haar blik verloor zich in de ruimte toen
keek zij voor zich en weende. „En toch,
murmelde zij, 't zal baar beter gaan dan my
Zij heeft voor baar vader knnnen leven tot
bet laatst, en nu - nu weet zij dat hij bij
God is en ik weet dat de mijne onder vreemde
menschen is."
„Ik vrees dat ik u op droevige gedachten
heb gebracht, uitte hjj met diep medegevoel.
De Witten.
Toen dan ook in het beruchte jaar
1672 Johan De Witt's buitenlandsche
politiek schipbreuk leed en het land in
oorlog raakte met Fiankrijk, Engeland,
Munster en Keulen, brak de volkswoede
los.
In Veere begon het en weldra waren
overal de Oranjegezinden in de meer
derheid, zoodat de jonge Prins van
Oranje, als Willem lil tot stadhouder
en kapitein-, admiraal-generaal der Unie
werd verheven. Het Haagsche grauw,
vermoedelijk aangestookt door de hoof
den der Oranjepartij, die in de thans
machtclooze De Witten nog steeds ge
vaarlijke vijanden zagen, vermoordde
deze onder oogluikend toezien van de
overheid en ook de Ruyter had van het
losgelaten Amsterdamsch rappalje te
lijden, al liep het te zijnen opzichte
zoo'n vaart niet.
De nieuwe stadhouder zelf liet den
admiraal echter kalm aan het hoofd der
vloot en deze, die zich met de politiek
nooit inliet, diende het land onder den
Prins van Oranje even trouw als hij 't
onder zijn vriend De Witt gedaan had,
hoe diep hij diens rampspoedig einde
betreurde. Zelfs liet hij zich door den
stadhouder met Cornelis lromp ver
zoenen, zoodat deze weer een vloot-
commando kon aannemen.
Weldra zouden de beide mannen op
nieuw gelegenheid krijgen om te toonen
wat ze vermochten.
Hoewel het jaar '73 beter inzette dan
men had mogen verwachten, dreigde
toch nog steeds het ergste gevaar, en
de Engelschen bereidden een landing
op onze kust voor. Om die te helpen
volvoeren, waren de vereenigde Britsche
en Fransche oorlogsvloten tegen de onze
in zee en in Juni was er bij Schooneveld
al gevochten. Maar in Augustus zou
ter hoogte van Kijkduin de hoofdstrijd
gestreden worden, die met een na
spel in volle zee - aan alle landings
plannen voorgoed een eind maakte. Het
woedend zeegevecht, dat door duizenden
en duizenden van de kust af werd gade
geslagen duizenden, die op een
oogenblik onder leiding van een toe
vallig aanwezigen predikant spontaan
een gebed opzonden voor de overwin
ning was weer eens een meesterstuk
van zeekrijgskunst en de Fransche ad
miraal schreef in zijn rapport aan den
minister van marine
»De Ruyter is zoo'n groot meester
in de kunst van den oorlog ter zee hij
heeft mij in dezen slag schoone lessen
gegeven. Gaarne zou ik rnijn leven
laten voor den roem, dien hij daarbij
heeft verworven.4
En prins Robert, de Engelsche vloot
voogd, verklaarde, dat de Nederlanders
nooit met zooveel stoutheid en loosheid
tevens hadden gestreden, als bij deze
gelegenheid.4
Dat een man als De Ruyter kort daar
op in een zoo ongelukkige en twijfelach
tige onderneming als de tocht naar de
„Ach zeide zij, terwijl de tranen over hare
wangen liepen, mijne gedachten op mun vader
te brengen, daartoe is niet veel noodig. ik
ben bijna altijd bij hem en vraag mij af,
waarom hij niet meer bij mij kau zijn, wat hij
gedaan heeft, dat ze hem uit zijn eigen huis
moesten deepen. Nu en dan kon hij wel eens
wat verkeerd zeggen. Maar was dat reden
genoeg om hem in een kerker op te sluiten,
want in den grond is zoo'n inrichting niet*
anders. Overal dwang en nogmaals dwang
Zij hield op, om na een scherpen blik op
hem geworpen te hebben, opgewonden verder
te gaan „Mr. Yernon, ik - ik heb al gedacht
dat als ik eens het geluk had u te treffen, u
te viagen of het werkelijk waar is. dat men
daar in die inrichtingen zulke grnwelyke mar
telwerktuigen gebruikt? Ik heb een roman
in handen gekregen, die mij nacht en dag
i vervolgt. Daar is sprake van een otortbad,
waarmede men weerspannige patiënten handel
baar maakt - altijd Koud water begrijp U,
altijd koud water op het arme, zieke hooid,
M
De stem stokte. De krampachtig gevouwen
handen tegen de borststond zij daar. mei
vereerenden angst in hare blikken, wachtend
op zijne woorden, als moest van hem haar we
eu wee komen. (Wordt „rTO]gd.)