Nummer 54. Zondag 7 Juli 1907. 30 Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Derde Blad. ANTOON TIELEN, Uitgever: Verkiezing Zevenbergen, Dit Blad verse ijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Telefoonnummer 38. Advertbntiën I7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groott letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel Provinciale Staten van Noord-Brabant- Zitting van Donderdag 4 Juli 1907. Het belangrijk rapport der Commissie benoemd in de Vergadering dd. 2 Juli in zake de verkiezing te Zevenbergen laten wij hier in zijn geheel volgen Aan de Staten van Noordbrabant. Uwe Commissie, belast met het onder zoek der geloofsbrieven en der daarbij behoorende bescheiden, bedoeld in arti kel 15 der Provinciale-wet. van hen, die bij de laatstelijk plaats gehad hebbende verkiezing in het kiesdistrict Zevenber gen benoemd werden tot leden der Staten van Noordbrabant, heeft de eer dienaangaande het volgend verslag uit te brengen. Van hen, die tot leden der Provinciale Staten het kiesdistrict Zevenbergen wer den benoemd, zijn alleen de geloofs brieven en de daarbij, als gezegd, be hoorende bescheiden, overgelegd door de benoemden C. Aarden. C. van Schen- del en J. A. Oomen. Mr. A. J. M. Smits, blijkens de aan Uwe Commissie overgelegde stukken eveneens in gemeld district tot lid der Staten benoemd, de«d zulks niet, zoodat zijn geloofsbrief door Uwe Commissie niet is kunnen worden onderzocht. Bij request van 14 Juni 1907 hebben Cornelis J. de Klijn en Marinus G. Zijl mans, beiden kooplieden te Raamsdonb bij Uw College geprotesteerd 2'tegen de geldigverklaring der op 11 Juni 11 plaats gehad hebbende stemming voor de Pro vinciale Staten in het kiesdistrict Zeven bergen, daar de gemeente s-Gravenmoer, onder dit district ressorteerendeniet heeft medegestemden hebben zij op grond daarvan Uw College verzocht bedoelde stemming ongeldig te verklaren Blijkens de tabel A, behoorende bij de wet, houdende regeling van de ver deeling der provincie in kiesdistricten ter benoeming der leden van de Pro vinciale Staten, van 3 November 1852 (Staatsblad No. 197), behoort de gemeente 's-Gravenmoer voor de benoeming der leden van de Provinciale Staten tot het kiesdistrict Zevenbergen. Nu hebben wel Gedeputeerde Staten van Noordbrabant den 30 September 1870 (Provinciaalblad No. 42) besloten de gemeente 's Gravenmoer ter benoe ming van leden der Provinciale Staten aan te wijzen als onderkiesdistrict van het kiesdistrict Tilburg, doch het zal in Uwe Vergadering wel geen betoog be hoeven, dat Gedeputeerde Staten door hun besluit voorschreven wetsbepaling niet konden wijzigen en dat derhalve, ondanks het besluit, de ingezetenen van 's Gravenmoer, die kiezers zijn voor de Provinciale Staten, hadden behooren te zijn in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de verkiezing en de stem ming voor vier leden der Provinciale Staten, welke respectievelijk den 4n en lln Juni 11. in het kiesdistrict Zevenber gen moesten plaats hebben. Zooals blijkt uit een aan Uwe Com missie overgelegd schrijven van den Burgemeester van 's Gravenmoer van 22 Juni 1907 zijn voor die gemeente ten aanzien van voorbedoelde verkiezing nageleefd de voorschriften van artikel 51, le lid, der Kieswet en artikel 3 van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1897, Staatsblad No. 144. Het kan derhalve aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn, dat de kiezers van 's Gravenmoer, die, evenals elk ander ingezetene des Rijks, geacht moeten worden de wet te kennen, in de gele genheid zijn geweest om deel te nemen aan de verkiezing van vier leden der Provinciale Staten, welke den 4n Juni 11. Ingevolge besluit van Gedeputeerde Sta ten van Noordbrabant (Provinciaalblad No. 53) ook in het kiesdistrict Zeven bergen voor de Provinciale Staten moest plaats hebben. Ware er geene stemming in dat kies district noodig geweest, dan zou derhalve de verkiezing van vier leden der Pro vinciale Staten voor dit district volmaakt in orde geweest zijn, maar er werden vijf candidaten opgegeven voor de vier plaatsen, welke te vervullen waren en dientengevolge was er wel eene stem ming noodig. Uit voormeld schrijven van den Bur gemeester van 's Gravenmoer, alsmede uit dat van den Burgemeester van Ze venbergen van 22 Juni 1907, dat even eens aan Uwe Commissie is overgelegd, is haar gebleken, dat al hetgeen in de artikelen 55 en volgende van de Kieswet voor de stemming is voorgeschreven ten aanzien van 's Gravenmoer voor de stem ming, welke op 11 Juni 11. in het kies district Zevenbergen voor vier leden der Provinciale Staten moest plaats hebben, niet is nageleefd en dat op dien datum te 's Gravenmoer geen stembureau heeft zitting gehouden, zoodat dan ook alstoen aldaar, zooals ten allen overvloede uit de overgelegde geloofsbrieven blijkt, voor de Provinciale Staten niet is gestemd geworden. De vraag is nu of het niet-naleven voor de gemeente 's Gravenmoer van hetgeen in de artikelen 55 en volgende van de Kieswet voor stemmingen is voorgeschreven eene absolute dan wel eene relatieve nietigheid teweeg heeft gebracht van de verkiezing, welke den 18n Juni 11. in het kiesdistrict Zeven bergen voor vier leden der Provinciale Staten plaats had. De Kieswet zwijgt over de gevolgen van het niet-naleven harer bepalingen omtrent het houden van stemmingen en zij laat derhalve de beslissing daarover geheel over aan het goed oordeel van het College, waarvoor de stemming plaats bad, zooals ook volgt uit art. 70 der Provinciale Wet. Onder vigueur van laatstgemelde wets bepaling heeft steeds de leer gegolden, dat informaliteiten, welke ten opzichte eener stemming begaan werden, deze slechts in zooverre nietig doen zijn als zij op den uitslag daarvan van invloed konden geweest zijn. Naar het oordeel van de meerderheid Uwer commissie is deze opvatting juist en is zij daarom van meening, dat het niet-naleven van meergezegde artikelen der kieswet de verkiezing van vier leden der Provinciale Staten, welke op 11 Juni 11. in het kiesdistrict Zevenbergen plaats had, die verkiezing slechts in zooverre nietig maakte, als die niet-naleving op den uitslag der alstoen plaats gehad hebbende stemming van invloed kon geweest zijn, m. a. w. dat zij slechts eene relatieve nietigheid teweeg bracht. Hieraan opsteert volgens haar niet, zooals onlangs door de redactie van de Noord-brabanter is beweerd, de bepaling van artikel 7 derde lid der Provinciale wet, dat bij periodieke verkiezingen, zooals op 11 Juni 11. in deze provincie voor de Staten moesten plaats hebben, de stemming in alle kiesdistricten op denzelfden dag geschiedt- daar toch het woord kiesdistricten in dat artikel de beteekenis heeft van hoofdkiesdistricten. Naar aanleiding van deze zienswijze heeft uwe commissie ook nog gemeend te moeten nagaan of hetgeen voor 's-Gravenmoer ten aanzien der meerbe- doelde stemming werd nagelaten op de verkiezing in het kiesdistrict Zevenber gen van invloed kon geweest zijn. Haar is daarbij uit de haar overge legde geloofsbrieven gebleken, dat bij deze verkiezing werden uitgebracht 4881 geldige stemmen waarvan bekwamen Aarden C. 2871 stemmen Oomen A. 2622 Schendel van C. 2923 Smits Mr. A. J. M. 2611 Simonis G. A. 2498 Verder bleek haar uit de haar even eens overgelegde kiezerslijst van de ge meente 's Gravenmoer voor 1907 1908, dat daarop voorkomen 174 ingezetenen, kiesgerechtigd voor de verkiezingen van leden der Provinciale Staten. Telt men nu die 174 kiezers bij het getal 4881 der geldig uitgebrachte stem men, dan krijgt men het getal 5055, zoodat, als al die 174 kiezers van 's-Gra venmoer op 11 Juni 11. aan de stemming voor leden der Provinciale Staten in het kiesdistrict Zevenbergen hadden deelge nomen en hunne stemmen waren alle geldig geweest, de volstrekte meer derheid van stemmen, welke alsdan vereischt zoude geweest zijn om in dat district voor de Provinciale Staten ge kozen te kunnen worden verklaard, zoude bedragen hebben 2 528. Hoe dan ook die 174 stemmen van 's-Gravenmoer konden zijn uitgebracht, de heeren Aarden en Van Schendel hadden dan toch in elk geval de vol strekte meerderheid van stemmen be haald, want 2871 en 2923 bedragen belangrijk meer dan 2528 en geen der drie andere candidaten konden, al had den zij al de 's-Gravenmoersche stemmen op zich vereenigd, hen in de door hen behaalde stemmencijfers evenaren. Genoemde heeren behooren daarom naar het oordeel van de meerderheid uwer commissie, vermits, voor het ove rige hunne geloofsbrieven met de daarbij behoorende bescheiden door haar in orde zijn bevonden in ieder geval inge volge artikel 8 bis, derde lid der Pro vinciale wet tot leden der Staten van de provincie Noord-Brabant te worden toegelaten. Niet alzoo zal dit kunnen geschieden met den heer Oomen. Immers, indien al de 's Gravenmoer- sche stemmen op den heer Simonis waren uitgebracht geweest, dan ware de uitslagder stemming geweestOomen 2622, Smits 2611 en Simonis 2672 stem men, zoodat dan van deze drie candi daten Simonis en Oomen en niet Oomen en Smits, zooals door den voorzitter van het hoofdstembureau bekend gemaakt werd, gekozen zouden zijn geweest. Had den Mr. Smits en Simonis elk de 174 's-Gravenmoersche stemmen op zich vereenigd, dan zoude Oomen zijn uitge vallen. De begane informaliteit kan dus wel degelijk van invloed zijn geweest op den uitslag der over de heeren Oomen, Smits en Simonis gehouden stemming en der halve is de conclusie ook van de min derheid uwer commissie om den heer Oomen niet toe te laten tot lid der Sta ten van de provincie Noord-Brabant. De minderheid uwer commissie is, in strijd met het gevoelen van hare meer derheid, van oordeel, dat het verzuim, hetwelk bij de verkiezing in het kies district Zevenbergen ten aanzien van 's-Gravenmoer heeft plaats gehad, zoo groot is, zoo zeer in strijd met de be ginselen der Kieswet, dat de geheele verkiezing in dat district er door is ge- vitieerd geworden en is zij daarom van gevoelen, dat ook de heeren Aarden en Van Schendel niet tot leden der Staten van de provincie Noord-Brabant behooren te worden toegelaten. Aldus gerapporteerd te 's-Hertogen- bosch den 2n Juli 1907. A. VAN SASSE VAN YSSELT. j. kerstp:ns. VAN DE WESTELAKEN. A. G. J. MASTBOOM. TIMMERMANS. Bij de Donderdag gehouden behan deling van bovenstaand verslag der commissie van onderzoek der geloofs brieven der leden van Zevenbergen, plei ten mr. Smits van Oyen en mrs. van Dam tegen de zienswijze der meerderheid der commissie, omdat hier een ernstige schending der kieswet heeft plaats ge had, dat meebrengt niet een relatieve, maar absolute nietigheid der geheele stemming. Mr. van Dam grondt zijn bezwaren op de bepalingen van art. 92 en 94 der kieswet, die niet zijn nagekomen, en vooral op art. 8 der Provinciewet, dat voorschrijft, dat uit alle stembussen de volstrekte meerderheid moet worden vastgesteld en dit kon in casu niet ge schieden, wijl de bus van de gemeente 's Gravenmoer ontbrak. Geldt het hier een verzuim ter goeder trouw gepleegd, in de toekomst zou het kunnen gebeuren, dat men te kwader trouw een gemeente het stemrecht ont hield, als hier over het verzuim werd heengestapt. Het lid Jhr. Mr. Van Sasse van Ysselt verdedigt het gevoelen der meerderheid van de commissie en wijst er op, dat de informaliteit enkel betreft de stem ming, daar de candidaatstelling geheel naar behooren is geschied. Mr. Loeff wenscht intusschen zijn stem te motiveeren tegen de conclusie van de meerderheid der commissie van onder zoek. Er is hier geen spraak van het niet in acht nemen van een of andere informaliteit, doch het geldt een geval van veel grooter beteekenis Den kiezers van 's Gravenmoer heeft de gelegenheid ontbroken om hun stemrecht uit te oefenen. Dit is een radicale fout, die nietigheid vordert van al wat ten aanzien dezer verkiezing daarop is gevolgd. Doch ook al had men hier te doen met bloot een informaliteit en acht men ook deze vergadering bevoegd in der gelijk geval zelfstandig te oordeelen, dan komt het spreker toch voor, dat deze informaliteit van invloed is kunnen zijn geweest ook op de verkiezing van de gekozenen Aarden en Van Schendel. Het is hier toch niet de vraag welken invloed de 174 stemmen van 's Graven moer kunnen hebben gehad, doch wel ken invloed de 174 kiezers van 's Gra venmoer zouden hebben kunnen uitoefe nen niet alleen in die gemeente maar ook in de omliggende, indien zij tot de stemming waren opgeroepen, door raad pleging en bespreking met kiezers uit die gemeenten. Die invloed is niet te bepalen en daarom behoort z.i. de stemming in haar geheel te worden vernietigd. De conclusie der meerderheid wordt aangenomen 25 tegen 24 stemmen, zoo dat is besloten tot toelating van de leden C. Aarden en C. van Schendel en tot nietigverklaring van het overige gedeelte der in 't district Zevenbergen gehouden verkiezing voor leden van de Provinciale Staten. Voor stemden; de leden Schraauwen, De Leijer, Berends, Bressers, C. J. Ver- heijen, Thijssen, Snoek, Juten, Van Puijenbroek, Strijbosch, Timmermans, Pistorius, Van Gilse, Kerstens, Binck, Van Kemenade, Raymakers, Verstraaten. Jhr. Mr. F. X. A. Verheijen, Jhr. Mr. Van Sasse van IJsselt, Van Loon, Asselbergs, Van de Westelaken, Koenraadt en Fick. Tegen stemdende leden Mr Van Rijckevorsel, Mol, Mr. Loeff, Rombouts, Spitzen, Mr. Smits van Oyen, Mr. Ger- rits, De Bekker, Nieuwenhuijzen, Van Leeuwen, Jhr. Van Rijckevorsel, Baken, De Wit, Joosten, Kipp, Van Erp, Jhr. de la Court, Ardts, Boex, Meijers, Mid delkoop, Mr. Ummels, Mastboom en Mr. Van Dam. Het Hsgz. schrijft over deze stemming. De grootst mogelijke minderheid 124 van de 49) was voor het vernietigen der geheele verkiezing, de kleinst mo gelijke meerderheid (25 van de 49) voor het toelaten der twee gekozenen, wier stemmencijfer zoo groot was, dat de 's Gravenmoersche kiezers hen nooit in de minderheid hadden kunnen brengen. De gedachtengang der meerderheid was deze: er heeft een informaliteit, een groote informaliteit plaats gehad, maar nu is bij het oordeel over de toelating steeds maatstaf geweest de vraag, of de begane informaliteit invloed kan hebben gehad op den uitslag der stem ming. Voor zoover ja, dient zij te wor den vernietigd voor zoover neen, niet. De gedachtengang der minderheid was deze: wat hier is voorgevallen is geen informaliteit meer, geen min of meer ernstige onregelmatigheid als wel meer voorkomen, geen overtreding van een maatregel van orde, maar een radicale fout. De wet verlangt een stemming, d. w. z. een behoorlijke stemming, waarbij iedere kiezer gelegenheid heeft van zijn kiesrecht gebruik te maken. Welnu, deze gelegenheid heeft voor een groep kiezers eenvoudig niet bestaan. Wat ons betreft, kunnen we ons eer der met den gedachtengang der min derheid dan m t dien der meerderheid vereenigen. Ook ons wil het toeschijnen, dat het niet aangaat wat bij de stemming in het kiesdistrict Zevenbergen is voorgevallen als een informaliteit te beschouwen. Wat hier gebeurde raakt zooals mr. Loeff zoo juist zei niet de uitoefening van het recht, maar het recht zelf. Indien men wat de meerderheid der commissie en ook de meerderheid der Staten deed, een verkiezing terugbrengt tot een rekensom, dan staan èn de voor schriften der wet èn het recht der kie zers om te kiezen voortdurend aan schending bloot. Niet onaardig was het argument, even eens door mr. Loeff aangevoerd, om te betoogen dat ook de rekensom niet op ging- De meerderheid redeneerde de 174 's-Gravenmoersche stemmen hadden de meerderheid van twee der gekozenen niet in een minderheid kunnen omzetten. Hierop antwoordde de heer Loeff; het is niet de vraag, welken invloed de 174 stemmen hadden kunnen uitoefenen, maar welken invloed de 174 's-Graven moersche kiezers door hun persoonlijke bemoeiingen in heel het district hadden kunnen uitoefenen. Deze invloed is niet onder cijfers te brengen, en daarom ook gaat de rekensom niet op. De heer Van Sasse van Ysselt, de voornaamste woordvoerder der meerder heid, repliceerde wel, dat de kieswet geen anderen invloed erkent dan die door de stem uitgeoefend, maar bij een beoordeeling van het geval blijft de objectie van den heer Loeff overeind staan. Summa summarum de beslissing van de meerderheid der Staten lijkt ons toe niet te getuigen van grooten eerbied voor de wet en voor het recht der kiezers. Wat nu zegt het D. v. N. Is nu de zaak uit Wij zouden niet durven zeggen van ja. De redeneering des heeren Loeff schijnt ons zóó slaande, dat wij ons niet zouden verbazen, indien zij hooger op wierd gedeeld. Merkwaardig stil heeft de Voorzitter zich in dit debat gehouden En van de leden der Gedeputeerde Staten stemde slechts één lid, de heer Bressers voor de conclusie der meer derheid van de Commissie. Onmogelijk schijnt het ons niet, dat de Voorzitter het besluit der Staten in strijd acht met de wet en dan kan hij het ter vernietiging voordragen. Maar ook al zou Baron van Voorst tot Voorst met de meerderheid der Sta ten meegaan, dan nóg kan de Minister van Binnenlandsche Zaken de uitvoering van het besluit doen schorsen, een nader onderzoek beginnen en het besluit ten slotte ter vernietiging aan H. M. de Koningin voorleggen. Nu de beslissing met slechts één stem meerderheid is gevallen en er in de Staten een keur van leden tegen deze beslissing heeft gesproken en met het overgroote deel der Gedeputeerden er tegen heeft gestemd nu kunnen wij haast niet anders dan vermoeden, dat er nog een derde bedrijf achter dit tweede der Zevenbergsche stemming volgen zal. Het Dbld. v. Nbr. zegt nog: Vroeg men gisteren den Statenleden, waarom toch de heer Smits zijn geloofs brieven niet heeft ingezonden, dan werd men met een diploinatieken glimlach beantwoord. De meeste heeren gelooven niet aan een willekeurig verzuim, doch waaraan ze dan wel gelooven, zeggen ze niet. Het is ook moeilijk om iemands Wiiahvpsclif rn Langsln

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1907 | | pagina 5