Zondag 7 Juli 1907.
00 Jaargang
Fweede Blad.
MEN GEL WEEK
lS uiiiiiier 54.
buitenland.
Een benauwde avond.
Engeland
Japan.
oÏNNENLAND.
65
41
40
30
17
38
23
10
16
13
90
36
51
29
27
151
65
73
25
56
106
299
84
32
86
48
99
3
12
7
In de voorstad van een kleine Fran-
sche provincieplaats bewoonde een jonge
vrouw, madame Abry, met haar echt
genoot, een huis, dat door een grooten
tuin geheel afgezonderd lag. Het had
geen andere bewoners dan de beide
genoemde echtgenooten, hun kind van
den leeftijd van ongeveer een jaar en
een dienstbode, nog pas kortelings in
hun dienst. Des avonds te negen uur
heerschte er reeds volmaakte stilte in
de straten der stad om tien uur zag
men gaandeweg de lichten, die aan de
vensters schitterden, uitdooven en voor
een algeheele duisternis plaats maken.
Op een avond in November was ma
dame Abry wachtende op de terugkomst
van haar echtgenoot, die des morgens
reeds voor een zaak was opgeroepen
naar een dorp op twee mijlen van de
stad gelegen. Het was om een inning
van gelden te doen, en monsieur Abry
die een aanmerkelijke som bij zich zou
hebben had zich voorzien van een paar
pistolen, een voorzorg, zonder welke
zijn vrouw niet gerust zou zijn geweest.
Het was zes uur in den avond. Ma
dame Abry ging naar boven, naar haar
kamer, met de dienstbode om haar kind
te bed te leggen.
Dit vertrek, hoog en ruim, was op
de eerste étalage gelegen van den tuin
kant. Een breede en diepe alkoof, ter
zijde waarvan de wieg van het kind was
geplaatst, besloeg een groot deel van
die zijde der kamer, die tegenover den
schoorsteen was. De gordijnen der alkoof
waren gesloten, maar een der hoeken,
bij toeval aan een meubel vastgehaakt
liet, zoo opgetild, het onderste houten
gedeelte van het ledikant zien.
De avond was treurig en donker, een
echte herfstavond, met zijn harde regen
buien, die de ruiten geeselden.
De boomen in den tuin, gebogen door
de kracht van den wind, sloegen bij
tusschenpoozen met de uiteinden hunner
takken tegen den muur, wat een eentonig
en somber concert gaf, waar geen men-
schelijk geluid kon doordringen, noch
een menschelijke stem, die in tijd van
nood, hulp en bijstand kon beloven.
Madame Abry was op een lagen stoel
gezeten, aan den hoek van den haard,
waarvan het vuur, gevoegd bij de hel
derheid der lamp, die op den schoorsteen
was geplaatst, zekere voorwerpen ten
volle belichtte, de andere in een dikke
schaduw latende en door het spel der
tegenstellingen de uitstekken daarvan
doende blinken.
De jonge vrouw hield het kind, dat
haar moederlijke zorgen in beslag nam,
op haar schoot, terwijl de dienstbode
aan een der uiterste einden van de
kamer eenige bevelen harer meesteres
uitvoerde. Madame Abry voltooide het
nachttoilet van haar zoon. Zij wierp een
blik naar de wieg, om zich te verzeke
ren dat alles gereed was om het kind
te ontvangen, waarvan de oogjes reeds
dicht vielen. Op dit oogenblik flikkerde
het vuur op en wierp een helder licht
in de alcove. Eensklaps maakte madame
Abry een beweging. Onder het bed, ter
plaatse waar het gordijn was opgeschort,
onderscheidde haar blik twee met zwaar
bespijkerde schoenen geschoeide voeten.
In een oogenblik doorkiuiste een geheele
wereld van gedachten het brein der
jonge viouw. Zij stelde zich haar gehee-
len toestand voor den geest, als door
een bliksemstraal, als door een plotse
linge verlichting. Deze verborgen man
is een dief, een moordenaar, daar viel
niet aan te twijfelen.
Madame Abry had op geen hulp,
op geen onmiddehjken beschermer te
hopen. Zij verwachte haar man niet voor
acht uur in den avond en het was pas
half zeven. Wat te besluiten Wat te
doen Madame Abry had geen kreet
geslaakt bij haar ontdekking, zij had
zelfs haar stoel niet verlaten. De dienst
bode zou waarschijnlijk niet dezelfde
onbeweeglijkheid bewaard hebben. De
dief was naar allen schijn van plan daar
te blijven tot midden in den nacht, om
zich van de som meester te maken, die
monsieur Abry medebracht. Maar zich
ontdekt ziende en slechts met vrouwen
te doen hebbende, zou hij niet nalaten
om 'uit zijn schuilhoekje te komen om
zich door haar dood van haar stilzwij
gendheid te verzekeren. Dan, wie weet,
was de meid niet de medeplichtige van
dezen man Eenige reden tot wantrou
wen, die madame Abry tot nog toe zich
had ontgeven, kwamen haar in dit oogen
blik weder levendig in de herinnering.
Het maken van al deze overwegingen
had haar minder tijd gekost dan wij
noodig hadden ze te beschrijven. On-
middelijk had zij haar besluit genomen.
Onder eenig voorwendsel zal zij de meid
uitzenden-
Gij kent, zeide zij, zonder dat haar
stem zelf maar in het minst bewogen
was, gij kent de spijzen, die mijn echt
genoot gaarne eet. Hij zal wel in zijn
schik zijn, geloof ik, dat men er heden
aan gedacht heeft voor het souper. Ik
had het vergeten u te zeggen. Ga ze
dadelijk halen, ga dadelijk en besteed
er uw zorgen aan.
Maar, antwoordde de meid, heeft
madame mij dan niet noodig zooals ge
woonlijk
Neen, neen, ik zal alles zelf doen.
Mijnheer zou - ik ben er zeker van
ontevreden zijn, als hij bij zijn thuiskomst
van zoo'n langen tocht door zulk af
schuwelijk weder, niet een souper vond
naar zijn smaak.
Na eenig dralen, dat bij madame
Abry den angst verdubbelde, dien zij
verplicht was in te houden, verliet de
meid de kamer. Het geluid harer schre
den stierf weg op de trap. Madame
Abry bevond zich thans alleen met haar
kind en de twee voeten, die half uit de
schaduw tredende onbeweeglijk op hun
post waren.
Zij was bij den schoorsteen gebleven,
aldoor haar kind op de knieën houdende
en voortgaande met het bijna werktuig
lijk teedere woordjes toe te spreken,
terwijl haar oogen het verschrikkelijk
visioen niet verlieten. Het kind schreeuw
de ziek van den slaap, maar de wieg
was bij de alkoof, bij de twee dreigen
de voeten. Hoe zou zij ze durven nade
ren, groote hemel 1 De jonge moeder
vermande zich krachtjg.
- Komaan, kom kindje 1 zeide zij.
Zij stond op, met haar zoon in haar
armen, zich ternauwernood op haar
bezwijkende beeisen kunnende houden
én richte zich naar de alkoof. Zie I daar
zijn de voeten van den dief dichtbij
Zij legde het kind in de wieg, het aldoor
vleiende met haar moederlijke stem,
waarvan zij het beven trachtte te ver
bergen. Zij begon te wiegen, met de
klanken van het lied, dat zij iederen
avond zong. En zoo, zingende het zachte
eentonige, treurige volkslied, dat haar
lippen door de kracht der gewoonte
uitbrachten, dacht zij er aan, dat daar
een dolk gereed was die haar zou kun
nen dooden, zonder hulp, zonder verde
diging. Eindelijk was het kind ingesla
pen. Madame Abry zette zich weder bij
den schoorsteen, zij zou niet uit de ka
mer gaan, dat zou de verdenking van
den dief opwekken en van de meid,
mogelijk zijn medeplichtige. En ook, zij
bleef bij haar kind. Het was niet een
dergelijk slachtoffer, dat de moordenaar
onder zijn slagen zou doen vallen, maar
in ieder geval, zij zou het niet kunnen
verlaten.
De pendule wees nog geen zeven uur
aan. Eén uur nog, één uur tot aan de
komst van Monsieur Abry.
De oogen der jonge vrouw zijn als
door een soort betoovering op de twee
voeten gericht, die een doorloopende
doodsbedreiging zijn. Een diepe stilte
heerschte in de kamer. Het kind slui
mert vreedzaam voort, zijn moeder de
handen op de knieën gekruist, de lippen
half geopend, de oogen starend, de
borst beklemd, is onbeweeglijk als een
standbeeld. Van tijd tot tijd deed zich
een geluid hooren, buiten in den tuin,
dat geluid was voor Madame Abry een
straal van hoop. Dat was haar man, dat-
was de bevrijding Maar neen, zij hoorde
niets meer I Zij had zich vergist.' Geen
ander geluid deed zich hooren, dan dat
van den regen, van den wind, van de
boomen, die de muren zweepten. Het
lijkt of de ongelukkige vrouw geheel
alleen op de wereld is, zoo diep en
zwaar is de stilte. Welk een eeuw duurt
iedere minuut! Hemel! daar bewegen
zich de voeten. -Zou de man uit zijn
schuilplaats komen Neen, het was slechts
een lichte beweging zonder twijfel
niet vrijwillig om zich te ontspannen
van een lastige houding, De twee voe
ten hebben hun onbeweeglijkheid her
nomen. Het slaan der klok weerklonk,
doch geen tweede slag volgde op den
eersten.
Pas halfachtDeze pendule ging toch
O welke angsten welke ijverige gebe
den stegen tot God, gedurende dit doo-
dende wachten. Madame Abry nam een
boek van den schoorsteenmantel met
godvruchtige overdenkingen. Zij beproef
de te lezen, vergeefsche pogingIeder
oogenblik dwaalde haar oogen van de
bladzijde, zijn de twee dikke zwaar be
spijkerde zolen niet daar Altijd daar 1
onder het bed 1
Maar een gedachte, die haar doet
ijzen als van aen scherp mes, trok door
de verbeelding der arme vrouw. Als
haar man eens niet kwam het weder
is zoo slecht. Hij heeft familie in het
dorp, waar zijn zaken hem riepen. Mo
gelijk zou men hem dwingen, om zich
niet op weg te begeven in den avond
met zoo'n aanzienlijke waarde bij zich,
mogelijk zou hij verplicht zijn toe te
geven, zooals hem reeds eens was
overkomen in dergelijk geval aan
het vriendschappelijk geweld van de
dringende uitnoodigingen. Daarover zou
zijn vrouw zich niet verwonderen. Hemel,
als hij eens niet kwam, dezen avond
Acht uur heeft het geslagen. Niemand.
De veronderstelling, waarvan wij gewaag
den nam in den geest van Madame
Abry een meer en meer verschrikkelijke
waarschijnlijkheid aan. Na twee uren
van dergelijke pijniging, opgehouden tot
nu door de hoop van naderende hulp,
gevoelde de ongelukkige vrouw zich haar
moed en haar kracht begeven. Zij durf
de nu niet meer haar toestand na te
gaan- Plotseling weerklonk een geluid
onder de vensters. Madame Abry spit
ste de ooren. Zij vreesde een hoop te
koesteren, reeds zoo dikwijls bedrogen
uitgekomen. Maar neen, deze maal is
het geen dwaling. De huisdeur draait
op zijn hengsels en valt weer zwaar
dicht. Een bekende stap doet zich op
de trap hooren, de deur opent zich
een man verschijnt, een man, groot en
sterk. Hij is hethij is hetHij had
zich slechts den tijd gegeven om zijn
pistolen te bergen en zijn van den regen
doorweekten mantel af te doen. Geluk
kig van weer te zien wat hem 't liefst
op de wereld was, strekte hij de armen
naar zijn vrouw uit, die er zich stuip
achtig in wierp. Maar haar kalmte geheel
hernemende, legde zij zonder een woord
te spreken, haar vinger op de lippen
en met de andere hand wees zij haar
man de twee voeten, die zich onzicht
baar waanden. Monsieur Abry had niet
verdiend den man zijner vrouw te zijn,
indien hem beslistheid en koelbloedig
heid hadden ontbroken. Met een gebaar
dat haar deed verstaan, dat hij wist hoe
te handelen, zeide hij
Pardon, mijn beste ik liet mijn
portefeuille beneden liggen. Ik ga haar
halen, ik kom dadelijk terug.
De afwezigheid van Monsieur Abry
duurde slechts twee minuten. Hij trad
binnen met een pistool in de hand. Hij
onderzocht het laadkruit, naderde het
bed, bukte zich, greep met de linker
hand een der voeten, den wijsvinger
zijner rechterhand op den drukker van
zijn wapen houdende. ,,Gij zijt een kind
des doods, als gij u verzet", schreeuwde
hij met donderende stem. De iemand,
aan wien de voeten toebehoorden, waag
de 't niet de proef te nemen. Men zag
een ongunstig uitziend man verschijnen,
bij 't been tot midden in 't vertrek ge
sleept, en zich krimpende voor het pis
tool op zijn schedel gericht. Direct on
derzocht, vond men op hem een zorg
vuldig geslepen dolk. Hij bekende zijn
verstandhouding met de meid, die hem
gewaarschuwd had, dat dezen zelfden
avond een rijke prooi hem wachtte. Er
bleef slechts over de een en de ander
aan het gerecht over te leveren. Mada
me Abry vroeg haar man nog genade
voor hen. Maar het algemeen belang
ging boven het medelijden.
Gedurende al dien tijd was het kind
in zijn wieg slechts ten halve wakker
geworden.
Toen monsieur Abry het verhaal had
vernomen van al wat er gebeurd was,
zeide hij zijn vrouw omhelzende »Ik
wist niet, dat ge zooveel moed hadt."
Maar in weerwil van haar dapperheid,
kreeg Madame Abry dienzelfden avond
nog een hevige zenuwaandoening en was
tengevolge van haar heldenmoed ver
scheidene dagen ziek.
11 L1
tucht in Frankrijk. gelijk*ch b stuur der gemeente His hun vor
Duitscblands keizei zeide naar aanleiding i zoek om oulslas hebben ingetrokken, re-
daarvau „Klachten daarover bij onze nabu
ren mogen ons niet tot vreugde sleiumen*.
De volgende staalijes zijn gewis veelzeg*
goud.
De heer Andruéjol, voorzitter van de ka
mer van inbeschuldiging stelling te Mont-
pellier, die over het lot van de heeren Ter-
ro I, Mare lin Albert en van de andere le
den van het bekende comité van Angeliers
uitspraak moet doen, blijkt een magistraat,
die er geen doekjes omwindt.
Omdat hy zich te beklagen bad over een
opzichter die zich verplicht had gezien sireng
tegen zijn zoon op ie treden, wellicht een
listig meubel, schreef hij aan oen inspecteur
generaal, een zijner kennissen, eeu brief met
verziek bij de regerring tmschen beide te
komen, erbij voegende, „dat hij het lot der
regeering in handen had
De inspecteur, een persoonlijke vriend van
den heer Clemenceau vond dit wel wat
kr&9, meende dit niet geheim te mogen hou
den en stelde er den voorzitter van den mi
nisterraad mede in kennis
Dit had ten gevolge, dat op bevel van
den minister van justitie de heer Andruéjol
voor een maand geschorst werd in afwuch-
ting van verwijzing naar het hot' van cas
satie.
De soldaat Henri Pascal, een der muiters
van het 17e regiment infanterie, die als
déserteur de wijk heeft genomen naar Ge-
nève, zegt: uBekende staatkundigen van
Béziers hadden ons verzekerd, dat de heer
Lisfferre en andere afgevaardigden van het
Zuiden alvermogend waren en dat zij nooit
zouden toeslaan, dat men ons na onze on
derwerping zou straffen.*
Zulke vertrouwelijkheden zijn gewis
teekenend.
Pascal woidt beschreven als een bijzonder
intelligent soldaat en zoo niemand is over
tuigd, dat de afgevaardigden boven de wet
staan, wat overigens in vele gevallen waar is.
Soldaten zijn tegen hunne aanvoerders op
gestaan, hebben gewapend de kazerne rer.
laten na de magazijnen geplunderd en kar
doezen mede genomen te hebben, hebben
daden begaan, die overal en in alle legers
de zwaarste straffen zouden en hier zijn het
kleinigheden mits de afgevaardigden tusschen
beiden komen.
Geleidelijk wint dat denkbeeld veld en
heeft het zich in de hoofden geankerd.
Er is niets moer, geen gouvernement, geen
wetboek, geen wet, geen rechtbank, ni ts
dan een afgevaardigde.
Als 111011 deze op de hand heeft kan men
als koopman gerust zijne waar vervaUchen
of als soldaat zijne officieren beleedigen, den
slaat bestelen, zich verminken, aan oproer
deelnemen.
De afgevaardigde is daarom alle» te ar-
rangeeren, om de schuldigen te beschermen
en aan straf te onttrekken.
Door zijn beschermend optreden, door het
gezag, dat hij dankt aan de lafheid der re
geering is de afgevaardigde een werkelijk
kwaad voor den staat.
kenen tot-de gunstige berichten. H-. t wijst
or op, dat men, in deze gemeente althans,
van plan is, het gewone leven weer met
moed te beginnen. L)e burgemeester van
Collioure dat is een ander gunstig be
richt stelt voor, dat rr a.s. Zondag een
bijeenkomst van burgemeesters die ontslag
gevraagd hebben zal worden gehouden te
Perpignan. De burgemeester van Collioure
is van plan, op deze bijeenkomst voor te
stellen, dat alle ontslagaanvragen zullen wor
den ingetrokken.
Men meldt, dat de Hohenzolleru', die
den keizer in het najaar naar Engeland zal
brengen, door 12 der grootste Duitsche
oorlogschepen vergezeld zal worden.
In de El eet c staat een lijstje van
de vloten der grootste zeemogendheden, ter
vergelijking. De volgende cijfers zijn er
aan ontleend
Engel. Frankr. D.laud. V.S. Japan.
Slagschepen
Gepunts, kruisers
Andere kruisers
Torpedojagers
Torpedobooteu
Onderzeeërs
De Tribune merkt naar aanleiding van
deze cijfers op, dat Engeland nog altijd de
vloten Tan twee veresnigde mogendheden de
ba-s zou zijn en zelfs de meerdere van elke
vereeniging van drie vloten, zooals men zich
meuschelijkerwijze slechts kan voorstellen,
zijn zou.
Een boevenstreek.
Rüissouli, de boef, schrijven in den regel
ds fransche bladen.
Een stuk boef is hel zeker.
De mau is sinds een paar jaar in opstaud
tegen of met behulp van den wettigen Sul
tan. Hij zorgt voor roovers, bandieten enz.,
die Marokko onveilig maken. Doch hoe er
ger hij huishield, hoe meer reden er voor
Frankrijk-Spanje kwam on tusschenbeiden
te treden. En vandaag of morgen zou Rais-
souli waarschijnlijk nel gepakt worden.
Maar, nu is er een zeer menschiievend
man, Sir Harry Maclean, die, om welke re
den dan ook, voor Raissouli gratie wil.
Hij ging naar den zwarten rooversbaas
oe om te onderhandelen en werd door
dezen gevangen genomen.
Raissouli stelt m brutaalweg voorwaar
den aan het loslaten van Msclean. 100.OOU
dollars moet hij hebben zijn huis in Zinat
moet opgebouwd en hij, Raissouli, moet gou
verneur van Tandzjer worden, 't Is kras.
De Daily Mail zegt te weten, dat Enge
land de loslating van Maclean zal eischen,
omdat deze engelsch onderdaan is.
Lowther de cngelsche gezant in Tandzjer,
zal waarschijnlijk de opdracht krijgen krach
tig op te treden om het leven van Maclean
te redden, zoodra het blijkt, dat ook ditmaal
van de zijde der marokkaanrche Regeering
met de gewone lankmoedigheid wordt ge
handeld. Engeland hoopt, aldus de Daily
Mail, dat de Mogendheden eindelijk zul
len inzien, dat het t d wordt Raissouli voor
goed onschadelijk te maken.
Herleving.
Er komen gunstige berichten uit het Zui
den. Men zal het wel met ons eens zijn
De hoofdstad van Japan.
Om h een begrip van de groote fan To
kio te geven, zegt een hriefschrijver van het
Hbl. wil ik hierbij even vertellen, dat de
-tad viermaal zooveel inwoners heeft als Am
sterdam, (ruim 2 millioen, en daar nooit
huisgezinnen boven elkaar wonen, maar elke
familie haar eigen huis heeft, dat midden
in een tuin of tuintje staat is de opper-
vl.kte van de stad verbazend groot, grooter
dan die van het kolossale Londen met al
zijn voorsteden. Tokio is het Parijs van de
Japanners. De stad is vol licht en vroo-
lijkherfl, heeft haar paleizen en parken, haar
uonumenien en beroemde tempels. In som-
nige deelen van de stad is een voortdu
rende kermis, daar kan men worstelwedstrij
den of goochelaars zien, voor 5 centen ge-
angeu vogeltjes laten wegvliegen, curiosi
teiten en snoeperijen langs den weg koopen.
De Japanners loopen rond met vroolijke
gezichten, ze hebben altijd plezier, ze zijn
echter uooit luidruchtig, ze glimlachen alleen
maar. Het is jammer, dat de middelen van
vervoer in Tokio veel te klein in aantal
zijn: alleen electrischen trams. Wel rijden
de trams op een paar meter afstand van el
kaar, zoodat men soms in een straat tien
achter elkaar ziet die naar dezelfde plek
gaan, maar ze zijn altijd overvol. Zoolang
er nog een staanplaatsje in over is, worden
er menscheu in toegelaten, en wie in een
tram een zitplaats verovert, treft het.
Een der voorsteden van Tokio is beroemd
om de azalea's, zooals eeu ander deel het
is om zijn irissen, en weer een ander om
zijn chrysanten. In die voorstad, Okubo,
zijn vele azaleatuinen, die inde azalea-week
opengesteld worden voor het publiek, dat
voor twee of drie centen toegang krijgt. Zij
behooren bij kleine woningen, waarvan de
eigenaars dan gewoonlijk netjes aangekleed
op de veranda's zitten.
Het volk heeft de bloemen ook lief, kin
deren sparen ze, zelfs de straatjongens, hier
als in elk ander land wel eens belnst op
kattekwaad, denken er niet aan, struiken of
planten te mishandelen. Ik zag in een ar
moedig straatje een rozenstruikje bloeiend
tegen een kaal boomstammetje hos het er
gekomen was, zal wel niemand geweten
hebben. Er waren twee roosjes ontloken,
en die vroolijkten het straatje op, de jon
gens lieten ze staan, lieten het teere plantje
in leven, dat vreugde gaf aan alle voorby-
gangers. Zoo is het mogelijk, dat langs de
openbare wegen de mooiste boomen en strui
ken veilig staan.
Oranje Nassau's oord!
Op de gisteren te. Utrecht gehouden ver
gadering van de „Nederl. Maatschappij tot
Bevordering der Geneerkunst* stelde prof.
Burger, ait Amsterdam aan het hoofdbe
stuur de volgende vraag
„Is aan het hoofdbestuur bij zijn onder
zoek in zake Oranje Nassau's oord* ge
bleken, dat dr. Donatg in de 7 jaren van
zijn directeurschap van die iurichting, in
rtlllRXiik» oen. ïvien zat uet wei Uiot uuo «vu* ».j- J- -- - L
Veel word! geklaagd „ver het gemis aan al. wij het bericht, dat de raad en het da- ijver en torgsstne belang,tolling ten opstel,.