Nummei1 92. Donderdag 21 November L907. 30e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, Eerste Blad. DE WRAAK OER HEIDEHEKS, ANTOON T IEL EN, Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen BEKENDMAKING Zuiderzee-vraagstuk, id. per- Len. ele- U i t oever: FEUILLETON Op het vinkentouw of De groote vogelmoord. WAALWIJK. Telefoonnummer 38. K. Q, f 1.4(| S( ralj, laaj.t, ijswijk ncigcui aers G. viD Arno). A. Y»0 3 jarin Bre, irefl len in den na Yjn ▼an M, hannei -drian» Marii ec M. van A. i Caro. ders i Been d. vin idriaoi N. v,t hannei tra. tera en i Hool Fran- dariho- nbar'.i, an der naieuri 5 j. ei idrinan la Rij. m. van Vilhel. jatbeeg sn. ?au .driani boevan ïhtgen. 2i«9ien 1. v. J. ■aurem Don* B. A, ornelii plate j. L reiTan 5 j. CD ornelii out loch tar sn van aabeth ana en .driani an der elle en rag )hanni n Don* an dan Pluijm Rij keg oud 6 ;n oud Bergen eduwe n. 1 be land, n enz, otten inden, voor- I98HU- Be Echo van het Zuiden, IVaalwyksclie en Langstraatsclie Courant, Dit Bl».d verse' ijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Fran<o per post door het geheele rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden uan den Uitgever. Advkrtentikn 17 regels f 0.60 daarboven 3 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Grondbelasting. De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat hij ter Secretarie dezer jameeute, gedurende 30 dagen, tor inzage van belanghebl enden heeft r.edergelegd, eene op gave van uitkomsten bedoeld iu de arlt. 15, 23 en 43 der wet op de grondbelasting. De verzoekschriften om hermetiiig of her ichatting op kosten van ongelijk, die om ver nietiging van schattingen, welke geacht wor den in strijd met de wet te ziju verricht, de bezwaarschriften tegen ambtshalve verbeterin gen van misstelling in de belastbare opbrengst, eu van oujuiste metingen en berekenigen, zoomede de bezwaarschriften omti ent de onder werpen, bedoeld in art. 43 der wet, behooren luidens de artt. 16 No. 1, 19 No. 2,23 derde lid en 44, bij Gedeputeerde Staten dezer Pro vincie te worden ingediend, binnen dertig dagen na de dagteekening dezer bekendraa king Waalwijk 16 November 1007 De Burgemeester voornoemd Th. de Surmont db Bas Smeklk. In 1905 klaagde de Zuiderzee-vereeni- g'vng nog over de weinige belangstelling die haar plannen tot droogmaking van de Zuiderzee ondervonden, althans in Nederland. Want elders, in Zwitserland en Amerika, ja in Spanje en Turkije, waardeerde men het grootsche plan dat een aan de zee verloren provincie op haar terugveroveren zou. Of bij het groote publiek sindsdien het peil der sympathie gestegen is, mag worden be twijfeld, de regeering echtei is van 't woord eindelijk tot de daad gekomen en diende dezer dagen het wetsontwerp in, waarvan eenige dagen vroeger mel ding werd gemaakt. Wel verklaart zij, niet haar instem ming te willen betuigen met het alge meen plan van achtereenvolgende droog makerij en, maar haar voorstel tot het droogmaken van de Wieringermeer kan moeielijk anders zijn dan een stap in die richting. Alleen het geldt een proefneming mochten de resultaten niet aan de verwachtingen beantwoor den, dan blijft men voor de toekomst vrij. Voorzeker een voorzichtig besluit, waar het nu reeds een uitgaaf van 24 millioen guldens geldt. Zoo is dan de eerste stap gedaan en nemen de Staten-Generaal het voorstel aan, dan zal Hollandsche ingenieurskunst aan den arbeid trekken om de groote binnenzee in te perken, zoodat ze lang zaam maar zeker uit dat gebied kan worden verdreven. In oude tijden was de toestand onge veer zoo, als de voorstanders van de drooglegging der Zuiderzee dien wen- schen. Een zoetwatermeer, 't meer Flevo, in het midden en daaromheen vruchtbaar land. Maar de Noordzee, die onze van nature slecht beschermde kus ten voortdurend uit N.W. en Z.W. be rende, heeft overal geulen en gaten ge slagen. Haar grootst succes is evenwel de Zuiderzee geweest, een binnenzee van die groote is zelfs voor haar ge duchte macht niet licht te graven. Hoeveel echter de wateren verslonden hebben in het Zuiderzeegebied, eeuwen lang zijn zij toch weer anderen ten ze gen geweest. Rondom haar oevers had de Zuiderzee eeuwen een krans van welvarende steden en al was ze die niet immer getrouw we behoeven maar aan Stavoren's verzande haven te her inneren en het legendarisch vrouwtje zoolang de scheepvaart zeilvaart bleef, dacht niemand er aan om den grooten plas op de zee terug te veroveren. Eerst toen de ondiepe binnenzee voor het groote scheepvaartverkeer haar be- leekenis verloor, en slechts aan een be trekkelijk gering getal van visschers een steeds magerder bestaan bood, begon nen plannen tot drooglegging meer vas ter vorm te krijgen, en thans na jaren van strijd is er kans op een begin van uitvoering. Het in te polderen stukje, de Wie ringermeer is betrekkelijk klein, al wor den dan toch duizenden H.A. droog gelegd- Van Wieringen tot Praam komt een afsluitdijk, die van de zee een binnen meer maakt, dat in een aantal jaren, in plaats van zout, zoet water bevat. Een groot bezwaar is altijd geweest Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". 8) IV. Nina, niet waar en waarom De handelwijze van Jenny verwonderde Elsie zeer. Ik denk iets van die zaak te weten, wedervoer het meisje na eene kleine aarzeling. Ik heb er tegen niemand van gesproken, daar ik wachteD wil totdat Lord Percy komtdoch ik geloof best te doen het u te zeggen. Wel licht kan het licht brengen in het schaken ran miss Constance? O Zeg mij wat ge weet I wedervoer Elsie haastig en luisterde aandachtig toen Janny begon. Gisteren avond, heerschte gelijk ge weet, esn schrikkelijk ouweder. Kort na het donker worden, als ik met een handwerk mij onledig hield, werd de buitendeur van den wind onop houdelijk open en toegeslagen. Daarom besloot ik de deur te gaan sluiten. Als ik deze be- reikte, vloog een bliksemschicht door de lucht en er heerschte eene volledige klaarte. Tot mijne groote verbaasdheid zag ik eene koets Tóór de deur stil staan. 7errast trad ik achter eenen grooten beukenboom waar mij niemand tan uit het rijtuig zien kon om te bespieden wat gebeuren zou. Nauwelijks had ik mij terug getrokken, als ik het gerucht van Bchreden ternam. Op hetzelfde oogenblik brak weer een Terechrikkelijke bliksemstraal door het nachte lijk donker en ik zag miss Constance het huis uitgaan en de koets instappen. De op elkander volgende bliksemstralen lieten alles in de klaarte en zoo kon ik nog zien dat miss Con- itance in den wagen steeg en dat mijne zuster haar de hand reikte om haar te helpen in het binnen8tijgen. Ik zag ook dat buiten Nina nog iemand in den wagen zat, doch ik kon niet goed onder- de verplaatsing- der visscbersbevolking, die op de Zuiderzee een zij 't schraal bestaan vindt. Daar raakt ook thans de regeering niet aan, de YVieringvis- schers houden tot visschen gelegenheid. De optimisten omtrent de droogleg ging verwachten voor 't land groote voordeelen van een dergelijke landaan- winst, anderen echter vragen zich af, of waar het den landbouwer thans al moei- ijk valt de noodige arbeiders te vinden een zoo groote uitbreiding van land- jouwterrein, dat nog niet erger zal ma ken Bovendien blijven er velen scep tisch gestemd over den aard en de waarde der droog te leggen gronden. Zoo zijn er bezwaren bij tientallen, waar tegenover de voorstanders dan weer andere argumenten stellen. Uiteraard zal de tijd moeten leeren, wie gelijk leeft. Veel oeconomische waarde gaat door de doorlegging echter niet te loor. De havenplaatsen houden door het IJssel- meer haar binnenvaartde zoetwater- visscherij zal velen der huidige zee- visschers aan een bestaan kunnen helpen, terwijl de kans op een verplaatsing der overigen naar de Noordzeekust niet is uitgesloten. Voor we zoover zijn, kan er echter nog heel wat gebeuren, alleen met de thans geprojecteerde inpoldering gaan tien jaren heen. Ten aanzien der financieele baten welke de droogmaking der Wieringer meer zal opleveren, toont de regeering zich optimistisch gestemd. Zij becijfert den kostenden prijs van den te winnen grond (met rente op rente) op f 1700 per H A. en spreekt als hare verwach ting uit, dat die uitgave in de opbrengst van de droog gemaakte gronden zal worden teruggevonden en ruim 16000 H.A. grond wordt verkregen. ii.ii_j_ _in ju -li,»-] u.' -u i Van geachte zijde verzoekt men ons opname van 't volgende artikel uit »de Veldbode» Het is nu weer de tijd, dat onze lieve botvinken, barmpjes, kneutjes, sijsjes putters, vlasvinken (kersvinken, groen- lingen), robijntjes en dergelijke het ont- scheiden of het een l eer of eene dame was. Nauwelijks waren zij binnen, of de wagen vertrok in volle vlucht. Ik ijlde naar huis en vertelde aan mijne moeder wat er gebeurd wasmaar zij meende dat miss Constance bij eenen zieke geroepen was en zoo stelde ik mij gerust. Maar 's anderendaags morgens hoorde ik vertellen dat miss Constance en Nina ver dwenen waren en dat niemand wist waar zij heen getrokken waren. Ik meende sir Walter alles mede te deelen wat ik gisteren avond gezien had, maar daar hij zoo diep geschokt is door den slag die hem treft, besloot ik to wachten totdat lord Percy zou thuis k.men. U thans ontmoetende, miss Elsie, heb ik mij anders bedacht. Gij weet nu alles wat mij van die geheimzinnige gebeurtenis bekend is. Ëlsie had met groote aandacht geluisterd. 't Is wonder, zeide zij, Da een kort stil zwijgen. Naar al hetgene gij mij verteld hebt, schijnt het dat Constance nit eigen beweging en vrijeu wil weggeloopen is Jenny, sprak zij plotseling ernstig, houd voorloopig alles wat gij weet voor n, tot dat wij meer weten en betere gelegenheid tot spreken vinden. Zoudtgij bij toeval nog iets te weten komen, deel het mij dan spoedig mede. Bij deze woorden verliet zij het huis, vóór hetwelk een knecht haar paard vasthield. Alras zat zij in den zadel en sloeg nadenkend den weg naar Wnllhorst in. Jenny, nadat zij het wegrijdende meisje een oogenblik had nagezien, trad weder in hare woning binnen, terwijl zij tot haar zelve sprak: «Wat zon miss Elsie zeggen, indien ik haar meedeelde dat ik op het rijtuig den koetsier van den graaf Grensville meende herkend te hebben Neen ik durf het niet zeggen. Niemand zou er geloof aan gaven Maar ik zal zwijgen, de tijd zal komen dat ik spreken moet en ik hoop dat hij niet te lang zal achterblijven. Ik wil den graaf nauwkeurig gadeslaan en gelukt het mij een spoor te ontdekken dan zal ik niet rusten vcordat ik den ellendige, h-^t mas ker van het valsch aangezicht zal gerukt heb ben, waarmee hij de mecschen zoekt te be driegen en naar zijn goeddunken te behandelen Hij meent niet, dat zijne misdadige handeling doorschouwd is geworden of dat het gansche gebouw zijner listige plannen op waggelenden bodem staat en dreigt in te storten Maar, waarom is miss Constance hem ge volgd V. Op denzelfden ongelukkigen margen dat het verdwijnen van miBs Conatance ruchtbaar werd, liep een postwagen door de hobbelige straten, aie van Londen naar Wallhorst lei den. Op den bok zat de koetsier in een dich ten mantel gewikkeld, terwijl men in het rijtuig vier personen kon bemerken waarvan er drie schenen te slapen. Een der reizigers, een man van middelbare jaren, zag men bij het eerste opzicht aan dat het een zeeman was Zijn bruingebrand wezen had nevens alle ruw heid en strengheid die er in te lezen stond, eene goedhartige uitdrukking, die aan zijne trekken iets vertrouwelijks schonk. Rechtover hem zat eene vrouw, wier bleek gelaat nog duidelijke sporen van eerste schoonheid droeg de angst die op haar aangezicht te lezen stond en het onregelmatig ademhalen bewezen dat zij zelfs in haren slaap haren kommer niet vergeten had Zij was in rouw gekleed en hare bleeke wangen staken hevig tegen het hoog zwart der kleeding af In den anderen hoek der koets lag, op de kussens geleund eene reeds bejaarde negerin Haar uitwendige getuigde groote rust en de regelmatige ademhaling duidde aan dat zij eenen verkwikkenden Blaap genoot. De vierde persoon die tegenover de negerin zat, was een jong meisje van omtrent 16 jaren oud. Het was eene liefelijke maagdhare bruine oogen hadden een schalkachtigen blik de reine blanke tint van haar gelaat was aan geuaam en aantrekkelijk door hare koraal roode lippen om den kleinen sierlijken mond en het teeder rood dat in hare wangen scheen geweven te zijn. Zy was slank van gestalte. Uit eiken trek, nit iederen blik spraken over moed en schalkheid, maar ook geest en verstand. Zij zat door het venster in den neveligen morgenregen te schouwen nu wendde zij het hoofd om, en blikte naar hare sluimerende reisgezellen, langwijlig en zonder iets te zeg- gelden moeten. Bij hoopen riet men die stumpers, die in hun vrijheid zij het dan ook, dat zij het niet alle hier doen veld en bosch vervroolijken en niemand kwaad doen, nu weer in kleinere kooitjes op de markt staan. Dit gaf zeker enkele onzer dagbladen dezer dagen aanleiding om te schrijven, ïoe men die diertjes in gevangenschap behandelen moet. Hoe men handelen moet met «doodvliegers» «doodeters» en «doodkniezers.Och, ja, den «dood- vlieger» moet je in het donker zetten, den «doodeter» wat minder eten geven, en den «stumper» die met opgezette veertjes in een hoekje gedoken zit en nóch eet, nóch drinkt, nóch zingt, dien moet je weer wat anders doen. Alsof het zoo moet zijn l Alsof die vogeltjes niet in de vrije natuur maar in een kooitje thuishoorden l Wat is de mensch toch onvernuftig en zelfzuchtig. Hoe wordt toch de natuur niet ver moord en verlevendigd door die meestal mooi gevederde, lieve zangertjes 1 Maar neen, zegt de mensch, wat kan mij de schoone natuur schelen, die zanger moet gevangen worden, en als SlMSON in de Oudheid wat voor mij persoonlijk zingen en spelen. Wil hij niet, welnu dan branden wij hem het licht uit de oogen. De filistijnen staken soms SlMSON immers ook wel de oogen uit, waarom zouden wij dan een vogel, die nog veel minder sterk is dan SlMSON en ons niets kan terugdoen, de oogen niet mogen dicht- branden Velen zullen wel eens gedacht hebben hoe komen de lui toch aan die hoopen vogeltjes, die nu op de markt staan Behalve met den lijmstok, vangt men die veel met het vinkennet. Wie van morgen met mij was gefietst naar Houten, had op een weiland onder de gemeente Utrecht de vogelaars bezig kunnen zien Daar zaten een paar leegloopers van het minste allooi op het vinkentouw. Rondom hen een massa kooitjes met lokvogeltjes. Die moeten door hun gezang of getjilp (het gaat er van, natuurlijk) hun soort- genooten uit het veld lokken. Aan het einde van het vinketouw het dubbele slagnet, en dan (verfoeielijke wreedheid 1) binnen de ruimte, welke door het slagnet bestreken wordt, een paar half doode vogeltjes, aan stokjes vastgebonden. Die stokjes worden ook door de luilakken, die op het vinkentouw zitten, bediend, op deze wijze, dat als er vogels in de lucht, in het zicht komen, met een eind touw de stokjes in de hoogte getrokken worden, zoodat de half dood gemartelde stumpers, die er aan vastzitten, wat op en neer fladderen. Dat fladderen is noodlottig voor de vogels in zicht. Zij voegen zich bij hun fladderende lotge- nooten, maar meteen slaat het net dicht en de tot hiertoe vrije vogels zitten er onder. Gedurende de paar minuten, dat ik er bij stond, werden er zoo twee gevangen, en in een grooten getralieden bak ge daan, waarin al een kleine dertig vogeltjes gevangen zaten. (Somtijds gebeurt het, dat men honderd en meer vinken in een enkelen trek vangt.) De vangst ging goed met het mooie weer. »Mool werk, meheer, als er wat ge vangen wordt», zeiden de leegloopers. »Er is wel beter en nuttiger werk», meende ik. «O ja» zeide de eene luilak met een glunderen lach, «hazen schieten?» Iets nóg hooger en nuttigers scheen buiten zijn denksfeer te liggen. De ander snapte echter, wat ik bedoelde, althans nij beweerde met een meewarig gezicht, dat hij zoo graag vast werk wilde hebben, maar hij kon het natuurlijk niet krijgen. De werkeloosheid (prachtige uitvinding voor luilakken 1) kreeg het dus op haar rekening. In het net lagen ook verscheidene doode vogeltjes. Ik informeerde hoe dat kwam. «O, dat zijn vrouwtsies», zeide de eene patjakker, «die maken me meteen maar dood.» «En wat doe je daar dan verder mee >Verkoope.» »En wat krijg je daar dan wel voor?» «Dertig cente voor het dozijn- Verlede week hebbe we nog twee dozijn weg- gebroch naar meheer te Houten, die lus ze zoo graag, die eet ze bij zijn boteram. 't Benne lekkere boutsles, meheer 1 Walgelijke kerels I Voor twee en een halve cent per stuk vermoorden ze alle vrouwelijke vinken, die ze maar vangen kunnen, en ontvolken bosch en beemd. gen. Eindelyk rond zij woorden om hare ge dachten nit te drukken. Ik wenschte wel den geboortegrond nooit verlaten te hebben, om naar het ruwe nevel achtige Engeland te komen, murmelde zij, hoe terugstootend is die aanblik der lucht. Door den nevel kan men de boomen zelf niet onderscheiden en de oude postwagen ontneemt alle lucht en beweging. Zij liet eenen zucht en keek weer naar buiten... Ik zou wel willen weten hoe onze bloedver wanten ons zullen ontvangen. Ik moet met mijne moeder daarover spreken. Ik ga ze wak ker maken. Zij aam de handen der dame vast en riep uit Moeder, ontwaak 1 Kunt gij zulks ver dragen dat men den ganschen dag in een koets zit, zonder met iemand te spreken Maar de dame wendde slaperig het aange zicht af en het meisje zag dat hare pogingen vruehteloos zouden zijn. Haar geleider ook sliep vast. Neen, dat is te veel 1 riep zij uit Wat zal ik doen. Mij blijft nog de koetsier over. Een onderhoud met hem zal gewis beter zijn als het gezelschap van slapende mede reizigers. Terwijl zij nog sprak, stond zij op wierp eene sjerp over het hoofd en schouders en klopte aan het venster. De wagen hield stil, en eer de koetsier vragen kon wat er gebeur de, zag hij, de jonkvrouw uitstappen, de deur achter zich sluiten en hoe groot was niet zijne verwondering den bok bestijgen Zij drong den koetsier wat op zij en nam plaats neven hem. Alles geschiedde zoo be hendig en zoo zeker, dat hij niet wist wat te zeggen. Als hij van zijne verbaasdheid bekomen was, hoorde hij met verwondering haar gansch bedaard tot hem zeggen Zoo, nu kunnen wij rustig voortreizen Maar, miss, die plaats is niet gevoeglijk voor u, zei de koetsier. Zij liet bem niet verder spreken eer hij verhinderen kon, had zij de zweep en de teugels nit zijne handen genomen, gaf de paarden een kleine zweepslag en ze begonnen te draven. Maar, miss, wat beteekent dat riep de koetsier verrast, om Gods wil spreek 1 Ik wil eens zien of ik ook paarden be sturen kan. Bij deze woorden kletste zy wederom met de zweep. Wees niet ongerust, riep zij nit, ik voer zeer goed M... Maar hoe heet gij Smitt. -—Wat zegt ge? John Smith, niet waar? Ja, mits. Dat is wonder 1 Ik geloof dat ik ongeveer een geheele dozijn Smith tegengekomen ben, overal waar ik reisde... Nu, mijn naam is Felicia Howard. Daarwy nu met elkaar kennis gemaakt hebben, wil ik zeggen, dat ik tot u kwam om met u wat te kletsen, terwijl mijne reisgezellen Blapen. Dat is goed, miss, maar ik vrees dat gy door dien regen eene verkoudheid zult opdoen. Neen, dat zal ik niet 1... Maar daar w(j toch van weder spreken, zeg mij dan toch eens of het zoo alle dagen hier is. John lachte. Neen, niet altijd, zeide hy, de zon schijnt ook al eens. Ei dat zou ik gaarne zien Sedert wy hier aangekomen zijn, heeft het bestendig ge regend. Zijn wij nog ver van Walhorat Niet zeer ver meer 1 Het is een zeer schoon landgoed en eigendom van graaf Grens- ▼ill®- Ja, zoo is het Mijne moeder en ik, alsook Tarta onze dienstmeid, gaan daar wonen. De graaf is mijn oom 1 De koetsier zag het meisje mat verwon dering aan. Uw oom vroeg hij twijfelend. Ja, de graaf is mijn oom, de broeder van mijne moeder. Is het mogelijk riep Smith verwonderd uitzoodat miss Elfrida weder terugkeert Ja, zoo is het, zei Felicia met aardigen ernBt. Wij gaan thans naar Wallhorst om er voortaan te wonen... Maar kent gij myne moeder misschien Ja, als ik nog een jongeling was, dienda ik als koetsier in bet huis van den graaf... Miss Elfrida trouwde met eenen Amerikaan en verliet Engeland. (Wordt verrolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1907 | | pagina 1