IN ummer 101. Zondag 22 December 1907 Jaargang, 5 f Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. ÖE 30- AN TO ON T IEL EN. Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen BEKENDMAKING KEI-HILaNDEiN, êEUILLBTOJS. ess- -TSssssa^EyjjKv:: 'WIL!;1 ..•s i T O E V K K WAALWIJK- Telefoonnummer 38. gtéMtlflWWJIHi11 De Echo van het Zuiden Waahvijksclte en Langstr Courant m i^— r nil" r m i -■ mi *«i i JT"WJW__ i i ~ii - l"~~~rT~rT"T"T—T* Dit Bind verse ijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maandeu f0."5. h'raiu o per post door het geheele rijk f0.90. Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco \r, zenden .au dri» Uitgever. Advkrtbntiën 17 regels f 0.6U daarboven ft cent per regel, grootr letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Jimaal berekend. Voor plaatsing van sen groet aantal regels en advertenties bij abonnement worden apeciple zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. INSCHRIJVING NAT. MILITIE. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk brengen ter openbare kernis, dat de mannelijke ingezetenen der gemeente, geboren in het' jaar 1889 zich ter inschrijving voor de Nationale Militie behooren tan te melden ter Secretarie, tasichen den lsten eu den 31»ten Januari 1908. Voor die inschrijving zal zitting worden ge houden op alle werkdagen, des voormiddags van 9 tot 12 uur. Verdere inlichtingen worden ter Secretarie verstrekt. Waalwijk, 14 December 1907. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Th. do Surmont de Ba* Stoeele. de Secretaris, P. W. van Lieaipt. (VERVOLG EN SLOT.) Ge zult u afvragen hoe kunnen in zoo'n land menschen wonen. Ja, dat is velen een raadsel gelijk het voor velen een raadsel is hoe menschen in dc om streken van den Noordpool kunnen gaan wonen. Enfin hier zijn menschen. Waai ze vandaan komen Zij zeggen dat zc uit den hemel gevallen zijn. Waren zij er maar gebleven, dan zou het nu niet zooveel in hebben om ze er weer naai toe te krijgen. De beschaving lieef; hier al eenige vordeiingen gemaakt Trouwens zooals later zal biijken is hier dc katholieke missie sedert 1^88 gevestigd Maar zelfs bij de Heidenen is de natuur wet niet zoo zeer verduisterd dat zij als 't ware geen begrip van zedelijkheid meer hebben. Hier en daar wel is waar vindt men er eentje die er twee vrouwen op na goudt. Maar waarom In het algemeen is het niet om de lage harts tochten te voldoen (gelijk elders en hier nog meer is de mensch zwak en ver- galopeert hij zich weieens) maar om kin deren te verwekken. Veel kinderen vooral meisjes is hier een schat en vormt de hechtste huwe- Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". 17) Een angstschreeuw steeg op uit mevrouw Grensville's gemartelde borst, zij wankelde en ronk bewusteloos ten gronde. Al de aanwe zigen ijlden toe om haar bij te staandeze algemeene verwarring te baat nemende, trok de Heidenheks met het kind en de hond de laai uit, eenen blik, waar haat in straalde, en duivelsche vreugde, op haar zielloos slacht offer werpende. Haastig verliet zij het huis waar het eerste tooneel van een droevig drama «oo juist afgespeeld was IX. Het was de namiddag van den dag die op het leest van Walhorst volgde. Lady Grens- rille lag op een rustbed uitgestrekt. Zij was bleeker dan gewoonlijk, en meer dan ooit in diep gepeins verzonken. Op de vleugelen der herinnering was zij naar eene plaats gevlogen waar zij zulke zalige dagen sleet en waar zij het reine genot eener eerste gelukkige liefde genoten had. Niet ver van de rustplaats der edelvrouw, ut Elsie Liddon die sedert den vorigen avond bij haar steeds gewaakt had. Ook zij was in diepe droomerijen verslonden maar plotseling iprong zij vei schrikt op. Zij meende door hare tante geroepen te zijn, mnar als zij eenen blik op de zieke geworpen had, was zij overtuigd dat zij mis gehoord had. Roerloos scheen de edelvrouw, zoodat Elsie het goed vond haar niet uit hare mijmeringen op te wekken. Een pijnlijk stilzwijgen gaf aan het huis een doodseh aanzien. De dienstboden slopen zacht en angstig door de zalen en gangen. Niet alleen was de gravin lijdend, ook Mrs Howard bevond zich niet wel. Van natuur zeer zenuwachtig, had het angstgeseüreeuw der graviu Grensville, alsook het geroep der lijksband. Weliswaar hier is een andei euvel in het spel Wanneer bij u een paartje het huwelijksbootje wil instap- vraagt men eerst hoeveel de bruid mee brengt. Hier is het juist andersom. «Kunt ge zooveel voor mijn dochter geven, zegt de vader, dan kan uw zoon ze hebben.» En de koopsom loopt somstijd nogal hoog op, zoodat de schoonzoon dikwijls lange jaren moet werken voor zijn geliefde schoonouders* om die schuld af te lossen. Van eigen lijke liefdeshuwelijken is hier geen sprake. Hier in de buurt loopt een jongen die volgens afspraak moet huwen met de kleindochter van zijn oom. De klein dochter is nog niet geboren en haar vader moet nog eenige jaren wachten eer hij kan trouwen. Intusschen zal er wel een mouw aangepast worden. Maar dit doet u eenigzins begrijpen de aardige gewoonten van het volk. Uit deze ge woonte volgt ook wel eens dat de man zijn vrouw 'aat zitten, ook wel dat hij met een ander omruilt. Het verlaten van zijn vrouw geschiedt niot naar wille keur. Heeft iemand reden om zijn vrouw te verlaten en dat wordt uitge maakt door de hoofden, dan behoeft hij geen boeten te betalen, zelfs krijgt hij den koopprijs terug. Verstoot iemand zijn vrouw zonder goede redenen dan is hij de koopprijs kwijt. Wordt iemand betrapt op verkrachting van eene onge huwde vrouw dan moet hij deze tot vrouw nemen of eene zware boeten be talen. De huwelijkskwesties bezorgen ons veel soes (zorg) daar de menschen altijd in hun eigen familiebetrekkingen huwen. Wat te zeggen van hunne godsdien stige begiippen Op de eerste plaats zooals bij alle heidenen, speelt het bij geloof een grooten rol. Ieder dag heeft zijn eigen beschermgeest of mitoe waar over een bewaker is aangesteld de mitoe doean. Het fijne van hun godsdienst is moeilijk te achterhalen, zij laten zich daarover weinig uit. De bijgeloovigheid is diep ingeworteld in het volk dat ondervinden wijf dagelijks bij onze Christenen. Wij verwonderen ons daar niet over. Ga eens na hoe bij de Euro- peesche volken, die toch sedert eeuwen leven onder den invloed van het christen dom, nog vele bijgeloovigheden gevonden gasten »zij is dood haar zoodanig geschokt dat zij bezwijmde en men verplicht was haar op hare kamer te brengen, waar de oude dienares en hare dochter er in slaagden haar weldra tot het bewustzijn terug te brengen. Maar des anderendaags smorgends gevoelde de dame zich zoo zwak en ontsteld dat zij het bed niet dorst verlaten. Het vroolijke feest van 's avonds te voren twas door dat spijtig en onvoorzien voorval, plotseling opgeschorst. Daar het meeste deel der familieleden met de lijdenden bezig, de zaal verlaten hadden, gevoelden de genoodigden ook niet veel lust nog langer te blijven, en verlieten het slot, voorwendende dat de graaf door den toestand zijner echtgenoote zou belet zijn in het ge zeischap nog terug te komeu. De graaf was met Elsie een deel van den nacht bij de zieke vrouw gebleven, daar hare bezwijming lang duurde. Als hij ze 's mor - gens bniten gevaar zag, had hy aan Elsie de zorg der lijdende toevertrouwd en was weggeredeu... Diepe stilte heerschte in de zaal, als opeens Lady Grensville vroeg Hoe laat is het? Half vier antwoordde Elsie get uurwerk beziende. De gravin na eeu kort stilzwijgen hernam: Elsie, ik bid u, ga tot Jenny L'Arronge en verzoek haar bij mij te komen. Het meisje was verwonderd over die bood schap zij zag de meesteresse aarzelend aan. Eerst als de gravin de oogen opsloeg en ze naar haar wendde, stond zij op, knikte toe stemmend en greep naar de belkoord, waarop een dienaar verscheen dien zij met de boodschap belastte Het was buitengewoon te booren dat lady Grensville iemand bij haar vroeg, al was ook Jenny L'Arronge nog zoo goed in hare gun6t Men was hoogst daarover verwonderd en elk vroeg zich af welke de oorzaak wel zou kunnen zijn van die zonderlinge uitnoodiging. Doch wat ook aanleiding tot zulk verzoek mocht geven, men hield voor zeker dat Jenny de uitverkoren vriendin der gravin moest wezen. De bode vond het meisje met een hand worden. Wij mo^en dus niet te veel- j eischend zijn. In het onderricht doen wij hun de dwaasheid van al die bijge loovigheden in zien maar ingeroeste gewoonte en opvattingen verdwijnen niet in ettelijke jaren. Voorzeker bij onze Christenen valt reeds een vooruitgang op te merken, doch in sommige omstandig heden komt nog de oude heiden weer boven. Zoo eenigen tijd geleden was er in een dorp eene vrouw in hoogst gezegenden toestand. Men dacht dat deze vrouw door een val gestorven was: maar het kind leefde nog die omstan digheid zou onheil aanbrengen. Om dat te voorkomen zouden de menschen waaronder ook christenen niet meer of minder een dubbelen manslag begaan hebben om te voorkomen dat de geest van het kind, dat natuurlijk moest sterven later zou rondzwerven en de menschen lastig vallen. Onze Paters die daar in de buurt wonen moesten gedurende eenige dagen dag en nacht de wacht houden om zoo'n misdaad te voorkomen. De Keieesch is anders niet wreed van inborst. Hij is goed en zeer gastvrij. Egoist is hij niet en altijd bereid om* hulp te verleenenen. Waarheidslievend zijn ze juist niet liegen kunnen ze dat zij het zelf gelooven. De Keieesch is nogal kort aangebonden ik zou zeggen heet gebakerd maar die uit drukking geldt hier niet. Hier valt men de kleine kinderen niet lastig gelijk in Europa door ze een keer of vier per dag in een versch pakje te steken. Een luiermand houdt men er hier niet op na. Zooals de kleine te wereld komt zoo groeit hij op tot zijn zesde of zevende jaar. Dan krijgt hij een broekje of iets dergelijks aan dat bij nog liever kwijt dan rijk is. De meisjes worden vroeger van een rokje voorzien. Het physiek van den Keieesch lijdt er niet onder. In het algemeen zijn de Keieesche flink gebouwde kerels die heel wat werk kunnen verzetten als het moet. Hunne gelaatstrekken zijn regel matig hunne kleur is donker maar verre van zwart zooals de Papoeeezen en Afrikaansche negers. De kleine kinderen zijn waarlijk lieve wezentjes. Maar helaas, zij zijn twee of drie jaren oud en zij moet een zware beproeving doorstaan. Op dien leeftijd breekt een soort uitslag uit waaraan niets te doen is. De kinderen zijn dan afzichtelijk. Die uitslag geneest heel langzaam vooral aan den mond, gewrichten en andere hier niet noembare lichaamsdeelen. De een heeft het meer dan een ander, maar allen moeten er door. Niets blijft er van over. Maar de kinderen moeten er van lusten en de moeders en de andere broertjes en zusjes die zoo'n kleine moeten oppassenIk weet niet wat kinderwiegen is dat het alles behalve prettig zijn heb ik wel eens van schoolkameraden gehoord - maar op zoo n kleine passen die vergaat van de jeuk dat is nog erger. Maar ik moet zeggen dat de jongens en meisjes er niet zoo zeer tegen opzien om een kind op te passen als bij ons. Dat hoort zoo denken zij en daarmee is het uit. En nu een woordje over ons werk alhier. Zooals ik reeds hierboven ver meldde was de Evangelisatie van onze Oost-Indische Bezittingen toevertrouwd aan de E. E P. P. jezuiëten. Sedert 1888 waren deze ijverige missionarissen ook hier werkzaam en de E. P. Kusters die het eerst hier het Evangelie verkon digde mocht bij zijn vertrek in 1901 zich verheugen in de gedachte dat hij een kleine duizend Keieezen gedoopt had. Aan de E. E- P. P. Jezuiëten komt alle eer toe van de stichting der Missie en het opmaken van een woordenlijst. Het begin was zeer moeilijk geweest zoodat men meermalen van plan geweest was deze stichting te verlaten, toen eens klaps er een heele ommekeer plaats greep. Toen de H. E. Pater Dr. M. Neijens hier aanlandde vond hij eene reeds talrijke Christenheid. Aan hem en zijne medehelpers de taak dat werk zoo goed begonnen, voort te zetten en uit te breiden. Een niet geringe taak voorzeker, zoo als uit het overzicht dat volgt, zal blijken. Langgoer een dorp dat meer dan 500 zielen telt is de hoofdstatie, wijl daar de E. P Prefect verblijft. Het spreekt van zelf dat Z. H. Eerw. geen vaste statie bedient als hoofd der Missie kan hij zich zoo niet binden. Het geheele Mis siewerk zou er onder lijden. Maar meent niet dat Dr. Neijens stil zit. Hij toch werk beiiig voor de vensters der ouderlijke woning zitten doch nauwelijks had zij het verzoek der edelvrouw gehoord, of zij was bereid den dienaar op staauden voet te vol gen. Ras had zij zich aangekleed en stapte den weg naar Walhorst op. Zij droeg eenen zwarten hoed, met rooden baud omgeven, zoodat dezen op eenen tnlband geleek die op de bruine tint en het ravenzwart haar van het meisje bijzonder goed paste. Een brnin kleed hing in zwierige plooien om hare slanke leden en met de fijne witte halskraag on met de blanke manchetten ver sierd, had zij een schoon aanminnig voor komen. Deze gedachten bezielden ook Arnold Liddon wanneer hij, in eenen divan gezeten en eene sigaar rookend, de geroepene door den gang komen zag. Ah miss Jenny 1 waar zijt gij dan altijd geweest vroeg hij, als zij met vriende- liiken groet hem wilde voorbijgaan. Ik heb u Binds lang niet meer gezien. En gij zult daarom niet zeer kwaad geweest zijn M. Arnold, antwoordde Jenny glimlachend «n eene kleine buiging makend sedert de aankomst der Amerikaansche schijnt gij al uwe oude vrienden vergeten te hebben... Dat is niet juist, miss Jenny, sprak Arnold rechtstaande. Zij was eene vreemde gelijk gij weet, en derhalve was het mijn plicht haar wat aan te trekken, maar nooit is het in mijn gedacht opgekomen n, om harentwege, te vergeten. Op mijn woord van eerlijk man jnffronw, gij ziet er beminnens waardiger uit dan ooit. -aat mij voor het oogenhlik voortgaan M. Arnold, sprak het jonge meisje, zich verwijderend. Ik ben haastig. Waar wilt gij dan zoo haastig naartoe vroeg de jongeling hare hand vattend. Bij de gras in. Wat zou zij wel van u willen? riep Arnold verrast uit. Alsof ik het wistEn zoo het mij be kend was dan zon ik het u toch niet zeggen, want gij zijt veel te nieuwsgierig. Met eene rappe beweging trok zij hare hand terug en ging snel voort. Op de trappen gekomen keerde lij zich nog eens om, wierp moet het land verkennen, zien waar een nieuwe statie kon opgericht, Hij moet zorgee dat dc christengemeente kerk en school hebben. Met den H. Paulus mag hij wel zeggen «de zorg voor al de kerken (van den Prefectuur) komt op mij te neer. Het is geen benijdens waardig postje A.postolisch Prefect te zijn. Daarbij gebeurt het nog al eens dat zijne kas ledig is en dus het missie werk niet uitgebreid kan worden. De Kerk is weliswaar een goddelijke instel ling maar de leden zijn menschen, die kleeding, voedsel, huisvesting noodig hebben. De godsdienst kan niet uit- geoetend worden onder den blooten hemel. Hier uit ziet ge dat er al heel wat komt kijken en al is de Missionaris voor zijn eigen behoeften niet veel-eischend, al het overige vraagt nog veel geld. Langgoer telt vele Christenen en heeft dan ook zijn eigen pastoor. Een derde Pastoor bedient de omliggende plaatsen- Maar hier wil ik niet verder op in gaan en liever uwe aandacht vestigen op een voornaam werk van onze Missie nl. de school. Dat het een voornaam werk is zult ge licht begrijpen. Wil men immers degelijke christenen vormen dan moet men met het kind beginnen. Het kind is nog niet doordrongen van het heidensch bijgeloof en de hartstochten hebben hunnen verderfejijken invloed nog uit geoefend. De school is ook eenigszins een middel om heidensche ouders over te halen hunne kinderen Katholiek te doen worden Op de school immers leeren ze nog wat meer dan Catechismus. Het eerste werk van P. Kusters was inlandsche meesters (goeroes) te vormen. Te dien einde liet hij van reeds katho lieke streken een paar onderwijzers ko men die het Maleisch machtig waren. Dezen onderwezen de Keieezen in die taal zoodat wij nu een flink aantal mee sters hebben. Heden nog hebben wij te Langgoer eene school ter opleiding van goeroes eene school die heelemaal ten laste van den Prefect komt. De jon gens moeten onderwezen worden, ge huisvest, gekleed en gevoed. Natuurlijk wat dit laatste betreft worden zij niet verwend-huisvesting kleeding en voedsel ziin overeenkomstig met het Keieesch gebruik- Wij willen er geen Hollanders hem eenen goeden dag inet de handen en verdween voor de blikken van den jongeling. Bij de kamer der gravin gekomen, opende Elsie Liddon op haar lient geklop de deur en met eene lichte buiging noodigde deze haar uit in te treden,, wees zwijgend op de gravin en verwijderde zich. Jenny naderde het bed waarop de Lady zich bevond, zonk voor haar op de knieen en bracht eerbiedig de baud dor gravin aan hare lippen. Dese aanraking, hoe licht zij ook zijn mocht, was voldoende om de giavin uit hare mijmering op ts wekkenzij sloeg hare oogen op, richtte hare blikken op Jenny en zeide Weet gij wel, Jenny, waarom ik u deed roepen Neen, mevrouw Hebt gy niet gehoord wat gisteren avond in het slot is geb urd Enkel, dat de Heideheks hier kwam en dat gij ziek werd, anders niet. Wat denkt men van mijne plotselinge ontsteltenis? Jenny hief de oogen in onschuldige bewon dering tot de gravin, De vraag kwam haar zoo zeldzaam voor, dat zij voor het oogenhlik geen antwoord vinden kou. Nn, men zegt, dat het onverwachte verschijnen der onde vrouw u van schrik iu onmacht deed vallen antwoorde Jenky recht zinnig. Ook mevrouw Howard bezwijmde van angt... v Lady Grausville slaakts een diepe zucht. Dan schouwde zij het meisje eenige oogenblik- ken strak dóórdringend aan. Ik zou gaarne weten of ik in n volle vertrouwen mac nemen ot niet? sprak de gravin als tot zich zelve. In den toon harer stem sidderde een kl&i.k vol smart en bitterheid, zoodat Jenny di<'p bewogen werd, en in stomm6 verwondering op de woorden der gravin, dezer hand kuste die zij nog in de hare hield. Jenny, zei de gravin na een kort stil zwijgen, ik heb u een geheim toe te ver trouwen. Wilt gij zweren bij al wat u heilig is, dat gij nooit openbaren zult wat ik u onthullen ga en wat gij in den toekomenden nacht booren en zien zult. Half verrast, half verschrikt, was Jenny opgestaan en stond nn vragend en getroffen op de gravin te kijken, terwijl al hare leden beefden onder den indruk van de strakke blikken der gravin. Spreek, ging lady Grensville, na kort aarzelen, fluisterend voort. Wilt gij mijn ge heim leeren kennen en mij beloven dat gij toch nooit znlt zeggen wat gij dezen nacht hooren en zien zult? Ik kan dat verschrikelijk geheim niet langer alleen dragen. Om Gods wil, Jenny, antwoordt mij. Hoogst verbaasd over het zonderling ver langen de^ gravin stond Jenny nog eenige oogenblikken besluiteloos te staren. Wat mocht de doorgaans bescheideno vrouw toch aanzetten op znlken toon te spreken Zoo had Jenny ze nog nooit gezien. Ook welden zojdbilinge gedachten in haren geest op. die zij niet vermocht te. bestrijden. Vergeef mij, edelvrouw, sprak het meisje na kort stilzwijgenmnar ik kan niet blindelings beloven, zonder ten minste te weten waarover het geheim loopt. Ik verlang geen onrecht of geen kwaad van n, Jenny, sprak de gravin ernstig. Er is ook geen het minste gevaar aan hetgeen gij doen zult. Ik vraag u enkel dat gij een diep stilzwijgen zult behouden over hetgeen gij zien eu hooren zult. Er is toch van geone misdaad spraak vroeg Jenny aarzelend. 'Neen antwoordde de gravin, terwijl eene duistere wolk haar gelaat betrok. Neen 1 of moet ik n verdere bewijzen geven dan mijn woord van eer. om u te dom gelooven dat hier van misdaad geen kwestie is?... Edelvrouw. vergeef mij dit oogenblikke- lijk twijfelen. Ik zweer! -, en Jenny hief do hand op tot een een, terwijl zij mei de an dere een kruis, dat de gravin op de borst droog, aan de lippen bracht. Ik dank n, zei de gravin, en een milde lach verhelderde haar schoon gelnat Gij zult u uwe goede daad nooit berouwen. Jenny hoog zich eerbiedig en luisterde naar hetgeen lady Grensville verder zou zeggen. (Workt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1907 | | pagina 1