Nummer 13.
Donderdag 13 Februari 190B.
31®. Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Zwerende Wond,
Goud.
Eerste Biad.
HET ME Uimi
DE
A
TOON TIELE1,
Een
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
gehouden in een vet warm Sunlight»
Zeepsop, wordt direct PIJNLOOS; het
werkt ZUIVEREND en zal zeer spoe»
dig genezen. Ju Geen middel is een=
voudiger, heilzamer en verrassender,
zelfs in gevallen van bloedvergiftiging.
SUNLIGHT ZEEP is zoo zuiver als
FEUILLETON.
W
TJ I T O EVER:
AALW IJ K- Telefoonnummer 38.
32)
S
EB3.Aüy; °**m3B&3eS5%^-&g!ti^sBZaiSE8&*B&:?r
..-- --;r
Waalwuksclie en Liigxlualsftf Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond,
abonnementsprijs per 3 maandeu f0."5.
Franro per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden
Uitgever.
den
Advkrtbntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Adverteutiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Zooals wij bekend maakten, is 't nieuwe
Kabinet als volgt saamgesteld
Mr. Th. Heemskerk, Binnenlandsche
Zaken.
Jhr. mr. R. de Marees van Swinderen,
Buitenlandsche Zaken.
Mr. A. P. L Nelissen, Justitie.
J. Wentholt, Marine-
Mr. M. J- C. M. Kolkman, Financiën.
F. H. A. Sabron, Oorlog.
Mr. J. G. S. Bevers, Waterstaat.
A. S. Tal ma, Landbouw, Handel en
Nijverheid.
A. W. F. Idenburg, Koloniën.
Enkele bizonderheden over de nieuwe
titularissen mogen hier volgen. De mees
ten van hen zijn trouwens zeer bekende
figuren in het openbaar leven.
Mr. Heemskerk is de zoon van den
Grondwetgever van 1887. Hij werd ge-
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
III.
Het is toch spijtig, zei Elsie in zich
zelve, dat een zoo bevallig meisje in de
onderaardsche gangen van bet oude Heidehof
den schoonsten tijd baars levens doorbrengen
moet. Ik zou wel eens willen weten of zij
wezenlijk gelukkig is. Ik wil het haar eenB
vragen.
Zij legde haar boek neer stond op en vroeg:
Hebt gij haast Sylla?
O 1 neen, miss, autwoordde zij, voort
arbeidend, verlangt gij iets misschien
Ik zou zoo gaarne wat met u s]_
zoo gij er den tijd en den lust toe hebt
Ik ben ten uwen dienste 1 luidde het
vriendelijk antwoord.
Kom dan bij mij en zet u aan mijne
zijde.
Het jonge meisje deed wat Elsie baar gebood
en dan schonwde zij Elsie nieuwsgierig aan.
Zeg, Sylla staat het u hier goed aan
Ja, miss, antwoordde het meisje onmid-
delyk.
En waarom vindt gij het leven hier niet
droevig, eenzaam, vervelend
O ja, wanneer kapitein Negus afwezig is,
verveel ik mij altijd dan heb ik niets te
doen als boeken te lezen en vogelen te voeden;
maar dan mag ik ook op de schooue geschen
ken denken die hij mij meebrengen zal, als hij
wederkomt Als hij dan weder hier is, ben
ik gelukig en voel nooit verveling.
Bemint gij hem dan zoozeer? vroeg Elsie
wie Sylla'a oogen op dat gedacht brachten.
- Ja
Dit woord in eenen toon gesproken die
tneer was dan eene verklaring, bewees hoezeer
Sylla den kapitein beminde en hoe gelukkig
lij in hare liefde was.
boren 1852, promoveerde te Leiden, en,
trad na zich te Amsterdam als advocaat
gevestigd te hebben, al spoedig in het
openbaar leven op den voorgrond- In
1883 werd hij lid der Staten en in 1889
lid van den gemeenteraad. In 1893 kreeg
hij zitting in de Tweede Kamer en sinds
1901 fungeert hij als wethouder der
hoofdstad. Hij was de leider der anti-
revolutionnaire partij in de Kamer.
Als diplomaat trad de nieuwe minister
van Buitenlandsche Zaken jhr de Marees
van Swinderen, tot dusver in het binnen
land mi ider op den voorgrond. Hij is
gezant te Washington en moet in diplo
matieke kringen hoog staan aange
schreven-
Hij behoort tot de christelijk-historische
richting.
De heer Nelissen is een jurist van
zeldzame bekwaamheid. Geboren in 1851
te Breda, studeerde hij te Leiden en
was o. a rechter te Maastricht en Breda.
Sinds eenige jaren is hij lid van den
Hoogen Raad. Hij is katholiek.
Vice-admiraal Wentholt had reeds
zitting in het vorig Kabinet. Hij is de
eenige uit dat Kabinet, die zijn porte
feuille behoudt.
Op de benoeming van den nieuwen
titularis voor Oorlog was men onder de
Dan fonkelden hare oogen van begeestering
en haar bekoorlijke wangen bloosden.
En waarom bemint ge hem zoozeer?
vroeg Elsie.
Ik weet niet, antwoordde Sylla, ik heb
daar nooit aan gedacht. Wellicht bemin ik
hem omdat hij zoo schoon is en zich zoo
goed jegens ons toont en zoo vriendelijk met
mij spreekt. Ik denk dat iedereen hem be
minnen moet. Ziet gij ook hem zoo gaarne
niet?
Elsie glimlachte bij die vraag, zuchtte diep
en zeide
Neen, Sylla, ik ken hem nog niet; naar
al hetgeen ik gehoord heb, geloof ik, dat het
beter zou zijn uwe gevoelens wat te bedwingen.
Waarom? vroeg het meisje verwonderd
Indien hij uwe gevoelens eens niet deelde?
Eer Sylla kon antwoord geven, werd er
plotseling op de deur geklopt. Een vreugde
straal vloog over Sylla's gelaat, als zij naar
de deur ijlde om ze te openen. De jonge
kapitein trad in de kamer, Sylla mtt zijnen
gewoonlijken vriendelijken lsch toeknikkend,
giDg hij naar Elsie welke hij met de hoffelijke
buiging, die den man der wereld doet erkennen,
groette. Na eenige vragen naar het welzijn
gesteld te hebben, zeide hij lachend
Ik zal u in 't kort van mijne tegenwoor
digheid bevrijden, miss Liddon. Zaken roepen
mij naar Ierland en gedurende mijne al-
wezigheid zullen mijne lieden, uitgenomen
twee of drie, die hier blijven, om onze schuil
plaats te bewaken, een andere reis onder
nemen. Wij zullen waarschijnlijk na verloop
van eenige weken terngkeeren. Ik vertrek
dezen avond en zal zoodoende geene verdere
gelegenheid hebben, u nog te zien, en dit is
de reden waarom ik thans mijn rfscheid van
u kom nemen. Vaarwel en weeg tevreden
tot dat ik wederkeer alles wat gij hier vindt
moogt gij als uwen eigendom aanzien. Vaarwel
Sylla en gaef acht, dat aan miss Liddou niets
ontbreke gedurende mijne afwezigheid.
Hij had de kamer verlaten, vooraleer een
der twee meisjes den tijd had te antwoorden.
Eene wijl blikte Sylla roerloos naar de deur
langs welke de kapitein voor hare oogen ver
dwenen was dan viel zij op eene sofa neder
bedekte haar gelaat met beide banden en brak
gegeven omstandigheden bizonder ge
spitst. Generaal Sabron komt voor een
moeilijke taak te staan, maar naar het
geen omtrent hem verluidt, is hij daar
voor ten volle berekend.
Generaal Sabron werd 17 Mei 1849
te Utrecht geboren. 1
Na een vierjarig verblijf aan de Ko
ninklijke Militaire Academie, werd hij
den 18 Juli 1870 benoemd tot 2e luite
nant der infanterie. Weldra bezocht hij
de krijgsschool en werd den 8 Juli 1884
als gevolg van zijne uitnemende studiën
bii keuze tot kapitein bevorderd. Bij den
generalen staf overgeplaatst, trad hij
spoedig daarna op als adjudant van den
minister van oorlog. Hoe zijne diensten
aan het Departement waardeering moch
ten ondervinden, bleek uit het feit dat
hij bij zijne benoeming tot majoor aan
gewezen werd voor de zoo gewichtige
betrekking van Hoofd der He Afdeeling
van het Ministerie van Oorlog.
Na eenigen tijd later op zijn verzoek,
ten einde troependienst te kunnen ver
richten, overgeplaatst te zijn bij het 4e
Regiment Infanterie, aanvaardde hij ech
ter reeds als luitenant kolonel het Gou
verneurschap der Koninklijke militaire
Academie. In deze betrekking mocht
hem den 16n October 1903, de hooge
eer te beurt vallen door Hare Majesteit
benoemd te worden tot Haren Adjudant
in Buitengewonen Dienst, eene onder
scheiding, die in de laatste jaren slechts
aan zeer enkelen werd verleend. Na
vervolgens korten tijd de functie te heb
ben vervuld van Inspecteur van het
militair onderwijs werd hij ter vervanging
van den luitenant generaal Kool aange
wezen tot chef van den generalen staf
en verwierf 1 October 1907, den rang
van luitenant generaal.
Rustig, bezadigd, man van groote
studie, zich zelf nimmer op den voor
grond plaatsend, maakt zijn heele wezen
en optreden den indruk van weten en
willen.
Het gesproken woord zal bij hem de
vrucht zijn van rijp beraad en niet van
eene oratorische opwelling van het oogen-
blik.
De gepubliceerde geschriften van zijn
hand bewegen zich voor 't meerendeel
op het gebied der krijgsgeschiedenis en
hebben betrekking op de verdediging
in bitter geween los.
Sylla, wat hebt gijvroeg Elsie, verrast.
O 1 hij is weg, hij is weg riep Sylla
weenend uit.
Ja, maar binnen eenige weken keert hij
terug zooalshij zeide, troostte Elsie het weenend
meisje.
Dat zeide hij, antwoordde Sylla, nog
immer weenend. Maar hij is aan zoovele
gevaren blootgesteld, als hij op reis is.
O 1 miss Liddon. eens dat zij hem zwaar ge
wond hier brachten, vreesden wij allen dat
hij sterven zou Ik verpleegde hem en hij
genas weder Maar iedermaal, dat hij op reis
gaat, komt de vrees in mij op, dat hij nooit
terugkeeren zal O miBS, indien hij niet
wederkwam, zou ik van verdriet sterven 1
Elsie zocht gedurig het ontroerde meisje te
troosten. Al hare pogingen waren vruchteloos.
Den ganschen dag waren Syilla's wangen bleek
en hare oogen, rood bekreten, toonden hoezeer
zij den jongen kapitein beminde en hoe diep
zijne afwezigheid haar bedroefde.
IV.
Terwijl Elsie in de onderaardsche gangen
van het oude Heidehof hare droeve wandeling
deed, werden tnsschen den graaf Grensville
en miss Constance eeüige woorden gewisseld.
Het bewustzijn, hare vriendin in de nabijheid
te weten, gaf Constance rnst die zij, sedert
den dag dat zij het ouderlijk huis verliet, nog
niet genoten had en zij verviel dan weldra in
een diepen, verkwikkenden slaap.
De graaf had zich in zijnen mantel gehuld,
op een houtblok aan den schoorsteen gezet en
was ook ingesluimerd. Jozef insgelijks, was in
diepen slaap gezonken.
Nina was de eenige die waakte. Alhoewel
zij den slaap zocht, wilde deze niet komen.
Eene zeldzame beklommenbeid lag haar op
het harthet voorgevoel van een naderend
ongeluk, grooter als het vorige, verontrustte
haren geest.
Zij zocht hare aandoening te stillen met de
gedachte dat miss Liddon daar nevens was en
haar lot kende, en bijgevolg dat de verlossing
van Constance niet lang meer kon uitblijven.
Maar het gelukte haar niet.
van den Nederlandschen bodem.
Mr. Kolkman is wel een der meest
bekende figuren van het Kabinet. Reeds
spoedig na het uitbreken der crisis werd
zijn naam genoemd als die van den aan
staanden minister van Financiën. Bij
geen financieel debat in de Kamer werd
het heldere puntige woord van den heer
Kolkman gemist. De koers, dien hij als
minister zal volgen, kan men dan ook
in hoofdtrekken in zijn talrijke redevoe
ringen aangegeven vinden
Mr. Kolkman werd in 1853 te Dord
recht geboren, promoveerde te Leiden
in 1878, was eerst advocaat te Arnhem,
en daarna notaris te Didam Sinds 1884
heeft hij zitting in de Tweede Kamer
(ook is hij Staten- en gemeenteraadslid)
en behoorde daar, evenzeer als in het
particulier leven, tot de warmste vrien
den van dr. Schaepman. Sinds jaren is
hij president der katholieke Kamerclub.
Het kath. lid der Eerste Kamer mr. Bevers,
die thans aan het hoofd van 't Departe
ment van Waterstaat optreedt, was wel
eer (1888—94) lid der Tweede Kamer.
Hij is geboortig van Roermond, waar hij
1852 het eerste levenslicht aanschouwde.
Hij is sinds jaren lid van den Haagschen
gemeenteraad en wethouder. Sinds 1902
heeft hij zitting in de Eerste Kamer.
De heer Talma behoort tot de jongere
leden van het Kabinet. Hij is 43 jaren
en was achtereenvolgens predikant te
Heinenoord, Vlissingen en Arnhem.
Als politicus trad hij spoedig op dtn
voorgrond.
Eerst in 1901 werd hij Kamerlid, na
een gedenkwaardige verkiezings-cam-
pagne in Tietjerksteradeel, waar hij
Troelstra versloeg, en thans reeds
ziet men hem optreden als minister van
Landbouw, Handel en Nijverheid. Als
lid van verschillende enquête-commissies
enz. verwierf hij zich op dit breede ge
bied, gelijk op zoo menig ander, een
kennis, van welker grondigheid hij her
haaldelijk in het debat deed blijken.
Bizonder snel was ook de promotie,
die de heer Idenburg maakte, thans op
nieuw minister van Koloniën geworden
Ook hij werd eerst in 1901 tot lid der
Tweede Kamer gekozen en volgde spoe
dig daarna den heer Van Asch van
Wijck aan het hoofd van Koloniën op.
Een kapitein als minister was een feit,
Hoewel zij ook dacht, dat de graaf bij het
aanbreken van den dag, het huis verlaten en
zij een uur later met Elsie's hulp verlost zou
worden, zoo kon zij toch het benauwend ge
voel niet afweren, het einde van haar lijden
nog niet bereikt te hebben.
De moigenschemering brak aan als de graaf
opstoud en in de kamer eenige stappen op
en neder ging.
Geve God. dat hij seffens voortga bad
Nina stillekens
Had de hemel haar gebed verhoord De
graaf ging op Jozef toe, schudde hem ruw de
schouders en zeide
Sta op, ik rijd wee
Nog half bedwelmd door den slaap, sprong
Jozef op en hij verliet haastig de kamer.
Eenige minuten later stond 's graven paard
gezadeld vóór de deur
God zij dank murmelde Nina, alle ge
vaar verwijderd meenendeweldra zullen wij
ook weg zijn. Mylord, en nooit zult gij ons
in uwe macht krijgen
Juist op het oopenblik dat de graaf ging
wegrijden hunkerde Elsie's paard.
Wat is dat vroeg de graaf verrast.
Een tweede gehuuker was het antwoord.
Dus is er gisteren avond iemand hier
geweest? riep de graaf, terwijl hij van zijn
paard sprong en Jozef bij den arm vatte...
Antwoord mij, ellendeling of
De graaf trok een pistool uit den zak en
riehtte den loop naar hem toe.
Deze sidderde in al zijne leden en kond
zweet parelde hem op zijn voorhoofd.
01 mylord, spaar mijn leven 1 riep Jozef
voor den graaf op de knieën zinkend. Om
Gods wil barmhartigheid
Antwoord mij, riep de graaf. Wie is er
gisteren avond avond hier geweest
Het miBS Elsie Liddou, antwoordde Jozef
dood van schrik. O mylord, Genade 1...
Verrader 1 donderde de graaf razend van
woede. Gij hebt het dus gewaagd mijne gebo
den te overtreden Dat zult gij u berouwen 1...
Waar is miss Elsie nu?
Daar, mylord, antwoorde Jozef, en wees
naar het inwendige van het huis
Breng mij daarheen, gebood de graaf.
Bleek en tandenklapperend van vrees, stond
dat zich nog niet had voorgedaan. Maar
de heer Idenburg maakte als zoodanig
een niet minder kloek figuur dan als
officier. Zijn naam werd dan ook terstond
genoemd, zoodra er sprake was van het
nieuwe Kabinet der Rechterzijde. Met
leedwezen zal men hem in Suriname,
waar hij, naast de stoffelijke welvaart, ook
het zedelijke heil krachtig bevorderde,
zien vertrekken.
De heer Idenburg is 46 jaren oud.
Het ministerie is er dus, en dat het
knappe menschen zijn is buiten twijfel,
en hoewel dit niet altijd een waarborg
is voor een goed ministerie kunnen we
't met vertrouwen afwachten.
We hebben dus een ministerie uit de
rechterzijde, al zijn er een paar ministers
minder geprononceerd.
Wat de beide militaire portefeuilles
betreft heeft men blijkbaar de niet
nieuwe theorie practisch willen huldigen,
dat die departementen buiten de eigen
lijk gezegde politiek behooren te blijven.
Wij vertrouwen dat het ministerie een
werk-ministerie zal zijn.
Er is onder het twee en-een-half-jarig
bewind van het kabinet De Meester
weinig tot stand gekomen, en we zouden
het betreuren indien de verdere tijd met
ijdel getwist en gekrakeel werd gevuld.
Het ministerie treedt onder zeer bi-
zonderc omstandigheden op.
Tot dusver was het gewoonte, dat die
»zijde« der Tweede Kamer, welke over
meerderheid beschikte, zich met de taak
der Kabinets-formatie belastte.
Thans echter aanvaardt de Rechter
zijde het bewind, zonder dat de meer
derheid in de Tweede Kamer werd om
gezet. Afgeweken wordt derhalve van
den regel, die tot heden gold, en deze
omstandigheid schijnt er op te wijzen,
dat er verandering is gekomen in de
politieke verhoudingen.
Mochten echter de vrijzinnigen het
ministerie den voet dwars zetten, dan
zou een beroep op de kiezers nood
zakelijk worden.
Wij hopen en vertrouwen dat het
zoover niet zal komen de samenstelling
van het ministerie, dat over 't geheel
eene goede pers vindt, is als gelukkig
te prijzen.
Ook zonder dat het zijn beginselen
Jozef op, en ging vóór den graaf hst vertrek
binnen, waar hij Elsie den avond te voren
verborgen had. Maar te vergeefs zochten zij
de kamer was ledig, Elsie was verdwenen
Gevlucht riep de graaf eene verwen-
sching uitbrakendJozef kromp ineen van
schrik.
Vooruit 1 ellendige 1 doorzoek ieder plaats
je in dit huis, totdat gij ze vindt 1
De luntste woorden verstierven op zijne
lippen Jozef ijlde voort de graaf hem
achterna.
Door gioote, ledige kamers, door lange
donkere gangen, liepen beiden onstuimig voort.
Zij stegen trappen op en af zelfs de kelder
ruimte, waar de deur zich ia bevoDd, bleef
niet ononderzocht maar 't waren alle nutte-
looze pogiDgen, geen spoor was te vinden van
het verdwenen meisje.
Jozef schepte stillekens aan moed in de
gedachte dat Elsie had kunnen vlochten of
zich op eene onvindbare wijze had kunnen
verbergen.
Zij is dns ontkomen riep de graaf op
de lippen bijtend, als zij, na hun nutteloos
zoeken, weer in de kamer kwamen, waar
Nina eo Constance zich bevonden. Een uit
vluchtsel was het te zeggen dat zij zich hier
verscholen had, om mij langer hier op te
honden, opdat, het haar mogelijk zou zijn
zijn Walhorst vóór mij te bereiken. Uw plan
is gelukt maar, het zal u duur komen ts
staan 1
Terwijl hij sprak had hij weer de pistool
in de hand genomen en trad op Jozef toe,
die in vertwijfeling op de knieën zonk, onbs
kwaam om iets tot zijne verdediging in te
brengen.
Mylord, gaat gij eenen moord bedrijven
riep Coustauce op dit oogenblik.
Zij was bij het begiD van den twist tnsschen
den graaf en Jozef outwaakt en had het t®0«
neel zwijgend aangezien. Nu toch trad zij
plotseling en onverschrokken tnsschen dsn
graaf en zijn slachtoffer.
(Wordt vervolgd.)