Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Zwerende Wond,
Goud.
TIiiiouw~'
Nuwrner 14.
Zondag 16 Februari L908.
31®. J aai gang.
j Eerste Blad.
OE
Penkrassen uit het land van Altena
AN TO ON TIELEI.
Een
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
gehouden in een vet warm Sunlight*
Zeepsop, wordt direct PIJNLOOS; het
werkt ZUIVEREND en zal zeer spoe=
dig genezen, i* Geen middel is een=
voudiger, heilzamer en verrassender,
zelfs in gevallen van bloedvergiftiging.
SUNLIGHT ZEEP is zoo zuiver als
FEU1LLBTOJS.
1 T G li V K li
W A A L W IJ K- Telefoonnummer 38.
Opgepast
Een raad aan de
Suikerbieten verbouwers.
1
Laagslraalsrht Courant,
Dit Blad verse' ijnt- Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk fü.90.
Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
Advkrtentikn 17 regels f Ü.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Ad verten tiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeeligc contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Het Volk, besprekende het nieuwe
ministerie, merkte op, dat mr. Heems
kerk de antithese den nek heeft omge
draaid. Hieraan worden dan nog eenige
verdere franjes toegevoegd, in hootd
zaak, om te doen uitkomen, dat thans
met deze nek-omdraaierij een heele boel
christelijke propagandisten cn kleine
blaadjes verlegen zullen zitten. Hoewel
dit de gewone manier is van *Het Volk",
om alles, wat christelijk is óf belachelijk
te maken óf als minderwaardig te doen
voorkomen, zoo zit er in deze hyperbo
lische beschouwing toch wel eenige kern
van waarheid. Wij bedoelen niet, dat
minister Heemskerk werkelijk de antithese
den nek heeft omgedraaid dat weten
wij wel beter doch dat het zaak is,
dat onze propagandisten en vooral onze
pers thans weer niet aan die >princi-
piënreiterei" moeten gaan doen als tijdens
het kabinet-Kuyper. >Wij voor ons mee-
nen, dat het kabinet-Kuyper gevallen is,
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
VI.
35)
Hij ia onschuldighij heeft, u de waar
heid gezegdik zweer het 1 sprak zij met
volle overtuiging, want zij wist niet dat
Nina aan hare vriendin haar oponthoud in
het Heidehof had bekend gemaakt. Elsie
Liddon zocht gisteren avond hier eene schuil
plaats en sedert hebben wij haar niet meer
weergezien.
's Graven hand zonk neerzijn blik was
,op Constance's bleek gelaat gevestigd, als
wilde hij in hare ziel lezen of zij de waarheid
gezegd had. Dan vroeg hij streng.
Ie dat de waarheid
Ja, dat is de waarheid, mylord, ik zou
geene leugen zeggen al moest het mij van
den dood redden.
Hoe kwam zij hier?
Ik was het mylord, die haar alles zeide,
onderbrak Nina, nu vol moed. Ik bracht
haar hier opdat zij miss Constance zou ver
lossen.
Eene wijl staarde de graaf haar als een
waanzinnige aan. dan keerde hij zich om en
verliet de kamer.
O hemel wat zal hij doen fluisterde
Constance.
Een oogonblik nadien kwam de graaf in
de kamer terug, een paar sterke koorden in
de hand houdend. Hij nam Jozef vast, wierp
hem vooraleer deze zijn plan kon raden,
op den grond en begon hem handen en voeten
te binden.
De verschrikte knecht verweerde zich uit
al zij na krachten maar de graaf haalde weer
de pistool te voorschijn en zeide razend van
gramschap
Houd op van weerstand te bieden of ik
jaag u eenen kogel door den kop
hoofdzakelijk, alleen, door zijn a tort et
a travers de antithese op den voorgrond
te schuiven.. Dat deel der natie, wat niet
aan onze zijde stond, is daardoor vaak
noodeloos geprikkeld en totaal vijandig
komen te staan teg«n het overigens zoo
uitstekende ministerie".
Welnu, dit moet in de toekomst ver
meden worden Wij zijn het in dezen
volkomen met de >Nederlander" eens,
waar deze zegtDe tegenstelling tus-
schen rechts en links is, ook blijkens de
jongste ervaringen op wetgevend terrein
niet zóó scherp, dat zonder terzijdestel
ling van eigen beginsel botsingen niet
waren te vermijden. De taak van een
koninklijk kabinet, gelijk onze grondwet
wil, is niet de spreekbuis te zijn van de
partijen-meerderheid, maar 's lands zaken
in goede richting te sturen en wel zóó,
dat de meerderheid der Kamer het kan
steunen Eerst wanneer blijkt, dat ook
een kabinet van rechts met deze Kamer
geen arbeid verrichten kan, zou een
andere oplossing moeten worden be
proefd".
Welnu, waar een man als Lohman,
die men toch zeker niet van onchriste
lijkheid kan noch mag verdenken, zoo
spreekt, zijn ook wij van meening, dat
er in de toekomst moet opgepast worden,
met die tekoop-looperij der antithese-
Deze bedreiging had een grooten invloed
op Jozef, zoodat hij roerloos viel en zich
gedwee liet binden, als een lam.
Nadat de graaf hem nog eenen doek voor
den mond gebonden had, om hem het schreeu
wen te beletten, trad hij op Nina toe die
verschrikt achteruitweek.
Maar eene rappe beweging was voldoende
om hare beide handen te grijpen, ze te binden
en door eenen doek op den mond haar het
roepen te beletten.
Dan wendde hij zich tot Constance en zeide
schimpend
Wet u betreft, miss Leslie, zóó ben ik
gedwongen u eenige stonden alleen te laten
Om u alle mogelijkheid tot vluchten, gedu
rende mijne afwezigheid te outuemen, zal ik
de deur van buiten sluiteD.
De honende toon waarop deze woorden
uitgesproken werden gaf aan zijn wezen een
duivelachtig voorkomen. Constance zakte half
in onmacht op eenen stoel neder en bedekte
haar gezicht met beide handen terwijl de
graaf de kamer uitging.
Eenige minuten later hoorden de gevau
genen het knarsen van wielen. De graaf had
de paarden gespannen voor den wagen, waar
in ze alle drie in den stormigen nacht
gezeten hadden en die sinds naast het huis
in eene bedekte plaats stond. Hij trad weder
binnen droeg Jozef buiten, keerde nog eens
terug, bracht Nina ook in den wagen en
sloeg de deur toe.
Constance was opgestaan en vóór het ven
ster gekomen, om te zien waar de graaf de
gevangenen brengen zou. Zij hoorde hoe hij
van buiten met koorden de huisdeur vast
maakte en er een ijzeren grendel voorschoof.
Dan zag zij hem op den bok stijgen, zich
in eenen dikken muntel hullen, den kraag
rechtzetten, zoodat zijn gezicht niet te her
kennen was. Constance zag hem iu stijgenden
angst met de gevangenen wegrijdenzij
bemerkte dat de wagen den tegenoverge
stelden weg van Wal horst opreed; dan week
zij eenige schreden achteruit, wankelde, en
viel bezwijmend ten gronde.
Als de wagen de straat bereikt had en de
paarden in vollen draf voortvlogen, trad, van
aehter eenen half vervallen muur, eene groote
politiek; kleur bekennen is goed, is nood
zakelijk, doch christelijker te willen zijn
dan de Christus en eiken tegenstander
onmiddellijk aan te vallen in zijne inner
lijke overtuigingen, is dom, opgeblazen
en. verbitterend. Kalm en bezadigd
voorwaarts streven en daar, waar 't wer
kelijk noodig is, eigen beginsel hoog te
houden, doch zonder prikkelend geschet
ter, ziedaar o i. de weg der toekomst.
DOOR
G. REIZIGER.
I. Studieproef.
'k Ben tegenwoordig aan de studie
van de Dussensche taal-, la id- en vol
kenkunde.
Dat klinkt nog er is geleerd hé
Ge behoeft er niet mee te lachen, ik
meen het in vollen ernst, dat ik aan de
stud e ben.
Toen 'k er nog "ban moest beginnen,
dacht ik, dat 't makkelijk zijn zou, maar
nu 'k eenmaal bezig ben weet ik wel
beter.
Waarom dan zoo moeielijk Wel, doe
je b. v. aan Indische taal land- en vol
kenkunde, dan koop je een bergje boe
ken, een kilo goeie tabak, een pijp met
grooten kop, een lamp met flinken olie
houder, een vulkachel, en voor een paar
gulden op kwarto-maat gesneden kast
papier benevens een gros stevige pen
nen en gaat aan den slag. Maar met
Dussensche taal-, land- en volkenkunde
zit 't um zoo glad nie, dan motte den
boer op ja En es ge dan goed lulle
kunt, veul hauwt van Dobbelmantabaks-
geur en nie vies zijt van een pruüCke,
dan kun de 't een heel end schuppe 1
Schole, waar ge die dingeskes leere kunt
hedde in Dusse nie. De beste plekke,
waar wè vur oe in de tes te stoppe is,
dè zijn de roadkoamer, en de herreberge
en ók de plek onder den lantère, die
me hier hemme bij 't huis van Boas
Gaanzendonk, mar die plek alleenig
's oavus ès de lantère oan ès. Op aander
plekke buiten op stroat zal 's oaves ók
wel wè te leere valle, mar ès de moan
nie schijnt, dan is 't er zó vergimmes
donker, dè ge gin steek zien kunt. Nou
kunde wel nie alles mi zien leeremi
magere vrouwengestalte die, van uit hare
schuilplaats, al de handelingen van den graaf
bespied had.
Die vronw was de oude Heideheks.
Wat mag dat beduiden? murmelde zij.
De beide dienstboden voert hij weg en
gebonden I Wat mag er gebeurd zijn? En
waar is miss Leslie die hij gevangen houdt
Is zij nog hier Ware het zoo, dan zal hij ze
bij zijn terugkeer niet meer vinden
Zij wachtte tot de wagen achter eene hoogte
verdween en trad dan naar de deur toe.
Ah hij heeft den uitgang goed verze
kerd, murmelde zij voort als zij de voorzorg
bemerkte welko de graaf gebruikt had om
Constance de outvluchting te beletten. Dat zal
mij niet weerhouden
Zij maakte de koorden los welke den hand
vat met de stangen verbODd, schoof deD gren
del weg! opende de deur en trad in huis Als
zij de teedere gestalte van Constance roerlocs
zag op den grond uitgestrekt liggen, bleef zij
een oogeublik op den dorpel der kamer staan
Hare eerste gedachte was dat het jonge
meisje dood kon zijn, zoodanig bleek was haar
gelaat. Zou da ellendeling zelfs voor gaenen
moord teruggeweken zijn? riep zij, terwijl zij
de bewnst-looze naderde, zich naast haar
nederzette en haar den pols voelde. Seffens
ondervond zij dat Constance slechts in bezwij
ming lag. Zonder zich verder ta bedenken,
nam zij den mantel van het jonge meisje,
hulde ze daarin, hief ze op en met inspanning
van al hare krachten, droeg zij de bezwijmde
buiten op het gras. Ze sloot de deur, gelijk
zij ze gevonden had, nam dan het meisje op
de schouders en ging langzaam weg.
Niettegenstaande haren ouderdom, was de
Heideheks nog krachtig genoeg, om met haren
last hare woning te bereiken.
Dit duurde ongeveer twintig minuten.
Hier legde zij de nog immer bewustelooze
Constance op een bed neder en deed alle
moeite om haar nit hare bezwijming te trekken
waarin zij dan ook slaagde.
Constance opende de oogen en staarde ver
wonderd in het rond. Toen deze op de oude
vrouw vielen, verschrikte zij hevig want zij
herkende haar oogenblikkelijk en vreesde, dat
de graaf met haar een verbond had aange
heure kunde ók nog- al is wè oan de
weet komme, vural 's oaves motte van
't heure leere es ge buiten op stroat zijt,
cn nie bij dieje lantère zijt, woar ik 't
toen strak over ha De ge 's oaves van
't heure leere kunt dè motte de vrullie
mar is vroage, die wete dè wel.
Lest ha 'k is zinnighet om noa 't durp
te goan. 'k Docht zoo bij m'n èges, ge
kunt nooit nie wete wè ge vvir op doet.
Nou ik deen dan m'n woater dichte,
stoute schoen oan en ging op stap. Al
gauw ha 'k in de goate dè 't mar goed
was dè ze woater dicht ware, m'n schoene
mèn ik. Toen 'k zo een bietje dichter
bij 't durp kwaam, jonge, jonge toen
wier 't toch zoo oar'g onder m'n vesje.
Doar laag 't nou 't durp, krek eenen
dooie woar de kerktore de waacht bij
hauwe moes. Mar dieje wachter ha nie
vul zinnighet in z'n werk, 't was krek
of ie mar stond te droome en te wijze
noar de moan en die keek me toch zoo
vremd, krek af ze bedroefd waar En
dan onder de moan amoal zwarte wolke
die noa beneje zakten, net of ze heel
Dusse vur altij in 't zwart wouwe zette,
'k Moes ter van blijve staan, zoo oarig
wier ik aan m'n hart en m'n oage wiere
nat en toch waaide de wijnd er nie in
'k Stond efkes stil en mar we ver
schrok ik, teen 'k in de goate kreeg dè
't er eene vlak achter me stond, k Ha
werk om z'n bakkes te zien,en toen 'k
't zaag ston 't me nie oan. Ba, 't war
toch zó ne lilleke miens. »Zoo Reiziger",
zin ie tege me, »gae d' er vvèrisopuit
om wet op te doen i" »Joa", zeg ik,
>ik zij oan 't stedeere tegesworrig".
»Stedeere", zeet ie, »woarin?" 'k Moes
eerst is goed oajem happe om al die
geleerde woorde uit te bloaze en toen
zin ik >In Dussensche taal-, land- en
volkenkunde". »Zoo", zeet ie, »nou
dan meug de blij zijn, dè 'k oe op oewe
schouwer getikt hè. Dan motte mar is
mi mijn mee gaan van oavond, dan za
'k oe is oarige dinger loate kijke".
Toen dacht ik bij m'n ège >A1 hedde
een lillik bakkes, 'k zal toch mar mit
oe mee goan". »woar goa de noa
toe", "zin ik. »Bè", zeet ie, lomme d'er
is eentje goan vatte bij Boas Gaanzen
donk". Nou wullie d'er noa toe.
>Goejen oavend", zinne me en me
ginge zitte. Doalik schaaiden ze d'er
gaan en baar in deze hnt had gebracht. Zij
sidderde bij de gedacht» hier misschien weken
en maanden te moeten blijven.
De oude bemerkte wat in het meisje om
ging en lachte spottend.
Bevalt, het u hier niet zeide zij zoudt
gij misschien liever in het H-idehof ouder den
dwang van d n graaf zijn gebleven
Ben ik hier onder's graven macht niet
vroeg Constance verrast
Neen, antwoordde de oude vriendelijk
de graaf heeft geen macht meer over u, zoo-
'aug gij hier zijt.
Wie bracht mij hier?
Ik zelve. Ik zag hoe de graaf zijne
dienstboden wegvoerde, eu dacht dat hij u
oAt van beu scheidet. wou om zijne inzichten
te dwarshoomrn, bracht ik,u uit het Heidehof
hier. Gij kunt hier blijven, zoolaDg het u
belieft
Maar zal lord Grensville mij hier niet
▼inden
Ik heb verschillende plaatsen in mijn
huis, waar ik u verbergen kan, zoo iemand
u hier kwam opzoeken Indien gij nochthans
verkiest bij uwen vader terug te keeren, dan
wil ik u zoo gauw mogelijk bij hem brengen.
Neen, neen, riep Constance uit ik mag
tot hem niet gaan... ten minste nu toch
niet I -
Waarom niet vroegd de onde, terwijl
zij het meisje ouderzoekend aanstaarde. Vreest
gij hem
Ik moet niet bevreesd zijn voor hem,
antwoordde Constance. Hij is altijd goed en
liefderijk voor mij geweest en ik wed dat hij
mij vergeven zal wanneer ik wederkeer, maar
ik mag nu nog niet wederkeeren.
Zoo, vreest gij den graaf?
Constance knikte toestemmend
Hij zal zich op mij niet wreken, maar
op mijnen vader, zijde zij.
De onde zweeg eene wijl zij dacht over
Constnnc-'s gezegde, om daaruit andere vra
gen af te h-iden
Waarom heeft de granf u dan uit het
vaderlijk huis doen vluchten vroeg zij opeens
Constance aarzelde een oogeublik en fluis
terde dan
Hij wilde my voor zynen zoon verber-
amoal aaf mi proate en begosse ze noar
ons te kijke. Nie noa mijn, mijn kende
ze wel, mar noa dieje lillike miens, die
'k bij me ha. Mar die gaf 't er niks om.
Hij keek hulllie ok is oan, krek of ie
zegge woj >Kek te gullie mar, 't kan
me niks schille". Nou toen schaaide
z'er aaf mi kijke en ginge ze tege me-
kare zitte te koajere.
Mene kameroad vatte den humme
zenen borrel mèn ik is mi z'n been.
Dè had ie meer gedoan, dè zaag ik
doalek, eu toen begos ie zo'n bietje tege
mijn te smoezele.
»Kek", zin ie, »hier motte nou mar
veul komme, dan zij de altij eene goeje,
en dan wille ze ok wel is wè oan oe
kwijt zijn- En es ge dè nie doet, dan
zal de zelève nie goed op de hoogte
komme.
Ge mot èvel oppase dè ge hier nie
komt ès 't er wè bezunders aan de haand
is, mi kerremis, neijoar of vasteloavend
of zoa, want dan hemme ze nog al is
zinnighet om te vechte. Dè doen ze dan
nie uit hauwes, neeje dè doen ze vur de
lol; ze doen gèie mekare en een aander
is eene kir plezier.
Luster van oavond nou mar is goed,
vat nog mar een pruufke, ik zal ze wel
betoale en dan goa ik wir oan m'n werk,
we zien mekare nog wel is. En es ge
d'r dan is een mooi stukske van in den
Echo geschreven het en d'n boas van
dieje kraant hé doe betoald, dan motte
gij ok is trakteere. Nou, hauw oe
Weldra nadert weer de tijd, dat de bieten
verbouwer gaat bepalen, hoeveel gemet,
h ectaren hij met Dieten zal bezaaien. Het
gewas, dat in sommige streken, hoe langer
zoo meer de spil wordt, waarom de gansche
Zaak draait, dat in elk geval,ook daar, waar
het over kleinere uitgcstreki heden verbouwd
wordt een der best loonende producten is.
ei8cht intusschen heel wat zorg en uilgaven.
Het bietenlaud moet uitstekend worden be
werkt en bemest. Doch als de voorbereidende
bewerking en bemesting is afgeloopen en het
chilisalpeter besteld is, dan komt er nog een
zorg, een zorg, die voor vele suikerbietboeren,
gen om hem met eene andere juffrouw te
doen trouwen, dien de graaf hem nis vrouw
had bestemd.
De oude schuddebolde. Na eene poos vroeg
zij verder
De graaf heeft u met geen geweld op
gelicht
Neen ik volgde hem goedwillig.
W aarom
Er zijn familiezaken die hem macht over
mij geven.
En mag ik weten welke soort van fami
liezaken dit zijn
Ik durf u zulks niet zeggen.
Dau moet ik dat op eene andere wijze
trachten te weten. Misschien zal uw vader
mij zelf de geweuschte verklaring geven. Ik
zal hem heden nog een bezoek brengen
Neen, neen, gij moogt tot hem niet gaan
riep Constance onthutst. Hij mag niet weten
waar ik ben
Zeg mij dan welke beweegreden er be
stond om u te dwiugen den graaf te \olgen
Constance aarzelde... Zij vreesde de oude
in te wijden in de familiegeheimen die de graaf
zelf haar kenbaar had gemaakt.
Wat zou zy aanvangen Zij dorst de oude
heks tot hareD vader niet laten gaan. Alzoo
immers zou alles bekend gemaakt worden en
haar vader zou tot ondergang gedoemd zijn 1
Na kort overleg, nam Constance het besluit
de oude vrouw eenige bijzouderheden mee te
deelen van hetgeen de graaf had verteld in de
hoop dat zij zich daarmee zou tevreden hou
den. Zij verhaalde dus, dat het goed van haren
vader zeer belast was, dat de graaf de schuld
brieven ervan aangekocht had en dezen dan
op straat zetten zou, iudien zij, Constance,
hem niet gewillig volgde.
De Heideheks schudde ongeloovig het hoofd,
toen het meisje ophield van spreken.
Wie heeft u dat gezegd r vroeg zij. Lord
Grensnlle zelf
Ja antwoordde Constance.
En zijt gij overtuigd dat hij u de waar
heid Zei
Ik wist dat mijn vnder groote verliezen
ond< ryaan hnd, maar niet dat zijn eigendom
zoo boog belast was.
(Wordt vervolgd.)