njummer 48.
Zondag 14 Juni 1908
31°. Jaargang,
u
Toegewijd aan Handel,
Industrie en Gemeentebelangen.
f
ahtoon tielei,
Eerste Blad.
Ü1ÜÏHT
Staatszorg voor den ouden dag
t.
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
HET GEHEIM
VODDENRAPER
VERSLAG
Uitgever:
FEUILLETON.
ixasmssm-3i0S»*r*»32Eafar*
RAOUL DE NAVERY.
ce
f
ft a a I w ij k s c li o
tn
jangstraatsche Courts!
-Ml
Dit Blad verscl ijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Fran<o per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
den
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
ADVKRTMïTiiN 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootr
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeehgt contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Men kan het teerste weefsel
met Sunlight veilig wasschen.
Wit goed wordt witter, en gekleurd
goed wordt levendiger van kleur, zoo
dra Sunlight slechts gebruikt wordt
zachte zeep of andere wasch-
middelen Uw goed boschadigen
en de kleuren hebben doen
verschieten,
denk dan
eens aan
het woord
Sunlight.
6ia
I.
Reeds wezen wij er in een driestar
op, dat het Engelsche voorstel in deze
zeer de aandacht had getrokken. Ook
herinneren zich onze lezers zeker nog
wel de artikelen over het wetsontwerp
jouderdomsverzekering* van oud-minis
ter Veegens, naar aanleiding, waarvan
wij ook nog een paar artikelen gaven
over verschillende stelsels van verzeke
ring. Eén daarvan was staatspension-
Van ,,DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
neering. Welnu, laat ons dit even
meer van nabij bekijken.
Wat is feitelijk staatspensionneering
De Bond voor staatspensionneering zegt
in art- 1 van zijne Statuten te beoogen
het tot stand komen eener Wet, waarbij
aan alle Nederlanders, zoowel vrouwen
als mannen, op een nader bij bedoelde
Wet aan te geven leeftijd, recht wordt
toegekend op een gelijk staatspensioen,
zonder premiebetaling; de kosten te
vinden uit de opbrengst van bestaande
of nog te heffen belastingen.
De Heer H- A. v Dalsum heeft in
het K. S- W. van 30 Juni en 7 Juli 1906
bij dit doelaangevend artikel eenige aan-
teekenirïgen gemaakt, die wel waard zijn
hier in 't kort even gereleveerd te worden
1Beoogt het tot stand komen eener wet.
De heer Van Dalsum meent, dat »dit
beoogen van het tot stand komen van
eene wet" wel een beoogen van zeer
langen duur zal zijn, daar de Bond nog
geen enkelen vertegenwoordiger heeft
onder de Kamerleden of onder de mi
nisters, van wie toch feitelijk eene der
gelijke wetsvoordracht moet uitgaan en
door wie ze, tenminste door de helft
plus een dient r.angenomen te worden.
Ja, hij zegt zelfs, dat, mocht de Bond
werkelijk een vertegenwoordiger in de
Kamers hebben, deze niet den moed zal
hebben, indien hij een naam heeft te
verliezen van eenigszins wetenschappe
lijk man, voor het streven van den Bond
in de Kamers propaganda te maken uit
vrees van zich belachelijk'te maken.
2. Staatspensioen aan alle Nederlanders
zoo mannen als vrouwen
De heer Van Dalsum rekent de kos
ten hiervan op 46,3 millioen per jaar,
altijd met dienverstande, als er een
staatspensioen komt zooals de Bond dat
wenscht f3 per week op 65-jarigen
leeftijd, onverschillig, of men 't noodig
heeft of niet. Dit laatste wordt door de
voorstanders recht gepraat met: door
het toe te kennen aan de armen gaf ik
dezen een aalmoes en een aalmoes ver
nedert, daarom geef ik het ook aan de
rijken en dan kunnen deze niet inbren
gen, dat zij ook voor de eersten belas
ting moeten betalen.
Om nu echter te voorkomen, dat die
rijken toch dit staatspensioen niet krijgen,
al hebben zij er wettelijk recht op, wil
wat de Bond het wekelijks af laten halen aan
het postkantoor. Welnu, dat doet de
rijke niet en zoo zijn er toch alleen
zij mee gebaat, voor wie het moet dienen.
Men zal echter moeten toegeven, dat
deze methode alles behalve eerlijk is.
3. Recht op gelijk staatspensioen.
Recht op pensioen kan rechtens wor
den verkregen.
a. of doer pensioen te bedingen als
contra-verbintenis, b. v. door storting van
geld in eens of in gedeelten, door ver
vreemding van eenig goed, door kans
overeenkomst,
b. of door schenking.
Nu heeft de Bond eene heilige vrees
voor de liefdadigheid.
Schenking is liefdadigheid.
De Bond denkt dus, sprekende van
recht, aan een staatspensioen, waarvan
de ïechtsgrond is een contra-verbintenis.
De contra-verbintenis is dan volgens de
Bond deze, dat de arbeid van ieder
mensch direct of indirect aan de geheele
gemeenschap ten goede komt, en dat
de arbeid den arbeider een bestaan moet
verzekeren ook voor den ouden dag.
Dat eerste moge waar zijn, maar levert
geen rechtsgrond op voor een staats
pensioen. Dit zou alleen dan waar zijn,
indien de Staat was de eenige werkgever
en de eenige eigenaar van de productie
middelen en hierbij nog komt, dat de
Staat met ieder een kansovereenkomst
sluit door bij het bepalen van het loon,
overeen te komen, dat het loon zou
bedragen zooveel per jaar, maand of
u eek plus na zekeren leeftijd eene vaste
uitkeering.
Nu is het er nog ver van af, dat de
Staat is de eenige werkgever en de
eenige eigenaar van de productiemidde
len in de moderne Staten zou daarvoor
noodig zijn, dat het wetenschappelijk
socialisme in het geheele Staatswezen
in praktijk is gebracht.
De ouden van dagen zullen dus nog
lang moeten wachten, eer op dezen
rechtsgrond staatspensioen kan verleend
worden.
4. Zonder premiebetaling.
Bij dit onderdeel geeft de heer Van
Dalsum een overzicht, hoe de verzeke
ringstelsels zijn ingericht in Duitschland,
Frankrijk, België, Engeland en Dene
marken. Vooral op dit laatste beroept
zich de Bond, doch het stelsel van Staats
pensionneering, dat daar ingevoerd is,
is feitelijk niets anders dan een vorm
van armenverzorging en dat wil de Bond
niet. Deze eischt voor ieder >zijn eerlijk
verdiend staatspensioen
5. De kosten te vinden uit de opbrengst
van bestaande of nog te heffen belastingen.
De Bond geeft aan volgens jaarboekje
1906 bldz. 41/55.
22,8 mill, meer uit de successie-
VAN DEN
NAAR HRT FrANSCH VAN
6.
Vrouw Gemblonx kende geen handwerk,
maar zij was krachtig en werd waschyrouw.
De vrouwen van Bruyants hadden niet veel
lust, om na het verrichten van haren zwaren
dagelijkschen arbeid nog te staan wasschen,
en vrouw Gemblonx, die zeer goedkoop werkte,
had weldra eene uitgebreide klandisie.
In den zomer ging zij eiken morgen met
haar waschgoed naar de beek, vergezeld door
Epine-Vinette, die met de bevalligheid van
een eekhoorntje langs den weg huppelde, nu
eens blijvende stilstaan om bloemen te pluk
ken, dsn weder vooruitloopende om eenen
vlinder te vangen of in de hoop een vogeltje
te grijpen.
Levendig, slank, schrander, zong Epine-
Vinette op den leeftijd, waarop andere kin
deren eerst neuriën. De vroegtijdige ontwik
keling van hare stem stelde haar in staat de
trillers van den nachtegaal en het gezang van
het overige vogelenheir na te bootsen.
Trouwens, tot die voortdurende repetitiën
van het concert, dat de natuur in het loof
van het geboomte, in het dichte der heggen
en kreupelbosschen ten gehoore breDgt, be
paalde zich de geheele bezigheid van Epine-
Vinette.
Men
zou
was om iu
zorg voor het
van morgen.
En nochtans,
gezegd hebben dat zij geschapen
de vrije lucht te dartelen, zonder
dagelijksch brood of den dag
wanneer zij rijk gekleede
kindeken van haren leeftijd zag, vooral wan
neer zij de familie Montravers oulmoette, die
gedur. nde vier maanden van den zomer een
prachtig kasteel in de nabuurschap bewoonde,
en in den vliegenden galop van vier paarden,
in eene schoone koets over den stofferigen
weg vloog, dan sloeg Epine-Vinette hare grooto,
heldere oogen tot hare moeder op en vroeg
Waarom hebben wij niet zulk een rij-
tuig
En als hare moeder dan met eenen atguns
tigen blik het prachtige rijtuig naoogde,
hernam Epine-Vinette
En waarom draag ik niet zulke schoone
kleederen als die kindereu
Omdatantwoordde de moeder ge
melijk.
Omdat wat? vroeg Epine-Vinette, met
hare logiek als kind, dat hardnekkig aan een
eenmaal opgevat denkbeeld varthoudt.
Omdat wij arm zijn en de Montravers
rijk.
Dan wil ik rijk worden, hernam het
kind, rijker dan de Montravers En ik zal
zes paarden voor mijne koets hebben in plaats
van vier, om nog meer stof te maken.
De hut, door vrouw Gembloux bewoond,
grensde aan de woning van Martha.
De brave vrouw, die Columba had aange
nomen, was Biet veel rijker dan haar gebuur,
haar man bezat geen stukje grond in eigen
dom, het was een vlijtige en eerlijke daglooner,
die in het dorp algemeen gezien was.
Zijn eenig kind was juist gestorven, toen
zijne vrouw het weesje aannam, en hoewol
niemand in het dorp zich over de edelmoedi
ge daad van die brave lieden verwonderde,
nam de sympathie, die zij inboezemden, er
nog door toe. Iedereen was er op uit, hen
door kiesche giften in hunne menscblievende
taak bij te staan.
Ouder voorwendsel var in de behoefteü en
de genoegens van Columba te voorzien, stopte
men Martha alles toe. O hoezeer loonde
Columba hoar voor hare zorgen, hare goed-
heid, hare liefde
De nabuurschap der kinderen werkte al
spoedig en zonder moeite uit, wat aan de
goedheid en de vriendelijkheid van Martha
tegenover vreuw Gembloux niet had mogeu
recht door te heffen in de rechte lijn
(ouders en kinderen) van 1 tot 22 pCt
van broeders en zusters 3 tot 30 pCt.
in alle verdere gevallen van 14 tot 45
pCtalle van de erfdeelers.
De Bond maakt hier echter geen
onderscheid tusschen belasting en eigen
domsrecht. Wat hij hier voorstelt is een
inbreuk maken op het eigendomsrecht,
doet overtreden, het zevende gebod gij
zult niet stelen.
b. 3V* mill, door jaarlijksche hefhng
van 1 pCt. van de waarde der goederen
in de doode hand, d. z. dus kerken,
gasthuizen, scholen, kloosters, museums
en dergelijke, met hunne meubelen.
Welke minister zal eene dergelijke be
lasting voorstellen
c. 14 mill, door verhooging met 1 OU
pCt. van den accijns op het gedistel-
leerd, dus het staatspensioen moet groo-
tendeels drijven op de jeneverflesch 1
d. 8Vs mill- door de belasting op be
werkten tabak 1 Och, Och, wat zou oud
minister de Meester lachen 1 Die weet,
wat het voorstellen van eene dergelijke
belasting beteekent.
Er blijft dus waarlijk volgens de heer
Van Dalsum van dit le artikel, het doel
en wezen omvattend niet veel over.
Laten we in een volgend artikel eens
zien, wat prof. Aengenent van deze
materie zegt
gelukken.
Voelde Epine-Vinette zich niet al dadelijk
tot het beminnelijk weesje aangetrokken, zoo
dra Columba oud genoeg was, om het gevoel
van vriendschap te kennen, hechtte zij zich
aan het dochtertje van vrouw Gembloux.
Columba deelde met het afgunstige meisje
de vruchteu en de lekkernijen, die haar ge
bracht werden
EpiDe-Vinette nam hare giften dankbaar
aan, kuste hare speelgenoot» hartelijk en ging
ijlings het ontvangene aan haar moeder laten
zien.
Maar in plaats van zich in de blijdschap
van haar dochtertje te verheugen, glimlachte
vrouw Gembloux bitter en zeide schamper
Dat heeft zij u niet gegeven omdat zij
u liefheeft; maar om u door een aalmoes te
vernederen.
Epine-Vinette had wel juist geen volkomen
begrip van hetgeen hare moeder daarmee
bedoelde, maar haar genoegen was toch vergald,
de erkentelijkheid stierf in haar hart; een ijs
koude wind streek over hare ziel, de teere
bloempjes doende \erwelken, welke er zoo
pas in ontloken waren, evenals de nachtvorsten
iu April de zwellende bloemknoppen der
vruchtboomen dooden.
Ondanks deze voortdurende verdachtma
kingen, hechtte zich Epine-Vinette zooveel
aan Columba, als zij rich aan niemand hechten
Wat Epine-Vinette hard en vernederd
beschouwde, door de oogen harer moeder ge
zien, veranderde dadelijk van aard als zij het
door de oogen van Columba zag. Deze bezat
in de hoogste mate de gave van bevrediging
en betoovering. Zij vond altijd een gevoelvol
woord, eene vriendelijke liefkozing voor de
genen, die lijden.
Alhoewel Columba de jaren bereikt had,
waarop zij hare pleegmoeder in hare bezig
heden de behulpzame hand kon bieden, wilde
Martha haar nooit aan den ruwen veldarbeid
doen deelnemen.
Martha, die haar als haar eigen kind liet—
had, vergat niet, dat zij de dochter was van
eene ongelukkige vrouw, die ondanks groote
rampen, waarvan zij het geheim mede in het
graf had genomen, tot eene welgestelde, mis—
der Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Waalwijkbetreffende den toestand
van handelde nijverheid en de
scheepvaartover het jaar
I9°7-
Teekenschool.
Ter voldoening aan desbetreffend
voorschrift heeft de commissie der Tee
kenschool de eer bij het sluiten van den
cursus 1907-'8 het navolgende te rap
porteeren
In tegenwoordigheid van de commissie
werd de afgeloopen cursus geopend
Maandag 16 September 1907 en gesloten
Vrijdag' 13 Maart 1908, terwijl bezoek
door commissieleden op verschillende
avonden en lesuren regelmatig plaats
vond.
De lessen werden bijgewoond door
46 leerlingen, waarvan 4 leerlingen koste
loos onderwijs hebben genoten. Voorts
werd betaald f 2 door leerlingen te
Waalwijk en i 5 door leerlingen elders
woonachtig
Plaatselijk verdeeld als volgt
Waalwijk 31 leerlingen, Baardwijk 3
leerlingen, Besoijen 2 leerlingen, Elshout
3 leerlingen Sprang 1 leerlingen, Kaats
heuvel 2 leerlingen, Capelie 3 leerlingen,
Drunen 1 leerlingen.
Beroepsgewijze verdeeling
16 Timmerlieden, 1 Smid, 2 «Metselaars
11 Ververs, 2. Aspirant-onderwijzers, 14
Schoenmaicers
Onderwijs werd gegeven aan
18 Leerlingen hand-teekenen, 16 Leer
lingen Bouwkundig teekenen, 12 Leer
lingen Teekenen, toegepast op het
schoenmakersvak.
Het minder aa ital leerlingen dan vorige
jaren vindt zijn oorzaak in de verandering
van den toelatingsleeftijd van 12 op 14
jaar en het dientengevolge gebruik ma
ken van het herhalingsonderwijs door de
uitvallende leerlingen.
Ook teekenen om prijzen had in de
laatste weken van den cursus op gewone
wijze plaats. De toe te kennen onder
scheidingen en belooningen zullen op
gebruikelijke wijzen worden uitgereikt.
Modellen en leermiddelen worden naar
behooren onderhouden en zijn in vol
doende hoeveelheid aanwezig.
In het personeel van Bestuur en Leer
aars deed zich geen verandering voor.
Behoudens enkele uitzonderingen werd
met ambitie in alle vakken gewerkt en
kan over het geheel genomen omtrent
gedrag en vorderingen der leerlingen
met lof worden gerapporteerd.
Gemeente Gasfabriek.
In 1907 was voor onze Gemeente gas
fabriek een zware beproeving weggelegd
schien rijke familie behoorde.
Wie weet of God niet zou bewerken dat zij
die eenmaal weervond en mochten dan hare
gbwoonten en hare opvoeding haar onwaardig
maken hare rechtmatige plaats in den sc oot
der familie in te nemen
Naarmate Columba opgroeide, ontwikkelde
zich hare eigenaardige schoouheid vol schroom
en bevalligheid.
Zij was niet treurig, maar ernstig, inge
togen. Er lag een droefgeestig waas over
hare trekken, als had zij reeds het lijden
gekend.
En evenwel was het Columba, op den leef-
tijd van twailf jaren, nog onbekend, hoe de
Voorzienigheid haar voor de deur dar pastorij,
als bet ware te vinden had gelegd,
In hare naïeverige liefde voor het jonge
meisje, wenschte Martha, dat men er haar
altijd mee onbekend mocht laten, en iu het
dorp bewaarde iedereen, uit genegenheid voor
haar, daarvoor een eerbiedig stilzwijgen; maar
er kwam een dag, waarop de pastoor Lormel
het zijnen plicht achtte, haar alles te open
baren.
De pastoor was oud, zeer oudjaren op
jaren had hij door sneeuw en regen de ver
doolde schapen opgezocht, de zieken bezocht,
zijne arme parochie doorkruistnu begonnen
hem zijne krachten te begeven, en voelde hij
zich geroepen tot die lange rust, welke het
eeuwige feest der goeden moet wezen.
Toen na zoovelen de beurt aan Martha
gekomen was, om voor het bed vau den paB—
toor i.eer te knielen, sprak de waardige man
met vaderlijke goedheid
lk ben over u tevreden, mijne dochter. Ik
heb u een kind toevertrouwd en gij hebt bet
opgevoed tot een christelijk meisje, en ik ge
loof dat het mijn plicht is, vóór ik heenga,
haar mee te deelen op welke wijze zij ons
werd toevertrouwd.
Ik weet wel dat uw hart zal bloeden, dat
het u veel zal kosten haar te hoeren open—
bareu, dat gij haar slechts hebt aangenomen,
dat zij uw eigen kind niet ismunr wees
verzekerd, dat gij daarom niets van hare
genegenheid zult verliezen.
Doe wat gij den wil van God aebt, mijnheer
de pastoor, antwoordde Martha, met de oogen
vol tranen, maar volkomen onderworpen.
Waar is Columba?
Zij wacht bij Marcotte, totdat gij haar ver
oorlooft binnen te komen.
Roep haar, Martha; er blijft mij kracht
genoeg over om het haar te zeggen.... en wie
weet ot ik morgen....
Hij voleindigde nietdoor eene flauwte
overvallen, zonk hij in de kussens achterover.
Doodeiyk ontsteld, riep Martha Marcotte
en Columba.
Ook Bernard was ter plaatse gekomen.
Toen de jonkman zich wilde verwijderen,
want Bernard was nu tot eenen jonkman
opgegroeid riep de pastoor hem tot 'cich
en hem een sleuteltje overreikende zeide hij
Open mijne kas, Bernard, neem er het kistje
uit, dat gy in het vak links zult zien staan,
en breng het mij op mijn bed.
Bernard volbracht dien last, waarop da
pastoor hem de hand drukte met de woorden.
Ga nu met Marcotte heen, ik ben veel beter.
Bernard en de meid verwijderden zich
Martha zonk aan het voeteneinde van het bed
op de knieën. Columba bleef staan, haren
zachten, treurigen blik op den man Gods
gevestigd.
Wees niet bedroefd, Columba, dus ving de
prieBter aanik ga van u weg mar.r ik
verlaat u niet Martha, uwe tweede moeder,
blijft u buitendien bij Ik heb u een engelrein
jong meisje gemaakt, gesterkt tegen den ramp
spoed, groot door het geloof. Hiermede toe
«ernst, mijn kind, kan men alle gevaren
trotseeren.kau men alle verleidingen weerstaan,
men blijft vlekkeloos, men blijft zich zelve
waardig.
Van al hetgeen de pastoor tot haar gezegd
had, bad Columba slechts één wcord goed
verstaan het had haar als een dolksteek in
het hart getroffen. Toen de pastoor het uit
sprak, zag zij beurtelings Martha en den
pastoor aan, en den ernst van dezen ziende
«n de snikken van gene hoorende, riep zij,
Martha om den hals vliegend, nit
Moeder moeder zeg toch dat gij mijne
moeder zijt
Martha drukte het meisje aan haar hart,
maar gaf geen antwoord.