Nummer 51 Woensdag 24 Juni li?08. <ilJaaigai Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad Staatszorg voor den ouden dag AMTOON T I E L E N, Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen HET GEHEIM VODDENRAPER ^VERSLAG FEUILLETON. - - vm-iTfiTIIMI *aRaMNmaaB9taBQe«MaiE£mHEM*n^^ U A 1 T O E V K li WAAL W IJ K- Telefoonnummer 38. Men kan het teerste weefsel met Sunlight veilig wasschen. Wit goed wordt witter, en gekleurd goed wordt levendiger van kleur, zoo dra Sunlight slechts gebruikt wordt. Als zachte zeep of andere wasch middelen Uw goed boschadigen en de kleuren hebben doen verschieten, denk dan eens aan het woord Sunlight. RAOUL DE NAVERY. De Echo van het Zuiden. es Laiplraslsrht Courant Uil lil «1 verse ijnt Woensdag- en Zaterdagavond. b o ii u in v ii t s p r ij s por 3 maandtn f U."5. r'iaiKO por post door het geheele rijk f U.9D. Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden j*ii den Uitgever. Advbktrntibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootr letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. li. In den jaargang van 1906 van 't K. S. W. schreef prof. Aengenent eenige artikelen over >De Rechtsgrond der verplichte verzekering*. Als de socioloog Lehmkuhl toetste hij de motieven voor dezen rechtsgrond aan een viertal vragen, welke ook wij even naar voren zullen schuiven, daar zij de basis geven waarop elke verplichte verzekering berust. De eerste vraag is dan Is het werkelijk Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". VAN DEN NAAR HET FRANSCH VAN 8. De reiziger bracht, met eene pijnlijke uit drukking de band aan zijne beenen. 01 welk een brandende pijn kreunde hij. Nu sloeg hij zijne broek boven den enkel op, maakten eenen met bloed bevlekten linnen zwachtel los en bezag de kringvormige wonde, welke eene afzichtelijke streep vormde aan de wreef. Hij plukte eenige groene bladeren van de struiken ilio hem omringden, legde ze op de wonde, deed er den zwachtel weer rond en stond op om zijnen tocht te hervatten. Deze zwakheid deed hem weer neerzinkeu. Hij streek met de band over de maag en mompelde O ik heb honger, zulk een vreeselijken honger. En hij strekte zich uit op het gras, als had hij den moed niet zijne weg te vervolgen. Met gesloten oogen, den geest in smartelijke her inneringen verdiept, bleef hij langer dan een uur roerloos liggen. Maar ongetwijfeld bewoog hem eene machtige drijfveer om zijn tocht voort zetten, want hij nam plotseling een wanhopig besluit eu stond op, zwak, maar vastberaden. Hij wendde zijne oogen naar de maaiers allen zaten in eenen kring in den hoek van een veld met graagte hun middagmaal te nuttigen. De schotels soep, do stukken brood verdwenen met verbazende snelheid. Eenige kinderen die met hunne moeder het eten aan de arbeiders waren komen brengen, liepen op de akkers te spelen een hunner waagde zich noodig voor het heil der gemeenschap, dat een maatregel genomen worde? Het antwoord hierop is, verkort weer gegeven, aldus Elkeen erkent, dat het noodig is, dat de toestand der arbeiders, zooals hij nu is, niet kan blijven voort bestaan. Bij de meesten toch is het onmogelijk iets over te leggen, teneinde zich te kunnen vrijwaren tegen de gel delijke gevolgen van invaliditeit of ouder dom, ziekte of werkloosheid. En toch, daar is niets, wat den arbeider zoo neer drukt dan de onzekerheid van zijn be staan. De overtuiging, dat hij in later dagen, als de wekelijksche .verdiensten zullen moeten ophouden, armlastig zal moeten worden, is voor hem het grootste kruis. Deze eerste vraag zal dus gelet op dezen ziekelijken toestand eenieder bevestigend moeten antwoorden. De tweede vraag luidtMaar zou het particulier initiatief dien noodigen maat regel niet kunnen nemen, en is het wel noodig, dat de overheid dat juist doet Voorop staatKan worden aange toond, dat het particulier initiatief toe reikend is, om in dezen noodtoestand te voorzien, dan bestaat voor de over heid niet de plicht om in te grijpen. Doch.... zelfs de meest verstokte liberaal ziet in, dat het particulier initiatief vlak weg onvoldoende is, en dat de overheid zeker tusschenbeide moet komen. Noch van den kant der arbeiders, noch van den kant der patroons is hier redding te hopen De arbeiders kunnen met den besten wil der wereld niet vol doende overleggen, om tegen invalidi teit verzekerd te zijn. Zij mogen iets overhouden, om in een paar weken van ziekte te kunnen voorzien. Dat zij zich geheel tegen de geldelijke gevolgen van volslagen invaliditeit kunnen vrijwaren, is er niemand, die het beweren durft. Ook de patroons verkeeren in de on mogelijkheid, om voldoende voor hun arbeiders te zorgen. De Staat moet dus ingrijpen, maar hoe En nu komt de derde vraagKunnen de middelen, die noodig zijn, niet zon der aanranding der rechten van anderen worden toegepast Het is vooral over deze vraag, dat de meeningen uiteen- loopen De een, als de Heer Hoetink, beveelt spaardwang aan. Deze wil den arbeider dwingen te sparen. Hij zou dan deze verplichte besparingen op 4°/o van het loon willen stellen, die gedurende de eerste tien jaren (van den 16- tot den 26 jarigen leeftijd) zonder schade tot 10% kunnen worden ingevoerd. Doch vooreerst zou een dergelijk in grijpen der overheid onvoldoende zijn. Immers, de statistiek wijst uit, dat bij 60% der mannelijke arbeiders in de nij verheid, aan welke voor het 30e jaar een rente zou moeten worden toegekend, tuberculose de oorzaak der invaliditeit is, en ook bij den landbouw meer dan de helft. Hoe spoedig zouden die spaar penningen dan niet uitgeput zijn. Bij verplichte verzekering is dat anders. Dan immers kan geput worden uit de bijdragen van hen, die valiede blijven. Maar behalve dat deze maatregel on voldoende zou zijn, zou hij ook te diep ingrijpen in de private belangen eener klasse, in casu die van de arbeiders. Deze worden zoodoende onder zuivere voogdij van den Staat gesteld, wat be streden dient te worden. Anderen, als Mr. Can in zijn >Armen- zorg en Volksverzekering* prijzen het Fransch-Belgische stelsel van »premie der vrijwillige verzekering* aan. Doch ook dit is ontoereikend. Bewezen is, door de thans geeindigde proef der Nederlandsche Pensioenverzekering voor werklieden, dat van dezen maatregel niet veel terecht komt en ten tweede, krijgen juist degenen die er het minst behoefte aan hebben, den meesten steun van den staat. Immers, de werklieden die het meeste verdienen en dus in staat zijn zich te verzekeren, krijgen den grootsten toeslag en degenen, die on mogelijk eene verzekering kunnen be talen en dus den meesten steun be hoeven, ontvangen geen hulp van den Staat. Ten slotte is er nog het middel van Staatsarmenzorg. In plaats van eene bijdrage te verleenen aan de verplichte verzekering, moet de Staat dat geld besteden voor armenzorg. Hiermede heeft men dit voor, dat op niemand dwang wordt uitgeoefend. Doch als men nu weet, dat het gezamenlijk in komen der Duitsche instellingen voor de invaliditeitsverzekering heeft bedragen van 1891 tot en met 1900 de kolossale som van 2042,786,260 Mk., waaraan de een eind in het bosch om eene bloem te plukken. Het hield een groot stuk roggebrood in de hand en beet erin met de onverschillig heid van bevredigende eetlust. Plotseling door zijne moeder teruggeroepen, wierp het zijn stuk brood weg en ijlde voort. Het is de aalmoes des hemels, door de hand van een engelsprak de reiziger. Hij verslond het brood en zijn knuppel weer ter hand nemende, hervatte hij zijn tocht. Zijn lichaam had nieuwe krachten bekomen, eene hoopvolle gedachte ver\ulde zijnen geest en hij hervond bijDn al de veerkracht zijner leden. Ongeveer een half uur had hij met stevigen tred voortgegaan, toen een verward geroep van stemmen in de verte hem eensklaps deid stilstaan. Alles joeg hem vrees aan. Zijn gelaat teekende ontzetting en angst, en ijlings verborg hij zich in hot beschermende kreupelhout. Het ramoer nam toe. Men zou gezegd hebben dat eene door schrik bevangen menigte menschen hem to gemoot kwam Het geroep der mannen, het gebluf der bonden vermengde zich met het gejammer en het gegil van de vrouwen. De reiziger hield het oog onafgewend ge vestigd op de draaiing van den weg van dien kant klonk het geraas hem tegen. Toen het mogelijk was iets in de verte te onderscheiden, zag de reiziger een aantal blijkbaar verschrikte bo.ireD, gewapend met hooivorken spaden en zeisen. Zij schenen het kreupelhout te willen binnendringen, in weer wil van de smeekingen der vrouwen en het geween der kindereu. Wij zullen hem vangen 1 Wij willen de premie verdienen Slaat hem dood riepen twintig stemmen verward dooreen. De reiziger werd doodsbleek. Hij stond besluiteloos of hij vóóruit zou treden dun wel beproeven te ontvluchten. Doch eensklaps vermande hij Eenen meusch geschiedt geen leed zonder den wil des Hemelschen Vaders, sprak hij ik onderwerp mij aan hetgeen God over mij Staat alleen bijdroeg 294,199,327 Mk., zou men dan denken, dat de Neder landsche Staat bereid zou zijn, om het geheele bedrag langs den weg van ar menzorg te geven Noch spaardwang, noch premie aan vrijwillige verzekering, doch Staatsarmenzorg zijn dus toereikend; blijft dus alleen over; de verplichte verzekering en Staatspensionneering. Omtrent de verplichte verzekering dient dan nog de vierde vraag gesteld te worden Staat het te verwachten resul taat in verhouding tot de lasten, die aan de burgers zullen worden opgelegd Het korte antwoord is hierop Bere keningen van statistici en de ervaring in Duitschland hebben aangetoond, dat door een gezamenlijk dragen van het risico een toestand te verkrijgen is, die ieder afzonderlijk niet zou kunnen in het leven roependat dus verplichte ver zekering van alle het middel is, om een einde te maken aan den onzekereil toe stand van de arbeidersklasse. En aangaande Staatspensionneering zegt professor Aergenent letterlijk bet volgende Uit het verhandelde (wat wij boven in 't kort releveerden) zal duide lijk zijn, waarom wij beslist moeten af wijzen Staatspensionneering zooals dat door de socialisten wordt voorgesteld. Vooreerst zou volgens dit systeem een directe zorg voor de tijdelijke belangen der burgers aan den Staat worden toe gekend, en die bevoegdheid kent de katholieke Staatsopvatting aan de over heid niet toe. En ten tweede zou daarvoor noodig zijn, dat ook andere organen dan de betrokkene worden aangetast- Want de belasting, die daarvoor zou moeten ge heven worden, zou ook door velen die niets met de industrie hebben uit te staan, moeten worden opgebracht. Ook zou de staatsinmenging te ver gaan, als de overheid behalve de ver plichting om zich te verzekeren, ook nog de onderdanen oplegde, om zich bij eene bepaalde rijksverzekeringsbank aan te sluiten De Staat moet niet meer doen dan tot herstel van zieke organen noodig is. Welnu, zoolang het tegen deel niet gebleken is, kan men ook praesumeeren, dat particuliere verzeke ringsbanken de noodige soliditeit be zitten. Wil de Staat daarnaast ook een beschoren heeft. Gesterkt door deze gedachten ging hij den troep landlieden tegemoet, die eenen boosdoener of een woest dier schenen op te sporen. Toen de boeren hem zagen verschijnen, riepen zij hem luidkeels toe Pas op, hij is in het bosch 1 Wie is in het bosch? vroeg de reiziger kalm. Een razende wolf! Hij heeft drie mensohen in het dorp gebeten, en wij hel ben gezworen zijn lijk mee te brengen. Nauwelijks had een jonge landbouwer die woorden gesproken, of een akelige gil weerklonk door de lucht. Er is een ongeluk gebeurd! sprak do reiziger ongetwijfeld heeft het woeste dier, dat gij vervolgt, eenen mensch aangevallen Wie leent mij een wapen Hij zag om zich heen en greep eenen zwijn- spriet, welke een knaap in de hand hield. De boeren zagen hem met stomme verbazing aan. Met opzet op weg gegaan om het ondier te dooden, heefden zij, nu het oogen blik van hardelen daar was. De reiziger bevestigde de spriet aan zijne hand, haalde een mes uit den zak, dat hij tusschen de tanden nam, en zich tot de boeren keerende zeide hij Vooruit Zonder rekenschap te kunnen geven van de heerschappij, welke de haveloos gekleede man op hen uitoefende, verdeelden zij zich op zijn bevel in drio hoopen, dio uit verschillende richtiDgen elkander moesten naderen, zoodat zij het ondier in eenen kring sloten, waaruit het niet zou kunnen ontkomen. Een tweeden angstkreet snijdender dan de eerste, bewees aan da boeren, dat zij zich in de richting van de wolf en zijn slachtoffer bevonden. De boeren den weg latende volgen, dien hij hun aangewezen had, snelde de reiziger op de plek toe, vanwaar de kreten zich lieten hooren. Op het hulpgeroep volgde een akelig gekerm In een paar sprongen stond de reiziger op een open plekje, waar een akelig schouwspel zich aaa zijn oog vertoonde. Een man in een katoenen fluweelen wambuis een pak aan een paar lederen riemen op den rug dragende, hield een ongelijken strijd vol tegen een reusachtigen wolf, die met opstaande haren en bloedige oogen, hem onophoudelijk verschrikkelijke beten toebracht. De kleediug van den marskramer, op vele plaatsen door de klauwen van den welf ver scheurd, hing aan flarden om zijn lijf, terwijl stroomen bloed uit zijne talrijke wonden gudsten. Zijn angst moest voor het minst even groot wezen als zijne smart. Hij zou zich niet veel bekommerd hebben om eeoige lappen vleesch had niet de vrees voor het besmettelijk gif van de dolheid h m met onbeschrijflijken wan hoop vervuld. Toen hij op het pnnt was den ongelijken strijd op te geven, bereikte het geroep dei- boeren zijn oor en zag hij den reiziger toe snellen, gewapend met zijne spriet. Het monster, dat den oagelukkigen mars kramer aangevallen had, en sedert acht dagen heinde en verre schrik verspreidde, was een wolf van de grootste soort. Op zijDe achterpooten staande, bereikte hij het hoofd van den heklageuswaardigen man Zijn giftige muil besmeurde zijn gelaat en verpestte hem met zijnen adem. Hongerig en verwoed, reet hij met zijne nagels de vest van den ongelukkigen vaneen en krable hem de borst open. Met gevelde spriet viel de reiziger, de pijn van zijn gewond been vergetende, op het monster aan, en bracht het eene diepe wonde in de zijde toe. Woedend van pijn, keerde het dier zich om, verliet eensklaps den marskramer en sprong op zijn nieuwen tegerstander. Deze wachtte hem onversaagd af. Met eene vlugheid, welke aau het wonder bare grensde, bevestigde hij met behulp van zijnen zakdoek het mes in zijne linkerhand, en op bot oogeDblik dat höt razende dier den muil opende, stiet de reiziger er het mes in en doorboorde den strot van het monster, terwijl hij tegelijkertijd met zijnen stok de hersenpan stuk sloeg. Hij meende met het ondier gedaan te heb ben en trok zijne mot het mes gewapende hand terug maar eensklaps sloten zich de wijd opengesperde kaken van het beest, en bank oprichten, dat is zijn recht. Maar dwingen, om zich daarbij aan te sluiten, dat zou te ver gaan. der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Waalwijkbetredende den toestand van handei, de nijverheid en de scheepvaartover het jaar J9°7' Landbouw in Waalwijk en Omstreken. Over het geheel was 1907 voor den landbouw en de veeteelt in onze streek een gunstig jaar. Het gras leverde een ruim beschot van beste kwaliteit. Het hooi, dat grooten- deels vóór den regentijd binnen kwam, was dan ook zeer goed.. De prijzen echter waren minder dan in 1906. Zoo besteedde men voor het hooi uit den buitenpolder f 10,tot f 16,terwijl dat uit den binnenpolder tegen nog hoogere noteering van de hand ging. De rogge gaf ook in 1907 een goed gewas. Vele akkers echter waren bezocht door den z.g. Wolfstand". De haver gaf mede reden tot tevredenheid. Deaard- appelen waren wel overvloedig gewon nen, doch de kwaliteit, vooral op de zandgronden, liet te wenschen over. Die der kleigronden waren beter, doch ook zij hadden den invloed van den al te overvloedigen regen in het najaar ondervonden. De roode aardappelen zijn geheel ont aard en mitsdien voor de teelt ongeschikt. Zandaardappelen golden van f 1,50 tot f 2.25. Kleiaardappelen golden van f2,50 tot f 4,alzoo heel wat minder dan in 1906. De gezondheidstoestand van den vee stapel was uitmuntend. Besmettelijke ziekten kwamen niet voor. De prijzen der runderen, vooral die van slacht- en fokvee waren ook thans zeer hoog. Voor nagenoeg rijpe kalfkoeien be steedde men meermalen tot f 300, en hooger. Zeer veel vee, in het najaar en den winler opgekocht in de stallen en op onze markten, werd uitgevoerd naar België- Vette kalveren, gewogen op onze de hand van den onversaagden vreemdeliug bleef er tusschen geklemd. Nu was het zijne beurt om te verbleekeu. Iutusscheu verloor hij geen oogeublik zijne tegenwoordigheid van ge?st. De zakdoek, waarmee zijne baud omwikkeld was, bevei ligde hem voor de opslnrpiug van de smet stof, en in plaats van te trachten hem verder met zijnen stok af te maken, waardoor hy gevaar zon hebben geloopen, dat de tanden zich nog stijver op elkaar sloten, stuk hij hem met de punt vau de spriet in den schou der do pijn tieed het ondier den muil openen, en eenen kreet slaken, dat hem het bloed in de aderen stolde. Met nog een enkelen slag op den kop van het dier, maakte de vreemdeling voor goed een einde aan den strijd, die nauwelijks twee minaten geduurd hadmaar twee minuten, die den man, welke dien volgehouden had, een eeuwigheid hadden toegeschenen. Terwijl de boeren hurne rondtrekkende beweging volvoerden en langzaam bet tooueel van den strijd naderder, knielde de vreemde ling naast den marskramer neder, die geen teeken van leven meer gaf. Met de grootste behoedzaamheid maak e hij de lederen riemen los, waarmee het pak aan de schouders van den marskramer was vastgemaakt, en sneed hem zijue in flarden gescheurden kleederen van het lichaam, om zich te vergewissen of zijne wonden van ern. stigen aard wareD. Terwijl hij hiermee bezig was, viel een blikken koker, gelijk aan dion, waarin de militairen hunne dienststaten bewaren, uit eenen der zakken van den marskramer. Zon der bepaald doel opende de vieemdeÜDg dien, en vond er een paspoort en eene geboorte akte in. Ijlings stak hij dio stukken in zijnen borstzak, en ging voort met zijne zorgen aan den gewonde te besteden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1908 | | pagina 1