Nummer. 65
Zaterdag 15 Augustus 1908.
61». Jaaigangj
Toegewijd aan Handel» Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
'landbouw.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
HET GEHEIM
VODDENRAPER
Uitgever:
OP ZOLDF.R!
FEUILLETON
RAOUL DE NAVERY.
ves
De Echo van het Zniden,
Wanlwpschr en Lugstriitsekc Courant
MIIIIMMII I I Til I - - 'JJWlWfc 'l
Dit Blad verse'! ij nt "Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden fü."5.
Franro per poit door het geheele rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., (raneo te zendeu «au den
Uitgever.
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3iuaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speci?le zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Zuivoringsprocesser
Nog steeds gist en woelt het in de
kringen onzer werkgevers en werkne
mers. Telkens hoort en leest men van
arbeidsconflicten, thans weer in Tilburg.
Daar hebben de patroons, aangesloten
bij de vereeniging van patroons in de
metaalindustrie, een arbeidscontract sa
mengesteld en den arbeiders voorgelegd
ter teekening. Wie dat Zaterdag 25 Juli
niet had geteekend, mocht Maandag 27
Juli den arbeid niet hervatten De ar
beiders konden zich niet met dit ar
beidscontract vereenigen èn om den
inhoud van het contract èn om de
samenstelling, daar de arbeiders niet de
minste medezeggingschap in de arbeids
overeenkomst hebben gehad en zoo
doende staan nu ongeveer 150 metaal
bewerkers, waarvan het grootste gedeelte
in R. K. Vakvereenigingcn zijn georga
niseerd, op straat.
Dit en dergelijke conflicten zijn zeer
te betreuren en toch zullen zij den
toestand op den duur zuiveren. Immers
hier geldt in al zijne intensiteit de spreuk:
»door strijd tot vrede.* Natuurlijk ware
het beter dat de nieuwe sociale toestand
geschapen door het vereenigingsleven
en het collectieve arbeidscontract regel-
matig gegroeid was, maar... de patroons
staan nog niet op dezelfde trede der
sociale ladder als de werklui, eerstens
zijn zij meestal nog in neutrale veree-
nigingen georganiseerd cd op de twee
de plaats, zitten zij wellicht niet hierdoor
nog vastgeroest in de oude liberale
staathuishoudkunde met haar domme
theorie van >vraag en aanbod* en van
de »vrije concurrentie.* Noodgedwon
gen gaan zij tot het collectieve arbeids
contract over, n.aar... wimpelen dit dan
af op hun manier, n.l. houden de werk
lieden als de belanghebbende en tweede
partij er buiten. Hier voelt de grootste
leek op sociaal terrein, dat er een ele
mentaire domheid wordt begaan. Immers,
een contract moet onder medezeggen
schap van beide partijen worden samen
gesteld. Waar dit niet geschiedt, is de
domheid, die zich altijd op hare bezit
ters wreekt, niet aan de zijde van hen,
die eenzijdig en oppermachtig trachten
op te treden, 't Gevolg hiervan zal zijn
dat de sympathie in deze steeds zal
zijn voor hen, die zoo onrechtvaardig
bejegend worden. Door het luide, ver
ontwaardigde uitspreken der publieke
opinie zullen de patroons ten slotte
moeten voelen, dat zij onrechtvaardig
handelen en zullen ook zij aan de vox
populi, welke de vox Dei is, moeten
toegeven, zij 't dan aarzelend. Daarom
deze conflicten, die niet kunnen uit
blijven daar hierbij twee levensbeschou
wingen tegen elkander inbotsen zullen
ten slotte zuiveringsprocessen blijken te
zijn, die naar we hopen spoedig een
goeden toestand zullen scheppen.
Bovenstaande driestar was reeds» gezet
toen we van geachte zijde, het volgende
artikel over deze kwestie ter plaatsing
ontvingen
Wat er te Tilburg in de metaalindus
trie gebeurd is, vervult ieder weldenkend
christen en burger metj weemoed en
een waar leed 1 En schuddend met het
hoofd, zegt hij bij zich zeivenMoet
dan zooiets nog gebeuren onder Katho
lieken, 20 jaren na de verschijning der
Encyclieken van Paus Leo XIII. Heeft
men dan in al dien tijd nog niet de
moeite willen doen, om het uitdrukkelijk
verlangen van den Stedehouder Gods
hier op aarde te leeren kennen en daar
naar te handelen We behoeven hier
niet in herhaling te tredende kwestie
der metaalbewerkers is van algemeene
bekendheid een contract met zeer be
zwarende bepalingen werd den werk
lieden voorgelegd met de boodschap
het binnen enkele dagen te ondertee
kenen op straffe van anders werkeloos
en broodeloos te zijn. Ternauwernood
werd den werkman tijd gelaten om eens
met kalmte den omvang en de draag
wijdte van het contract te overwegen.
De vastgestelde datum ter onderteeke-
ning brak aan de werklieden konden
en mochten zóó die overeenkomst niet
teekenendat verbood hun de verant-
Van „DE ECHO VAN HET ZOIDEN".
VAN DEN
NAAR HET FrANSOH VAN
woording als vaders van huisgezinnen,
dat verbood hun de eer, die zij aan hun
stand verschuldigd waren, dat verbood
hun het prestige onzer Katholieke So
ciale Actie, die zij in de oogen onzer
tegenstanders aldus hoogst belachelijk
gingen maken en met een brevet van
onbeholpendheid begiftigen loen volgde
de uitsluiting van meer dan 100 werk
lieden.
Eene uitsluiting, geheel ongerecht
vaardigd èn om den inhoud van het
contract èn om de wijze, waarop het
moest gesloten worden eene uitsluiting,
geheel ontijdig, omdat niets tot zulk
eene bespoediging der arbeidsovereen
komst noopte eene uitsluiting, onchris
telijk in zijn verloop, omdat men overleg
en toenadering en verzoening onbarm
hartig van de hand wees En wat zien
wij nu
Zeker, de werklieden vinden sympathie
en steun, vooral van hunne medewerk
lieden het christelijk solidariteitsgevoel
behoeft niet wakker geschud te worden
in ruime mate vloeien de geldelijke
offers van de christelijke werklieden en
de vrienden der Katholieke Sociale Actie
toe van het weinige dat onze arbeiders
hebben, geven zij méér dan zij geven
kunnen Maar toch ééne zaak zien wij
hier mankeeren, namelijk de katholieke
publieke opinie zich uitend door onze
Katholieke Hoofdbladen, die zulk een
machtigen steun konden geven a?n onze
practische Sociale Actie
Wij misten dien ook zoo noode bij
gelegenheid van andere beginselkwesties,
zooals die van Boxtel, Hilvarenbeek, e. a.
Wat baten ons al die mooie hoofd
artikelen over sociale en politieke kwes
ties, wanneer ons eene geprononceerde
meening (die van zulk een overwegen
den invloed kon zijn) onthouden wordt,
in die gevallen, waarin de beginselen
van de sociale kwestie practisch moet
worden doorgevoerd
Och, het bordje had eens anders moe
ten hangen 1 De werklieden hadden eens
moeten staken, omdat men hunne over
dreven eischen (en zeer terecht) niet
wilde inwilligen.
Men is er dan zoo spoedig bij om
een vernietigend vonnis te vellen over
de aanmatiging van het domme volk*
en raadgevingen en wenken van allerlei
aard aan de hand te doen, om den
overmoed der arbeiders finaal den kop
in te drukken. Maar maken zich thans
Katholieke patroons niet aan hetzelfde,
ja aan een erger euvel schuldig
Welnu, men kieze dan roijaal partij 1
>Wie niet voor mij is, is tegen mij*.
Men make er zich niet af met eene
bloote feiten-beschouwing en nog
minder met een ulevellen-politiek.
De tijden zijn te ernstig.
Of moeten de katholieken transigeeren,
op het punt hunner sociale beginselen
Zeker de katholieke arbeiders, zoeken
voor het overige toegevendheid, en over
leg, en toenadering, en eensgezindheid,
en liefde en rechtvaardigheid.
Maar hunne beginselen prijsgeven, hun
recht op medezeggingschap in de arbeids
overeenkomst hun recht van vereeniging
het zou evenveel beteekenen
als de encyclieken onzer
Pausen maar op zolder bren
gen. Neen, de arbeiders hebben ge
hoorzaamd aan de roepstem der Pausen
en Bisschoppendie gehoorzaamheid
kost hun offers van vleesch en geld en
bloed.
Maar >de gehoorzame zal van over
winning spreken*.
Ook de katholieke patroons hebben
dat offer der gehoorzaamheid te brengen
Dat offer zal hun wellicht zwaar vallen.
Maar ons Katholieke geloof is nu een
maal een geloof van offervaardigheid
En wie zich dat geloof waardig wil
toonen, hij onderwerpt zich aan de be
velen Her kerk.
Gehoorzaamheid leidt ter overwinning.
Blijven wij dus strijden in gehoorzaam
heid 1
K. K.
22.
Ik moet nog veel met n praten en misschien
zult gij mij ook wat te vertellen hebben, als
gij mij als een vriendin beschouwt. 1 ,aat mij
eens doen alsof ik meesteres van deze woning
was- Er zal hier toch wel iemand wezen, die
een paar boodschappen in de buurt wil doen
Zeker, mejufvrouw, wij hebben hier eenen
loopjongen.
Zult gij allee goedkeuren, wat ik hem
zal bevelen?
Van ganscher harte
De loopjongen woont?
Op he&elfde portaal, de deur links.
De gouvernante riep driemaal, op verschil
lenden toon, de naam van den knaap, en een
jonge van veertien jaar. met ren smal gezicht,
kleine, heldere, vlugge en doordringende oogen,
met een huppelende gang, Eprong te voorschijn.
Angelie gaf hem fluisterend eene boodschap
die eene uitdrukking van blijde verrassing op
het gelaat van den knaap te voorschijn riep,
overhandigde hem twintig franken, en eene
seconde daarna gleed hij, schrijlings over de
leaning van den trap zittend, met duizeling
wekkende snelheid naar beneden.
Angelie nam hare plaats naast Columba
weder in, en terwijl de dochter van den koop
man de werkster deelnemend ondervroeg,
kwam de portierster boven om het vuur aan
te maken, gevolgd door eene man met een
vracht hont, en met de keukenjongen van de
restauratie de Vergald Fazant, met zijn blond
krulhoofd, en weldra maakte het geknapper
van het vuur, het rammelen der borden en
schotels en de geur van het eten het dak
kamerke gezelliger dan het ooit geweest was.
Het eten werd op de kleine tafel opgedischt;
Angelie en Columba gingen aanzitten, en
juffrouw Florence verklaarde zich bereid de
gasten te bedienen.
Een glans van genoegen lag op Angelie's
gelaat wat verheugde zij zich over den
glimlach, die Columba's bleeke lippen ploffde
Zij zag haar eten met eene tevredenheid van
eene oudere zuster, die den eersten maaltijd
van eene jongere herstellende zuster bijwoont
Naarmate de maaltijd vorderde, Colnmba
hare krachten terugvond en zij meer praatte,
voelde Angelie hare verwondering toenemen.
Zij maakte bij de jonge werkster dezelfde op
merking als bij vader Falot
De welgemanierdheid van dat kind, de uit
drukkingen waarvan zij zich bediende, verrieden
eene beschaafde opvoeding Door welk eeno
aaneenschakeling van rampen was zij tot die
ellende vervallen, welke haar uitgehongerd en
verkleumd in den sneeuw had doen neerzinken?
Columba nam Angelie's bijstand en vriend
schap zonder valsche schaamte en vol erkente
lijkheid aan. Zij geloofde aan de engelen, aan
de naastenliefde, aan de deugd, dat zwaar
beproefde kind en eene levende verpersoonlij
king van dat alles in mejuffrouw Nerval
meenende te zijD, voelde zij eene zeker aandrift
om haar lief te hebben.
Hoe verlangend Angelie ook was om de
treurige geschiedenis van Colnmba te vernemen,
durfde zij er althans niet naar vragen, uit
vreeze, dat men haar zou verdenken, door eeno
vertrouwelijke meêdeeling voor den geringen
dienst, dien zij bewezen had, te willen doen
betalen.
Zij kon zich echter niet onthouden tot
Columba de vraag te richten
Is het reeds lang geleden, dat uwe vriendin
heengegaan is?
Een jaar, antwoordde Columba. Arme
Epine-Vinette ik had haar zoo lief, zij heeft
mijn hart gebroken. En God weet, mejuffrouw
dat ik reeds genoeg geleden bad. Gij reikt
mij de hand, gij biedt mij uwe bescherming
ik neem alles aan, ontvang in rail mijne er-
Hce zal ik mijn Knollen bemesten
De stoppelkuollen bedoelen we. Wel,
zegt da&r iemand, dat is gauw gezegd die
vraag kost mij geen hoofdbrekens, want ik
geef aan den Btoppelknol zooveel of liever
zoo we nig stalmest als ik te missen heb,
eii dat is niet veel, daar ik den mest beter
gebruiken kan voor mijn winterkoren.
En een ander is nog eenvoudiger in zijn
antwoord, voor hem bestaat de vraag niet,
omdat hij de geheele bemesting der stoppel
knollen achterwege laat: deze vinden allicht
zoo oordeelt hij zooveel voedsel in
het stoppt lland, dat er een tam-lijk gr was
van grotit.
Nu, dat is ook zoo, wanneer men althans
niet gewoon is bij het hoofdgewas te schraal
te bemesten. Maar wij moeten de zaak ook
eens anders bezien en ons de vraag stellen
of het ons niet meer voordeel zou geven,
wauneer wij onze knollen beter bedachten
en ook daarbij eens een behoorlijke volledige
bemesting gingen tospaiseu. En waarom
zou dit niet zoo zijn P Waarom zou ook bij
dit gewas een goede en volledige bemesting
zich niet evenzeer betaald maken als bij
andere cultures? 't Zou eer vreemd zijn
als het niet zoo was.
Trouwens, hieromtrent behoeft geen
twijfel te bestaan, want menigeen heeft
r^eds het oude pad verlaten en met succes
zijn stoppHknollen bemest. Dit kan nu
ieder door van den kunatmeat gebruik te
maken. Men beware zijn stalmest gerust
voor het hootdgewas velen zullen dit ook.
dédrom liever doen, omdat veracht» stalmest,,
naar meu wil, roestige of vurige wortels
geeft.
En dan kieze men voor zijn knollen
zooveel mogelijk die meststoffen, welke spoe
dig werken, opdat in den betrekkelijk korten
groeitijd het gewas dadelijk en overvloedig
voedsel vinde.
Wij nemen daartoe superphosphaat, chili;
on patentkali. j
Aan patentkali geven we de voorkeur^
boven kaïniet, niet uit vreea voor chloor-i
schadedaarvan merkten wij bij eene ver-j
gelijkende proef, die we namen, niets, maaij
omdat patentkali ons verreweg de grootste»
winst gaf.
™Onze proef werd genomen op hoogeri
zandgrond we zaaiden in den omgebouwden'
stoppel per H. A. 200 K. G. super, 200
K. G. patentkali en 100 K. G. chili. Op
één perceel strooiden we kaïniet, 450 Kilo
per H. A, Van het eerste veld oogstten
we 24800 Kilo knollen (zonder loof), van,
het tweede 13400 Kilo. Dat was dus een
kolossaal verschil. De duurdere patentkali
voldeed dus veel .beter. Circa 25 duizend
kilo 1 Dat was mooi, niet waar
Wij zaaiden het knollenzaad dun en eg
den de jonge plantjes ter deeg, toen ze zoc
groot waren, dat de wind er vat op kreeg.
Dit is ook van belang ze krijgen dan lucht
kentelijkheid en mijn vertrouwen. Mijne ge
schiedenis is zeer droevig dat verzeker ik u
Eu gij, die zoo goed schijnt, zult misschien
uwe oogen voelen vochtig worden, terwijl ik
ze verhaal.
Dit kan ik u tenminste verzekeren, sprak
Angelie, dat hoe meer gij geleden hebt, des
te inniger ik u zal liefhebben.
Columba dacht een weinig na en ving toen
volgender wijs aan.
XI. TWEE MEISJES.
Van de herinneringen uit mijne levens
jaren is mij weinig bijgebleven. Alleen weet
ik nog, dat ik te midden van lammeren en
geiten ben opgegroeid, en een onbeschrijfelijk
genot vond in het zien naar den hemel bij het
op- en ondergaan der zou.
Als ik des avonds in mijn bedje lagen niet
kon slapen keek ik altijd naar de sterren. Ik
verbeeldde mij steeds, dat ik uit eene harer
een engel zou zien afdalen om mij de lofliederen
van het paradijs te leeren. Ik geloofde niet
aan toovergodirmen, mejuffrouw, maar ik ge
loofde aan de engelen.
«Welk een gerust leven leidde ik Eene goede
vriendelijke vrouw noemde mij hare doohter,
de oude pastoor van het dorp onderwees mij
m den godsdienst en gaf mij bovendien onder"
richt in al de kennissen welke men tot eene
beschaafde opvoeding noodig heeft.
«Ik werd tegelijk als boerin en als rijke
erfgename opgevoed. Ik leerde de spraakkunst
terwijl ik de schapen en de geiten hoedde, en
herhaalde Racine en Corneille, terwijl ik in
den tuin op mijne knieën lag te wieden. Eens
vroeg ik aan den pastoor Lormel waarom hij
mij toch zcoveel verschillende dingen deed
leeren.
Ik weet niet, mijn kind, welk lot de
Voorzienigheid u voorbereid heeft, gaf hij
mij ten antwoord, maar gij moet in ieder
geval den stand eer kunnen aandoen, waarin
gij misschien eens geplaatst zult worden.
En daar ik den pastoor van Bruyanta als
eenen heilige vereerde, en mijne moeder Martha
zich over mijne vorderingen verheugde, legde
ik mij met vlijt op de studie toe. Later heb
ik de oplossing van dat raadsel gevonden en
de
i voorzorg van den pastoor begrepen.
In mijne eerste levensjaren heb ik mij nooit
kunnen verklaren, waarom iedereen in het
dorp mij liefhad en mij bedierf. Columba
hier, Columba daar I heerlijke vruchten, bloe
men, vogeltjes, alles was voor Columba het
scheen mij toe als telde ik in elke woning
bloedverwauteu. Toen ik mij in dit groote
Parijs bevond, mejuffrouw, heb ik misschien
het gemis van brood minder diep gevoeld dan
dat van de vriendschap en der liefkozingen.
De pastoer van Bruyanta werd ernstig ziek
hij liet mij roepen en toen ik voor zijn bod
neergeknield lag, deelde hij mij mee, dat
Martha mijne moeder niet was, en men mij,
op zekeren morgen, bijna versmachtend, in
een korfje op eenen wagen had gevonden, aan
de zijde van eene doode vrouw.
Dus was ik eene wees al de teedere zorgen
welke men mij bewezen had, waren eene lief
degift. Deze openbaring trof mij diep en
pijnlijk. Een onbeschrijfelijk medelijden met
die onbekende moedei maakte zich van mij
meester. Sinds dat uur is er eene wolk op
mijn voorhoofd gebleven en in mijn hart eene
ledige plaats, de plaats van de dierbare doode,
die ik zoo lief zou gehad hebben.
Ik was evenwel niet ondankbaar de ver
knochtheid van Martha trof mij diep ik was
haar te meer dankbaarheid verschuldigd, daar
zij tot niets tegenover mij verplicht geweest
was. En welk eene moeder, door den Hemel
geschonken, zon my met waakzamer liefde,
met teederder zorgen omriDgd, mij gelukkiger
gemaakt hebben in mijnen nederigen stand
Op eenige zwakke aanduidingen afgaande,
meende de pastoor Lormel, dat mijne ouders
eene eervolle plaats in de wereld ingenomen
hadden. Groote, vrceselijke rampen hadden hen
getroffen. Ik ken er den aard niet van, maar
mijne familie was geheel uiteengegaan en ver
spreid.
Toen ik ter wereld kwam, moet ik volgens
de gissing van den pastoor nog eene broeder
en een vader gehad hebben. Maar in de brok
stukken van brieven en papieren, welke in
eene brieventasch in den wagen gevonden
waren, stond geen familienaam vermeld, en
gaf niets mij eene inlichting omtrent degenen,
van wie ik gescheiden was.
Ik heb u gezegd, mejuffrouw, dat mijne
kiudiheid gelukkig geweest was, de daarop
volgende jaren waren treurig. De dood van
den pastoor van Bruyanta luidde de doodsklok
over mijne zorgelooze genietingen sinds dien
stond trad in werkelijkheid -het leven in.
«En daarbij, als ware die bescherming van
den waardigen geestelijke bet eenige bolwerk
tegen de droefheid geweest, zoodra de nederigs
en eenvoudige heilige in het graf rustte, soheen
het ongeluk de arme wees te achtervolgen.
«Twee jaren na den pastoor Lormel werd
de man van Martha, dis brave arbeider, die
behalve voor zijn eigen gezin ook voor mij
met handenarbeid den kost verdiende, iaigelijki
door eene hevige koorts ten grave gesleept.
«Op zekeren zomeravond moest hij langer
dan gewoonlijk werken om zijn gepikt kores
t innen te halen, dat door eene zware onweersbui
bedreigd werdnauwelijks was het graan ge
laden, of de bui barstte los en de regen vie!
met stroomec uit de lucht. De goede mar
had tot eenige beschutting slechts zijn grol
linnen hemd aan, dat doornat was van zweet
Zijn koren kwam ongedeerd in de schnur,
maar hij zelf ging acht dagen liggen en stond
niet meer op.
Verzonken in hare droevige herinneringen
bleef Columba een poos voor zich staren.
Angelie vatte hare beide handen.
Ga voortzeide zijGij moest eens wetei
hoezteei uw verhaal mij belang inboezemt.
Ach mejuffrouw, gij zijt zoo goed
Martha was eene moedige vrouw, hervatti
Colnmba, daarbij was zij door en door gods
dienstig, en hare groote droefheid stortte zi
uit aan den voet van het kruis. Maar d
bronnen des levens waren in haar opgedroogd
de arme vrouw had verscheidene kindere
verloren, en ieder hunner nam een gedeelt
harer kracht mee.
«Het afsterven van haren man bracht ha«
den laatsten slag toe. Zij klaagde nochtai
nietzij poogde zolf voor mij haar griever
verdriet te verbergen, en misschien bracl
wel het geweld, dat zij zichzelve aandeed,
toe bij, om de hartziekte te ontwikkelen, d
mij haar esn jaar na mijnen pleegvader ontnai
(Wordt vervolgd.)