Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
jV iinmur
Donderdag 27 Augustus 11*08,
Jaargang
ANTOONTIELEI
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
Eerste Blad.
Brieven uit Berlijn.
HET GEHEIM
VODDENRAPER
Uit een brief
FEUILLETON.
U I T G B V E K
RAOUL DE NAVERY.
WulwQksckt n liiifslriitscke Courant,
Dit Blad verse' ijnt Woensdag— en Zaterdagavond
abonnementsprijs per 8 maanden f U. 5.
Fran< o per post door het geheele rijk t Ü.90.
Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden -'.an den
Uitgever.
W A A L W IJ Telefoonnummer 38.
Advkrtkntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per,regel.
Particuliere Correspondentie.
I.
Als men 's morgens om half acht te
Amsterdam in den D-trein naar Berlijn
stapt, mag men zich voorbereiden op
'n lang zitje, vooral, wanneer de inhoud
van je beurs of portefeuille je niet ver
oorlooft, tweede klas te reizen. Geluk
kig, dat de »Speisewagen« 'n aangename
afwisseling kan brengen in 't eentonige
eendagsspoorleven. Immers, men
kan daar z'n >natje en droogje4 ge
bruiken, onder 'n pot bier 'n gezellig
praatje met z'n mede-passagiers maken,
terwijl 't afwisselende landschap als 'n
rolpanorama voorbij je nieuwsgierige
oogen schiet. Over de reis tot Berlijn
valt weinig te zeggen. De eenige inte
ressante afwisseling word geleverd door
de Wezer-bergen met haar Porta-West
falica en 's Keizer—Wilhelm—denkmaal;
overigens ziet men aan 't station Han
nover den Duitschen reiziger even uit
wippen, om z'n schnittchen (klein glaasje
bier) of warme wiirzchen te gebruiken
en is 't landschap bijna juist eender als
op de Veluwe d. w. z. heide en boo-
men. Iets anders wordt het, als men
Berlijn nadert. Reeds in de Vororte
(voorsteden) ziet men het meerdere leven;
maar 'n overweldigen indruk krijgt men
reeds van 't drukke verkeer in Berlijn,
als men, na den Stettiner-Bahnhof (Stet-
tiner station) verlaten te hebben, in de
stadstraten komt. Honderden >aapjes4
staan hier gereed en de koetsiers, die
er allen als echte bierdrinkebroers uit
zien (velen hebben werkelyk een ver-
loopen type) roepen ep schreeuwen
elkander toe, aangevende de nummers
die voor moeten komen. Men staat een
oogenblik »perplex4 en men weet wer
kelijk niet, hoe men heelhuids door a
die >droschke4 (rijtuigen) moet komen.
Eindelijk is men hierin toch geslaagd
en na z'n hotel of familie opgezocht
de laatste is natuurlijk wel zoo vriendelijk
je op 't station op te wachten, gaat men
Berlijn in, om deze millioenenstad te
bekijken.
Al dadelijk valt het op, dat de auto
hier reeds voor een groot deel de
droschke verdrongen heeft.
Ontelbare auto's vliegen je voorbij
met 'n vaart, waarvan men in die drukte
schrikt. Dat er hier niet meer ongeluk
ken gebeuren, staat men verbaasd vaD
en toch eigenlijk ook weer nietwant
komt men op de Potsdammer- en Alexan-
derplatz, waar het verkeer met zijn
kruisstraten het drukst is auto's, elec-
trische trams, motor-omnibussen, drosch
ke, vrachtwagens, fietsen, wandelaars in
bijna ontelbare massa, dan ziet men hoe
goed hier de zaak geregeld is. Bij eiken
ingang van een straat staat 'n agent,
midden in »'n schutzman4 met 'n fluitje.
De agenten aan de ingangen steken
hunne handen op, en de voertuigen, uit
die richting komende, blijven staan- Is
de weg vrij, dan geeft de middelste
agent 'n signaal op z'n fluitje en de an
dere agent geeft 'n teeken met de hand,
in welke richting de wachtende voer
tuigen door kunnen rijden. Zoo gaat
alles regelmatig z'n gang, En toch
de arme paarden voor de zware vracht
wagens hier zijn te beklagen. De bees
ten zijn zeer scherp aangespannen, zoo
dat het bit voortdurend waarschuwt
het witte schuim vlakt geregeld van den
bek op pooten en borst. In den korten
tijd, dat ik hier was, zag ik verscheidene
paarden 'n ongeluk krijgenhet eene
werd dol in den kop van de wrieme
lende en warrelende drukte en wentelde
zich in de rijbaan om de Sieges-Saule
heen en weer, het andere scheurde z'n
poot open en bloedde bijna dood enz.
enz. Arme dieren 1
Ik noemde daar zoo juist de Sieges-
Saule en ben zoodoende van zelf geko
men op de artistieke aankleeding van
Berlijn de Sieges-allee met haar reuzen
entree de Sieges-saule en de overige
denkmaler (standbeelden) in deze denk
maler-stad. Wanneer in 't algemeen m'n
oordeel over Berlijn gevraagd wordt,
moet ik zeggen, dat aanvankelijk de
stad met z'n reuzengebouwen en reuzen
standbeelden 'n majestueuzen indruk
maakt. Men staat eenvoudig >paf4 over
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
VAN DEN
NAAR HET FRAN8CH VAN
de grootschheid, waarmede hier alles
aangepakt is Gaat men echter na den
eersten, overweldigenden indruk z'n ge
voelens wat meer definieeren dan komt
men langzamerhand tot de ontdekking
van de oorzaak der geestelijke moe- en
over-verzadigheid, die den vlijtig kijken
den toeschouwer overvallen heeft.
Men krijgt te veel ineens te zien en
ten slotte gaat de nieuwheid van 't
eerste oogenblik er zoo sterk af, dat
men zuchtend weer een nieuw »denk-
mal« beschouwt, met de stille hoop, dat
iet nu toch eindelijk eens uit moge
zijn met die reusachtige standbeelden,
die, hoe mooi vaak op zich zelve, in
hare herhaling van personen en motiven
toch te veel op elkander gaan gelijken.
Over slechts 'n paar wil ik eenige op
merkingen maken. Daar heeft men b.v.
het ruiterstandbeeld van Frederik den
Grooten in de schoonste straat van
Berlijn, n.l. in >Unter den Linden.4 Dat
is werkelijk 'n kunstwerk, waarbij de
hoofdpersoon, »de oude Frits,4 ook
als hoofdpersoon uitkomt. Dit is niet
het geval met het zooveel becritiseerde
»Keizer Wilhelm standbeeld4 van prof.
Begas voor het keizerlijk slot. Daar
komt het ruiterstandbeeld van keizer
Wilhelm I (natuurlijk de hoofdpersoon
van de groep) niet uit door het vele
bijwerk. Op de vier hoeken van het
voetstuk leggen reusachtige leeuwen en
daartusschen reuzenfiguren, waaronder
'n Duitsche Michel, die zeker gepro
portioneerd is naar 'n figuur van 5 M.
groot-
>De Berlijner Witze (volkshumor) heeft
hiervan gemaaktsWilhelm in den leeu
wenkuil.4 (natuurlijk wordt dit alleen
maar gefluisterd) en werkelijk, hiermede
is het in zijn onderdeden zeer zeker
groot kunstwerk volkomen naar waarde
gelijkend.4
Een ander werk van prof. Begas, een
van keizers geliefde beeldhouwers, is de
monumentale fontijn, aan de achterzijde
van het keizerlijk slot. Dat is werkelijk
'n oogenlust, èn door z'n juistheid in
verhoudingen èn door z'n geniale op
vatting en uitbeelding van 't geheel.
Men ziet daar Neptunus met z'n vork
boven in 'n schaal zitten, omringd door
kleine watermannetjes. Deze schaal wordt
vastgehouden en omhoog geheven door
vier centauren. Op den kant van het
groote bassin zitten vier vrouwenfiguren,
welke door hare attributen de groote
rivieren van Duitschland voorstellen
Elbe, Oder, Weichsel en Rijn. Eigen
aardig is wel, dat, èn voor het groote
Keizer—Wilhelm—denkmal èn voor deze
monumentale fontein prof- Begas twee
zijner huisgenooten als model heeft ge
had. Voor de vrouwenfiguur, die het
paard van Wilhelm vasthoudt, stond z'n
dochter en voor de vrouwenfiguur, voor
stellende den Rijn, stond z'n vrouw- Ten
slotte, de kunstige inrichting van deze
fontein, wat betreft het uitwerpen en
ïveder opvangen van 't water is werkelijk
geniaal. Ook hierbij heeft de »Berliner
Volk witze4 'n pakkende opmerking ge
maakt. Neptuuus heeft n.l. den rug voor
's keizerlijk slot gekeerd en nu fluistert
de Berlijner >Neptunus kijkt zoo leelijk,
omdat hij een slot op 'n zeker lichaams
deel heeft.4
Gisteren ontvangen uit Parana(Brazilië.)
Op de behandeling aan boord van
het stoomschip van den Kon- Holl.
Lloyd valt niets aan te merken, terwijl
het eten uitstekend is. Zoodra wij ech
ter te Rio de Janeiro gearriveerd waren,
begon 't al dadelijk minder te worden.
Wij werden daar voorloopig in een te
huis voor Emigranten geplaatst, waar
het eten, de liggingen behandeling slecht
waren. Vandaar, maakten we een reis
van twee dagen en twee nachten per
boot het binnenland in. Steeds werd de
behandeling minder, geen voldoende
voeding, geen slaapplaatsen en moesten
we als beesten op het dek slapen. Bij
aankomst weder in een tehuis voor
emigranten, waar wij zelf eten moesten
bijkoopen om onze mage'n behoorlijk te
vullen. Daarna nog eens een reis per
spoor en muilezelwagen tot onze plaats
van bestemming »Affronco Penna4 (kan
ook zijn S. José dos Pinhaes) in Parana.
De beloften van de Braziliaansche regee
ring waren
»Een stuk land van 25 H- A., een
huisje, zes maanden kosteloos levenson
derhoud tot het stuk grond in orde ge
bracht is, kosteloos zaad, enz enz.4
Echter niets van dat alles. Er werd
25.
«Gij weet het niet wat het zeggen wil
mejuffrouw, op een zolderkamertje te wonen
zonder vuur, zonder werk en zonder eten...
De wanhoop, die slechte raadsvrouw, toovert
u verderfelijke beelden voor den geest..,. Men
strijdt, men weent, men bidtmaar dikwijls
schijnt het alsof de Hemel zelf gesloten was
Wat zal ik u zeggen? Er kwam een oogen
blik dat de honger onze ingewanden deed in
krimpen, en dien avond zegde Epine-Vinette
tot mij, terwijl zij mij met onstuimigheid om
helsde
o Wees gerust, binnen een uur zal ik geld
hebben.
«Toen zij terugkeerde, wierp zij werkelijk
een handvol kgper- en zilvergeld op myn
bed, terwijl zij als uitgelaten door de kamer
danste.
Vanwaar hebt gij dat geld? vroeg ik.
Dat zal ik u zeggen meent gy dat de
dochter van moeder Gembloux de stim ver
loren heeft evenals den moed Sinds acht
dagen herhaalde ik voortdurend bij mij zelve
wat op zekeren dag de waschvrouw van
Bruyants tot mij gezegd heeft «uwe stem zal
n rijk maken.U daar straks verlatende, ben
ik den boulevard opgegaan... Ik ben vooreen
koffiehuis blijven staan, en eenigszius bevend,
maar door den nood gedwongen, heb ik ge
zongen.
iet zoodia had ik begonnen, of ik ver
beeldde mij in bet veld bij mijne nachtegalen
en mijne leeuweriken te zijn I Ik weet niet
wat ik gezongen heb, maar men luisterde met
verbazing naar mij, en toen ik ophield, wierp
een heer twee zilverstukken op een bord, al
de aanwezigen volgden zijn voorbeeld en lieten
eene gift op het bord vallen ik heb het geld
in mijnen voorschot ontvangen, en hier ben
ik nu dat geld heb ik verdiend, en terwijl ik
wegging, boorde ik zeggen
sDie kleine heeft honderd duizend frank
in hare keel
«Wel verre van mij over die uitkomst te
verheugen, bedroefde ik er my over dronken
van blijdschap, vloog Epine Viuette weêr nuar
beneden om eetwaren te gaan koopen, en diep
in den nacht herhaalde zij nog de refreinen
van onze landelijke liederen. Ik smeekte haar
den arbeid niet vaarwel te zeggen lachend
gaf zij mij ten antwoord
Hier ligt meer geld in een uur verdiend,
dan dat ik eene gansche maand, vau den
morgen tot den avond werkende, zou kunnen
bijeengaren 1 God schiep uwe vingors voor
de naald en mijne keel als die der vogelen.
Ieder zijne bestemming
nik weende. Voor mij was Epine-Vinette
reeds dood het scheen mij toe dat onze
scheiding reeds voltrokken was.
«Sinds dien dag ging zij eiken avond uit,
in de open lucht zingende en groote ontvang
sten makende na verloop van eene week
zeide zij op zekeren morgen met eene eenigs-
zins haperende stem
Men heeft mij gezegd, dat ik zaugles
moet gaan nemen om mijne stem te beschaven,
c n daar mijne verdiensten groot genoeg zijn
om deze uitgave te bekostigen, zie ik mij ver
plicht eene geschikter woning te zoekon, en....
Eu gij verlaat mij
O 1 Ik zal u dikwerf komen bezoeken
n— Luister, Epine-Vinette, zcolang gij ge
lukkig zult wezen, houdt udau bij uw geluk...
Maar is de dag der beproeving eer maal daar,
herinner u dan Columba.
Zoudt gij u soms voor mij schamen
vroeg my mijne gezellin.
Gij weet niet welk verdriet gij mij aan
doet 1 Mij duDkt dat gij den weg des verderfs
opgaat.
De armoede boezemt mij afschrik in.
Ik wil rijk zijn, in zijde en fluweel gekleed
gaan, genieten van mijne achttien jaren. De
■tem, die ik bezit, zal mij dat alles geven 1
«Zij ging heen, mejuffrouw ik heb haar
sinds niets meer gezien... Ik bleef alleen...
het verdriet verdubbelde mijn lijden, ik kreeg
volslagen gebrek aan werk... Ik bezat niets
meer... nietB... dan een enkel sieraad...
Bij deze woorden rukte Columba den doek
af, die haar hoofd bedekte, en Angelie slaakte
een smartelijken kreet toen zij zag, dat haar
blond hoofdhaar kort afgesneden was.
Toen ik de geringe som had uitgegeven,
welke ik voor mijn baar ontvangen had, bezat
ik niet meer er verliepen twee dagen zonder
dut ik iets geëten had... den derden dag zeide
ik tot mij zelve ik zal de straat opgaan en
om eene aalmoes vragen.
«Wankelend verliet ik mijn dakkamertje.
«Toen ik buiteu stond, in de duisternis in
de sneeuw, dacht ik van schaamte en hart
zeer te sterren... Maar ik had honger, ik
vroeg om eene aalmoes... eu de aalmoes kwam
mij niet te hulp... Het waB de eerste maal,
dut ik om geld vioeg, dat ik niet verdiend
had... de menschen giDgen mij onverschillig
voorbij- Verkleumd en tastend zocht ik werk»
tnigelijk mijne woning op, toen eeno plotselinge
bezwijming mij op de sneeuw deed nêerzinken,
en %ader Falot mij ter hulp snelde...
Ach 1 arme kleine, zeide Angelie deel
nemend, uw lijden is thans uit... het zal u
aan niets meer ontbreken 1 Ik ben er voortaan,
en rader Falot heeft u aan mij voorgedragen
Jegens u moet ik mij kwijten van de erkente
lijkheid, die ik hem Bchuldig ben voor dsn
dienst, welken hij mij bewezen heeft...
Dus zult gij werk geven vroeg Columba.
Gij zult ui et alleen met mijn linnengoed
belast zijn, ik zal u nog het werk mijner
vriendinnen bezorgen... Intusschen.,.
Angelie wilde haren geldbeugel op den
schoorsteen van de werkster leggen.
Mejuffrouw sprak Columba, terwijl zij
Angclie's hand vasthield, vader Falot heeft
mij een voldoend voorschot gegeven, ik ver
lang maar alleen naar werk om mijne schuld
af te doen...
Twee dagen later, toen de voddenraper naar
den welstand zijner beschermelinge kwam ver
ons een stuk land van 15 H. A. aange
wezen. Een huisje was er niet en we
werden in een houten schuur gestopt,
zonder vloer, zonder vensters en alleen
met dakpanne i bedektdeze schuur is
verdeeld in drie afdeelingen, in iedere
atdeeling 7 gezinnen en daar slaapplaat
sen niet aanwezig zijn, slapen we op
den kalen grond- Van zes maanden kos
teloos onderhoud geen sprake. De re
geering dwingt je voor haar straten en
wegen aan te leggen, grond te ontgin
nen enz. van 's morgens 7 tot 's avonds
5 uur, zoodat, na een zwaren 10-urigen
werkdag, er niet veel tijd en lust over
blijft om je eigen grond te bewerken.
Van de regeering krijgen we dan een
bon, gelijkstaande ongeveer aan de
waarde van f2.25 Holl. geld per dag,
wat, met het oog op de zeer dure le
venswijze, een hongerloon is. Geld krijgen
we niet in handen tegen overgave van
de bons kunnen we levensmiddelen
krijgen.
Ons eten maken we in een potje op
een paar steenen met een houtje er
onder, klaar.
De kinderen sterven, de vrouwen lig
gen ziek. Een vrouw en twee kinderen
zijn reeds van ontbering gestorven. Er
zou van regeeringswege een dokter zijn
niets van bekend. Wordt men ziek dan
is er geen hulp, je loon gaat niet door
en staat hongerlijden dus dadelijk voor
de deur. Regent het, dan kunnen we
niet werken en krijgen we ook geen loon.
Kosteloos zaad geen sprake van Heb
ben we ons land gereed gemaakt, waar
weinig kans op bestaat door gebrek aan
tijd, dan moeten we zelf zaad koopen.
Óp het oogenblik is het hier winter
en is het klimaat thans als de zomer in
Holland. In. December, Januari en Fe
bruari is het hier het warmst. Kunstlicht
kennen we hier niet en gaan daarom
maar slapen als het donker is.
Kortom, men leeft als varkens, men
is gedwongen voor de regeering te wer
ken tegen een loon waar men op den
duur niet van kan bestaan, aangezien
alles te duur is je land is je aangewe
zen en je kunt er niet op werken omdat
de regeering je tijd in beslag neemt.
Met dergelijke mooie beloften krijgt
de Braziliaansche regeering goedkoope
werkkrachten tot ontginning van den
nemen, vond hij haar, omringd van stukken
batist en kanten, bezig met het vernieuwen
der onderkleeren van mejuffrouw Angelie
Nerval.
XII. DE VERTOONING.
De avond begon te vallen, de uiteinden van
de Buttes Chaumont hulden zioh in nevelen,
de kerk toekende zich helderwit op de ver
duisterde lucht af, en de onb ebouwde gronden
in de nabijheid van de buurt Fuebla geleken
op eeöe hobbelige vlakte, welke het schijnsel
van de maan weldra zou doen gelijken op een
verlaten kerkhof, waarvan de steenklompen
en de stukken hout de graftomben aanwezen.
Bijna gelijktijdig werden de gaslantaarns
aangestoken en maakte Caoutchouc, de paljas
van de groote kunstenmakerstent, de lampions
gereed. De reusachtige schilderijen, die voor
het Théatre Laurier hingen, namen fantastische
vormen aan, daar de wind door ze heen
en weêr tj doen schommelen de wilden, die
•enen alligator vervolgden Herodias, die als
•ene bezetene rondom het hoofd van Joannes
danste, en Blondin, loopeude over een koord,
ais over eene brug over den Niagaraval ge
spannen, als met leven bezielde.
Inderdaad, sinde eenige miuuten stroom ie
de bevolking van de rue de Belleville, de rue
Barte, de buurt Puebla in dichte massa's toe,
zich opeenhoopende, de eenen de anderen
voortstuwende de rijkeren met het plan om
eene of andere tent binnen te gaan de armen
■ich tevreden stellende met het vooruitzicht
op eene vertooning in de open lucht op het
theater, waar elk vooraf bekeud snedig ge
zegde van Paljas met den verwachten schop
betaald wordt.
Maar dit doet er niet toe; de man, dieilen
geheelen dag zwaar gewerkt heeft, lacht ge
makkelijk een kind schijnt voor niets anders
geboren, en men ziet gansche scharon kleine
jongens en meisjes, elkander bij de hand vast
houdende, tusschen de menigte doorsluipen,
om vooraan te komen en niets van al dat
schoone verloren te gaan.
Op dien schoouen zomeravond, ontbrak het
die muziekhoe ruw zii ook was, niet aan eene
zekere aantrekkelijkheid. Er ontwikkelt zich
bovendien altijd uit eene opgeruimde blijmoe
dige menscheumassa een stroom van levens
lust, van opgewektheid, welke menigmaal over
de sombere stemming van den treurenden
mensch zegeviert.
Was 't het geluid van de muziek, de schoon-
heid van den avond, ofwel zijn onweerstaan
baar verlangen om zijne nasporingen voort te
zetten, welke vader Falot uit zijne woning
dreef? Hoe het zij, hij stond op, sloot zijne
deur en mengde zich onder de massa, die op
de beperkte ruimte voor de voornaamste teut,
waar de vertooning in de open lucht zou plaats
hebben, zich verdrong.
In de nabijheid van vader Falot, stond een
jtngen vau omstreeks veertien jaar, met een
papieren muts op het hoofd, en eenen kiel
aan, die met lappen van allerlei kleur en
stoffen hersteld was.
Met beide handen in de zakken, vermaakte
hij zich bij voorbaat met de toebereidselen
voor de vertooning. Plotseling werd hij met
geweld tegen vader Falot gedrongen, en zeide
lachend tot dezen, terwijl hij de hand aan zijne
papieren muts bracht
Vergeef mij, oudje, er zijn hier lieden,
die haast hebben, naar het schijnt Ohé 1
Caoutchouc, begin toch 1 anders loopt die
mijnheer alle menschen omver
De man, die den knaap zoo ruw ter zijde
had geduwd en Camourdns heette, was van
eene reusachfige gestalte en scheen eene bui
tengewone lichaamskracht te bezitten by
droeg op zijnen schouder een gebocheld meisje,
wier engelachtig gezichtje van vreugde straalde.
De vader had een norsch, eenigszins ruw
voorkomen, en in zijne diepliggende, loerende
oogen, schitterde een somber vuur maar als
hij tot het mi8\ormde kind opzag, verscheen
eene zachtere uitdrukking op zijn gelaat, en
zijne stem had een vriendelijken, bijna zachtsn
klank, als hij tot haar sprak
Zit gij goed, Bestiole vroeg hij.
Ja, vader, antwoordde de kleine gebrek
kige, zeer goed-
(Wordt vervolgd.)