Nummer 78
Donderdag 1 October 1908.
Cl
aaigang
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
"bekendmakSa
Hij
Abonneert u op dit blad.
ANTOON TIELE
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
HET GEHEIM
1 VODDENRAPER
LANDBOUW-
FEUILLETON.
U I T G E V E K:
RAOUL DE NAVERY.
aDders
erd
ïrballet.
ïwapen-
norsche
boven-
die den
'ferd, je
ïisteren
maat
-klieden
:>fzolder
i hevig-
verdie-
vlucht.
n langs
>uw ko
espoten
n brand
3chmid-
srd ter-
uikerfa-
iardbui-
vooral
k zelve
ind. Al-
inerieën
ven on-
einig te
edraald
uster is
en zeg-
spel is.
000 be-
aasslrsalsrlr Courant,
'L-I-iL'l|lll WI.II.I, IWI- ill - I I
lag ten
nteraad
inoemd
Boxtel
wijk B
norgen
idering
:er Van
kermis
aanlei-
iressen
e thans
mmer).
roleurs
sn heer
rsoneel
ent per
de Za-
loons-
ben de
an het
ïniging
cht en
verga-
Dit Blad verse! ijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
I Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
b'raiuo per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
W A A L IJ K. Telefoonnummer 38.
Advert2NTIËN 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootr
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven.,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige oontracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Loting Nationale—Militie.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk maken bekend, dat de loting der in
dit jaar voor de Nationale-Milïtie inge
schrevenen, blijkens ontvangen aauschrijvirg
van den Heer Commissaris der Koningin in
NoordBrabant dd. 4 September 1908 A.
No 5, 2e Afd., (Povineiaal bijblad No. 104)
zal plaats hebben op Donderdag den 22 October
a.s. voormiddaga 91/, uur ten Raadbuize alhier.
Waalwijk, 24 September 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
TH. de SURMONT df. BAS SMEELE.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk maken bekend dat het inschrijvings
register dor Nationale Militie voor de lichting
1909 met de draruit opgemaakte alphubetische
naamlijst gedurende acht dagei voor een ieder
ter inzage is nedergelegd ter Secretarie.
Waalwijk, 24 September 1908
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
TH. DE SURMONT de BAS SMEELE
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
De Burgemeester van Waalwijk verzoekt de
{loaders van inkwartier—biljetten deze alsnog
in den loop dezer week ter Secretario in te
leveren, des voormiddags van 10 tot 12 uur.
Waalwijk 29 September 1908.
De Burgemeester voornoemd,
TH. de SURMONT de BAS SMEELE.
heden
maakt.,
15 17160
0
16 7078
•7 17259
Ontoerekenbaar.
De tweede ontvluchting van Frans
Rosier heeft heel w.it aandacht getrok
ken, en 't spieekt vanzelf, dat de quaestie
van de ontoerekenbaarverklaring opnieuw
ter tafel is gebracht.
Aangehaald wordt o.a. een en ander
^van wat Mr. Van der Meij over dit
vraagstuk in het Tijdschrift voor Wijs
begeerte schreef, het Centrum nam een
voorbeeld uit dat schrijven om aan te
toonen, hoe zonderling er met die on
toerekenbaarheid wordt omgesprongen.
Op de vergadering der Ned. Juristen-
vereen. in 1906 verklaarde een medicus
met de grootste gemoedskalmte, dat hij
in twee gevallen tot ontoerekenbaarver
klaring van een toerekenbare, en tot
toerekenbaarverklaring van een ontoe
rekenbaar persoon geadviseerd bad.
Wat den eersten persoon betrof, zeide
de geneesheer, was er eigenlijk geen
reden om aan de toerekenbaarheid te
twijfelen, maar 't was nu eenmaal noo-
dig, dat hij ontoerekenbaar verklaard
werd, om hem buiten vervolging te stel
len, om hem onder geneeskundige be
handeling, die voor hem noodzakelijk
was, te kunnen brengen en hem te be
waren voor een geheel onnoodige ge
vangenisstraf.
Wat den tweeden persoon aanging,
deze behoorde, wetenschappelijk be
schouwd4, tot de ontoerekenbaren, maar
de medicus kon niet nalaten »zwaar te
laten wegen de noodzakelijkheid, dat
deze persoon voor geruimen tijd uit de
samenleving moest worden verwijderd4.
En aangezien hij in de tegenwoordige
omstandigheden daarvoor toerekenbaar
moest worden verklaard, is dit geschied.
Mr. v. d. M., zoo zegt de Nieuwe
Prov. Gr Ct., die ook dit onderwerp
bespreekt, schrijft over het gegoochel
der geleerden met den term »vermin-
derd- of half toerekenbaren4, Met die
benaming hebben ze een bepaalde be
doeling.
Langzamerhand moet echter wel 't be
sef doordringen, dat deze benamingen
zóó vaag en rekbaar zijn, dat alle mis
dadigers er gemakkelijk onder gebracht
kunnen worden wat ook de heimelijke
bedoeling van Prof. Van Hamel is
en dat, wanneer met gebrek aan zedelijk
gevoel en evenwicht, met ontaarding en
minderwaardzijn (dan een ander bijv.
die 't Recht meer eerbiedigtde schuld
naar de laagte zou gaan, wat Prof.
Van Hamel en de zijnen meenen, en
hun aanleiding geeft om voor »bizondere
maatregelen4 tegen minderwaardigen4
te pleiten de meest ontaarde, ver-
stoktste, om God noch gebod gevende
misdadigers, er met de lichtste straffen
zouden afkomen, terwijl meerwaardige4,
met meer zedelijk gevoel bedeelde
plegers van vergrijpen de wet in al haar
dag te
edroeg,
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
VAN DEN
ng mei
a 8,30
a 7,40
haver
blauwt
NAAR HET FRAN80H VAN
erd 485
varkeni,
i0 h 260
,0 a 190
10 i 140
0 4 210
- k
i0 a 100
0 1 50
0 k 20
k 25 ct
per
i; scha-
er stak
Zomer
per 10C
■erkochi
arbovei
35.
Ja, de oude voddenraper en dan dia
lange heer, die mij ook tegen Kasper wilde
verdedigen... Kent gij den naam van dien
langen heer?
Neen, antwoordde Columba, maar vader
falot zal dien wel weten.
Komt vader Falot hier om naar mij te
zien
Zeker, gij zijt ons kind.
Uw kind dat zou genoeglijk voor mij
zijn.
Wij zullen voor u zorgen, lieve ga nu
maar weer zoet slapen totdat de dokter komt.
Ja maar... ik heb zoo'n honger.
Columba zag rond zich heen er was op dat
ogenblik niets in huis, en zij kon er niet
e besluiten Petit-Auge alleen te laten hij
zich misschien beangst maken voor de
a©M vaj Rosten Kasper; zy opende
JoopèrT6 en neP °P Portaal don
trrtïlT* 66116 deUr ">ven en de boodschap.
J WH .e6n 00«™*\oor haar. P
S?ColuSa!6110 °°d8Chap V0°r doe°?
tien ^ne b°odschflP» mejuffrouw ^1 viif-
eea *er£h broodje!1 V°°r mij
melfc fu versch broodje 1 voor tien centen
maar ge wordt verkwistend, mejuffrouw
Columba 1 Wat een feestmaal en dat al zoo
vroeg
Komaan, spot niet, jongen het is niet voor
mij ik heb eenen kostganger.
Eenen vogel Nu, dan wilt gij hem ook
een aardig kostje voorzetten, of het moet al
van eene heel vreemde soort zijn.
Och neen, vriendje, 't is ean kind, een
lief knaapje, dat veel to lijden heeft gehad
en nog de snoren van het gebrek draagt.
g*brek Maar dat is eene moeder,
juffrouw I Zij heeft mij gewiegd, opgevoed
ik heb baar lief, en wij zullen elkaar nooit
verlaten 1 Zij geeft mij droog brood, waardoor
mijne tanden wit blijven zij onthoudt mij
wijn, want deze zou mijne gezondheid schaden,
en schenkt mij water naar hartelust ik heb
het gebrek lief en ik schaam er mij niet over,
dewijl ik het eerlijk draag. Hoor eons, van
het gebrek moogt ge geen kwaad zeggen.
Hierbij begon hij te schaterlachen en door
zijne half geopende lippen vertoonde zich in
derdaad twee ryen hagelwitte tanden.
Gij wilt dus voor mij geen melk halen
Haastig nam de jongen het geld aan, dat
het meisje hem toereikte, en schrijlings over
de trapleuning gaande zitten, liet hij zich naar
beneden afglijden.
Even vlug als de boodschapper naar bene
den gleed, even behoedzaam klom bij de trap
pen weer op, uit vrees een enkele druppel
melk te storten.
Hy sloop zonder het minste godruisch de
half openstaande deur binnen en na het ge
haalde aan Columba ter hand gesteld te heb-
beD, naderde hij zachtjes het bed.
Arme jongen sprak hij deelnemend, bij
het zien der akelige oogleden van Petit-Ange,
inffrouw Columba heeft gelijk, dat is werke
lijk gebrek geleden hebben. Ik ben zeer ge
lukkig, met hem vergeleken. Verbeeld u
juffrouw Columba, vader Grappin heeft mij
drie franc opslag in de maand gegeven dat
maakt dns met de vijftien die ik verdiende
achtien, voor kost inwoning, bewasscbing en
en kleeren.
Daarbij komt nu nog wel het drinkgeld van
de klanten, maar oen 1 dat levert niet veel
opwant de dienstboden zijn over het alge
meen niet ryk, en de boodschapjongen van
strengheid zouden ondervinden.
Het lijdt geen twijfel, of de samen
leving zal er slecht bij varen, indien de
gevaarlijkste boeven er met lichte straf
afkomen, omdat ze zoo >ethisch defekt4,
d. i. zoo gemeen zijn, of intellectueel
op zulk laag peil staan. Doch het is
evenmin aan twijfel onderhevig, dat zij,
welke in gebrekldg zedelijk weerstands
vermogen verkeerde neigingen, ontaar-
dingsteekenen enz. verzachtende, d. i.
de schuld minderende omstandigheden
zien, van het berekenen dier schuld
géén begrip hebben en 't feit, dat tot
heden toe geen enkele der talrijke
rechtskundigen, welke hun licht over
het vraagstuk4 der minderwaardige
misdadigers hebben laten schijnen, ook
maar met een enkel woord hebben weten
duidelijk te maken, waarom toch min
derwaardigheid per se een reden ople
vert om mindere schuld aan te nemen,
bewijst weer op merkwaardige wijze, hoe
een openbare meening kan ontstaan,
doordat de een den ander onnadenkend
naspreekt.
De Nieuwe Prov. Gr. Ct. vraagt of
het erger kan.
Kan het erger
Hier wordt een premie gezet op de
ergerlijkste misdaad. De regel wordt
omgekeerd hoe grooter en gruwelijker
de misdaad hoe geringer de straf.
Kleine overtredingen, begaan door
inenschen die toerekenbaar zijn, moeten
in hun volle zwaarte worden aangerekend.
Maar een misdadiger, die slim4 is
voegt bij den opzet van de misdaad de
meest gruwelijke uitvoering omdat
hij weet dan zachter behandeld te zul
len worden en minder straf te ontvangen.
't Is eenvoudig verschrikkelijk.
En het zou niet te verontschuldigen
zijn, als de vraag opkwam, of er niets
haperde aan de toerekenbaarheid4 van
menschen die zoo iets durven verdedigen?
Die vraag komt niet slechts op, maar
wordt hier en daar, natuurlijk niet in
wetenschappelijke4 kringen, inderdaad
gedaan. Intusschen, we zullen voor-
loopig nog niet af zijn van de nieuwste
ontdekkingen der wetenschap toch gaan
de oogen ook op dit gebied hoe langer
hee meer open.
En ten slotte weereen nieuw staaltje:
den ouden boekenkoopman krijgt ook geenen
frank drinkgeld, als hij een boek van vijf en
twintig cents of een pak maffe schriften bij
iemand te huis bezorgt. Het hindert u immers
niet, juffrouw Columba, dat ik wat blijf praten
Neen, vriendje ik zal intusschen de melk
koken.
Gij begrijpt dus wel, mejuffrouw Columba,
dat ik niet bij mijnen patroon blijf, omdat ik
er zooveel geld verdien, maar ik doe het
alleen, omdat ik er mij zoo kostelijk vermaak
en genoeg verdien om van te leven. Gij kunt
u niet verbeelden welk eene verscheidenheid
van menschen er bij ons in den winkel komen,
en er soms uren lang kunnen rondsnuffelen
in den voorraad oude boeken en beschreven
papieren, die mijn patroon op verkoopingen
of in sterfhuizen koopt.
Onder de vele klanten van vader Grappin
heb ik er ook eenige van wie ik juist weet
wat zij zoeken, en van deze krijg ik nu en
dan nog wel eens eene extra beïocning, als
ik hen waarschuw, dat er iets van hunne
gading bij is en het voor hen terzijde lag.
■Zoo ken ik te Montmartre een jongen
tooneelschrijver, die alle afgewezen handschrif
ten van tooneelstukken bij het pond koopt en
er goed voor betaaltvan hem krijg ik altijd
een ruim drinkgeld. Ook is er nog een oude
heer met lange, grijzo haren, die alle hand
schriften koopt, waarin van uitvindingen sprake
is. Hij is schatrijk, maar uiterst gierig onlangs
moet ik toch iets voor hem ter zijde gelegd
hebben, wat veel waarde voor hem had, want
hij trok mij, toen hij het ingezien had, geducht
aan mijn rechter oor en gaf mij eenen frank.
Daarbij moet ik u opmerken, dat ik veel
kennis opdoe in den winkel van vader Grap
pin. Ik lees boeken, handschriften en de hemel
weet wat al meeren ik sorteer ze soort by
soort. Vader Grappin verzekert, dat ik een
knappen boekhandelaar zal worden.
Een heer met een witte halsdoek, de
geneesheer Marteau, door Mederic ver
wittigd, kwam den kleinen zieke bezoeken.
Hij stopte regelrecht op de legeistede van
het kind toe, nam het voorloopig verband af,
dat Mederic gelegd had, waschte do wond
zorgvuldig uit, legde er pluksel en een nieuw
verband op, en onderzocht nu het lichaam van
Men herinnert zich het gruwelijk drama
ongetwijfeld nog wel. In het begin van
dit jaar werd door een heer, die 's avonds
per rijtuig den Zijpschenweg te Arnhem
passeerde, aan den kant van dien weg
een knaapje gevonden, badende in zijn
bloed. Spoedig per rijtuig naar het
Diaconessenhuis overgebracht, mocht
het gelukken na zorgvuldige verpleging
den knaap, hoewel in ernstigen toestand
verkeerende, in het leven te houden.
Toen de politie van het geval in
kennis werd gesteld, bleek al spoedig
dat het knaapje door zijn vader aldus
was toegetakeld. Deze, de Hollander C.,
was, alleen om zich van zijn zoontje te
ontdoen, uit Duitschland, waar hij woonde
naar Arnhem overgekomen. Hij had den
knaap met een scheermes aan den hals
verwond en verder niet naar het kind
omgekeken. Alleen aan de omstandig
heden, dat de knaap spoedig gevonden
werd, was het te danken dat het oog
merk van moord werd voorkomen.
C. bekende volledig.
Naar wij thans vernemen, is na een
maandenlange instructie eindelijk het
voorloopig onderzoek gesloten.
De vader is na deskundig onderzoek
niet toerekenbaar verklaard en zijn op
zending naar Medemblik voor den proef
tijd van een jaar gelast 1
-4' ■-■J t,mumiji jj l iwywj'-Wi'LJ-ii'-L...L-Lm
Wintergerst.
Onze gerst i? bijna allemaal wintergerst
vierrijige wintergeest, voornamelijk dienende
voor de pellerij (gortbereiding), voor de bier
brouwerij en ook wel voor veevoer. Zij groeit
op verschillende grondsoorsn, het bests op
losse, kalkhoudende, niet te zware zavel
gronden. Zand- en veengronden, en de dal
gronden der Veenkoloniën, dragen ook wel
^erst, maar eigenlijke gerstgronden zijn het
niet, evenmin als de allerzwaarste klei
gronden.
Als het land vrij van onkruid is en in
goeden, vruchtbaren staat, dan is het voor
den verbouw van gerat meestal geschikt.
Toch moeten wij omtrent de besmeating van
de gerst in bijzonderheden treden. In de
eerste plaats dan zij gezegd, dat alle gerst,
maar vooral brouwgerst groots behoefte heeft
aan een rijke bemesting met phospborzuur
den arme kleine, dat met bonte en blauwe
plekken bedekt was. Een uitroep van ver
ontwaardiging, ontsnapte hem bij dat gezicht.
Het is verschrikkelijk 1 riep hij uit,
verschrikkelijk Er bestaat een genootschap
dat de dieren tegen de woede der menschen
beschermt, en niemand stelt zich tnsschon het
kind en zijne beulen I O wat valt er nog
veel goeds tot stand te brengen
Na Petit-ADge weer in zijn dekens ge
wikkeld te hebben, keerde de dokter zich
naar Colnmba, met de woorden
Dat kind zal oppas, veel oppas noodig
hebben mejuffrouw.
O, wees gerust u, daaraan zal het hem
niet ontbreken, dokter, antwoerdde Columba.
Ja maar, voegde hij er langzamer bij, er
zal ook veel geld noodig wezen.
Ik reken op dé Voorzienigheid, mijnheer...
De deur ging op dat oogenblik open, en eene
rijk gekleeds jonge dame vertoonden zich op
den dorpel.
Het was Angelie.
Ik sprak van de Voorzienigheid, mejuf-
vrouw en juist zendt ze mij eene bode in de
gedaante van u, zeide Columba.
Mejuffrouw Nerval bloosde, groette den
dokter, zag het kiud en was door Columba
met weinige woorden spoedig op de hoogte
van de zaak gebracht.
Dokter Marteau schreef een recept, dat
terstond uit Columba's handen in die van den
looper overging.
Schrijf alles voor wat er vereischt wordt,
dokter, zei mejuffrouw Nerval met innemende
vriendelijkheid, gij behoeft niets te ontzien,
ik heb middelen, en myn vader kan mij niets
weigeren.
In dat geval, mejuffrouw is er eene
schoone taak voor u weggelegd er moet in
Parijs onder de voornaamste dames een groot
liefdewerk geBticht worden. Het aantal kin
deren, die in de hoofdstad leven zonder bloed
verwanten, zonder maatBchappelijken band,
die opgekweekt worden in de verdierlijking
tot zij riep zijn voor de ondeugd, is onbereken
baar. Dagelijks zie ik troepjes van drie of
vier zoogenaamde Savoyaards bij mij voorbij
komen waarmee men in Piëmont handel drijft
als met de slaven in Amerika... Zij hebben
en kali. Ook kali op de beste kleigronden,
want de ervaring leert, dit veel opneembare
kali gunstig werkt op de blankheid en het
zetmeelgehalte van de korrel. Daarenboven
heeft de ervaring teven9 geleeid, dat het
chloorgehnlte van sommige kalizouten, ook
op de kleur en de kwaliteit van de gerst
korrel gunstig werkt. Kaïniet is dus voor
wintergerst de aangewezen kalimeststof. Wat
de stikstofbemesting aangaat, maken som
migen verschil tus9cheR voergerst en brouw
gerst. Zij meenen dat een bemesting met
direct opneembare stikstof te veel eiwit in
de korrel ophoopt, het zetmeelgehalte doet
dalen en daardoor de gerst niet of miuder
geschikt maakt voor brouwgerst. In die uit
spraak is veel overdreven. Er zou misschien
iets van waar kunnen zijn, als naast direct
opneembare stikstof, b.v. chilisalpeter geen
kali gegeven werd. In het laatste geval kan
de invloed van het chilisalpeter op het zet
meelgehalte niet groot zijn. Er is nog iets.
De gerst rijpt spoedig, neemt vooral in haar
eerste groeiperiode veel stikstof op en ge
bruikt hiervan betrekkelijk weinig tot korrel
vorming. Daarom is een bemesting met
chilisalpeter zeer aan te raden. Dat inder
daad gerst veel kali en stikstof behoeft leert
ons o.a. ook de samenstelling van den oogst.
Een vry groote gerstoogst levert ongeveer
60 ILL. zaad van 63 K.G. 8780 K.G.
zaad op met nog 4000 K.G. stroo. Per
Hectare onttrekt julk een oogst aan den
grond 80.5 K.G. stikstof, 32 K.G. phospbor
zuur. 72.5 K.G. kali en 13.5 K.G. kalk.
Op grond van dezo samenstelling en
bovenstaande opmerkingen kunnen we daar
om voor gerst de volgende bemesting aan-
beveleu. Zoo vroeg mogelijk zaaie men 600
it 800 K.G. kaïniet per Hectare (hoe lichter
de grond, hoe meer) en 300 400 K.G.
superphoaphaal (hoe zwaardet de grond, hoe
meer). Tegelijk met het zaaien strooie men
100 K.G. chilisalpeter op het land, dat te
gelijk met het zaad kan worden ingeëgd.
Na den winter, zoodra het voorjaar zich laat
zien, geve men een overbemesting van 100
K.G, chilisalpeter en zoo de gerst speciaal
voor brouwgerst bestemd is, laat men dit
voorafgaan door een overbemesting met ICO
K.G. patentkaii. De gerst wordt daardoor
blank en zetmeelrijk, terwijl het stroo geeD
gevaar loopt tegen den grond te gaan.
eene lier by zich ofwel eènen aap, een mar
motje of iets dergelijks, zijn in lompen gebuid
slepen zich met moeite voort, en toch dansen
joelen, zingen zij 1 Zij gaan nuchter uit en
moeten leven van de schamele korsten brood,
weLke men hun toewerpt, en als zij des avonds
terugkeeren in het vunzige hol, waarin de
meester hen opeenhoopt, en niet genoeg geld
meebrengen, dan worden zij erbarmelyk mis
handeld.
Barmhartige hemel 1 is het mogelijklispelde
Angelie.
Mijnheer Audoin 1 riep Angelie, zich
verrast omkeerende.
Ik kom eens naar den welstand mijnen
kleinen vriend vernemen, zei de advokaat.
Ja, lk herken u wel 1 riep Petit-Ange,
wiens gelaat van blijdschap kleurde... gij hebt
mij van nacht verdedigd. Hebt gij den Rossen
Kasper doodgeslagen?
Neen, mijn kindmaar wees gerust, hij
zal u geen kwaad meer doen.
Ik heb het hier goad naar mijnen zin,
hernam den kleine.
En gij zoudt hier willen blyven vroeg
Angelie.
Het kind knikte herhaaldelijk.
Komaan, Columba, ofschoon dat kind aan
ons allen toebehoort, moogt gij het behouden.
Columba drukte eene kus op het voorhoofd
van Petit-Ange; dat was haar eenig antwoord.
Mijnheer, wendde zich nu de dokter tot
dea advokaat, gij hebt mij zooeven uwe mede
werking toegezegd in bet liefdewerk der ver
latene kinderen van Parijs, ik houd u aan
uw woord.
De dokter en de advokaat wisselden hunne
naamkaartjes.
Ik kende u reeds bij naam, zonder het
genoegen te hebben u persoonlijk te kennen
hervatte de dokter, gij fijt de advokaat der
armen. Ik ga thans vertrekken, daar mijne
hulp hier op het oogenblik niet meer vereischt
wordt. Morgen kom ik terug.
De dokter was reeds bij de deur, toen eens
klaps in de nabijheid door eenen man eene
luide gil geslaakt werd.
(Wordt vervolgd.)