Nummer 95
Zondag 29 November 1908.
3ie Jaargang
Tweede Blad
Gemengd Nieuws.
Ingezonden Stukken.
Waar een wil is, is een weg!
X.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Geachte Redactie
Verzoeke s.v.p. een bescheiden plaats voor
hot onderstaande. Bij voortaat mijn (laak.
Eensdeels, naar aanleiding van een artikel
tje over drankbestrijding in »de Zuid-Wil
lemsvaart* van de hand des heeren H. N.
Ouwerling te Helmond, anderdeels, wijl
alhier sprake is van een eventueel heropbouwen
der indertijd «afgebroken" St. Paulusvereeni-
ging (welke twee omstandigheden mij m i.
geschikt voorkomen, om ze met elkaar in
verband te brengen) achtte ik 't niet
ondienstig, een causerie te houden ever het
onbetwistbaar nut van een drankbestrijders
vereeniging (ook te dezer plaatse), haar hel
der, liefelijk beeld duidelijk op den voorgrond
doende treden door de somber donkere toe
standen te toekenen, die do drankduivel als
onheilspellende schadnwen werpt op het wereld*
tooneel.
't ls wel balken naar Noorwegen zenden"
met nog iets over de Drankbestrijding te zeg
gen, maar enfin, eene goede zaak is steeds
beschouwing overwaard.
nAlweer over den blauwen knoop hoor ik
mompelen door degenen, bij wie de noodza
kelijkheid der matigheidsbeweging nog niet
wordt ingezien. Ja, dat kleingeestige; »de
blauwe knoop zal 't tooh niet klaar spelen,"
het bekrompene, kortzichtige, van velen, die
misschien wel toegeven, dat onmatigheid een
ellendig iets is, doch nog te conservatief, te
laf zijn, om te kunnen zeggen nik wil geen
borrel meer", of minstens nik wil matig zijn
dat is het, wat do propaganda voor de goede
zaak tegenwerkt.
Dan, gelijk de heer O zegt nin zelf ge
noegzaamheid vertelt men U met een wijs
gezicht; „hier wordt niet te veel gedronken
en men overdrijft dan, Jawel Dit wordt
maar al te licht beweerd, gelyk men ziou zal.
(Nota bene wordt hier te lande olk jaar vuor
50 millioan gulden aan borrels opgedronken
Eene kleingeestigheid op eene andere manier
is deze, dat men graag drankbestrijder zou
willen zijn, maarom geeuo klandizie te
verliezen in den winkel, don «goeden toon",
om niet excentriek te schijnen, den borrel
niet kan afschaffen.
Moer andere motieven weet pion aan te.
voeren, waaronder ook «oen werkman mag
wel iets hebban, man gunt den arbeider n ets
«Jawel, zegt de heer O., gun ik don werkman
iets, en veel meer dan hij heefteen veel
beter leven dan nu, maar, wat ik h-.m nooit
of te nimmer gun Dat is dihoop jenever
en bier, die sommigen ten koste van vrouw
en kind en ten koste van hun eigen mensch zijn
in 't lijf gieten."
Ook beweert men, dat zonder drank genr.
gezellig feestje of zoo iets mogelijk is. De
ondervinding is daar, om het tegendeel te
bewijzen.
Aan uitvluchten ontbreekt het natuurlijk
nietal weerleg je alle bedenkingen honderd
maal, 't helpt niet, zoo 't schijnt. Doch men
zal toch wel ééDS gaan inzie i. Of moet bet
altijd gaan als met een beer, die nog liever
zijn maag verbrandt, dan den kokenden honig
in den steek te laten. Zou men dan niet gaan
denken «Mundns vult decipi (de wereld
wil badrogen zijn). Stellig.
Dat degenen, die tot nu toe vreemd waren
aan de drankbestrijdersvereeniging, alreeds
zoo conservatief zijn, is reeds treurig, doch
als men lui aantreft, die zich ouder de blauwe
vaan der matigheid hebben geschaard, en met
vuur strijden, niets doen, zelfs toch drank
gebruiken, als het hun niet geoorloofd is.
niet alleen in 't geheim doch zelfs openlijk
«pruuven", wat zeg ik zelfs misbruik maken,
en 't gezegde in de wereld helpen «als je
ooit een dronken mensch wilt zien, gaat dan
bij de Paulisten kijken 1" Zie, dat vind ik
minstens onvergeeflijk.
En nu weet ik wel, dat velen lid worden,
niet uit overtuiging, doch om anderen, die
invloed op hen uitoefenen, of waarvan ze
afhankelijk zijn. Doch om een goed lid te zijn,
is noodig de overtuiging, dat de drankbs
strijding eene noodzakelijkheid is geworden in
de samenleving, voor elk individu, voor het
huisgezin en voor de maatschappij.
Ten bewijze hiervan willen we eens even
nagaan, wat er gedaan wordt in het belang
der drankbestrijding, door elk in het bijzonder,
rr* Ti. Tat, er eigenlijk gedaan moet worden.
Uit dit Liatste zal de conclusie gemakkelijk te
trekken zijn, of drankbestrijding, waar zo nog
niet bestaat, uoodzakelyk is.
Wat doet men voor de matigheid. Veelal
mets, totaal niets. Laten we hier den heer 0.
eens even aan 't woord, want wat hij zegt
over t Peelland en de Meijerij, geldt wellicht
ook voor andere plaatsen.
«0 ja," zegt gen. schrijver, «men was (steeds)
van gevoelen, aat zich bedrinken leelijk stond,
men vertelde wel, dat een dronkaard zich
vernederde diep beneden hat redelooze dier
on dergelijke; maar met znlke dingen bestrijdt
j* geen drankduivels, of beter gezegd, met
zoo'n kinderspeelgoed jaag je zelfs geen drank-
d mon op de vlucht, laat staan van overwinnen,
üi.dauks al die mooie spreuken en al dat
aardige geleuter bleven (en blijven nog) drink
gewoonten aanhouden, kwamen er nog gedurig
nieuwe bij en werd het aantal dronkaards
legio." Tot zoover de heer O.
Als elk incividu niet tot «handelen" wil
overgaan, wat komt er dan terecht, voor elk
m-msch op zich zwlf, voor het huisgezin, voor
de maatschappij Wat zie je gebeuren
De onmatige benadeeldt zijne gezondheid,
sterft voor zijn tijd, en voor dien tijd over
komt hem al wat slecht is achteruitgang
van zakon, ruiueering, failietvorklaring, 't
komen ten laste van andere of zelfmoord 't
opgesloten worden in tuchthnis bf bedelanrs-
kolonie of gevangenis of krankzinnigengesticht,
of wel 't zoeken van heil in gestichten voor
drankzuchtigen. En 't huisgezin dat niets aan
schouwt dan dronkemanstooneelen, twist en
tweedracht, kan dat iets anders de maatschappij
afleveren dan gebrekkige jeneverkinderen, die
als jongeling en man eveneens oorzaak van het
bannen der welvaart uit het land, uit de
maatschappij. Terecht (aldus Dr. Buringh
Boekhout en Dr. van der Weijde) schieveu
onze voorvaderen op do Oude Waag te
Franeker
Do Taf pers worden dik en vet,
De Driukors dun en mager.
De Drinker gaat naar 't Pandjeshuis,
De Tapper naar den Slager.
Het geld vei plaatst zich, ja, maar toch ten
nadeele der maatschappij.
We willen, over do verschillende onheilen
door den drank, niet eens spreken van het
zedenbederf, door den drank ontstaan en
verergerd, waarvan de gevolgen niet te over
zien zijn.
Bepalen wo ons tot 't b'schouwen van den
ellenaigen toestand der driukebroors.
Moot de maatschappij dan nog meer uit
gemergelde pioletariërs te aanschouwen krijgen
op de hoekon der straten Moet de maat
schappij dan leden tellen, wier geest verstompt
is, door den drank, wier wilskracht is verlamd
die eeDe gezonde levensopvatting missen, geen
huiselijkheid kennen en van chagrin over alles
blijven drinken, daarin hnu heil zoeken, hun
verderf vinden.
Heeft de maatschappij, die, al is de dronk
aard diepgevallen, nog talrijke middelen be
denkt, als eene zorgzame moeder hem nog
'rachtte redden die alles in het werk stelt,
om het opkomend geslacht voor iets derge
lijks te vrijwaren, heeft die maatschappij
geen richt op elk, als een barer leden? Dat
de onmatige drinkt, kost het land item
zooveel voor stichting en onderhoud van
gasthuizen, gestichten voor drankzuchtigen,
voor 't bouwen en verzorgen van verbeter
huizen, tuchtscholen, gevangenissen, bedelaars
kolonies, krankzinnigengestichten, enz., wier
aantal belaDgrijk minder zou behoeven te zijn,
indien er geeuo dronkaards waren, zooals
thans. En dan klnagt mon over belasting,
doch als het Rijk voor genoemde instellingen
wat minder behoefde uit te trekken, zou dit
wel anders ziin Due, ODmatigen, U gooit LIw
geld niet alleen weg voor 't gene U verdrinkt,
bovendien is dat nog oorzaak van wat ik
zooeven zei. Dus ja grijpt met twee bander
tegelijk in ja beurs, om je zuurverdiende
penningen den drankduivel voor de voeten te
werpen.
Wat al vei beteringen men in dien onhoud-
bnren toestand evenwel wil aanbrengen, alle
stuit af op de kleingeestige idéés van de
meesten. Eu als de regeering het daarheen
wenscht te leiden dat da herbergier genood
zaakt is, «den borrel duurder ts zetten", dan
hoor* men morrende stemraeD hier en daar van
kasteleinsen drinkend pubiek Maar men ver
geet dat er ook weer op andere wijze, en wel
indirect door 't eene, voordoeleu moeten wezen,
al stinppen kortzichtigen dat niet subiet. Eu
het bslnug dis lands is toch dat der inwoners
in het algemeen en ook van elk in het bijzonder?
Men moet wat verder denken, dan z'n neus
lang is.
Gertedelijk ziet men du», dat er niet alleen
niets gedaan wordt in het belang der goedo
zaak, maar dat ze zelfs wordt tegengewerkt in
de samenleving, zal men dan Dog langer die
oumatigheid moeten aanschouwen
Met de6zelfs droeve gevolgen Zullen ze
dar nog langer hun tehuis zoeken in de kroeg,
de drinkers, of door 's Heeren straten zwieren
ot in 't geheim zieh bedrinken, (ook de vrouwen
soms P)Zijn ze niet voel minder dan het dier?
Dit zou zelfs de theorie van het moderne onge
loof, dat in den mensch een meer ontwikkeld
en vaardig dier ziet, rog wel moeten toegeven,
want een dier kent nog uit instinct z ne gren
zen, en de dronkaard laat niet na, te .zuipen'
tot 't uiterste. Wie daarvoor geen zelfbeheer—
sching genoeg heeft, is een zwakkeling, geen
mensch, maar een slaaf des drankduivels, waar
aan hij tich zelf, zijn gezin en deszelfs geluk
prijs geeft. Hoor, hoe dit Ter Veer in een paar
trekken schetst? ,Daar is een vader, die zicli
heeft overgegeven aan den verfoeilijken harts
tocht der dronkenschap. Sedert den dag, dat dc
drankduivel hem beheerscht, is hij afkeerig van
zijne vrouw, liefdeloos en hard tegen het kind,
dat hij voorheen met innig welbehagen op zijn
arm cam en met vadertrots bezag, voor welks
geluk hij zelfs bereid was, zijn leven te offeren.
Nu, belaas, laat hij zijn gezin honger en gebrek
lijden, en vei woest de toekomst van zijn kind.»
Op de kinderen juist komt het aan ze vormen
de ,»pc8 patriae.' De appel valt gewoonlijk niet
ver van den boom. De jongeling zal het pad
zijns rampzaligen vaders betreden,dezelfde harts
tochten zullen in zijn boezem branden en mei
verzengde borst naar het jeneverglas doen
grijpen. ,0, elk waar menschenvriend moet hei
hart bloeden als hij ziet, hoe niet zelden jon
gelingen, di« vsn zich de beste verwachtingen
deden koesteren, door do hartstochten op eee
dwaalweg worden geleid, en in plaats vau
zegen, niets dan vloek en rampen rondom zich
verspreiden. (Ter Veer.)
Doch laat ik niet te ver in ééne richting af*
dwalen. Sprekend over de jeugd, als de toe
komstige maatschappij, kan ik evenwel niet na
laten, even aan te halen, een stelregel vbd den
grootcn paedagoog Comenius; „Als tegen de
verbasleiing van het menschelijk geslacht mid
delen zullen worden aangewend, moet dit
noodzakelijk door eene zorgvuldige, omzichtige
opvoeding der jeugd geschieden.»
Maar als de ouders, als opvoeders, zelf drin
kers zijn, wit komt er dan terecht vnn de
kinderen; en, als de kinderen drinkgewoonten
zien en aannemen, wat zullen ze dan als jon
geling doen Alzoo zou do maatschappij ecne
donkere toekomst tegemoet gaan. Wat te doen
in dien onhoudbaren toestand?
Natuurlijk joist het tegendeel, van wa' de
drinker doet. Meer dan dat I
Eendracht maakt macht!» Daarom nis één
man, aangesloten bij het leger der drankweer.
Doch de drankbestrijding is een sooit dwang/»
zegt men. Waarom? Men hetft toch maar te
kiezen tusscheu hnlidangfche afschaffing (Pauliet),
onthouding van sterke dranken (Afschaffer), cn
onlhouding van alle alcoholhoudende dranken
(Geheel Onthouder.) Eu als 't cenigzins naar
dwang gelijkt, heeft de maatschappij dan in
zekeren zin dan ook geen recht, dat elk individu,
als zijnde een hirer leden, wat over hoeft voor
't algemeen welzijn? „Maar," voert men aan
«ik maak toch geen misbruik 1* Dan kunt ge
zeker wel aansluiten, want dun zal nw voorbeeld
te goed werken. ,Ik k.n geen boinl mi .cn.'
Dat pleit ook niet v< or je vasten wil. Honderd
duizend nnderc uitvluchten weet men. Doch de
geleerde Mgr. Egger neemt daarvan niets aan
wie wil, kan ook. Daarom, niet toetreden tot
een Drankbestrijdersbor.d. staat zoowat gelijk
metik wil niet of ik beo te dom om mijn
eigen welvaart te begrijpen I'
Waar een wil ij, is ook een weg, en komt veel
goeds tot stand, wat niet weer even rpoedig
wordt «afgebroken* als 't opgebouwd is. Waar
dus sprake ia van een eventueel heropbouwen
van een St. PaulasVereeniging te Baardwijk,
steunt daar allen, die 't wel meent met U zeil
eu de heele samenleving, ja, allen, niet alleen de
werkmansstand, doch uok zij, die op de eene of
andere wijze invloed kunnen uitoefenen op
anderen de grooten, zoowel als de kleinen; alle
geluk hangt er van af. Met dcD heer Ouweling
besluit ik dun
TWe hebben hier krachtiger middelen noodig
•dan gebabbel, dat d.inken zoo leelijk «taat.
„Drank bestrijders vereenig irgen moeten er wezen
«tot in het kleinste dorp. En ik doe een beroep
«op sllen, wien het heil der menachheid ter harte
«gant, om tot zulk eene vereeniging te geiaken,
«en wel in den kortst mogclijken tijd.
«Ontzettend veel is er al verwaarloosd; veel,
„is er al verloren gegaan. Maar laten we toch
«redden, wat er nog te redden is.»
Dankend voor do verleende plaatsruimte.
Hoogachtend
UEd. dw. dnr.
Gér. ERMERS Wzn. Geh. Onth.
Baardwijk, 25 Nov. '08.
Kaatsheuvel 2J November.
Mijnheer de Redacteur
Wat is die gewone schoenmaker
schrijvend in het vorig nummer van uw
blad, toch aardig 1
Niet te verwonderen, dat hij zoo'n
langen tusschentijd noodig had om »zulk
een afdoend betoog4 neer te schrijven.
Dat tegenwoordig al wat men leest tegen
de patroons is, zooals hij beweert, is in
zooverre waar, dat alles, wat al eens
tegen de patroons geschreven wordt,
gaat tegen de misbruiken, die zij aan
hangen, zooals gedwongen broodkoop
verplichte winkelnering willekeurige loon-
druk, het afjakkerstelsel, enz.
Daar zal «de gewone schoenmaker*
ook wel tegen zijn, en ieder weldenkend
man en ook elk goed patroon.
Ik veronderstel echter, dat de «gewone
schoenmaker* van dat alles niets behoeft
te ondervinden en daarom zal hij zich
ook een gewoonschoenmaker noemen,
die >gewoon weg* arbeidt en daarvoor
een fatsoenlijk loon ontvangt van een
*geiuoon* fabrikant, die voor den gege
ven arbeid loon uitbetaalt, zooals dat
moet en geen brood, en geen winkel
waren, en geen sjaggelloon.
Maar behalve «gewone* schoenmakers
gelijk schrijver, zijn er hier nog zoo'n
massa «ongewone* schoenmakers, die
tegen alle gevoeglijke gebruiken en ge
woonten in, hun welverdiend loon in
brood en winkelwaren uitbetaald krijgen.
Dat is iets «ongewoons* en «ongeoor
loofds* en daarvan spreekt ieder schande
heel Nederland zelfs 1
Zoo is o. a. mijn buurman al een heel
«ongewone* werkman, die 25 stuks brood
bij den bakker moet verhalen, en voor
ieder stuk brood 2 cent extra aan zijn
baas moet afstaan, en dan nog ongeveer
60 a 65 cents van zijn loon moet missen
aan te duur betaalde winkelwaren bij
zijn baas.
Zie, geixone schoenmaker, tegen zulke
«verschrikkelijk slechte* misbruiken strij
den de *ongewoneschoenmakers niet
tegen de «verschrikkelijke slechte* pa
troons, want, gelukkig die hebben we
nieten al gaat het zoo gemakkelijk nog
niet de gedwongen winkelnering uit te
roeien, toch beschouwen wij de patroons
niet voor zóó onwillig, dat zij het ver
keerde daarvan niet éénmaal zullen inzien.
Maar stilzitten mogen en kunnen wij
niet. Als die enkele groote fabrikanten
eens het voorbeeld geven, dan zullen
de kleinere wel volgen, en zal de onge
zonde concurrentie, die volgens de er
kenning van zoovele patroons zelf uit
de gedwongen winkelnering ontstaat,
veel verbeterd worden. En dan zullen
we in plaats van zoovele «ongewone*
fabrikanten naast verschillende «gewone*,
allemaal «gewone* fabrikanten en pa
troons krijgen, die alleen geld voor loon
uitbetalen, volgens een vasten en rede
lijken en algemeen als behoorlijk erken
den loonstandaard.
Dat er verband bestond tusschen de
het loongeschil en het plaatsen eener
zwikmachine was voorzeker «niet erg
moeilijk te snappen*.
Dat is dan ook wel degelijk gesnapt
en in deze zaak niet stilgezeten. Of zou
schrijver gaarne de spreuk gehuldigd zien,
dat «macht recht is
Dan gold het ook geen «kleine loons
verlaging* maar een beteekende ik raad
den «gewonen schoenmaker* aan, zich
daaromtrent te doen inlichten.
Of het in deze tijden roekeloos is,
werklieden aan het gevaar van werkeloos
heid bloot te stellen Zeker is het ge
biedend in zulke tijden de regels der
voorzichtigheid nog meer in acht te ne
men doch zoowel in gunstige als in
ongunstige tijden mag en moet de ge
rechtigheid, waarvan het wezenlijke het
zakelijke is, aan alles ten grondslag
liggen.
«Te lijden om wille der gerechtigheid
is zalig*.
Schrijver twijfelt aan de «goede* wer
king der vakvereeniging
't Is te begrijpen voor een «gewonen
schoenmaker*. Mogelijk komt de tijd,
dat hij er aan zal gelooven, zoodra ook
hij met het «ongewone* zal kennis maken
Dat in Besoijen een lid der vakver
eeniging zich niet aan den overeengeko
men opzeggingstermijn gehouden heeft,
is zeer te laken soortgelijke gevallen zou
ik ook van patroons kunnen aanhalen.
Doch evenmin als een patroonsver-
eeniging daarom te veroordeelen is,
evenmin is uit dien hoofde eene ver
eeniging van werklieden ten doode op
geschreven I
Dankend voor de plaatsruimte.
Besoijen, 2j Nov. 1908.
Mijnheer de Redacteur.
In uw blad van 26 Nov. heb ik gezien
een ingezonden stuk, geteekeud «een
gewoon schoenmaker*. Wat daarin ver
meld staat aangaande de Vakvereeniging
van Waalwijk en Besoijen, wat betreft
den wederzijdschen opzeggingstermijn
die gesteld is op 14 dagen, schijnt de
schrijver niet goed op de hoogte te zijn.
Er is namelijk door de vakvereeniging
met geen lijst rondgegaan naar de ver
schillende Patroons, maar is ieder afzon
derlijk een circulaire toegezonden, en ter
onderteekening aangeboden.
Op die circulaire dan stond o. m.
j Bij overtreding hiervan zalnadat de
zaak door het Bestuur onderzocht is, het
lid geroijeerd worden
Welnu, als er dan nooit een overtre
ding kon plaats hebben, had men er
dezen zin wel uit kunnen laten.
Het lid is nu geroijeerd, en daarmede
schijnen de Patroons toch tevreden te
zijn, anders zouden zij het niet onder
teekend hebben.
Verder schrijft die «gewone schoen
maker*, dat het gevolg zoude zijn, dat
die waarborg hierboven genoemd, van
nul en geener waarde meer 2al beschouwd
worden. Ik begrijp niet waarom Nu er
een lid zijn contract verbroken heeft,
zou de geheele vakvereeniging veroor
deeld zijn neen, «gewone schoenmaker*,
de zakvereeniging keurt zulke handelwijze
ten sterkste af en u schrijft ook, dit had
eens een Patroon moeten doen.
Welnu, als dat nu het geval was, dan
zouden wij van onzen kant het contract
nog niet voor nietig gaan beschouwen.
Maar het was beter dat die «gewone
schoenmaker* met dergelijke onzin niet
voor den dag kwam, om daarmee te
trachten een blaam te werpen op onze
vakvereeniging.
U, Mijnheer de Redacteur dankend
voor de verleende plaatsruimte.
Een georganiseerd Schoenmaker.
De zee eischt haar offers. Omtrent de
Woensdag reeds kortelijk vermelde schip
breuk van het Italiaansche schip «Fer
nando 5 5* ter hoogte van Vlieland,
meldt men aan het Hbld. uit Vlieland
nog het volgende
Woensdagnacht te ongeveer twaalf
uur strandde hier in de Noordergronden
een onbekend schip. Het flambouwde en
gaf allerlei noodseinen tot ongeveer drie
uur. Bij het aanbreken van den dag be
merkte men dat het een zeilschip was.
Van de drie masten waren reeds twee
over boord geslagen. Van de duinen af
kon men op het wrak nog menschen
waarnemen. Nu verschenen de inmiddels
door de kustwacht gewaarschuwde sleep-
booten «Neptunus*, «Texel* en «Ter
schelling*, waarvan de «Neptunus* de
reddingboot meebracht. Toen werd ge
poogd de schipbreukelingen te redden
en het gelukte er vijf aan wal te brengen.
Iwee bleven aan boord, nl. de gezag
voerder en een gekwetste matroos. Bij
de derde poging van de reddingboot
sloeg deze om door eene grondzee. De
inzittenden geraakten te water.
Onmiddellijk werden van de sleep-
booten «Neptunus* en «Terschelling*
reddingsvletten gestreken en het gelukte
allen, op drie na, levend op te visschen.
Drie roeiers zijn verdronken, een werd
bewusteloos opgehaald, maar diens le
vensgeesten werden weer opgewekt.
Reeds zijn de lijken van twee der om
gekomenen opgehaald. De namen der
verdronkenen zijn Formes, Brouwer en
Knop, bewusteloos was Gerrit de Beer.
Van het zeilschip «Fernando*, een
Italiaansche driemaster, komende met
hout geladen van Riga en bestemd naar
Swansea, kapitein Faancisco Arpe, sloe
gen des nachts zeven man over boord,
waarschijnlijk met een der masten.
De sleepbooten keerden naar Terschel
ling terug om een andere reddingboot
te halen. Te ongeveer 4 uur werd weer
een poging gedaan om het wrak te be
reiken, maar zonder resultaat, zoodat
men naar Terschelling terugkeerde. De
twee schipbreukelingen gingen dus een
bangen nacht tegemoet.
Op Terschelling en Vlieland is de
verslagheid algemeen, want de omgeko
men redders waren allen man en vader.
Men seint nader van Vlieland
De sleepboot «Neptunis* keert uit de
Noordergronden terug met de vlag
in top. Dat wil zeggen dat de twee sche
pelingen gered zijn van het wrak van
de «Fernando*.
Volgens later bericht is alleen de ge
kwetste matroos gered. De kapitein is
Donderdag te 6 uur over boord ge
sprongen en verdronken.
Twee zonderlingen. De Tss. Ct. ver
neemt uit Mokkinga.
Tot voor enkele weken leefden een
reeds bejaarde moeder en haar zoon
samen. Ze bewoonden een net burger
huisje, staande in de kom van ons dorp.
Ze leidden echter een hoogst zonderling
leven. De vensters waren steeds met
papier beplakt, zóó, dat niemand een
blik in 't huis kon werpen. Zoowel 's nachts
als over dag doolden ze op weg en in
veld rond. Hun uiterst zonderling leven
had reeds langen tijd de aandacht van
onze dorpsgenooten getrokken, totdat
van overheidswege een onderzoek werd
ingesteld, waaruit bleek, dat ze beiden
in de ergste mate waren vervuild, ter
wijl uit een medisch onderzoek bleek,
dat beiden krankzinnig waren. Nadat
eerst de zoon naar een gesticht is over
gebracht, is ook de moeder, die al haar
sobere meubeltjes in gruis geslagen had,
in een dergelijke inrichting opgenomen.
In het huis heerscht een schier ondra-
gelijken stank. Voor den eigenaar van
het huis zal deze bewoning wel een
schadelijken nasleep hebben.
De moord op den schilder Steinheil,
die men meende dat opgehelderd zou
worden door de arrestatie van den huls
knecht Remy Couillard, hult zich daar-
entcgoi meer en meer in nevelen. Er heb
ben herhaalde huiszoekingen plaats ge
had bij mevrouw Steinheil, in de impasso
Roncin te Parijs en bij een dier huiszoe
kingen werd een diamant gevonden,
op zolder onder oud papier verborgen.
Men weet nog niet of de diamant echt
is.
Couillard houdt zijn onschuld vol en
hoewel hij nog steeds in voorarrest is,
heeft men nu ook verdenking gekregen
tegen Alexander Woff, den zoon van
Mariette, de oude dienstbode, die de voor
Couillard bezwarende verklaring betref
fende den huissleutel heeft afgelegd.
Toen mevrouw Steinheil vernam dat men
Alexander Wolff verdacht, zeide zij te
gen den rechter van instructie «Hij zal
u zeker zeggen dat ik zijn medeplichtige
ben, maar ik zweer u dat ik het niet
ben*.
De bekentenis, welke mevrouw Stein
heil aan den hoofdcommissaris van politie
te Parijs, Hamard heeft gedaan is dat
zij den parel uit een ring, die in de
portefeuille van haar bediende Remy
Couillard werd gevonden zelf daarin heeft
gelegd om de verdenking op dien per
soon te laten vallen. Zij heeft den ring
door haar keukenmeid, Mariette Wolff,
naar een goudsmid laten brengen om
den parel er uit te nemen. Ook was het
niet waar, d t haar juweelen bij de in-