Nummer 95 Zondag 29 November 1908. Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. m. 3L. J aai gang. AN TOOM TIELEN, Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen öe Socialistische en de Christelijke Toekomststaat, HET GEHEIM VODDENRAPER LANDBOUW. 0K Uitgever: FEUILLETON. het nog WAALWIJK. Telefoonnummer 38. in. roote RAOUL DE NAVERY. WulwQkscht m Lisptraiteeht Gainst, Dit Blad verse ijnt Woensdag- en Zaterdagavond A. b o ii n 9 in e n t s p r ij s per 3 maanden f 0."5. Franio-per post door het geheele rijk f0.90. Brieven, iugezonden stukken, gelden enz., franco te zenden Uitgever. .•an den Advert cntiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootc letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden *2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Als 't concrete voorbeeld, waarvan wij in fons vorig artikel spraken, willen we nemen de klasse der boerenarbeiders nog" een der minst georganiseerde. De Rijkswet heett dan vastgesteld dat de boerenarbeiders zich zullen organi- seeren en hiervoor gegeven algemeene bepalingen. Welnu, de boerenarbeiders vormen nu in elke gemeente, waar zij voldoende vertegenwoordigd zijn, een vakvereeni- ging welke staat naast die der boeren werkgevers en met deze b.v. vaststellen den normalen arbeidsdag en de voor waarden van het loon, Hier is dus dan geen sprake meer van niet willen samen werken, van een niet willen erkennen der vakorganisatiede wet verplicht hier eenvoudig toe, terwijl zij tevens de werklieden de verplichting oplegt de eenmaal gemaakte bepalingen na tc komen en dus niet maar tot staking over te gaan of anderzins. Deze gemeentelijke vakvereenigingen worden ondergebracht in districtsvak- vereenigingen (de districten b.v. om vattende kiesdistricten) en de gezamen lijke districtsvakvereenigingen vormen de provinciale vakvereenigingen, welke laatste gezamenlijk vormen het beroeps lichaam van den boerenarbeidersstand. Dit lichaam krijgt nu zijn eigen Beroeps- raad, die zooveel is als de regeering voor den beroepsstand. Men krijgt dus consequent doorgevoerd, wat men nu in 't klein kent onder groepsvertegen- woordiging. De Beroepsraad is echter een zelfregeerend lichaam, altijd b'-nnen de algemeene bepalingen der Rijkswet. De belangen van eiken stand worden dus zoodoende door de eigen vakmen- schen behartigd. Er is echter nog veel meer, wat hier mede bereikt zal worden. Op de eerste plaats dat bij elkaar komt, wat bij elkaar hoort. Ook, dat door de gemeentelijke vakorganisatie's met hare vrijheid van beslissingen, be houdens hooger beroep, de locale toe standen in aanmerking genomen kunnen worden, en beide is beslist noodig. Immers de mensch wordt gekarakteriseerd door twee trekken de plaats, die hij inneemt en de arbeid, dien hij verricht. Nu is ieder individu wel vrij, om in een bepaalde gemeente te gaan wonen. Maai vestigt hij zich daar eenmaal, dan is hij ook de .cociale orde eischt het verplicht te gehoorzamen aan de verordeningen door de bewoners dier gemeente gemaakt. Doch evenzoo is het bij 't uitoefenen van een beroep. Ieder is vrij een vak te kiezen. Maar heeft hij dat vak eenmaal gekozen, dan is er niets onbillijks in ook dit eischt de sociale orde dat hij zich onder werpt aan de verordeningen, uitgevaar digd door de leden van 't vak. En ziedaar, waarom het zoo logisch gezien is, zooveel mogelijk plaatselijke vakorganisatie's op te richten, om de vak- en de locale belangen en verplich tingen te doen samengaan. Dit, wat betreft het nut der verplichte vakorganisatie's in engeren zin. De noodzakelijkheid van een organi satie der maatschappij in beroepstanden in ruimeren zin springt vooral in 't oog, als wij bedenken, dat de vakvereenigin gen de individuen, die door het liberale systeem van elkaar gescheiden zijn, weer moet vereenigen. Zij moet de menschen weer nader tot elkander brengen, zij moet hen leeren elkaar weer le achten en te waardeeren zij moet de gemeen schappelijke rechten en plichten weer ten volle doen erkennenzij moet de waarheid weer toegang tot de harten verschaffen, dat wij broeders zijn, dat een voor allen en allen voor een daar zijn en leven. Dan zal zich een ieder weer als lid van een groot geheel gaan gevoelen, waar tegenover hij plichten heeft, maar dat tegenover hem evenzeer plichten bezit. Dat zal geschieden in den >Christelijken Toekomststaat5, in een welgeorganiseerde maatschappij, waar de taak der vakvereenigingen is, zooals wij Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". VAN DEN NAAR HET FraNSCH VAN 52. Falot strompelde, zich aan de tafels vast klemmend, door de voorzaal terwijl hij met eene bevende Btem, bij horten en stooten een drinklied zong, en eindelijk, geheel op den Ekster leunend, naar buiten waggelde. Zoolang Falot verondersteld®, dat hij door zijne tafelburen nog kon gezien worden, bleef hij sloffend en half tnimelend roortloopen, maar zoodra hij zeker was, dat men hem uit het oog verloren moeBt hebben, richtte hij zich plotseling in zijne volle lengte op, greep den knaap bij de hand en sprak met zijne volle heldere stem Gij stelt vertrouwen in mij, niet waar, kleine Zeker 1 Hot zal u wellicht verwonderd hebben, dat ik u aanried den voorslag van hen aan te nemen Om u de waarheid te zeggen, ja. En toch moet ge het doen wij moeten hun medeplichtigen worden. Zult ge mevrouw Montravers dan niet waarschuwen Neen, antwoordde vader Falot. En zult ge haar laten vermoorden, want dit zullen ze doen 't Zij heeft veel kwaad bedreven, hernam de voddenraper op treurigen toonzij moet boven schetsten waar zij derhalve moet zorgen voor ieder lid, dat tot haar be hoort, in goede en kwade dagen, in tijden van nood en ziekte. Zij moet zor gen voor een rechtvaardige belooning voor zijn arbeid zij moet hem helpen aan een zelfstandig levensonderhoud zij moet den arbeidsduur regelen, zooals het in 't algemeen eu het vakbelang behoort; zij moet den athankelijken ar beider bescherming geven tegen uitbui ting van zijn arbeidskrachtzij moet den zelfstandigen man beschermen tegen vreemde mededinging; zij moet vooi allen een goed geordend familieleven mogelijk maken zij moet den geheelen stand beschermen tegen ongerecht in grijpen van andere standen, en de eer van den stand hoog houden. Zij moet de maatschappij beschermen tegen be drog en onrechtvaardige winsten door zijn leden te maken. Zij moet de vraag ster worden der thans door den Staat ingerichte sochle verzekeringen tegen werkloosheid, ongevallen, invaliditeit en ziekten, zij moet de voortbrenging ver- grooten en vergemakkelijken door alge meene invoering van de moderne tech nische uitvindingenzij moet de natio nale en internationale macht door hare organen controleeren en de verhouding tusschen voorbrenging en verbruik rege len- In één woord de beroepsvereni gingen moeten weer ordening en. doel matigheid in onzen socialen en econo- mischen chaos brengen. Ziedaar, dan geachte lezer, eene heele uiteenzetting, waarvan eene korte samen vatting hierop neerkomt »De Christelijke Toekomststaat4 tracht den concurrentiestrijd in te perken door een ordening der maatschappij in be- rocpsstandeu. Deze moeten, gelijk thans gemeenten, provinciën, waterschappen enz. worden publiekrechterlijke lichamen, met be voegdheid tot eigen wetgeving en zelf bestuur, binnen de perken der algemeene landswet, zooals dat thans reeds bestaat bij de Gemeentewet en de Provinciale wet. De Beroepsstanden kiezen hun eigen bestuur, maken hun eigen beroepsver ordeningen, regelende arbeidsloon, ar beidsduur, hygiënische voorwaarden enz. met recht van belastingheffing van hun leden gelijk thans de gemeenten van hun inwoners. En gelijk thans ieder in woner is van de gemeente, waarin hij zich vestigt, zal dan ieder lid zijn van den beroepsstand, waarvan hij een der vakken uitoefent. Wie niet mest, mist het al, Wie wel mest, mist niemendal. Er was eensZoo beginnen de sprookjes, niet waar Maar wat hier volgt, is geen sprookje. Er was eens een tijd, dat in vele streken van ons land zeer vele akkers en graslanden tot onvruchtbaarheid gedoemd waren door gebrek aan mest- Zeer spaarzaam moest de boer met zijn voorraad mest omsprin gen, hij had dikwijls veel land onder den ploeg en wel kwam hij overal, al was het niet geregeld, maar 't was, als Uilen spiegel zei, toen hij met de kar over 't land ging: Land ricikt mestEn treurig waren dan ook de oogsten, die van den akker werden gehaald op z'n best de helft van de tegenwoordige, vaak zelfs de moeite niet loonend. Die tijd is gelukkig voorbijde kunstmeststoffen zijn gekomen en stellen nu ieder in staat te mesten zooals het behoort en, waarop het aankomt, met groot voordeel. Bijna overal gebruikt men ze. Evenwel, het is er nog verre van af, dat overal een behoorlijke bemesting wordt gegeven. Zuinigheid en onkunde zijn vaak de oor zaken, dat ook nu nog de waarheid van het opschrift zeer duidelijk aan deu dag komt. Ook nu nog wordt weieens ver geten te mesten, en moet het gewas het maar stellen met »de oude kracht4, of schoon men weet, dat die niet bijster groot kan zijn. En vaker nog gebeurt het, dat men slechts een baal of 5, 6 geeft per B.A waar men weet, dat er 7, 8 of meer noo iig zijn, ja niet zelden laat men klakkeloos een of andere mest- soort geheel weg. Zulk een onvolledige of halve bemesting is geen bemesting'. de laatste baaltjes wegen dikwijls het zwaarst en men vergete dit ook niet waar ééu voedingsstof weggelaten wordt en daardoor in den bodem min of meer gaat mankeeren, daar baat de overvloed van andere voedingsstoffen niets, deze krijgt men dan ook in den oogst niet SLL8 ge traft worden, opdat ze tot inkeer kome. Zoo 1 was het eenige antwoord van den Ekster. Waar slaapt ge van nacht? vroeg vader Falot. Ik weet het niet Er zijn eene massa onbebouwde terreinen in den omtrek van do rue de Puebla. Wilt gij in mijne woning komen slapen, kleine Het was de Ekster als bood men hem eene plaats aan in een tooverpaleis. By u vader Falot, in een huis, waar gij niemand ontvangt Ja, bij mij. Gy houdt dus veel vau mij Ja. Ik heb toch niets gedaan om zulks waar dig te worden. Gij vergist u mijn jongen eerstens zijt gy, die u in zulk eene diep bedorvene omge ving beweegt, betrekkelijk braaf gebleven, en hoewel gen beteren moet van de luiheid, de gulzigheid en andere gebreken, moet hel n nochtans ten goede gerekend worden, dat gij niet diep bedorven zijt geworden. En twee deus, bezit ge eene uitmuntende hoedauigheid namelijk medelijden te hebben met degenen, die ongelukkiger zijn dan gij. Kent gij Bastiole vroeg de Ekster met levendigheid. Ik heb haar op zekere avond bij de vertooning van de familie Laurier gezien, en uwe voorkomendheden voor dat ziekelijke en misvormde Bchepseltje hebben mij diep getrof fen. üat is waar hernam de Ekster, Camour das slaat haar als hij dronken is en hij maakt zich dikwijls dronken, niet in het gezelschap van zijne kameraden, maar in de eenzaam heid, als vreesde hij zich in tegenwoordigheid van vreemden te verpraten en de waarheid uit zijn glas te voorschijn te zien komen. Om Bestiole eonigermate schadeloos te stellen voor het leed, dat Camourdas haar aandoet, breng ik haar bloemen, beschadigde boeken, die men mij geeft voor een paar boodschap- Een ik heb geheele dagen doorgebracht met aar schoono geschiedenissen voor te lezen, eu zoodra ik geld, veel geld zal hebben, wil ik een groot pian verwezenlijken, dat ik lang bij mij zeiven gemaakt heb. Wilt gij mij dat plan toevertrouwen terug. Wij laten hier eenige treffende staaltjes volgen uit onze eigen ervaring der laatste jaren ter illustreering van ons opschrift 1 Rogge volledig bemest gaf ons 2175 KG. zaad en 4750 stroo per H.A. Rogge onbemest gaf ons 747 KG. zaad en 1720 stroo per H.A. 2. Haver volledig bemest gat ons 3108 KG- zaad en 5595 stroo per H.A. Haver onbemest gaf ons 380 KG. zaad en 580 stroo per H.A. 3. Aardappelen volledig bemest gaf ons een geldswaarde van f 954. Aardappelen onbemest gaf ons een geldswaarde van f 121. 4. Rogge volledig bemest gaf ons 3450 KG. zaad en 6830 stroo. Rogge zonder phosphorzuur 2140 KG. zaad en 4030 stroo- 5- Knollen volledig 24800 KG. zaad. Knollen zonder kali 13300 KG. zaad. 6. Hooiland bracht ons door weglating van Chili (73 ets.) 292 pond hooi min der op. Wij zouden nog meer voorbeelden kunnen noemen, waarvan enkele minder, maar andere nog in meerdere mate doen uitkomen de bevestiging van het geen reeds zoo vaak werd ondervonden Die niet mestmist. Eenige belangrijke proeven op Zavelgrond. Onlangs deelde ik IJ den uitslag mede van eenige belangrijke proeven, die op zandgrond genomen zijn, voornamelijk in Twente, en waaruit duidelijk bleek, dat de toenemende hoeveelheden kali, tot b.v. een maximum van 1500 K.G. kaïniet per Hectare, aanzienlijke winsten verkre gen wei den. Ook op zavelgrond en lichte kleibodems zijn verleden jaar eenige hoogst interessante proeven gedaan en wel te Oudorp, op het eiland Goedereede en Overflakkee, Laat mij u het een en ander uit het verslag van den heer M. W. V. van Bylevelt, landbouw-consulent, te Somselsdijk, mededeelen. Op goede, lichte zavelgrond in den polder West-Nieuwland wilde de heer E. Mastenbroek te Ouddorp den invloed nagaan eener kalkbemesting op mangels. De bemestingstoestand van het land was goed, Het proefveld bestond uit drie per- ceelen. Het geheel werd bemest tegen 150 K.G. superphosphaat en 100 K.G. chili- Zeker welik wil een rijtuig huren, want het arme kind kan bijkans niet gaan, en haar meenemen naar den Plantentuin. Daarvoor behoeft m*n juist zoo rijk niet te wezen tien fraak zijn voldoende. Maar hoe zal ik die ooit by elkaar krijgen Wel als gij ze niet hebt, zal ik ze u loenen. Ik szal Camourda's dochter met u gaan af aaien, en dien dag zal zij een vriend te maar tellen. Ach wat zijt gij goed riep de Ekster uit, Bestiole zal u Btellig liefhebben. Zoo pratende waren zij voor de woning van den voddenraper gekomen Falot deed de deur open, liet den kuaap binnengaan, wees hem eenen stroozak aan in deu hoek van het vertrek.'en terwijl de Ekster als eene roos sliep, zat de voddenraper in diepe ge peinzen verzonken voor zijne tafel, van tijd tot tijd mompelend Wie zou toch Camourdas een maandgeld betalen XXIII. - CRUCIFIES. Flauw drong het eerste morgenlicht door het dakvenster van eene armoedig gemeubi leerde kamer eu bescheen een bleek, jong meisje, dat met gevouwen handen, de oogen op een koperen Christusbeeldje gericht er met vuur biddende, op een ledikant lag uitgestrekt. Hare lippen bewogen zich bijna onmerk baar, maar d^ glans van hare groote, zwarte oogen getuigde genoegzaam van de vurig heid, waarmede zo bad. Van tijd tot tijd echter wendden hare blikken zich van het beeld, om zich te vestigen op eene uitge teerde vrouw, die door te lange Bachtwaken afgemat, met het naaiwerk op baren schoot was ingesluimerd. Maar zelfs tijdens de weinige minuten rast, Echeen zij nog te lijden, want telkens trok haar gelaat zich krampachtig samen, er be wogen zich hare vingeren stuiptrekkend. Men zou gezegd hebben, dat het jonge meisje uit het akelige schouwspel barer, zelfs in den slaap lijdende moeder, nieuw voedsel voor haar gebed putte. Die jonge zieke heette Crucifike, hare moeder was Jeanne Niquel, de vrouw van Cesar, den door den bankier Montravers geruïceerden klerk. Da ongelukkige man had niets overdreven in 't verhaal van zijne geschiedenis aan de drie bandieten, wier medeplichtige hij ging worden. Hij had een talrijk geziu en sinds het verlies zijnor betrekking bij den bankier, was het hem onmogelijk geweest iets te vinden, dat hem een toereikend middel van bestaau opleverde. Ondanks haren ziokelijken toestand en de zorgen welke haar gezin vorderde, had Jeanne den moed niet laten zinken. Hot naaiwerk, dat zij op den schoot had, bewees hoezeer zij zich beijverde om iets te verdienen. Maar er moesten zes kinderen gevoed worden, en het hart der moeder bloedde, omdat zij zich in de onmogelijkheid zog, het zieke meisje eenige verlichtiug te kunnen verschaften. Crucitiks, het oudste van Jeanne's kindereu, telde vijftien jaren maar zij scheen veel jonger. Het lijden had dat aangezicht zoodanig uitgemergeld, haro teere hauden en geheol haar lichaam zoo vermagerd, dat liet schul- delooze kind, blank als eene lelie, rein als een engel, gestadig op het punt scheen haro vlucht te nemen naar hoogere gewesten. Zij was even dertien jaar, toen de tinan cieele ramp plaats greep, die hare ouders ten oudere bracht. Zij besefte die gebeurtenis met eene helderheid van begrip, verre boven hare jaren. Het was in de maand Mei en het gezin had alle toebereidselen gemaakt om de eerste Communie van Crucitiks te vieren. Het door de moeder genaaide wit kleedje wachtte het kind. Haar broertjes en zustertjes ver heugden zich bij de gedachte, haar met haar kaDten sluier en schoonen bloemkrans getooid te zien. Het was daags voor dien schoonen dag. Het maiBje had bijna den ganschen vosrmid dag in da kerk doorgebracht, waarheon eene buurvrouw haar begeleid had, wijl Jeanne tkui3 moest blijven om het eten klaar te mak6n. Toen Crucitiks uit de kerk thuis kwam, vond zij haren vader met het hoofd op de handen geleund voor de tafel zitten, terwijl hare moeder zich met zenuwachtige bedrij vigheid met haar werk bezig hiela. Jeanne's oogen waren rood vau weenen. Drie der kinderen zaten in een hoekje, nauw hoorbaar met elkander te spelen hoe onbewust ook van de zorgen des levens be grepen ze toch, dat zij zich Btil moesten houden tegenovor dat geheimzinnig iets, wat men droefheid noemt. Crucitiks had den zegen des priesters ont vangen, en met droomen van geluk kwam za thuis. Helaas ze vond hare ouders in droef heid gedompeld, ten gevolge van den vreese- Jijken slag, die al hunne hoop op de toekomst vernietigd had. Uit eenige losse woorden, die het arme kind opving, maakte zij op, dat hare ouders een zwaar verlies geleden hadden, en daar zij hen beiden zoo diep neerslachtig zag, begreep zij, dat zij behoefte hadden aan stilte, Daarom hield ze hare boide broertjes, toen deze uit de school kwamen, bezig, opdat zij goen gedruisch zouden maken. Vader en moeder aten ternauwernood eene bete, en Crucitiks bediende de kinderen. Toen het tijd werd om te gaan slapen, hielp Crucitiks de kleine naar bed. Eensklaps stond Cesar driftig op en ging naar de deur. Crueifiks wisselde een imartelijken blik met hare moeder, en moed puttende uit het besef van den plicht, dien zij moest vervullen, vatte zij haren vader bij den arm en vroeg vleiend Vader, gaat ge my uwen zegen niet geven Cesar ontroerde en trad achteruit Ach 1 stamelde hij, mijn hart is alleen gevuld met govoelens van haat, hoe zou ik dus iemand kunnen zegenen? Vader hernam het meiBje, terwijl zij neerknielde, als ik u beleedigd heb, vergeef het my dan God zal u in uw leed weten te troosten, vader... Morgen zal ik God smeeken, dat Hij u trooste, en, ik bsn er zeker van, Hij zal u helpen... (Wordt vervolgd..)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1908 | | pagina 5