Nummer 36.
Zondag 2 Mei 1909.
32e ^aaiga^g.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Ons Princesje.
Eerste Blad,
■UNUBHT
-Hk
BI BLIJDE GEBEURTENIS.
ANTOON TIELEN,
HET GEHEIM
VODDENRAPER
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
Uitgever:
FEUILLETON
W A A L IJ K. Telefoonnummer 38.
1.
Ontplooit uw driekleur, Nederlanders,
En heft een lof- en danklied aan
Vervuld is aller beê en hooe
D'Oranjestam blijft voortbestaan.
O luidt dan, klokken! schalt, bazuinen!
Dreunt, vreugdeschoten, ver in 't rond,.
En roept 't Princesje thans geboren,
Een driewerf heil op Neerlands grond.
2.
Wanneer na langen bangen winter
Een frissche loot den stam ontspruit,
Doet blijde hoop den boezem zwellen,
Geestdriftir; galmen wij het uit:
„Goddank de Stam is niet gestorven,
„Hij groeit en bloeit in lentelucht,
„Als straks het herfstgetij gaat komen,
„Is ook gerijpt zijn eed'le vrucht".
3.
Gij, Heer, die zonneschijn en regen,
Den wasdom schenkt aan bloem en plant,
Bedauw die loot met Uwen zegen
En richt ze met Uw Vaderhand,
Dan zal zij dra een boom eens wezen
Met eed'len stam en fiere kroon,
Een beeld van kracht en jeugdig leven,
Een sieraad van d'Oranjetroon.
RAOUL DE NAVEEY.
De Echo van het Zuiden,
Waalwfjksclie en Langstraatscke Courant.
Dit Blad verse' ijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Krant o per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden ?an den
Uitgever.
Advjcrtbntiën 1—7 regels f 0.60 j daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
i j
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
VAN DEN
NAAR HKT FrANSCH VAN
ut
u-
Bt,
93.
Columba kunt gij mij iets vertellen van
nwe kinderjaren en wilt gij mij uw kerkboek
eens leten zien
Daar is het antwoordde zij.
Aurillac vatte bet zenuwachtig aan, bekeek
bet oplettend, en toen bij op het slotje het
gegraveerde naamcijfer A. A. ias, drukte hij
het in vervoering aan zijne lippen.
Wio heeft u dat boek gegeven? vroeg
hij gejaagd.
Het is mijn erfdeel, antwoorde Columba.
Uw erfdeel Spreek, ach, spreek wie
was dan uwe moeder
Eene ongelukkige vrouw, die ik nooit
gekend heb, eene martelares, die ik eiken
dag aanroep.
Verder, Culnmba, verder.
Verder? dat is alles. Op de kar, waarop
men het lijk der moeder vond, lag ook het
kind.
En gij werd in het dorp Bruyants opgo-
voed
Ja
En gedoopt door den pastoor Lormel
Nogmaals ja maar hoe weet gij
De Voorzienigheid! Columba, de Voor
zienigheid en dat boek was het boek uwer
moeder, en uwe moeder heette...
Kendet gij mijne moeder riep Columba,
voor den voddenraper op de knieën vallende,
uitspreek, ach spreek toch Het moet zulk
een genot wezen, wanneer men van zijne
t spre
Uwe moeder heette Anita Aurillac.
De beide A. A. s Anita Aurillac, maar
mijn vader 1 die vader, waarvan sprake is in
de beide fragmenten van de brieven, die ik
bezit, hij, die mijne moeder «martelaar»
noemde, die vader, die mij zoo dierbaar zou
geweest zijn, zeg het mij, gij, die beide gekend
hebt, leeft hy nog
Hij leeft, Columba, maar hij is arm
Ik zal arbeiden voor zijn onderhond.
Hij verbergt zich als een misdadiger.
Ik geloof de getuigenis mijner moeder,
mijn vader was een braaf man.
Ja, Columba, ik verklaar dit voor God,
en nochtans is hij in het oog van de geheele
wereld geschandvlekt, veroordeeld, hij ver
bergt zich onder een geleenden naam, en als
zijne identiteit bewezen werd, zou men hem
naar Cayenne zenden, om in ballingschap zijn
leven te eindigen
Mijn God die arme vader waar is hij
Spreek, ga voort, mijn vriend, die mij reeds
zooveel genegenheid betoond, mij het leven
gered hebt, zet de kroon op uw werk Mijn
vader 1... ik zal niet meer alleen staan ep de
wereld, en hy zal zich niet meer verlaten ge
voelen hij zal eene liefdevolle dochter aan
zjjne zijde hebben, hij zal weten, dat zij aan
zijne onschuld gelooft. Zijn ongeluk maakt
hem mij nog dierbaarder Die veroordeelde,
die galeiboef blijft voor mij de martelaar,
kom laat ons gaan, laat ons tot hem snellen,
wat talmt gij nog
Columba, riep Aurillac, Columba 1...
Hij noemde alleen dien naam, maar by
breidde de armen uit, het meisje zag den
grijsaard aan, trilde als een blad, en zonk
aan zijne borst met den uitroep
Mijn vader myn geliefde vader 1
Eene geruime poos hoorde men niets in
dat klein kamertje dan lnide snikken en af
gebroken uitroepen van blijdschap, terwijl
vader en dochter elkander vast omstrengeld
bielden.
Toen de eerste vervoering eindelijk eenigs-
zins bedaard was, gingen zy hand in hand
naast elkander zitten, en moest Columba aan
haren vader de geschiedenis van hare kinds
heid verhalen, tot op den dag dat zij naar
gemoet, 11
i. h.itt
komt U halverwege tegemoet,
doet al het werk in de helft
van den tijd en voor de helft
der kosten, die U aan groene
zeep zou uitgeven.
Sunlight maakt, dat Uw
goed niet lijdt, Uw handen
niet ruw worden en Uw leven
geen slavernij is.
De volstrektezuiverheid van
Sunlight maakt haar alleen
geschikt voor het
wasschen van kostbaar
linnen en fijne kant.
WOENSDAG.
Vanaf 't begin van April heeft het
geduurd, altijd hebben wij gereed moeten
staan, nooit hebben wij ons bureau
kunnen verlaten zonder voorzorgen te
nemen, zonder te laten weten waarheen
wij ons begaven. Want je kunt het
immers niet weten. De ooievaar was
besteld en die kan dikwijls heel onver
wacht komen aanvliegen.
Afin, alles ging intusschen rustig voor-
Parijs gekomen was. zij moest hem eene uit
voerige beschrijving geven van de goede Martha,
hare pleegmoeder, van Marcotte, den pastoor
Lormel, en bovenal van den eerw. heer
Bernard, die sedert de missionnaris der
Parijsche bevolking was was geworden, en
zich zoo liefderijk jegens hem betoond bad
Eindelijk was Columba met haar ten einde,
en nu verlangde hij de papieren to zien, die
bet joDge meisje als relikwieëu bewaarde.
Hij erkende terstond de zwart lederen
reistasch. Columba nam er de fragmenten
der brieven van Anita uit, en las ze langzaam
aan Aurillac voor aan den naam van Max
komende, hield zij plotseling op.
En mijn broeder? vroeg zij.
Uw broeder leeft, mijn lieve.
Kent gij hem
Van zeer nabij.
Gij zult hem hier brengen, niet waar
O wat zal ik hem liefhebben.
Gij zult ongetwijfeld eveneens handelen
als ik, Columba, en uit genegenheid voor hem
van de vreugde afzien, hem broeder te noemen
Zou hy zich voor ons schamen? vroeg
Columba.
Oh 1 Neen, Max bezit een al te edel
hart om zich voor ons te schamen.
Maar waarom, waarom dan toch
Luister, Columba, ik weet niet of de
Heer mij nog lange levensdagen zal schenken
en of mijne krachten niet te veel geschokt zijn
geworden door de hevige aandoeningen, die
mij in de laatste tweemaal vier en twintig
uren overstelpt bobben. Eerst gister avond
beb ik met zekerheid Max teruggevonden
verplet door die ontdekking, doch dronken
van vreugde, uitgeput naar lichaam en geest,
heb ik den nacht bij hem doorgebracht, en
ik heb het stilzwijgen bewaard... Hy waakte
by mijne legerstede en ik heb niet uitgeroe
pen Mijn zoon, mijn zoon kom aan mijn
hartIk hield van tiid tot tyd zijne hand in
de mijne en mijn mond is stom gebleven. Ik
zou op dit oogenblik twee kinderen bij mij
kannen hebbeD, en ik stel mij tevreden met
één, en dat zijt gij, terwijl myn zoon mij
misschien nooit zal kennen.
Maar ik herhaal het, vader, waarom?
Wanneer het geluk van iemand, dien
bij. Wel zonden de talrijk vele
journalisten die 2ich in Den Haag be
vonden, dagelijks berichten de wereld
in, dat H. M- had gewandeld in den
paleistuin. Wel heeft men hier en daar
reeds het geboortefeest gevierd, doch
verder bleef het afwachten, steeds af
wachten.
Plotseling echter, 't was enkele minuten
over tienen, bereikte ons het >geef
acht» dat het journalistieke parool van
den dag zou zijn.
Spoedig alles nog eens nagekeken of
't in orde was, of alles kon geschie
den, zooals wij weken van te voren de
zaken hadden geregeld, opdat in een
oogwenk der geheele bevolking van de
Langstraat door middel van onze bulletins
het heugelijke feit kon worden medege-
'deeld.
Ja hoor, alles was piek fijn in orde.
Nu dan nog meer op onze hoede. Voor-
loopig niets zeggen, 't Personeel even
aangezegd dat niets mocht worden los
gelaten en de arbeid in onze drukkerij
zoo verdeeld dat steeds genoegzame
krachten bij de hand waren.
Intusschen was het nieuws echter in
Tilburg en 's Bosch verspreid en door
gedrongen tot onze bevolking.
Nu was de spanning in een ommezien
zeer hevig.
Rrrrrrtt..hallo, mijnheer, wat is er
toch, is er een prins geboren f
»Neen, mijnheer, niets bekend.»
En zoo ging het den geheelen dag
door totdat 't sluiten van het kantoor
een einde hieraan maakte.
De geruchten bleven elders ook niet
zonder uitwerking.
In Den Haag liepen de militairen in
groot tenue.
In Veen begon men de klokken te
luiden, de vlaggen te ontplooien en
feestliederen te zingen.
In Heusden evenzoo. Daar hadden
eenige notabelen telegraphisch bericht
gekregen, 't Was een prinses. Vooruit,
dan, het feest begonnen, tooit u met
vlaggen en wimpels en ontbrandt de
kanonnen. Zoo riep men daar en in
een ommezien was geheel de gemeente
in feestdosch gehuld.
Ook in Sprang hadden particulieren
telegrammen ontvangen en ook daar
hadden de menschen het nationale dun-
men liefheeft, vordert dat men een offer brengt
Columba, moet men daartoe bereid zijn, de
wijl men juist daardoor van zijne liefde blijk
geeft, en ik houd mij overtuigd dat gij, mijn
kind, evenals ik, dat offer brengen zult.
Uwe wenechen zullen bevelen voor mij
zijn, vader.
Wij zouden de toekomst van uwen broe
der vernietigen met onB bekend te maken.
Hij staat op het punt een ryke erfdochter
te huwen, die hem een zeer aanzienlijk ver
mogen aanbrengt. Wij, Columba, zijn twee
armen en zullen arm voortleven. Hij zal in
de wereld schitteren en wij zullen onbekend
zijn en in de schaduw blijven. Men zal hem
onder de gelukkigen dezer wereld rekenen,
en wij znllen aan niemand durven openbaren
wie wij zijn, uit vrees van voor altijd ge
scheiden te zullen worden en toch, Columba
mijne dochter, mijn kind, zullen wij gelukkig
zijn Wij tullen ons leven verbergen. Ik zal
alles voor u, gij alles voor mij zijn, wilt gij
dat Columba, zeg, wilt gij dat
Ja, vader, ja, antwoordde het meisje,
zeg mij slechts...
Gij kent dien broeder, gij acht bom
hoog...
Hot is...
De verdediger van PetitAnge.
Een reeds vermaard rechtsgeleerde
Ik begrijp zeer goed, dat, als wij rucht
baar zouden maken hoe na wij hem in den
bloede bestaan, hem dit schade berokkenen
en in veler achting doen dalen zoumaar
waarom kunnen wij hem alles niet geheel
alleen, in het geheim openbare?...
Omdat wij zijn geluk zouden vernietigen
Colnmba. Uw broeder is verloofd met een
jong, rijk, schoon en goed meisje, dat gij
insgelijks kent.
Angelie, sprak Columba, ik vermoedde
zulks O 1 ik zal haar nog des te meer lief
hebben, maar dit huwelijk verklaart mij nog
niets...
Angelie Nerval is de dochter van den
maB, die my op de galeien gebracht heeft
O ik begrijp u, ik begrijp alles Vader
riep Columba ontsteld uit.
Eene huivering voer haar door de leden,
en voor Aurillac neerknielend, sprak zij, de
doek ontplooid en waren ze de natio
nale liederen gaan zingen.
Van alle kanten werden wij bestormd
met vragen. Wat moesten wij doen
't Is er zeker, 'k durf wedden om al
wat je wil, kwam weer een ander ons
vertellen, die juist van Rottdrdam kwam.
Om een einde te maken aan onze
ongerustheid (want dat waren wij) vroegen
wij ami onzen berichtgever in Den Haag
wat er was.
AntwoordElk oogenblik kan ik u
de tijding doen. Houd u dus gereed.
En dat hebben wij gedaan.
Den geheelen nacht hebben wij in
in afwachting doorgebracht. En toen
wij 's morgens,
DONDERDAG,
uit ons rustig zitje door een klepper-
marsch, veroorzaakt door de zich in haast
voortreppende arbeiders, werden opge
schrikt was het reeds bij zes uur.
De dag was reeds aangebroken, somber
en grauw. De fijne siepelende regen
kletterde tegen de ruiten.
't Was tegen half acht uur dat de
grijs-grauwe lucht werd verbroken en
door hei-witte plekken werd verlicht.
Langzaam komen strooken blauw wap
peren in de lucht. Even komt het zonnetje
glijden door de straat en begint de
drukte van 't marktbezoek te komen.
Dan krijgen wij ons eerste telegram
»H- M. de Koningin heeft den nacht
kalm doorgebracht, waarin H. M. ook
van een vrij lange rustpoos genoot. In
dezen vroegen ochtend van heden viel
nog niet het uur aan te wijzen waarop
op dezen dag de zoo vurig gekoesterde
wensch der natie in vervulling zou
komen.»
Als wij dit telegram voor onze vitrine
aanplakken is het druk op straat. Lang
zaam komen de boeren uit Sprang,
Vrijh.-Cappell, Capelle, Drongelen enz.
midden over straat herwaarts, beesten
aan touwen achter zich meetrekkend.
Als zij het volk zich voor onze ramen
zien verdringen, dan denken ze reeds
dat het zoo is en haastig wringen ze
zich tusschen het lezende publiek, met
groote vraag-oogen 't nieuws verslindend.
Druk pratend vervolgen zij dan hun
weg en geven u dan, als gij hen spreekt,
de verzekering, dat het vandaag dan
toch zeker zal zijnl
handen vouwende en met eenen blik vol on
uitsprekelijke liefde baren vader aanziende
Gij hebt gelykwij znllen alles voor
elkander zijn. Wij zullen ons met elkander
in het goluk van Maximiliaan en Angelie ver-
hengen, dat ons werk is. Welk eene edole
zuster zal ik krijgen, ik had haar vroeger
reeds zoo lief niet welk eenen trots zullen
wij hen in het leven volgen. Zij zijn gewoon
aan de weelde, aan overvloed, ik voor mij
heb zoolang ontbering gekend, dat de fortuin
mij niet kan bekoren. En buitendien, ik heb
nog het beste deel, vader; welke liefde zou
de uwe vervangen? Wat zult gij de kleine
Colnmba bederven O hoe gelukkig zullen
wij zijn in dit verblijf, waar gij voortaan na;
tuurlijk zult komen wonen. Ach! wat is God
goed, dat Hy mij mijnen vader heeft terug
gegeven, dien ik Hem met zooveel tranen en
gebeden heb afgesmeektEen vader niets
kan eenen vader vervangen...
En nochtans verlaat men den vader voor
den echtgenoot, hernam Aurillac, het hoofd
zijner dochter bij de kin opheffende, en haar
goedig in de oogen ziende.
Ik denk niet aan huwen, sprak Colnmba
levendig.
Dat is wel mogelijk, maar geen enkel
jong meisje kan voor de toekomst instaan.
Gij zult alles, alles voor mij wezen
hernam Columba op eenigszins zennwachtigen
toon.
Zij wierp zich nogmaals in de armen haars
vaders en overlaadde hem met liefkozingen.
Kort daarna weerklonk op de trap het
gelnid van vroolijke stemmen.
Daar komen de Ekster en PetitAnge,
zegde Columba.
Waarom vermijdt zij Mederic's naam te
noemen vroeg zich Aurillac af.
Zoodra Mederic met de kinderen binnen
trad, nam Aurillac Columba bij de hand en
sprak plechtig
(Wordt vervolgd.)