Zoiioag 8 Augustus 1909 32e Jaargang; Tweede Blad. De stfijd tegen de gedwongen Winkelnering te Kaatsheuvel. Nuniüitr 63. Bedwongen Winkslasrïag tg Uitvoeringen. Reclame, Ingezonden stukken. Zondagmorgen ten 12 uur zal door de liedertafel «Oefening en Vermaak* op hare zaal worden uitgevoerd Waldesrauschen Ulrich. Aubade de Vliegh Gothentrouw Wagner. In vervolg op de door ons overgeno men artikels, lezen we thans in de «Noordbrabanter». In zijn repliek op mijne artikelen «Ge- dwongen Winkelnering te Kaatsheuvel*, zegt L. te willen stellen en beantwoor» den dezelfde twee vragen, die zijn ge steld en beantwoord maar, zoo voegt hij erbij, om tot andere conclusies te komen, die ik geef voor wat ze zijn een persoonlijke meening... Met het antwoord nu, door L. op de eerste vraag gegeven, ben ik het over 't algemeen genomen, vrijwel eens, doch het daai geschrevene gaat dan ook ten- eenenmale aan het door mij betoogde voorbij. Wel heb ik gezegd, dat de wet aan de arbeiders een »scherp ver weermiddel* tegen gedwongen winkel nering in handen geeft, maar geenszins dat in casu dit verweermiddel ook in zijn volle scherpte moet worden gehan teerd. De arbeiders hadden er een ge matigd gebruik van kunnen maken. b.v. op deze wijze Nadat aan eenige arbeiders, op grond van weigering tot winkelen bij hun pa troon de dienstbetrekking was opgezegd, hadden zij zelf of in vereeniging met en kele anderen tot den patroon kunnen gaan en dezen voor de keuze kunnen stellen óf de ontslagenen terug te ne men, óf het over de laatste 14 dagen in zijn winkel bestede geld aan de be treffende arbeiders terug te geven. Wei gerde hij een van beide te doen, dan hadden de arbeiders een eisch, als be doeld in het tweede lid der keuze, bij den kantonrechter kunnen instellen. In dat geval nu, twijfel ik niet, of de pa troon zou voor den rechter wel beken nen, dat inderdaad bij hem in den winkel was verhaald hetgeen door de ar beiders naar zuaarheid als zoodanig zou worden aangegeven. Desnoods zou men den patroon kunnen dwingen daarom trent een eed af te leggen. Door zoo te handelen nu zou het euvel der gedwongen winkelnering rechtstreeks en in zich worden getroffen en zou de patroon bijaldien hij bleef weigeren op het een of andere lid der keuze in te gaan gestraft worden juist in dat gene waarin hij misdeed, terwijl door het aanwenden van een uiterste machtsmid del als de staking het bedoelde euvel slechts zijdelings wordt bestreden. In ieder geval had men dit middel kunnen probeeren en gelukte het niet, dan bleef men nog altijd vrij te doen zooals de omstandigheden vereischten. En of nu de aanwending van zulk een middel meer verbittering zou hebben ge wekt dan het thans gebezigde, dat is m.i. aan gegronden twijfel onderhevig. Men streed dan eveneens >met open vi zier* en bovendien bracht men daardoor niet plots de affaire van den patroon en met deze hem zelf in zulke pijnlijke en benarde omstandigheden. Of zoudt gij meenen, dat dit laatste minder verbit terend op den patroon werkt dan het stellen van bovengenoemde keuze Thans de in casu meer belangrijke kwestie der dringende reden.* Ik had gezegd dat het tamelijk zeker schijnt, dat er geen dringende reden aanwezig was, althans niet is aangegeven Immers de door de arbeiders aangegeven «dringende reden* luidde' B. W. Art. 1639 q Poging tot verleiding van den arbeider tot onwettige handelingenin casuhet zijdelingsch verplichten van den arbeider enz. Welnu, zoo redeneerde ik 't Is duide lijk, dat hier geen verleiding heeft plaats gehad. Want wat is verleiding Door moreele middelen iemand overhalen tot een verboden handeling. Is uu de daad van den werkman, die zich dwingen laat, verboden o£ onwettig Welneen- Hij kan datyioen als hij verkiest. Hij doet daar- m&ejt niets dat strijdig is met de wet, Wf'B: -^dan ook. Dus is de werkman niet tots&sen onwettige of verboden daad ver leid Er is hier geen sprake van ver leiding. Er is onrechtmatige dwang enz. Allereerst nu keert L. zich tegen deze laatste zinsnede. «Is (echter) dwangzoo zegt hij, niet erger dan verleiding, en zal bijgevolg niet a fortiori een drin gende reden" aanwezig zijn, wanneer dwang tot handelingen, onwettig van den kant der werkgevers, wordt uitgeoefend. Ik antwoord daarop Wel neen, vol strekt niet 1 Dwang sluit volstrekt niet in zich verleiding. En waarom niet Om dat verleiding, zooals ik zeide, uitteraard tot object heeft, het doen stellen door den verleide van een verboden of onwet tige handeling, en dwang ook kan ten doel hebben zooals in casu het doen stellen door den gedwongene van een volkomen geoorloofdedoor geen enkele wet verboden daad, zooals boven door mij is aangetoond. Zeker, als er dwang is uitgeoefend tot het stellen van oni echtmatige of onwet tige handelingenja dan had men wel licht kunnen redeneeren zooals L. doet en zeggen, dat er alsdan a fortiori ver leiding moest aanwezig zijn. Maar juist dit toonde ik aan, hier niet het geval te zijn. En daarom zeide ik ook niet-er was dwang tot onrechtmatige of onwet tige handelingen, maar er was onrecht matige dwang. Het onrechtmatige" of «onwettige* treft hier dus dengene, die dwingt, die dwang uitoefent en niet hem, die gedwongen wordt. Ook deze redeneering van L. is dus blijkbaar foutief. L. gaat voortiedere dringende reden wordt beheerscht door de in de eerste alinea (van art. 1639 qgegeven begrips- omschrijving der dringende redenen. Ook is het geen vereischte, dat «eene dringende reden* totidem verbis wordt genotificeerd, gelijk in de «typische ge vallen*. Hoofdzaak is, dat de «dringende reden* voldoet aan de algemeene om schrijving der dringende reden, in de eerste alinea van art. 1639 q. Zeker wel, geachte L maar even goed is het hoofdzaak, dat de dringende reden die mogelijk aanwezig is, ook als zoo danig wordt aangegeven. Bestaat er in werkelijkheid een «dringende reden* iets wat mij bovendien in casu volstrekt niet zeker toeschijnt doch geeft men in plaats daarvan een andere op, die niet bestaat, dan voldoet men ook niet aan de wet en is dus een op grond daarvan aangegane staking in den geest der wet onrechtmatig. Welnu, hier is de mogelijk bestaande »dringende reden* niet aangegeven, doch in plaats daarvan een andere, die zeker niet bestaat. Bij gevolg is ook de staking te K. in den geest der wet onrechtmatig. «Maar, zoo gaat L. voort, A. B. zegt, dat er hier geen sprake is van ♦onwet tige* handelingen immers de daad van den werkman, die zich dwingen laat, is niet onwettig. Of echter uit de daad van een arbei der, die bezwijkt voor den aandrang van zijn patroon om zijn geld op eene be paalde plaats te besteden, geen onwettige handeling volgt 't Is duidelijk, want er volgt een gedwongen winkelenuit, wat strijdig met de wet is*. Mijns inziens gaat ook deze, overigens niet door klaarheid van gedachten schit terende redeneering, zeer ernstig mank. Laten we eens zien. L. zegt, dat uit de daad van den arbei der, die bezwijkt voor den aandrang enz. een onwettige handeling volgt, nl. het gedwongen winkelen. Is dat waar Welke is de daad van den arbeider, die bezwijkt voor den aan drang enz. De eenige daad, die de arbeider stelt is deze, dat hij onder den zedelijken dwang van zijn patroon bij dezen zijn waren inkoopt. Volgt daaruit nu eene onwettige handelingnl. het gedwongen winkelen* Immers neen 1 Want deze daad van den arbeider is juist het gedwongen winkelen. Maar is de daad van den arbeider het «gedwongen winkelen* zelf, dan kan men ook niet zeggen, dat het «gedwongen winkelen* uit de daad van den arbeider volgt. Of moet ik misschien onderstellen, dat in de meening van L., het zich laten dwingen als zoodanig eene daad is van den arbei der Maar neen, dat zou te dwaas zijn. •L. noemt bovendien dit «gedwongen winkelen* door den arbeider eene onwet tige handeling. Maar 't is juist dit wat ik heb bewezen onwaar te zijn. Het onwettige dat ligt opgesloten in het ygedwongen winkelen*, komt niet van den kant van den arbei der, doch van dien des patroons Onmiddellijk daarop laat L. volgen «En ofschoon de arbeider niet in culpa is, toch coöpereert hij, al is het mate- rialiter en tijdelijk, aan iets, waardoor een >onwettige* rechtsverhouding ge schapen wordt*. Maar, zoo vraag ik L., welke is die onwettige rechtsverhouding welke daar door wordt geschapen Wat houdt die onwettige rechtsverhouding in Er be staat een wet, die de gedwongen winkel nering verbiedt. Wat wil dat zeggen Dat het door de wet den patroon is ver boden dwang uit te oefenen op den arbei der in het doen zijner inkoopen op eene bepaalde plaats. Maar de wet verbiedt niet den arbeider zich. te laten dwingen in zake het te winkel gaan bij zijn patroon. Welnu, verbiedt At zoet zulks den arbeider niet, dan handelt deze ook niet in strijd met de wet of onwettig, m. a. w. dan is 't hem door de wet ook niet verboden zich te laten dwingen door den patroon, ook al ontstaat daaruit eene uitsluitend van den kant der patroons onwettige rechts verhouding. Deze handeling van den arbeider, als zijnde door ge ene wet onder geen opzicht verboden, kan dus ook met geen enkele wet in strijd of onzuellig zijn. Bijgevolg ook dwingt de patroon door zoo te handelen den arbeider niet tot het stellen van eene ook slechts mate- rialiter onwettige daad. En toch, dit of liever de «verleiding* daartoe was als «dringende reden* opgegeven. Trouwens anders zou men ook moeten zeggen, dat in ons vroeger aangehaald voorbeeld, de aangerande materialiter handelt tegen de zoet der rechtvaardig heid, door zijn beurs in de hand van den roover om te schudden. Ten slotte beroept zich L op de juris prudentie in zake verklaring der wet op het arbeidsbontract- Maar men kan toch niet van de jurisprudentie verwachten, dat zij eene verklaring zal geven van de wet, die rechtstreeks ingaat tegen de wet zelve. Zeker in twijfelachtige geval len mag men zulks vrijelijk doen, maar niet dan, wanneer de wet niets aan dui delijkheid te wenschen overlaat. Ten overvloede is de Adviseur der Vakyereeniging van K., L van Hees wijk, in een ingezonden stuk aan de «Maas bode* van Donderdag komen verklaren, dat ook door genoemde Vakvereeniging welbekende rechtsgeleerden zijn geraad pleegd en dat deze rechtsgeleerden als hun meening hebben te kennen gegeven, dat, mocht er eene rechterlijke beslissing worden uitgelokt, deze kans had ten gunste van de arbeiders uit te vallen. Dus alleen kansO, wat bedroevend weinig hoop hebben die rechtsgeleerden aan de vakvereeniging van Kaatsheuvel gegeven, dat eene eventueele rechterlijke beslissing ten gunste der arbeiders zou uitvallen. Als iemand met den tram een rit maakt van een uur lang, dan heeft hij ook kans, dat de conducteur niet bij hem zal komen en geen reisgeld van hem zal opeischen. Maar wat voor kans is dat En toch, dat is ook kans 1 Doch hoe uiterst gevaarlijk, ik zou haast zeggen onverantwoordelijk is het dan, om met zulk een bloote kans van te zullen slagen, een staking aan te gaan. Bovendien las ik nog in een bericht uit Kaatsheuvel, waartegen het ingezon den stuk van L van Heeswijk eigenlijk was gericht, dat door de betrokken firma Snoeren, in deze zaak een rechtsge leerde werd geraadpleegd, die reeds lang zijn sporen op het gebied van verklaring en toepassing der wet op het arbeids contract heeft verdiend en juist op grond hiervan werd geconsulteerd. En wat zeide deze rechtsgeleerde Dat de door de stakers opgegeven «dringende reden* beslist zeker niet aanwezig was en ook beslist zeker als zoodanig door den rechter zou worden erkend. Dat is heel iets anders dan kans hebben. A. B. Gehoord in Nijmegen. Een dankbare welkomstgroet zal aan de volgende getuigenis uit Nijmegen ten deel vallen van allen, die door aambeien gekweld worden. Deze pijnigende kwaal maakt het zich bewegen of zitten tot een marteling. Zij verwoest de nachtrust van den patiënt. Werken is bijna onmogelik. Aambeien zijn bovendien gevaarlijk, omdat zij, indien ver waarloosd, dikwijls leiden tot fistel. ^Degenen, die weten wat het zeggen wil aan bloedende aambeien te lijden, zullen met mij verheugd zijn, dat er een geneesmiddel tegen bestaat/' zoo sprak Mej G. Vlas, 2e Walstraat 7 te Nijmegen. flk hield dit ongemak na de geboorte van mijn kind en kon er trots alle aangewende geneesmiddelen niet van al komen. Het doet mij daarom genoegen U te kunnen melden, dat Foster's Zalf me in zoo korten tijd probaat geholpeu heeft. U kunt mijne genezing volgens goed dunken publiceersn.* Een jaar later vernamen wij nog fIk kan U de verzekering geven, dat de gene zing vm bloedende aambeien, dit ik U een jaar meldde, thans nog van kracht is. Ik heb er niets geen last meer van.* (w g.) G. Vlas. De huid is een der middelen, waardoor de onzuiverheden uit het gestel afgevoerd wor den, doch zij is ouderhevig aan sptciale ongesteldheden, waardoor die afvoering ge heel of gedeeltelijk belemmerd wordt. Ónder deze ongesteldheden noemen wij aambeien, huiduitslag, roos, dauwworm, kliergezwellen, enz. Foster's Zalf is een speciaal middel voor alle ongesteldheden der huid. Llaar groote w»arde is bewezen in duizenden gevallen. Let op den juisten naam Foster's Zalf en weigert alle namaak. Foster's Zalf is te Waalwijk verkrijgbaar bij de Firma Wed. Orie-Duraoulia, Markt. Toezending geschiedt franco na ontvangt jan postwissel fl.75 voor ééu of flO.voor zes doozen. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Naar aanleiding van allerlei berichten in de couranten over den strijd der ar beiders tegeu de gedwongen winkelnering te Kaatsheuvel, speciaal over het conflict tusschen de firma J. Snoeren en hare arbeiders, die in staking zijn getreden, het volgende Reeds eenige maanden terug werd namens de leden van de R. K. Vak vereeniging van Lederbewerkers aan de schoenfabrikanten, die nog een kruide nierswinkel enz. hebben, in hel algemeen het verzoek gericht, om, nu de Wet op het arbeidscontract reeds meer dan drie maanden in werking was getreden, eene regeling te treffen omtrent het afschaffen van den winkel, die eene voortdurende aanleiding was tot onaangenaamheden tusschen patroon en arbeider. De ar beiders gaven te kennen daarbij een zekeren overgangstijd in acht te willen nemen, evenredig naar den eisch en de behoeften der verschillende Schoenfa brikanten. Doch toen daarop geen bevredigend antwoord kwam, besloten verschillende arbeiders niet meer bij de patroons te gaan winkelen Het Bestuur der R. K Vakvereeniging, ofschoon het liever een meer geleidelijke regeling der afschaffing van de winkels der schoenfabrikanten, had gewenscht, meende toch niet aan haar leden te kunnen voorschrijven te blijven winkelen waar de arbeiders voor- cijferden dat het vrijwinkelen, hun een wekelijksch voordeel van 50 a 75 ct. opleverde. Eenig offer ter wille van den alge meene vrede en een meer geleidelijk streven naar haar doel mocht de R- K. Vakvereeniging wel van hare leden vragen doch, waar het zulk een wekelijks terugkeeiend nadeel van beteekenis voor de arbeiders gold, kon het Bestuur het niet verantwoorden, de arbeiders van hun streven naar vrijheid van winkelen terug te houden. Daardoor zou de R. K. Organisatie aan haar plicht zijn te koit geschoten en zich zelf in het oog der tegenpartij in een gansch verkeerd daglicht hebben gesteld. Bij eenige Schoenfabrikanten verdween de winkel, maar tevens deed het gerucht de ronde, dat «men de arbeiders wel eens zou krijgen," waarmede bedoeld werd, dat als de slappe tijd aanbrak, er verschillende arbeiders werkeloos zouden worden gemaakt, om die ten laste der Vakvereeniging te brengen en daardoor de kracht der vereeniging te breken. Hier en daar werden reeds arbeiders ontslagen en moesten gesteund worden uit de kas der vereeniging. Doch daar het ontslag meer en meer toenam, was ten slotte een conflict onvermijdelijk. Dit is de voorgeschiedenis van den strijd in Kaatsheuvel. Wat de staking bij de firma J Snoeren betreftdat deze het gevolg is van eene vervolging der arbeiders in verband met de gedwongen winkelnering, moet voor iéder weldenkende duidelijk zijn uit de volgende feiten lo- Twee arbeiders, die zich op de vergadering der vakvereeniging over de winkelnering hadden uitgesproken werden Zaterdags daarop ontslagen. 2o. De niet—winkelende arbeiders (stukwerkers) werden zóó op taak gezet, dat zij in den gewonen ar beidstijd het gebruikelijke loon niet konden verdienenterwijl de wèl- winkelende arbeiders volop tuig kregen. 3o. Den meesterknecht werd aange zegd, dat zijne zusters geen paar stikwerk meer zouden krijgen, als het niet met winkelwaar verhaald werd. 4o. Nadat dit alles een week of vier geduurd had en het Bestuur van den Dioc. Leerbewerkersarbeiders- bond aan de firma J. Snoeren ver zocht had, om deze maatregelen te doen ophouden, werden als eenig antwoord daarop, nog 5 arbeiders ontslagen. 5o. Dat er «gedwongen winkelnering" bestond blijkt tevens uit het aan merkelijk verschil der prijzen in vergelijking met die van vrije winkels Welk arbeider gaat «uit vrije be weging» zÜne waren duurder betalen, waar hij die elders goedkooper kan krijgen Dit laatste ontslag van 5 arbeiders deed de maat over loopen, en de ge organiseerde arbeiders achtten zich niet meer verplicht onder zulke verhoudingen nog bij de firma J. Snoeren door te blijven werken. Zonder de dienstbe trekking op te zeggen legden zij den arbeid neer, met het voornemen dien niet te hervatten, alvorens deze wanver houdingen waren weggenomen en de ontslagen arbeiders, voor zoover dezen nog geen werk bad kunnen vinden, zouden zijn teruggenomen. Zij legden den arbeid neer zonder inachtneming van den opzeggingstermijn en wel om een dringende reden in den zin van Art. 1639 q: Poging tot ver leiding van den arbeider tot handelingen strijdig met de wetten, n.l. het verplichten van den arbeider om zijne benoodigd- heden bij den patroon te koopen. Van patroonszijde heeft men het be richt laten circuleeren, dat een algemeen bekend rechtsgeleerde deze dringende reden als eene van «volstrekte onwaarde» heeft genoemd. De rechtsgeleerde der arbeiders echter denkt er anders over, ofschoon hij zich met het oog op de nog weinig vast staande jurisprudentie in zake de wet op het arbeidscontract, niet zoo stellig (en terecht) wil uitspreken. Dat er verleiding aanwezig was blijkt zoowel uit de bevoorrechting der win kelende arbeiders als uit de achterstelling der niet-winkelende arbeiders. Boven dien moest ook het ontslaan van niet- winkelende arbeiders de overige arbeiders beïnvloeden en vrees aanjagen. Dat hier sprake kan zijn van hande lingen strijdig tegen de wetten, n 1. het gedwongen winkelen, wat door de wet verboden is, is ook voor eenieder duide lijk. De arbeider wordt verleid zijn medewerking te verleenen aan iets wat door de wet verboden is, n.l. tegen zijn wil zijne benoodigdheden bij den patroon aan te schaffen. Ook hebben de couranten vermeld, dat de firma Snoeren een dreigbrief heeft ontvangen, geteekend door «onge organiseerde arbeiders.» Dat is waar. Doch wanneer dit bericht moet dienen, om de zaak der arbeiders in een on gunstig licht te stellen, dan moeten wij daartegen ten zeerste protesteeren. Ieder lezer mag gerust inlichtingen vragen aan den burgemeester en de politie van Kaatsheuvel over het gedrag en de houding der arbeiders. Onze zaak is eene rechtvaardige zaak, en mocht daarom aanspraak maken op den krachtigen steun van den Centralen Raad van den Bond van R. K. Werk- liedenvereenigingen in 't bisdom 's Bosch. Wij vragen nogmaals dringend den milden steun zoowel moreel als finantieel, van alle arbeiders en weldenkende burgers van Nederland. Het welslagen van den strijd in Kaatsheuvel is van groot be lang ook voor andere plaatsen, waar nog gedwongen winkelnering bestaat. Wordt de strijd niet tot een goede oplossing gebracht, dan zal daardoor de gedwongen winkelnering, die door ieder weldenkende verfoeid wordt, nieuwe levenssappen worden aangevoerd, dan zal de Vakvereeniging van Kaatsheuvel innerlijk en uiterlijk verzwakt worden,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1909 | | pagina 5