[Nummer 70. Donderdag 2 September 1909. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. illLHIT PALJAS 32e Jaaigaiig ANT00N TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen 31 AUGUSTUS. CHOLERA. Uitgever: FEU1LLKÏOJS WAALWIJK. Telefoonnummer 38. yj De wasch, U ziet het, is groot, doch is door de zuivere zeep het werk gemakkelijk. Sunlightzeep schaafjes om zachte zeep te maken. Gratis te bekomen bij uwen winkelier in ruil voor 5 omslagen Wulvyksche ti Liifstriatstfct Courant, Dit Blad verse: ijnt Woensdag— en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden fU."5. Franio per post door het geheele rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertsntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootr letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Eon Groote Waech En vioinirr W©r'.<. Zulvoro Zoop Wij staan aan den eindpaal eener maand, die besloten is met den schoon- sten herinneringsdag van het jaarhet geboortefeest van onze geliefde Koningin. Ieder volk met monarchale instellingen pleegt met feestvertoon den verjaardag van het gekroonde Staatshoofd te vieren die dag wordt beschouwd gewijd te zijn aan de verheffing van de nationale een heid. Het gevoel, één volk te zijn, één volk van broeders cn zusters een vereenigd leven te leiden, ondanks al wat verwij- Van „1)10 ECHO VAN IIET ZUIDEN." OF 'T0' eultcHuv aan Den i'biuvcfvjluv Bant). H) Van heel gewoon voorkomen, gaf hy zich zeiven graag bet uiterlijke van een openhar— tigen en goedhartigen man, maar bij nader beschouwen bemerkte men weldra, dat zijn blik niet vrij en frank was. Zijne gebaren deden aan den nanwgezetten opmerker weldra begrijpen, dat die man gemakkelijk voor zijne meesters boog, doch meer uit eigen belang en sluwe borekening, dan wel uit oprechte, welgemeenden trouw en verkleefdheid. Het burgerbloed zijner moeder en het edele bloed van zijnen vader stroomden hem door het hart, als om hem tot eenen ontevredene en eenen opstandeling te doen opgroeien. Hij had moeten tevreden zijn met hot ambt dat hij bekleedde en dat verre verheven was boven zijn stand. Hij had in zijn hart niets anders dandank- baarheid en liefde moeten voelen voor de familie zijner weldoeners, die hem zoo hoog verheven hadden. Maar, opgezwollen van ijdelheid, gedurig in betrekking met de boeren die hij minachtte en edellieden die hij benydde, voedde hij een zekeren haat tegen zijnen vader die hem had ver laten hij was Z3lfs nog ontevreden over zijne weldoeners die, volgens hem, hunne weldaden nog niet kwistig genoeg aan hem hadden me 1 degedeeld. Kortom, in zijn hart knorde en morde hij gedurig, terwijl hij ook gestadig de hoop koesterde eons zijne wederwraak over zijn lot te nemen. dering baart, in weerwil van alle diep gaande verschillen van maatschappelijken stand en van belangen, van al die on derscheidingen en indeelingen, waaraan onze tijd zoo rijk is, zich werkelijk, zou men vreezen, te buiten gaat splitsingen naar politieke meeningen en sociale inzichten, naar godsdienstige be ginselen en kerkelijke richtingen, groe peeringen in het oneindige, die zouden doen duchten dat wij gevaar loope.i alle verband te verliezen, uiteen te zakken tot een meer of min gedwongen samen woning van elkander vijandig gezinde menschenhoopjes, zoo ongeveer als Ma- rokkaansche stammen, maar met wat fatsoenlijker bestrijdingsmiddelen >evenwel nochtans5 één natie te blijven, opbloeiende in een en hetzelfde bewust zijn van een gemeenschap, hoog verheven boven al de misschien onvermijdelijke nietigheden van ons partijen-gewoel dat is hetgeen krachtig zich uit op eiken laatsten dag de Augustusmaand. Die eenheid is in onze geschiedenis opgebouwd. De beproevingen, die de bewoners der lage landen langs de Noordzeekusten van Dollart tot Schel- demond gezamenlijk hebben doorgemaakt de worstelingen tegen overmachtige belagers eener in bloed gekweekte vrij heid, waarin zij elkander trouw bijstonden niet vragende, als het er op aankwam, of zij van Brabantschen of Hollandschen of Frieschen stam waren, alléén er op uit, om eigen bestaansvormen en wette lijke verhoudingen gehandhaafd te doen blijven, zij hebben ons saamgesmeed met onverscheurbare banden. En zelfs, al mochten bij een min ontwikkeld deel des volks de bijzonderheden van dat rijk verleden niet tot den schamelen voorraad van kennis behooren, van het zegenrijk gevolg blijven ook zij niet uitgesloten, voor wie de namen onzer groote historische persoonlijkheden wei nig meer dan klanken zijn. o— Het Huis van Oranje neemt onder de dynastieën van Europa een voorname plaats in, en telt onder zijn leden uit vorige eeuwen mannen van hooge be- teekenis, zelfs op het ruime veld der wereldgeschiedenis figuren van den eerste rang, toongevers en leiders, in tijden toen juist van hen, die aan het hoofd Hij beminde deu markies niet, alhoewel deze hem steeds behandelde m3t al de achting welke zijn ambt oplegde. Aan den invloed welke de markiezin door hare bevalligheid en hare deugden op heel hare omgeving uitoefende, kon hij eohter niet ontsnappen. Hij scheen er zelfs meer door aangedaan dan wie ook. Telkenmale dat hij bij haar geroepen werd, deed hij zulks met blijkbare ontroering. Hij nam overigens allo gelegenheden te baat om haar zoo dikwijls mogelijk te ontmoeten, haar honderden kleine diensten to bewijzen en haar minste verlangen te voorkomen. Aan eenen anderen kant moeten wij er hij voegen, dat Suzanna zich graag op zijne dienst willigheid beriep. Zij liet hem deelnemen aan al hare goede werken en bediende zich van hem als bemid delaar om de noodlijdenden op te zoeken en hunne ellende en smarten te lenigen. Zij was zelfs over zijne verkleefdheid zoo danig tevreden, dat zij, telkenmale dat er van hem spraak was, hem nooit anders noemde dan „die goede M. Langlois» en zijne goede hoedanigheden hoog roemde, daar zij in hem gansch verblind was. De markies, die hoegenaamd de ware be weegreden van Langlois' handelwijze niet vermoedde, bracht er ook niets tegen in. Hij kwam nooit op de gedachte dat de ge voelens welke zijn rentmeester voor zijne echt-genoote koesterde, anders konden beduiden dan zijne eerbiedige verkleefdheid en misschien bewondering. Hij was er ver vanaf te vermoeden dat Eanglois dolzinnig verliefd was op de teedere vrouw van zijnen heer en meester. De dwang welke hem de voorzichtigheid op legde, had meer dan wat anders zijne liefde aangevuurd, en nu had deze hem zoo danig overmeesterd, dat hij met moeite zijne liefde langer kon verbergen. De hooge stand van Suzanna, bare jeugd, de engelachtige goedheid welke nit haar gelast straalde, in ééa woord, alles wat hem eerbied en bewondering had moeten inspreken, oefende op hem een onoverwinnelijken invloed uit... Op zekeren dag, in 't begin van September, der volken optraden, op het lot van deze de meest overwegende invloed was toe gekend. Als een reden tot rechtmatigen trots mag het worden aangemerkt, dat met dat Huis de Nederlandsche natie is op gegroeid. De draden van beider levens geschiedenis vlechten zich ineen. Nergens ter wereld is een zoo merkwaardig wor dingsproces gezien, bij het ontluiken der onafhankelijkheid, de geboorte en de uiterst moeilijke eerste periode van een zelfstandig volksbestaan, bij tijden van oorlog en vrede, bij voorspoed en be proeving werd de meest ondubbelzinnige bekrachtiging gegeven aan de stelling, die den hoeksteen vormt van ons na tionaal bestaan Oranje en Nederland één. Als wij heden ons warmste gevoelen en ons ernstigst denken naar het Vor stelijke verblijf in Gelderland's dreven, dan is het onder den indruk van de verlevendigde hoop, door de vermeerde ring van het Koninklijk Gezin gewekt. Nooit zullen de heilwenschen, der geëer biedigde draagster der Kroon gebracht, hartelijker dan thans geklonken hebben. Met dankbare aandoening zien wij daar die gelukkige Moeder zich wijdende aan de verzorging van een ontluikend leven, van zoo oneindig veel waarde voor de toekomst des Nederlandschen volks met vreugde stemmen wij in den algemeenen wensch, dat rijke zegen moge nederdalen op het teeder hoofdje van dat kind, mogen glanzen op den levensweg van een Koningin, Die de dierbare Leidsvrouw onzer natie is, moge stralen in het hart van den Vorstelijken Echtgenoot en schijnen in de woning der Hoogvereerde Vrouwe, die eenmaal 's lands bestuur met beleid voerde. De Familiegroep op Het Loo is 't heerlijkste wat wij aan de wereld te toonen hebben en het mag gezegd worden, aan waar deering ook van buiten ontbreekt het haar geenszins. En het zij ons vergund er nog even op terug te komen, want het is een gedachte, die ons niet loslaat het mooie in de feestviering van 1.1. Dinsdag is, nevens de hulde, die wij van heeler- harte brengen aan het Koninklijk Gezin, het verzamelen van alle Nederlandsche mannen en vrouwen, bij wie het vader- was de markies 's morgens vroeg uitgegaan om zijne eigendomman to gaan nazien on had M. Langlois verwittigd, dat hij waarschijnlijk eerst bij het vallen van den avond, zou wederkeereD. Suzanna, die gewoonlijk haren man altijd en overal vergezelde, had nu verlof gevraagd om op het kasteel te mogen blijven, aange zien zij wat onpasselijk was. Vóór den middag verliet zij dus hare kamer niet en nam het middugmaal met de kanun- nike8, hare tante. Na het maal, sluimerde de oude jufvrouw in haren leunstoel in, terwijl haar paternoster, welken zij overigens nooit los liet door hare vingeren gleed. Toen voelde de jonge vrouw zich genoopt voor eenige oogenblikken dit weinig aangenaam gezelschap te verlaten en zich te onttrekken an de slaperigheid waarin de eentonige tik tak van het uurwerk, in de oude eiken kas, haar dommelde. De hemel was zuiver blauw, de zon wierp hare gouden stralen over bosschen en velden de lucht weergalmde van het zoete gezang der vogelen en het gehommel der insecten. De zoele lucht welke langs het venster binnenstroomde, kwam zachtjes het aangezicht streelen der markiezin en bracht haar, als in een prachtigen bloemruiker, de zoetste geuren van buiten mede Dit alles wekte in Suzanna den lust op een kleine wandeling te doen. Zy liet de kanunnikes slapen, sloop zachtjes de kamer nit, gelijk een schuw schoolkind dat het oog der meesteres ontvlucht, en beval aan hare kamenier dat zy hare handschoenen en haar zonnescherm zou brengen. Dan riep zij Trilby, haar trouwen hazewind, en zonder andere begeleiding, verliet zij het kasteel langs eene kleine deur die op het groote park uitkwam. AaD bet omliggende bosch ontnomen, had het park veel minder zijne pracht en zijne aantrekkelijkheid aan de knust van den tuin man, dan aan de natuur zelve te danken. Men telde er eeuwenoude boomen, die nu eens in groepjes bijeenstonden, dan weer de schoonste lanen uitmaakten. Ongeveer in het midden was een vijver, landsch gevoel een levenwekkende kracht is, onder één banier, onder de Oranjevaan. Wij vergeten weieens, dat wij bij elkan der behooren dat wij één taal spreken, aan één wetgeving ons onderwerpen, aan één hoog belang, den geestelijken en den stoftelijken vooruitgang des ge- heelen Nederlandschen volks en de zelfstandige ontwikkeling van den Neder landschen Staat- onze beste krachten hebben te wijden. Er worden in den strijd van partijen woorden gesproken en daden verricht, meer geschikt om de eenheid te verbreken dan te beves tigen en daarna komen er oogenblik ken, waarin we ons over dat alles wel een beetje schamen. Het zijn niet de ware bevorderaars van het volksgeluk, die uit natuuilijke oorzaken voortvloeiende geschillen op de spits drijven en er prik kels tot cnderlinge verwijdering uit sme den. Hoog boven alle partijverdeeldheid straalt de Kroon van Oranje. Dat wij weer eens krachtig uitgedrukt hebben op den feestdag,- in den jubelkreet Leve de Koningin 1 De cholera is verschenen in onze voornaamste havenstad Rotterdam en ook meer in onze buurt Gorinchem en Breda. Maar dit bericht behoeft ons niet aan 't schrikken te brengen, want de gevreesde ziekte heeft, sinds wij weten hoe wij haar bestrijden moeten, veel van haar schrikwekkend karakter verloren. Vroeger jaren had men de zonderling ste voorstellingen, wat betreft het ont staan der ziekte. Men meende, dat door schrik, overgrooten angst, de ziekte kon worden verkregen en waar in dien tijd de angst voor cholera zéér groot was, meenden de geneesheeren, dat het raad zaam was, zooveel mogelijk de menschen gerust te stellen en verheimelijkten 't aantal gevallen, zooveel zij konden. Eerst later vernam men vaak pas, hoeveel ge vallen er wel in de stad waar men woonde, geweest waren. Maar toch, al meende men, dat vrees de ziekte kon doen ontstaan, toch waren de oude te scherpe opmerkers om nog niet andere oorzaken te vermoeden. Het eten van onrijp fruit kreeg de schuld en omringd door eenen gcrdel van wilgen en riet en waarop witte en zwaï te zwanen door elkan der zwommen, Uit den vijver vloot een klein beekje dat kronkelend tusschen het kreupelhout slingerde. Het eenige nieuwerwetsche wat er in het bosch was, was een klein rond paviljoen in UriekBchen bouwtrant, dat men destijds eenen tempel noemde en boven op een heuveltje gebouwd was, omringd door een kunstmatigen doolhof. Alleen in dit uitgestrekte park, de hov< liugen waren gaan eten, verre van de nieuwsgierige blikken der dienaars, vrij vun de ietwat strenge alheewel liefdevolle waakzaamheid der kanun nikes, genoot de kleine markiezin die oogen blikken van volle vrijheid met het volle gonoe gen der jeugd. Zij telde nauwelijks achttien jaar, en alhoe wel zii in den grond zeer ernstig was en de waardigheid van haren rang wist te handhaven wanneer het noodig was, toch had zij de levenslustige openhartigheid der kindsheid bewaard, welke de eenvoudige zielen, zelfs na het huwelijk bijblijft. Zij begon dus door de wegen te huppelen •n te loopen, gelijk zij vroeger deed, wanneer zij nog op de Kostschool waszij schiep ver maak in de bokkensprongen van Trilby, die lustig aan hare zijde liep zij ging aau den oever van den vijver, wierp brood dat zij had meegebracht aan zwanen en visschen, vervolgde de vlinders en plukte de bloemen langs wegen en struiken. Op dit oogenblik had zij do bezorgdheid uit haren geest verbannen en had reeds den voorsmaak van de vreugde welke zij zou ge nieten als zij den markies, bij zijne terugkomst, haren bloemtail zon aanbieden. Toen Suzanna naar het kasteel wilde terug- keeren, voelde zij zich eenigszins vermoeid, want zij was verder gegaan dan hare krachten het haar eigenlijk toelieten en daarbij was de zon nog brandend op dit uur. Dan richtte zij hare stappen naar het pa viljoen, met het inzicht er eenige oogenblikken uit te rusteD. Binnentredend, legde zij haren bloementuil neder en strekte zich uit op eenen sofa met kussens bezet. heele wagens met vruchten peren, prul- men, enz. werden vernietigd. Ook vreesde men dat de lucht besmet kon zijn en teertonnen werden op straat gebrand. Later, toen wij de eigenlijke oorzaak der cholera leerden kennen, dat onzicht bare, kleine wezentje, dat we cholera vi- btio noemen, begrepen wij beter op welke wijze de besmetting werd overgebracht en te meer eerbied kregen wij voor onze vaders, die te strijden hadden tegen een onzichtbaren vijand en zijn schuilplaatsen door hun juist opmerken ontdekt hadden. De cholera vibrlonen nu werden in 1884 door Robert Koch in Egypte en Indië ontdekt. In de ontlasting van een lijder aan cholera vond hij onder het microscoop tal van eigenaardig gekrom de lichaampjes komma-vormig, die zich voort konden bewegen en eenigszins ge lijken op pas uitgekomen kikkers, zoo genaamde donkerkoppen. Doch al mogen ze den vorm gemeen hebben met deze dieren, hun grootte is duizend malen kleiner. Millioenen en nog eens mil- lioenen dezer kleine wezens gaan er in een druppel water. In de ontlasting van menschen die niet leden aan cholera, kwamen deze lichaampjes in de meeste gevallen niet voor. Als maatregel om het cholera gevaar zoo goed als geheel bulten te sluiten wordt aangeraden om vooral het drinken van ongekookt water te vermijden. In gekookt water worden alle bacteriën ge dood, vooral als men het een minuut of tien flink laat doorkoken. Voor me nigeen is echter, hoe graag hij ook de besmetting ontloopt, het drinken van gekookt, dus flauw smakend water aller onaangenaamst. Wie echter na 't koken het water goed schudt in een flesch, die men slechts halverwege vult, of wie 't water even filtreert, geeft er weer den zelfden smaak aan, die ongekookt water eigen is. Verder doet men voorzichtig, de vol gende gezondheidsvoorschriften zooveel mogelijk in acht te nemen Men drinke geen ongekookte melk of ete geen on gekookte groenten. Men vermijde het eten van onrijp ooftmen wassche zorgvuldig zijn handen voor het eten en bevochtige niet de vingers bij het doorbladeren van een boek. Men be llet duurde niet lang, of de markiezin was ingesluimerd. Op het voettapijt uitgestrekt, volgde Trilby weldra het voorbeeld zijner meesteres. Eensklaps hoorde zy een gerucht. De markiezin rilde, opende de oogen en zag door den nevel van een halven slaap een aangezicht, zoo dichtbij, dat het bijna het bare raakte. Zij richtte zich ijlings op en slaakte eenen kreet van verrassing en vrees. Het was het aangezicht van Langlois 1 Op eenen oogwenk was de markiezin te been. Rood van schaamte en gansch onthutst dat meu haar in haren slaap verrast had, keerde zij zich tot den rentmeestor, wiens aanwezig heid zij geenszins kon uitleggen en wiens houding, want hij knielde voor haar neder zij nog minder begreep. Gij hier, mijnheer Langlois 1 riep zij. Wat doet gij hier?... Wat beteekent Der grootste ontroering ten prooi, stotterde hiJ Dat mevrouw de markiezin my verschoo- ne in het voorbijgaan bemerkte ik dat de deur open was, en toen, zooals het mijn plicht is, ben ik binnengekomen om mij te verzeke ren dat geen hovenier zonder reden hier was binnengedrongen... Ik wist niet... ik kon niet veronderstellen dat mevrouw de markiezin zich hier bevond... Volgaarne beken ik, dat ik mij aanstonds had moeten verwijderen maar ik weet niet welke macht mij in dit heiligdom terng hield... ik kon de aansporing niet weerstaan die mij noopte neder te knielen voor den engel van goedheid wier ootmoedigsten en meest toege negen die naar ik mij vereer te wezen... Suzanne was, ondertusschen gansch bekomen. Hoe zonderling ook de houding van den rentmeester haar voorkwam, hoe ODgerijmd zijne uitleggingen waren, zij was immers te braaf en eenvoudig om er iets anders in te zien dan de overdreven, misschien wel be lachelijke uitdrukking der bewondering en der verkleefdheid, welke de vertrouweling der Montbazons haar altijd betoond had. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1909 | | pagina 1