Nummer 13.
Zondag 13 Februari 1U1.U.
f
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
Belangrijke Regeerlngsverklaring
PALJAS
ANTOON TIELEN.
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
Een historische datum
Uitgever:
jFEUILLETON
Een Plattelandsbelang.
De Echo van het Zuiden,
Waalwpsfhe en Langstraatstle Courant
Dit Blad verschijnt "Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
Advert bntiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel> groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels cd
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Men schrijft aan het Vakblad voorde
Schoenmakerij.
Thans, nu de begrooting van binnen-
landsche zaken, ook door de Eerste
Kamer is goedgekeurd, kunnen wij
zeggen, dat de vestiging eener Rijks
school voor leerlooiers en schoenmakers
te Waalwijk een voldongen feit is ge
worden. Dit te kunnen constateereu zal
voor vakmannen ea ook voor vele les-
ken, die deze nijverheidsbronnen in
hunne ontwikkeling gadeslaan, een waar
genoegen zijn. Want werkelijk, de schoen
en lederindustrie staat thans aan den
vooravond van een geheel nieuw tijd
perk. En de datum van 21 December
1909, toen de Tweede Kamer, na ver
werping der motie-Bos, hare goedkeu
ring hechtte aan het voorstel des Mi
nisters, zal in de geschiedboeken der
beide vakken gerangschikt blijven onder
de historische datums. Maar is dit feit
werkelijk van zoo groot gewicht, dan
zijn wij ook dank verschuldigd aan die
genen, welke aan de totstandkoming
hiervan hunne beste krachten hebban
gewijd. Allereerst denken wij hier aan
de twee bonden, nl. van Schoenfabri
kanten en Leerlooiers, welke wel de
eerste zijn geweest die deze gewichtige
zaak op het tapijt hebben gebracht. En
dan komt men er van zelf toe een af
zonderlijk woord van dank te richten
tot de respectievelijke voorzitters dier
bonden. Doch zoo iemand, dan heeft
zeker de eminente voorzitter van den
A. N. Bond van Schoenfabrikanten recht
op onzen dank. Want hij heeft, èn als
voorzitter van genoemden bond, èn als
lid van den Waalwijkschen gemeenteraad
èn als voorzitter van de, door laatst
genoemd lichaam benoemde commissie
van onderzoek, het leeuwendeel der
voorbereidende werkzaamheden verricht.
En voor een zeer groot deel hebben
wij aan zijne bemoeiingen te danken,
dat deze zaak zoo onverwacht spoedig
haar beslag heeft gekregen.
Dan rest ons nog een woord van
dank aan den Raad der gemeente
Waalwijk, maar vooral aan deszelfs
burgemeester, welke reeds vóór zijne
benoeming tot burgemeester, als secre
taris van de commissie van onderzoek,
zulk een warm hart bleek te hebben
voor deze groote vaak.
Ten slotte onzen dank aan den In
specteur van het vakonderwijs, de heer
De Groot, en den Minister, die beide
getoond hebben dat zij vooruitstrevend
heid en energie weten te waardeeren
en dat zij warm belang stellen in den
groei en den bloei van beide vakken.
Laten wij dan hopen, dat zeer spoe
dig op Waalwijks bodem een gebouw
zal verrijzen, deze groote zaak waardig
en dat nog dit jaar kan begonnen
worden met het geven der lessen, tot
voldoening dergenen, die zich geheei
hebben gegeven ter bereiking van dit
doel en tot heil der geheele schoen-en
lederindustrie.
A. v. d. G.
In onze Eerste Kamer hebben zich
belangrijke dingen afgespeeld.
Bij de behandeliog van de óegroo-
ting van buitenlandsche zaken, is zij in
beroering gebracht door een rede van
den heer Van Heeckeren oud-gezant
te Stockholm, die, in aansluiting op
zijn geheimzinnige nota, bij het voor
loopt verslag der Kamer over Hoofd
stuk III der begrooting overgelegd,
opnieuw geheimzinnige toespelingen be
vatte omtrent >het feit* >dat eenige
jaren geleden de souverein van een
naburig land ons heeft doen weten ons
land te zullen occupeeren, indien niet met
het oog op een eventueelen oorlog met
Eugeland ons land, in voldoenden staat
van tegenweer werd gebracht.*
In het bescheid, dat de minister van
buitenlandsche zaken aan den heer Van
Heeckeren gaf, verklaarde de minister,
dat hij, om een antwoord te kunnen
geven dat de geruchten zou vernietigen
moest weten welke naburige souverein
was bedoeld Het was den minister ab-
Vaa „DE ECHO VAN HET ZUIDEN."
OF
d^6fft)ettltousv aan Den d^nwefijkóbatit),
soluut onmogelijk verder te antwoorden
zoolang de heer Van Heeckeren zijn
vraag niet nader preciseerde. iets,
wat de minister overigens in het belang
der zaak wcnschelijk achtte.
Daarmede liep de zaak in de open
bare vergadering af- Ook in het comité
generaal, dat, naar uit het verslag
van het verhandelde in die besloten
vergadering, waaromtrent geene geheim
houding is opgelegd, blijkt in hootd-
zaak heeft geloopen over de vraag, of
een comité-generaal ter bespreking van
de door den heer Van Heeckeren aan
hangig gemaakt quaestiën zou worden
gehouden, is echter die mededeeling
van een »souverein van een naburig
land» door den heer Van Heeckeren
nog even ter sprake gebracht. Hij ge
waagde daar met zoovele woorden van
een brief, door »den Duitschen keizer
indertijd (vermoedelijk 1904) aan onze
Koningin* gericht, waarin van bezetting
van ons grondgebied sprake was, indien
niet zekere maatregelen, met de land-
verdediging verband houdende, door ons
werden genomen».
Naar aanleiding van de openbaar
making van het in comité-generaal ver
handelde, waarvan de notulen in de
openbare vergadering zijn voorgelezen,
heeft de minister van Buitenlandsche
Zaken de verklaring afgelegd, waarvan
wij het verslag hier in hoofdzaak laten
volgen
M. de V. De kennisneming dezer
notulen noopt de Regeering permissie
te vragen om nogmaals terug te komen
op de gisteren besproken zaak-
De heer Van Heeckeren heeft mij
verweten, dat ik bij de onderhandelingen
in zake de Noordzee-entente geen re
kening zou hebben gehouden met het
feit, dat een »naburige souverein» (lees
de Duitsche Keizerhad »doen weten*
lees een brief zou hebben geschreven
aan H. M. de Koninginwaarin werd
medegedeeld, dat hij ons land zou oc
cupeeren, wanneer met het oog op een
mogelijken oorlog met Engeland, ons
land naar die zijde niet in voldoenden
staat van tegenweer werd gebracht. De
heer Van Heeckeren heeft daarbij ge
voegd dat bij in verband met deze zaak
persoonlijk was geconsulteerd.
Het zij mij vergund mij te zuiveren
58.)
De heer ridder ziet dua aoms de Koning
Maar voorzeker I mijn waarde, ik
wordt aan het Hof ontvangen en geacht...
De herbergier keek den vreemdeling met
eerbiedige verwondering aan.
Zijn gladgeschoren aangezicht kleurde op,
zijne dikke oogen puilden uit hunne holten
bij de gedachte van de schitterende belooning
welke hy, in zijne verbeelding, meende te
ontvangen.
Ah 1 riep hij uit, aangeprikkeld door dit
heerlijk vooruitzicht, zoo die kerel het be
proefde terug Baar Frankrijk over te steken
en de slechte ingeviug kreeg van langs de
gemeente Courgemont voorbij te komen, ik
zou hem voorzeker niet missen, dat is klaar
Ik heb daar zijne persoonsbeschrijving gedurig
bij de hand... Ik zal u eens laten zien...
Dank u. mijn waarde, 't is overbodig,
zei M. de Rollac, ik houd er hoegenaamd
niet van met dat heerschap in kennis of be
trekking te komen... Ik ben getuige van den
ijver waarmede een nederige dorpsburgemees
ter zijne plichten vervult en ik zal er aan de
overheid melding van maken. Ik zal vertellen
hoe weinig het scheelde of ik werd voor
Lavarennes genomen... Het geestig avontuurtje-
Drommels 1 Heel Parijs zal er acht dagen lang
mede lachen.
En de edelman lachte zelf zoo luidruchtig
en zoo gemeend, dat de tranen over zijne
wangen ro den.
De ridder de Rollac voor Lavarennes
aangehonden 1 herhaalde hij, 't zou oprecht
koddig geweest zijn, waarlijk... heerlijk
heerlijk Ah ah zulke vroolijkheid is
aanstekelijk.
Meester Grelu zelf begon te schaterlachen
en wel zoodanig dat zijn dik opgeblazen
gezicht ophelderde en zijn buikeken waggelde.
Na eenige oogeublikken ongerust te zijn
geweest vau het incident, was hij nu gansch
tevreden.
De ridder ziet er een goede en vroolijke
kerel uit, dacht hij bij zich zelven, en zal mij
niet voor den gak houden
Overtuigd dat hij met een voornaam heer
schap te doen had, die met eene officieele
zending belast was, leidde hij hem nanr de
schoonBte kamer der uitspanning en wist niet
hoe hem al zijnen eerbied te betuigen.
Een half uurtje daarna zat ridder de Rollac
wel geborsteld en gansch opgefrischt, voor
een lekker ontbijt in oene zindelijke kamer
waarvan het wijd openstaande venster op het
marktplein uitzag.
Meester Grelu wandelde heen en weer, met
de servet onder den arm on overzag zorg
vuldig de gerechten, welke door eene frissche
jonge meid werden opgediend.
Ondertusschen trachtte hij het minste ver
langen van den ridder te raden, roemde zijne
goede keuken en zijn lekkeren wijn.
De ridder, die eenigszins bekommerd scheen
at smakelijk en dronk nog beter.
Bij het einde van zijnen maaltijd, welke op
korten tijd werd binnengespeeld, begon hij
wat spraakzamer te worden.
Welnu, meester Grelu, sprak hij, terwijl
hij een lekker glaasje ouden brandewijn proefde
het schijnt dat uwe onderhoorigen zich heden
goed vermaken.
Wel, heer ridder, 't is ook heden Sint-
Lodewijk, de feestdag van onzen welbeminden
koning, het is lang geleden dat men de ge
legenheid gehad heeft zich zoo te verlustigen-
Na vijftien jaar onder een ijzeren dwangjuk
gestaan te hebben, ging bij schijnheilig voort,
zijn onze harten nu weer met vreugde en hoop
vervuld en verlangen wij niets beters dan oub
eens lnstig te vermaken....
Ja, ja, onderbrak hem de ridder, de
gevoelens der brave bevolking zijn mij genoeg
van den blaam van geheimzinnigheid,
die daardoor op mij kwam te rusten.
Vooraf moet ik releveeren het groote
gewicht van die woorden van den heer
van Heeckeren. Er is een beschuldiging
uitgebracht tegen een bevriende natie
en tegen het hoofd eener bevriende
natie eene beschuldiging, die sinds lang
in den lande werd gehoord. De Regee
ring heeft tot dusver gemeend, dat het
niet op haar weg lag, noch haar plicht
was, deze beschuldiging officieel op te
nemen en zij heeft gemeend die beschul
diging niet tot een onderwerp van dis
cussie te moeten maken, zoolang zij niet
in de Staten-Generaal door een der leden
werd geuit.
Nu dit wel is geschied, is het oogen-
blik meer dan gekomen, om den be-
staanden willens en onwillens gewekten
indruk weg te nemen, en rust op de
Regeering de verplichting de geruchten
met wortel en tak uit te roeien.
Ik heb, mij ten volle rekenschap gevend
van het gewicht mijner woorden en in het
volle besef mijner mlnisterieele verant
woordelijkheid, de eer dit volgende aan
de hooge vergadering mee te deelen
Hare Majesteit de Koningin heeft nooit
of te nimmer van Zijne Majesteit den
Duitschen Keizer noch een brief, noch een
telegramnoch een notanoch eenig ander
schrijven hoegenaamdbetreffende de mi
litaire verdediging van ons vaderland in
hel algemeennoch omtrent eenige in ver
band daarmede staande zaak ontvangen.
Door H. M. de Koningin is nooit in
eenig gesprek met den Duitschen Keizer
hierover gesproken. H. M. de Koningin
is nooit benaderd door een derden persoon,
die in opdracht van den Keizei met Haar
over deze zaak heeft gesprokenof op
dracht had om dit onderwerp met Haari
te besprekengelijk door den heer Van
Heeckeren is ondersteld.
Ik wil vertrouwen, dat deze woorden
zullen doordringen tot in de uiterste
hoeken van ons land en tot ver over
de grenzen, opdat zij overal weerklank
zullen vinden en de laatste schaduw der
geruchten zullen wegjagen.
Ik laat het thans aan den heer Van
Heeckeren over, wiens tegenwoordigheid
in den ochtend mij gegronde hoop had
gegeven, tp veronderstellen dat hij ook
hedenmiddag aanwezig zou zijn (luid
bekend. Maar, zog mij, dit feeBt schijnt nog
al volk Daar hier gelokt te hebben. Hot is
hier volop kermisdaar staan reeds winkels
da bij vleet er komen zeker ook goochelaars
en kunstenaars
Tot hiertoe beb ik nog geen enkelen
goochelaar gezien.
Dat scheen Rollac niet erg te bevallen
zijn gelaat versomberde en duidde klaarblijke
lijk aan dat hij was teleurgesteld.
Weiboe riep hij uit, terwijl hij opstond
geen enkelen goochelaar dat slaat mij waarlijk
tegen 1
En hij mompelde ter zijde
Mijne inlichtingen waren nochtans dui
del ijk men had mij verzekerd dat die
Belphegor.-..
Daarna ging hij lnidop voort
Maar, meester Grein, een feest zonder
kunstenmakers is niet volledig, dat is een
mislukt feest
De heer ridder heeft gelijk, ik drel
volkomen zijne zienswijzede goochelaars
brengen het meeste vermaak bij- Maar dat
de heer ridder nog wat geduld hebben. Het
is slechts middag en hot zou niet te verwonderen
zijn zoo de eene of ander nog aankwam
Ik hoop het. In afwachting verliezen
wij hier een kostelijken tijd. Wees zoo goed
mij de woning aan te duiden van den groot
baljuw van Courgemont.
De heer ridder wil zeker zeggen „van
wijlen den groot-baljüw" antwoordde Grelu al
lachende.
Weihoe?.... nog een tegenslag Zoodat
M. de Courgemont opzettelijk gestorven is om
mij voor den sap te honden want voor eenige
dagen nog wist de hertog van Montbazon, die
ons beider vriend is, niets van deze ge
beurtenis.
Maar, zei de waard ik heb niet gezegd
dat M. de Courgemont dood is .-.. Hij is
springlevend en heel wel te pas voor zijnen
ouderdom ik wil enkel zeggen dat hij sedert
lang geen groot-baljuw meer is, vermits bet
baljuwschap werd afgeschaft en tot biertoe
niet hersteld is.
Donder en bliksem 1-— gij hebt my daar
waarlijk schrik aangejaagd met uwen „wijlen
riep Rollac.... ik kon bijna niet meer spreken
gelach), om zich te verantwoorden ovc
het persoonlijk in consult nemen naa
aanleiding van een briet omtrent welk
bestaan bij niemand meer twijfel zc|
overblijven.
Met groote voldoening mag ik constc
teeien de ongestoorde vriendschappelijk
betrekkingen, die steeds hebben bestaal
en die wij thans ook onderhouden met ht
machtige naburige Rijk en bij deze gè
legenheid stelt de Regeering er hoogt
prijs op te getuigen van de vereerini
den eerbied en de diepgewortelde syu
pathie die zij gevoelt voor den Duitsche
Keizer, wiens oprechte genegenheid vol
ons land zoo vaak op ondubbelzinnig
wijze aan het licht is getreden. (Lui<
bravo's en handgeklap).
Ten slotte zij het mij vergund ee
enkel woord te richten tot den hed
Van Heeckeren, die zoo zeer er toe heej
bijgedragen om, wat alleen als geruel
te beschouwen was, op de Regeeringf
tafel te brengen.
Ik hoop, dat hij zich voortaan rekei
schap zal geven van de dubbele waarc"
die als oud-gezant en als Kamerlid a,
zijn woorden moet worden gehecht,
oude Romeinen hadden een aardu
spreuk; zij zeiden: »Navita de venti
de tauris narratarator, d w. z. de ze<
vaarder spreekt van de winden en
landbouwer van de trekossen.
Dit beteekende, dat als de zeevaardc
iets zeide hij wist uit welken hoek
wind woei, terwijl als de landbouwi
sprak, waarheden, verwacht mochte
worden, wier intrensieke kracht met d
van koeien overeenkwamen. (Luid g<
lach en luide bravo's en handgeklap.)
Onder de vele geriefelijkheden, welke
voortgang der techniek aan de stedeling
heeft geschonken, maar waarvan de bewont
van het platteland nog niet mogen genie
ten, behoort ookgoed kunstlicht.
vrij algemeene verlichtingsartikel op
platteland is nog de petroleum, zoowel
de huizen, als in de stallen, op de erv
en langs de wegen, wanneer men hier
verlichting vindt. Dat deze verlicht»
verre van volmaakt is, voorts onzindelijk I
gevaarlijk, zal wel ieder beamen. Te bi
grijpeD is het dos, dat men reeds herhaalt
van aandoening.... Maar, laat ons eens emBtig
zijn. Ik moet M. de Courgemont zonder uitstel
spreken. Zijne woning moet niet heel verre
van hier gelegen zijn, want, zoo ik mij niet
bedrieg, staan wij hier op zijn eigendommen.-.
M. de Courgemont heeft geene eigen
dommen meer, antwoordde, Grelu.
Onmogelijk
Alles is verbeurd tijdens de ballingschap
en toen hij in de maand April laatstleden
gekomen is, heeft hij niets moer gevonden.
De arme man zei de ridder op mee—
doogenden toon hij is niet zoo gelukkig geweest
als de hertog. Kortom hy woont hier toch
ergens
Ja, heer ridder, hij bewoont eenen der
zijvleugels van zijn vroeger kasteel. De
huidige eigenaar heeft hem dat gedeelte ver
huurd.
Uitstekend uitstekend En wat is dat
zoo voor een man, die M. de Courgemont
vroeg Rollac innemend.
Ah 1 Een beste man, verklaarde Grelu
hij heeft slechts een Btokpaardje terug in het
bezit te komen van zijne goederen en van zyn
ambt..... Maar, voegde hij er aanstonds by,
zoo de heer ridder zoDder uitstel onzen ouden
heer wil Bpreken, zal hij hem zonder moeite
kunnen vindenKijk, daar komt hij juist
met zijn gezelschap aangestapt.
En laDgs het open venster wees de herbergier
den kant van het marktplein aan.
VI.
Men zag inderdaad onder de linden een
groepje van drie personen aankomen.
Dit gezelschap bestond uit M. de Courge
mont. een groote, magere grijsaard, hoog yan
gestalte, boezemvriend en oud speelmakker
van den hertog de Montbazon, die vroeger,
zooals onze lezers zich waarschijnlijk nog wie
herinneren, bij het huwelijk van den markies
Gaston getuige was geweest en die na lange
ballingschap in Engeland doorgebracht te
hebben, eindelijk na den val van Napoleon m
Frankrijk was weergekeerd uit de weduwe
de Vermandois, zijne zuster, slechts eenige
jaren jonger, dan hij en uit den markgraaf
Hercles, hunnen achterneef, een grooten
Blungel van twintig jaar.
Mev de Vermandois ging aan den arm
haren broeder.
Beiden maakten een zonderling koppel
met hunne ouderwetsche kleederen en hm
manieren van vroegeren tijd.
Men zou gezegd hebben twee portrett
van voorouders die uit hunne gulden lijst i
komen waren en tijdelyk eigene bewegi
hadden.
Ook keken hen de boeren, die zich
hunnen doortocht ontdekten, met meer nieu\
gierigheid dan eerbied aan.
Wat den jongen markgraaf betreft, dat
een domme vlegel die gelijk een schoothon<
aan den band gelegd, gedwee het koppel mo
opvolgen, al ware bij liever vrij uitgevlog»
Telkenmale dat hij zich eenen duimbrtj
verwijderde, riep de oude dame, wier oog
geen oogenblik van hem gekeerd waren, h
dadelijk terug.
Men hoorde niets anders dan
Hier, Hercules 1... Hercules waar bli
ge?. -. Hercules, verwijder u niet!.... Herci
ge zult verloren loopen
Waarop de lummel onveranderd, doch
derdanig en vervelend antwoordde
Ja groot-tante Hier ben ik, groot-tai
Die buitengewone bezorgdheid van Mev.j
Vermandois voor haren neef moet hierd
toegeschreven worden dat bij laatste man
lijke afstammeling was eener familie die d'
de guilotien bijna was uitgeroeid.
Zij waakte met zekere jaloerschheid o
zijn kostbaar persoontje.
Tijdens het schrikbewind, was zij n
Coblenz gevlucht en had Hercnlns meegenor
die, te dien) tijde slechts eenige weken
was.
Zij was weduwe, had al hare kinde
rond haar zien wegsterven en deelde
liefde nu tusschen de twee enkele nabestaanj
die haar nog overbleven de wees Herct
en M. de Courgemont; baren broeder.
Zoodra zij vernomen had dat deze
wedergekeerd, kwam zij ook naar Frankl
terug om zijn huishouden te regelen ea b
tegen de armoede te beschutten, waaraan
verlies van byna al zijne eigendommen I
blootstelde- (Wordt vervolgd-