Nummer 93.
Zondag 27 November 19lO.
33e Jaarg
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
i
Gemeenteraadsvergadering.
PALJAS
TaÏÏeÓUW.™"
Wijziging van ie Aibeidswet,
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE bladen.
SUNLIGHT
Uitgever:
FEUILLETON
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
OOGENBLIKKEN OM UIT
te blazen zijn alleen mogelijk
wanneer Sunlight Zeep wordt
gebruikt. Zij bespaart tijd
want
SI
de zuiverste zeep doet het werk.
Wul«|jltsrkf «ii li<iiiptraiits«li« Courant,
Dit Blad versolt ij nt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advertentiën 1—7 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, grootc
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
1244 1
NIEUWKUIJK.
Openbare vergadering van den Raad
der gemeente Nieuwkuijk op Zaterdag
19 November 1910.
Voorzitter de Edelachtb heer P. J. v.
d. Broek.
Afwezig het lid v. d. Besselaar (met
voorkennis).
Circa 10 uur opent de Voorzitter de
vergadeiing waarop de notulen der vorige
vergadering worden voorgelezen, goed
gekeurd en vastgesteld.
Aan de orde
Voorstel van Burg. en Weth. om
eenige perceelen gemeente-weiland ge
legen buiten den dijk ondei hands bij
inschrijving te verpachten.
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN.
OF
(H^CtVultoitvv aan c*eu JbitcvefijLliaut).
De Voorzitter deelt hieromtrent nader
mede, dat tengevolge van het steeds toe
nemen van het getal wanbetalers van de
pacht der gemeente eigendommen de
Raad in zijne vergadering van 10 Juli
1909 besloten heeft, voor het vervolg
de verpachtingen en verhuringen voor
de gemeente op te dragen aan Notaris
Canters te Drunen Dit heeft voor de
eerste keer in November van het vorig
jaar tot zeer groote tevredenheid van
het Gemeentebestuur plaats gehad.
Dit jaar echter scheen bij de op 18
November j. 1. gehouden openbare ver
pachting een soort monopolie onder de
pachters te bestaan. Door 24 pachters
toch werd ver onder de door het Ge
meentebestuur getaxeerde waarde gebo
den wat tengevolge heeft gehad dat
besloten werd deze perceelen op te hou
den.
Van eene openbare herverhuring dier
perceelen verwacht de Voorzitter geene
gunstige resultaten, het feit toch zal zich
voordoen dat men niet tegen elkaar op
bieden zal, met het gevolg dat het oude
bod, voor hetwelk de perceelen niet ge
laten kunnen worden, gehandhaafd zal
blijven.
Nu heeft de Voorzitter deil Raad ter
spoedeischende vergadering opgeroepen
om te komen tot het besluit, de open
gebleven perceelen instede van in het
openbaar, onderhands bij inschrijving te
verpachten.
Het lid Fitters wil vooi stellen de
verpachting weer publiek te doen plaats
hebben, dat echter vooraf gezegd zal
worden dat een perceel een bepaald
bedrag moet opbrengen, wil men er dat
niet voor besteden, dan moet het perceel
maar opgehouden worden, al waren ze
het alle.
Het lid van Wijck verwacht van eene
onderhandsche inschrijving niet veel hij
vreest dat men te weinig inschrijvers zal
krijgen. Wil men b.v. een perceel pachten
dan zal men allicht voor 3 perceelen
moeten inschrijven om van écn de hoog
ste inschrijver te zijn. Men loopt echter
ook gevaar dat men op alle 3 de hoogste
inschrijver is, dus deze alle op zijn naam
krijgt, terwijl men er maar 1 kan ge-
biuiken.
De Voorzitter meent dit bezwaar te
kunnen ondervangen door vooraf te be
palen dat in zulk geval de pachter een
keus kan doen, terwijl hij van de andere
2 ontslagen kan worden.
Na eenige discussie wordt besloten,
na verkregen goedkeuring van Gedepu
teerde Staten, de opengebleven perceelen
onderhands bij inschrijving te verpachten.
Nadat nog eene wijziging is aange
bracht in Hoofdstuk VIlL der gemeente
begrooting van uitgaven en in Hoofdstuk
V der begrooting van inkomsten dj 1910
sluit de Voorzitter niets verder te be
handelen zijnde en niemand nog het
woord verlangende, de vergadering.
136)
Het hok waarin hij opgesloten was, stond
nu wijd open en een norsch figuur keek er
binnen.
Een heesche stem riep.
Hola gij daar, man, met den kleine, komt
daar eens uit uw hok.
Gansch onthntst bleef Belphégor eerst
boweegloos staan, alsof hy niet scheen te
begrijpen.
Wat Jacquinet betreft, het kind was door
het lijden en den schrik zoodanig afgemat,
dat hij geen weerstand meer kon bieden en
nog half ingeslapen was.
Welnu, herhaalde de stem, zal men er
u moeten kernen nitbalen
De goochelaar nam den knaap op zijnen
arm en klom de ladder op die men van op het
dek had neergelaten.
Na dezi laüge opsluiting, was het eerste
gevoelen dat hem overweldigde een gevoelen
van vrijheid.
Men zou op 't einde'der rekening nog
mooi moeten spreken om u daar te doen
uitkomen zei de kapitein. Of bevindt ge u
daar misschien zoo goed in het leeuwenhok
Waarover zoudt gij klagen? Gij zijt nu immers
vrij
Vry Belphegor ademde met volle tengen
de znivere frissche lucht in, en tot zelfbewust
zijn gekomen, liet hij zijnen blik over de on
meetbare watervlakte weiden.
Niets dan het water en de lucht: overal de
volle zee zoover zijB blik kon dragen in de
verte, aan den linkerkant, eene grijze streep
die de verlaten kust aanduidde.
Vrij hij begreep de spotternij van dit
woord en zag wel in dat men met zijnoDgeluk
lachte.
Een somber vunr vlamde in zijne oogen.
Waarom ben ik hier? Waar voert ge
mij naar toe? vroeg hij.
Wairom gij hier zijt antwoordde Nor-
bert Cochet spotlachend, dut moet ge beter
weten dan ik, hé 1... Waar ik n naar toe
voer Dat zult ge wel zien. Indien ge haastig
zijt, dan kunt ge al vooruit loopen de baan
is breed open.
Deze spotternij deed de matrozen schater
lachen die den goochelaar nieuwsgierig stonden
aan te bij ken.
Muar gij hebt het recht niet mij mee te
voeren, riep deze in gramschap. Ik heb geen
misdaad bedreven... Ik hen een eerlijk man
die onrechtvaardig vervolgd en gepijnigd wordt.
Zij hebban mij mijne vrouw en mijn kind
ontstolennu willen ze my zeiven nit den
weg mimen... Men heeft u bedrogen, heer
kapitein, men heeft u daar een weiDig eerlijke
taak opgelegd.. Het is ridder de Rollac die
u zulks geboden heeft, niet waar? Welnu, die
ridder is een laö'aard, een verrader die ten
dienste Btaat van rijke en machtige liedeD.
Jn, ja! wij kennen dat liedje onderbrak
Norbert Cochet.
De helft is al genoeg, vriendje, sla de reBt
maar over.
Luister, om 's Hemels wil, zei Paljas.
De kapitein gebood hem kortaf te zwijgen.
Bek toe 1 babbelaar 't Is al meer dan
genoeg, of denkt ge misschien dat ik veel tijd
te verliezen heb?
En daar de goochelaar nog wilde tegen
stribbelen
Ah! pas op, indien gij om uw leven geeft,
vervolgde hij. Ik heb geschikte middelen
om u reden te doen verstaan eerst en vooral
dees kinderspelletje hier en bij liet zijn
raband zien daarna het kot en de kluisters
en eindelijk, indien dit alles niet genoeg is,
dan heb ik nog dit BpeeldiDgje en hij liet
de pistool zien die in zijnen gordel stak,
Belphégor was razend van gramschap.
Aan boord is er geen ander meester dan
ik, begrijpt ge dat en ik houd niet van
Koopt \och geen mestmengscls.
Ik was onlangs in het magazijn van
een handelaar in meststoffen om eenige
bijzonderheden te bespreken omtrent de
levering van het superphosphaat, het
chilisapeter en patentkali, welke die han
delaar d t voorjaar aangenomen heeft
te leveien aan de landbouwvereeniging,
waarvan ik de commissaris ben, toen er
juist een boertje binnenkwam, dat den
koopman vroeg om een zak aardappel-
mest
Aardappelmest vertel me eens wat
is dat daar heb ik nog nooit van ge
hoord zei ik.
.Dat komt zeker omdat mijnheer geen
boer is en niets van landbouw kent,»
antwoordde het boertje,maar wij weten
het wel, nietwaar koopman
Dat kan best waar zijn hernam ik maar
een mensch is nooit te oud om te leeren
vertel mij het nu maar eens, dan weet ik
het ook
Aardappelmest is mest voor aard
appels,» zei de man, laadde den zak, dien
de koopman hem intusschen gegeven
had, op zijn kar, zei goeden dag en voort
reed hij met zijn zak met aardappelmest.
Daar stond ik. Gelukkig was dc koop-
iran er nog, die mij kon inlichten.
»Ja» zei de man wat zal ik er van
zeggen Sommige boeren willen dat nu
eenmaal. Ze willen aardappelmest en
roggemest en knollenmest en zooal meer.
Als ik het niet lever dan halen ze het bij
een ander. Dus ik verkoop het ook. En
wat het is Wel het is zuiver spul, geen
bedrog. Er is guano in en wat kainiet
en misschien ook nog wel wat ammo
niak, dat kan ik u zoo precies niet zeg
gen, maar dat koopen ze toch veel te
duur, en daarenboven
»Ja ik weet het wel, ze deden beter
met gewoonweg kalizouten, - super of
chili of ammoniak te nemen maar ze
zijn er nu eenmaal bij opgegegroeid»
»Juist, ze zijn er nu eenmaal bij op
gegroeid, dat is het ware woord. Ge
lukkig dat het aantal landbouwers ver
mindert die naar aardappelmest en derge
lijke bereide mengsels vragen. De ver
standige landbouwer koopt geen aard
appelmest, roggemest enz doch hij be
stelt kalimest, stikstofmest en phosphor-
zuurmest, van het een meer, van het
ander minder naar gelang de vrucht
en den toestand van het land-
Inplaats van aardappelmest neemt
hij dus patentkali, ammoniak of chili en
super. Vooral het eerste kan bij aard
appels niet gemist worden, zeker niet
op lichtere gronden. Dat is voor en na
door proeven bewezen. Zoo lezen wij
bijv. naar aanleiding van een proefveld
in 1904: >De kali-houdende meststof
(patentkali) heeft uitstekende resultaten
gegeven. In het geheel zijn n.l. op 8
are 669 K. G. aardappelen geoogst als
gevolg van het gebruik van patentkali.
Winneer we de waarde van deze aar
dappelen gemiddeld schatten op twee
cent per K. G. dan kosten ze samen
dus f 13 38. De hoeveelheid van de
kalimest die we gebruikt hebben is 24
K. G. vertegenwoordigde een waarde
van ongeveer f 11 86. Er is dus per are
een winst gemaakt ten gevolge vau de
kalibemesting, van f 13.38 f 1.86
d. i. f ll 70 en per H. A. berekend zou
het dus worden pl- m. f 146
Ziedaar wat de rijkslandbouwleeraar
en de proefnemers berekenen naar aan
leiding van het gebruik van patentkali
op aardappelen Als er dus sprake van
aardappelmest zou zijn, dan konden we
geen andere meststof dien naam met
meer recht geven dan »de patentkali.»
De wet van 5 Mei 1889, S 48, alge
meen bekend onder den naam van
Arbeidswet, heeft tot strekking, gelijk
lachoD als ik begin, donder en blikBem Gij
zijt nu verwittigd en ik hoop dat wij elkaar
goed zullen verstaan en dat het niet zal
uoodig zijn u als een schurftigen hond te
behandelen. Gij veronderstelt toch zeker niet
dat ik u gedurende den overtocht voor niet
zal den kost geven Gij zijt een sterk ge
spierde kerel. Daarbij zoo vlug als eene kat
eu moedig gelijk een leeuw volgens men mij
heeft verzekerd. Welnu, gij zult een uit
muntenden marsgast zijn zoo haast gij wat
meer aan de beweging van het schip zult
gewoon zijn.... En de kleine? Die is ook
sterk gebouwd voor zijnen ouderdom.... Nu
doet de zee hem nog een beetje het hort
keeren hij is dit leven nog niet gewoon, maar
dat zal wel beteren... Als hij het hier zal
gewoon aijc, dan moet hij den kajuitjongen
helpen In afwachting kunt gij naar den
voorsteven eens gaan zien en het werk al wat
nakijken, zoo doende zult gij het leeren.
Daarop keerde de kapitein den rug aan zyne
twee nieuwe passagiers en zich naar den
achtersteven begevend, nam hij zijne gewone
plaats in en gaf met bareche stem zijne be
velen, zonder zich over hen te bekommeren.
De Jeanne Henri vaarde met open zeilen
en werd door een goeden zuid-oosten wind
voortgestuwd.
Da lucht was helder, de zee schoon alhoewel
wat onstuimig.
Tegen de verschansing geleund, den kleinen
Jacquinet bij de hand houdende die ondanks
het slingeren en stampen van het schip reeds
begon op te frisschen door de zeelucht, zonk
Belphégor in droevige gedachten weg.
Hij was dus iu den strijd dien hij had aan
gegaan bezweken en moest nu zijn vaderland
verlaten, waarvan hij alle wegen en banen
sedert zijn kinderjaren afgeloopen had.
Hij zou al die streken niet meer weer zien
waaraan voor hem zooveel zoete herinneringen
verbonden waren.
Hij zou Madeleine of de kleine Jeanne
nooit meer in zijne armen drukken.
Al zijne hoop was vervlogen
Nu was hij veroordeeld om in de eene of
andere onbekende streek van Amerika of Afrika
een ellendig leven te gaan slijten dat voortaan
geen doel meer had
Geen arbeid mag
verricht worden door
een kind beneden 12
jaar.
Hij staarde over de golvende vlakte en be
nijdde de grijze zeevogels en de witte meeuwen
die over de schuimende baren wiegelden.
Waarom had hij hunne vleugels niet? Hoe
spoedig zou hij naar Frankrijk weergevlogen
zijn, naar dat geliefde land dat nu voor hem
onzichtbaar was.
Eilaas neeD, hij had geene vleagels, maar
bovendien was zijne gevangenis, nochtans
zonder muren of grendels, erger dan het
akeligste kothieruit zou hij niet kunnen
ontsnappen, zonder een gewissen dood te ge-
moet te loopen
De moedige man, die tot hiertoe nooit het
hoofd voor het noodlot gebogen bad, was nu
gansch ter neergeslagen, verpletterd onder een
onherstelbaar ongeluk en moest zich wapenen
tegen het wreed en uitzinnig gedacht een einde
aan zijne ellende te zoeken in de golvende
plooien der zee
Wat het kind betreft, zou hij het met zich in
den afgrond slepen?....
Was het den knaap geen dienst bewijzen
hem aan eene ellendige toekomst te ontrukken?
Het was juist de kleine Jacques die hem
van gedachten deed veranderen.
Het was of de knaap de geheime kommer
nissen van zijnen vader had geraden, want hij
vroeg heel ODgeru&t
Waar gaan wij naar toe, vader? Zullen
wij nooit, nooit meer aan land komen?..Ik
ben benauwd van dit groene water
Paljas kustte het kind, dat zich tegen hem
aandrong op het voorhoofd.
Ah 1 waarlijk die groene zee is souis wel
boos, zegde hij met eenen droeven glimlach.
Nauwelijks had hij deze woorden uitgesproken
of oene zware golf kwam tegen den zijboord
aan klotsen en spatte schuimend over het dek,
den goochelaar en zijnen zoon gansch nat
makend.
Zij trokken zich natuurlijk achteruit, terwijl
de matrozen, die rond hen stonden, lachten
en Bpotten over hunne verwondering en hunne
verlegenheid.
ZoDder op deze spotternijen te antwoorden
nam Paljas het bibberende kind bij de hand
en beiden gingen op een pak koorden nabij
de kombuis zitten.
De lachlust der matrozen, was overigene
men weet het tegengaan van overmatigen
en gevaarlijken arbeid van jeugdige
personen en van vrouwen.
Minister Talma heeft een ontwerp in
gediend tot wijziging dezer wet, en wel
naar aanleiding van een te Bern in 1906
gesloten internationale conventie, be
treffende het verbod van nachtarbeid van
vrouwen in de industrie, was een wijzi-'
ging onzer arbeidswet noodzakelijk ge
worden. Minister Talma stelt zich echter
riet tevreden naet de geriDge wijziging
voor te stellen, welke door de Berner
conventie noodzakelijk geworden was,
maar hij heeft van deze gelegenheid
tevens gebruik gemaakt om andere wij-*'
zigingen voor te stellen, die inderdaad
voor de beschermde personen belang- 1
rijke verbeteringen mogen genoemd
worden. Wii kunnen onmogelijk al die
wijzigingen bespreken, maar daar het
voor een ieder van belang is om althans'
ten naastenbij van die wijzigingen op1
de hoogte te ziju mogen hier een kort
vergelijkend overzicht volgen van de1'
voornaamste punten waarin het ontwerp
van de thans geldende wet verschilt:
Geldende wet. Wijzigingsontwcrp.
Onder jeugdige
personen worden
verstaan personen
beneden 16 jaar
Vrouwen en jeug
dige personen mo
gen als regel in fa
brieken en werk
plaatsen niet langer
werken dan n uren
per daghet werk
mag niet aanvangen
vóór j uur des mor
gens en niet eindi
gen na 7 uur des
avonds.
Geen arbeid mag
verricht worden
door een kind be
neden ij jaar of een
kind dat nog leer
plichtig is (al is het
ook reeds ouder dan"
13 jaar.
Onder jeugdige
personen worden*
verstaan personen
beneden ij jaar-
Vrouwen en jeug
dige personen mo
gen als regel in fa
brieken en werk-"[
plaatsen niet langer?!
werken dan io uu?\
per daghet werl
mag niet aanvangei
vóór 6 uur de«
morgens en niel
eindigen na 7 uut
des avonds.
spoedig verdwenen.
De aanvarende haren werden meer en mee
talrijk, en dat was een slecht teeken.
Het weder veranderde.
Aan den zwarten gezichteinder zag me
wolken opkomen die langzamerhand den blan
wen, helderen hemel overtrokken.
De onstuimige zee, die tot hiertoe groe
scheen, werd grijs.
De golven werden woester en woester e
schuimden.
Evenals de lucht, overtrok ook het voor—»
hoofd van den kapitein.
ZijD doordringende blik vestigde zich onaf
gebroken op een punt in de verte.
En zijne bevelen volgden elkander op.
Men plooit de zeilen.
Een flink onweder dat opkomt, zei eer 1
der marswachters die op uitkijk stond, tol
Belphegor en zijnen zoon.
Ja, antwoordde een zyner kameraden
wy zullen weldra dansen.
Die woorden, alhoewel onduidelijk voor der
kleinen Jacques, prikkelde zyne ongeruatt
nieuwsgierigheid op.
Wat willen die mannen zeggen vroeg by
Dat wil eenvoudig zeggen dat het scbij
nog meer zal geschommeld worden, antwoord- j
de Paljas, die het kind niet wilde verschrikken
Wat hem zelf betreft, hij was zoodanig ont
moedigd, dat het vooruitzicht van het gevaai
hem gansch onverschillig uit.
Opeens keerde de wind Noord—West ei
begon tempeest te blozen.
De wolken pokten zoo spoedig samen da
liet op eenige minuten zoo pikdonker was ali
in den nacht, terwijl de zee al meer en meei
onstuimig werd.
Terzelfdertijd begon het te regenen.
Dit was het voorspelde onweder.
In den beginne weerstond de brik heel goed
maar weldra door een echt orkaan aangevallei
kon hij, ondankB de behendigheid van dei
stuurman, de goede richting niet behouden.
De bui rukte hem zijlings.
Metéénen oogslag had de kapitein het gevaa
voorzien.
Hij deed al de zeilen toehalen en de anker
uitwerpen. (Wordt vervolgd.)