kunimtr 10 L
Zondag 25 December 1^10
HBe Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
9 SUNLIGTZEEPOMSIAGEN
KERSTMIS.
PALJAS
AN TO ON TIELEN,
)it nummer bestaat
uit DBIE bladen.
Wandkalender 1911,
LANDBOUW.
Gemeenteiaadsveigadefing.
Uitgever:
FEUILLETON
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
Te bekomen in ruil voor
Een prachtige
En voor 59
Vier verschillende Schilderijtjes
in lijst
Zie verder de circulaire rond
de Zeep
Deze kunnen uiterlijk tot 10
uur van den verschijndag worden
aangenomen grootere verslagen
en ingezonden stukken des avonds
voor den verschijndag.
Redactie en Administratie.
In het nummer van 1
Januari zal gelegenheid zijn tot
het plaatsen van Nieuwjaarswen-
schen tagen de geringe som van
30 cent. Geen betere gelegen
heid om vrienden, bekenden, be-
gunstigeiseen heilgroet te brengen
daar een annonce in dit blad,
dat in de Langstraat en om ge -
ving door duizenden gelezen wordt
in elke plaats honderden lezers
telt-
Deze annonces worden tot
Zaterdag 31 December ten 10
uur vm. ingewacht.
Wij deelen hierdoor mede, dat
wij vanaf 1 Januari a. s. vroeger
zullen aanvangen met het afdruk
ken van ons blad. Wij zullen
ons daarom stipt moeten houden
aan den tijd, waarop berichten
en advertentiën moeten worden
ingezonden.
J.
In den winter thuis.
tV»i ill wijk si lie en Lftiigstraatsclie Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden fO." 5.
Framo per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
A.DVKRTETJTIËN 17 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, grcoie
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgrgrven
worden imaal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regeU en
advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
■tZie, ik kom o God, om Jjwen wil te
volbrengenHebr. X 9.
Het eenzame land schijnt dood in zijn
kilte en stilte en de harde bodem een
steenlaag, waarin geen leven ontkiemt.
En al ontkiemde er leven het zou toch
niet welig kunnen opschieten,
Toch is er leven, ook in dien harden
grond. Daar ligt het zaad, dat aan mil-
lioenen weer moet verschaffen het da-
gelijksch brood. Maar in den winter rust
het, geduldig wachtend tot zijn vijand
is heengegaan, en het lentelicht door
breekt waarin het mag te voorschijn
treden.
In Bethlehem, het »Huis des Broods*
lag in den stillen winternacht, het Kind,
dat, eenmaal der wereld het Brood des
Levens breken zou.
Waarom zoo verborgen
>Zie ik kom o God, om Uwen wil te
volbrengen*.
yHoe kan Her odes 't licht verdragen
>Zijn hoogmoed luistert naar geen reden
*Hoe schel die i?i zijn oor en klinkt,
>Hij poogt d'onnoosle te vernielen
*Door 't moorden van onnoosle zielen
Maar als de ijskoude wind over het
land, zoo ging de daad van den hoog-
moedigen vorst over den verborgen
Verlosser der wereld hee.v Wie hem
vonden, waren de herders, zeli nederig,
en de Wijzen, die gehoorzaam volgden
de leiding, hun door God in de ster
gegeven de herders die geloovig ge
hoorzaamden aan de roepstem der En
gelen, en de Wijzen die niet schroom
den te knielen in een stal en hunne
gaveu te bieden aan een Kind.
Door hoovaardij is de eerste mensch
tot ongehoorzaamheid gekomen Door
deze zonde is het menschdom gevallen.
Door de deugden daartegenovergesteld
heeft het zich de Verlossing moeten
waardig maken, en moet het dit nog.
De jonge Kerk zocht eenvoud en ge
hoorzaamheid, gelijk haar Stichter in de
kribbe. En toen Jerusalem, de stad der
uitverkiezing, den trotschen schedel niet
wilde buigen, werd het heidensche Ro
me het middenpunt van het nieuwe
Godsrijk.
Waarom is de Kerk, na een deel van
het menschdom te hebben omhoogge-
voerd, op den grondslag van waarheid
en orde tot een bloeiend leven van geluk
en beschaving, nu door datzelfde deel
miskend en weggezonden als eene vreem
delinge, een arme, voor wie men zich
schaamt
De staatkunde kent geen godsdienst
meer, de vrije wetenschap staat los van
alle geloof, de kunst heeft het kleed der
zedelijkheid afgeworpen en het maat
schappelijk leven is een voortdurende
strijd.
Goddank, de Kerk leeft trots dit
alles met onverflauwde kracht En heer
lijke gevoelens van moed en "ertiouwen
wekt in ons de heilige Nacht. Zoo'n
krachtige opwekking hebben wij noodig
en niet te vergeefs zal het Kerstkind
ons haar hebben verleend. Laat ons er
dan ook een goed en veelvuldig gebruik
van maken en sluiten we deze korte
beschouwing om vooral voor onze plaats
en streek het >Vrede op aarde* te vra
gen, dat voor alles en allen zoo dringend
noodig is.
En hiermee aan allen
EEN ZALIG KERSTFEEST.
't Is nu winter. Het werk op den akker
is afgeloopen Er komt een tijdperk van
rust voor den boer. Maar niet van alge-
heele rust. Er is binnenshuis ook te wer
ken en vooral te werken met het hoofd.
Het werk van den landbouwer is nog
wat meer dan handenarbeid. Voor »den
baas* van het bedrijfj is er ook, is er
vooral te werken met het hoofd. Eu
vooral des winters, als de handen rust
hebben. Dan moet er nagedacht worden
over het afgeloopen jaar, dan moet er
opgeschreven worden, alles wat men
dient te onthouden, alles, wat dienen
kan, om slechte resultaten te verbeteren,
om goede zich te doen herhalen. Dan
moeten de uitgaven en inkomsten be
rekend worden, de uitgaven aan bewer
king en bemesting enz. de uitkomsten
van de akkers afzonderlijk, die verschil
lend bemest zijn. Alleen de landbouwer,
die opschrijft en nadenkt, die berekent
en vergelijkt, kan op den duur met zijn
tij mee en kan ook in ongunstige jaren
het hoofd boven water houden. Vaak
praten de boeren over verschillende
zaken, hun vak betreffende en beweren
zij ding=n op zeer losse gronden, of op
»hooren zeggen». Alleen de boer die
boekhoudt kan op grond van eigen er
varing iets verklaren en volhouden. Zoo
hoorde ik onlangs het volgende gesprek
van twee landbouwers.
A- beweerde, dat voor de bemesting
van het land niets boven stalmest ging'»
dat mest, die men zelf maakte toch
zeker het goedkoopste was, dat kunst
mest duur was en meest 1 niet oplevei de
naar evenredigheid. B. was eveneens van
meening, dat stalmest uitstekend werkte,
dat men op den duur wellicht niet zon
der stalmest zou kunnen boeren, doch
lo. dat stalmest zeer duur was, duurder
dan kunstmest en dat men om groote
opbrengsten te verkrijgen, zijn land in
vruchtbaren staat te houden, niettegen
staande men al een enkelen keer met
hetzelfde gewas terugkwam, onmogelijk
zonder kunstmest kan boeren.
A. nam er niet veel van aan, want
en toen kwamen er tal van voorbeelden
van »hooren zeggen», waaruit moest
blijken, dat kunstmest de moeite niet
loonde.
.Hoor eens,» zei B >praatjes vullen
geen gaatjes. Kom met me meethuis
heb ik het boek, waarvan ik van de
laatste tien jaar alle uitgaven en Inkom
sten heb opgeschreven. Daarin kunt ge
zien, hoeveel ik elk jaar aau kunstmest
heb uitgegeven, aan kaïuiet op de wei,
op de mangels, op de suikerbieten, voor
de rogge en de haver, aan patentkali
voor de aardappels, aan chili salpeter,
aan thomas slakkenmeel, aan superphos
phaat enz., Ik noem kaintet en patentkali
het eerst, omdat ik vooral aan die kunst
mest, welke ik pas de laatste vijf jaar
gebruik, mijn hoogste winsten behaald
heb Het schijnt dat mijn land bepaald
behoefte had aan kali.
En A. ging mee, zag de boekhouding
van B. en kwam tot de overtuiging, dat
B. zijn vooruitgang te danken had aan
het gebruik van kunstmest.
Of B. het voorbeeld van zijn collega
is gaan volgen, weet ik niet, maar als
hij het niet doet, zal hij tot zijn schade
oudervinden, dat men tegenwoordig een
voudig niet kan boeren zonder aan den
bodem de drie stoffenkali, phosphor-
zuur en stikstof, die men er aan ont
neemt, ook terug te geven.
Vaa „DE ECHO VAN HET ZUIDEN."
OF
JêfföeuUouw aau r)en JGuwefuUCauD
144)
De portier die de poort verlaten had om
in de keuken ook wat te gaan praten en met
de meiden een glaasje te drinken, zag de
barakspelers dus niet binnen komen.
Belphégor, ziende dat de weg vry was,
ging verder door tot aan de pui.
Daar schoen bij een oogenbhk te aarzelen
Hij zag achter de ruiten twee Zwitsers
staan, gansch in 't rood gekleed, met gouden
lint geborduurd, eene prnik op het hooid,
eenen hoed met pluimen en korte broek,
die met den hellebaard in de hand, op wacht
stonden.
Hum zegde hij tot den kleinen Jacques,
ik durf die kerels niet aanspreken. Zij zullen
mij ontvangen gelfjk eenen hond in een
kegelspol. Nochtans... Gij hebt honger, niet
waar, kleine?...
Ja, vader, zuchtte het kind.
Komaan 1 zij kunnen ons toch niet
opetenIk ga hnn eenvoudig vragen mij de
.konken aau te wijzen. Iedereen schijnt dezen
avoud opgewekt en vroolijk te wezen, zoowel
de knecuton als de meesters. De vreugde.
ide vroolijkheid dat doet soms iemand liefdadig
.zijn. Komaan
Het griefde hem nochtanB te moeten bedelen,
«naar bij klom moedig den pnitrap op en drong
biunen.
Wij zijn zoo vermoeid en hebben sedert
j ^zen morgen niets meer gegeten... zoo begon
u':: de Zwitsers aan te Bpreken.
'aar hij had den tyd niet nog één woord
te zeg
Op het gezicht van dit zonderling koppel,
armoedig gekleed, met versleten schoenen en
bleek uitgemergeld aangezicht, sprongen de
twee Zwitsers van verwondering op, mis-
Bchien ook wel van schrik en kruisten de
hellebaarden om hnn den weg te versperren.
Haltriep de eene.
Weihoe 1 gy durft hier komen bedelen!
riep de andere.
Verschooning, wilde Paljas zeggen, ik
heb niemand gezien tot wien ik mij had kannen
wenden, en
Vertrek
De donr uit 1
Haddet gij ten minste de goedheid...
drong de goochelaar verder aan.
Wij ontvangen hier geen landloopers
Zijt ge van zin te vertrekken
De deur uit, ellendige paljas
Straatlooper 1
Galgenaas
En de twee wachten hitsten malkander
tegen den armen goochelaar op en wilden
hem met den stok van hnn wapen buiten
duweD,
Maar vóór het geweld hief Belphégor het
hoofd op.
Hij liet zyne nederige honding varen en
met tieren blik en bevende lippen vooruit
tredend, snauwde hij de knechten met luide
stem toe
Zachtjes aan, mijne heeren vuisten af I
De eerste die de pooten uitsteekt of een haar
van het hoofd mijns zoons durft krenken, die
zal ik als een worm onder mijnen voet ver
pletteren Ab 1 indien uwe meesters hier
waren, dan zoudt gij de arme lieden misschien
zóó onmeedoogend niet durven behandelen
Gij weet niet wie ik ben en past op dat ik
het n niet z«ggen moet
H»-t gerucht dezer hevige onderhandeling
bad verscheidene uitgenoodigden uitgelokt
waaronder zich Beanmesnil bevond.
De laatBte woorden van den goochelaar,
zijne flinke houding onder zijne slechte kleeding
en de gebiedende toon waarop hij de dienaars
toesprak, troften den jongen markies.
Hij verwonderde zich niet licht, zelfs niet
over de meest buitengewone gebeurtenissen,
en dadelijk dacht hij dat de gewaande bedelaar
SPRANG.
Openbare vergadering van den gemeente
raad op Woensdag 21 December des avouds
ten 7 uur.
Voorzitter de Edelachtbare heer Meijer.
Ongeveer 7.15 uur opent de Voorzitter
de vergaderingaanwezig alle leden.
De notulen der vorige vergadering worden
na voorlezing onveranderd goedgekeurd en
vastgesteld.
Aan de orde
1. Ingekomen Stukken,
a. Procesverbaal van kasopneming.
Voorzitter. Heden is door B. en W. bij
den gemeente-outvanger Procesverbaal van
kasopneming gedaan. Uit het onderzoek is
gebleken dat de boeken ordelijk en regel
matig wareu bijgehouden en dat het dien
overeenkomstig bedrag f 1406,-35, in kas
eeo uitgenoodigde was dien eene goede poets
wilde spelen.
Deze meening deelde hij mede aan de
andere gemaskerden die rond hem stonden en
werd geestdriftig toegejuicht zij namen de
verdediging van den onbekende op en lachten
luidkeels mst zijDe eigenaardige uitvindingen
bet onthutBte gelaat der twee Zwitsers, die nu
zeiven overtuigd waren dat zij een misgreep
hadden begaan en verontschuldiging vroegen
Zoo kwamen de twee kunstenmakers, vader
en zoon, in de danszaal zonder te weten hoe
en zonder den tijd te hebben jnist te begrijpen
wat er gebeurde.
Zij waren het voorwerp der algemeene
nieuwsgierigheid en de schaamte en de aan
doening deden hun het bloed naar het hoofd
stroomen.
De dans werd onderbroken en de meesters
des huizes en al de uitgenoodigden schaarden
zich rond hen.
Ik ken hen niet, zei Flora. En gy,
Hercnles
Ik ook niet.
Ik ook niet, klonk het uit ieders mond.
Dat is waarschijnlijk de klncht welke
men ons had aangekondigd, opperde Dnperron.
Opgepast want mij dunkt dat daar Btreken van
Beanmesnil onder zitten.
Belphégor kwam weldra tot bezinniDg.
Verschooning, heeren en dames, zegde
hij, ik zie dat ik hier zeer ontijdig gekomen
ben... Het is hier volop feest...
Perfekt I perfekt riep Beanmesnil. Hij
houdt zyne rol goed vol want ik durf wedden
dat daar eene klncht achter zit 1
Gy hebt geen recht tot wedden, riep
Dnperron.
Waarom niet
Omdat ik veronderstel dat gij een handje
in de klncht hebt.
Gy zyt mis, ik verzeker u dat ik er
gansch vreemd aan ben
In alle geval, dat is eene zeer onaange
name klucht, verklaarde Hercules, die wilde
bewijzen dat hij de meecter des huizeB was.
Wat zijn zij morsig en verscheurd Foeihet
vnile koppel 1
Maar geenszins 1 protesteerde I' lora zie
eens wat een lieve knaap
Het gelaat van Belphégor helderde op, bij
bet hooren van die woorden.
Gy lacht 1 zegde hij des te beter 1... Ik
slenterde langs deze straat... en heb mij zeiven
veroorloofd hier binnen te komen... Maar ver
mits gij lacht is alles wel..' Gij zult ons dus
niet wegjagen
Hij houdt de klncht goed vol. hei nam
Beanmesnil. Hij speelt wonderwel
Maar de dnivels 1 waar hebt gij dat coatnnm
gevonden, mijnheer Paljas? vroeg Hercules;
het is zco slordig...
't Is waar, edele Heer, antwoordde
Belphégor. Ik heb het ook reeds zoo lang
aan het lijf!,.. De sleet, het stof. de zon, de
regen maar voor den kleinen Jacques zorg
ik béter, dien houd ik altijd zoo netjes moge
lijk. Komaan, Jacquinet, groet die heerenen
dames,
De knaap, die aan het volk gewoon en op
straat voor de menigte niet bedeesd was, stond
nn voor die rijk gekleede heeren en prachtig
gekostumeerde dames gansch onthutst.
Hij durfde de oogen niet opslaan, omdat
iedereen hem zoo nieuwgierig aanschouwde.
Die kleine speelt zoo goed, bemerkte
Dnperron.
By is zeer bevallig, zei Flora kom my
omhelzen, kleine.
Qh lieve, riep Hercnles, hy is nauwe
lijks gewasschenWat zijt gy nu toch
van zin
Waarom niet antwoordde zij, als ik
het wil. j j
Ondanks de opmerking, streek zij de hand
over de blonde haren van den kleinen Jacqnes,
drukte hem eenen zoen op het voorhooid en
vroeg aan den vader
Paljas, van waar komt gij
Vanwaar ik kom?... stamelde de goo
chelaar.
Ja, vertel ons eens uwe reis.
De nieuwsgierigheid der aanwezigen was
hoogst aangeprikkeld.
Na eeu oogen blik aarzeling besloot Belphegor
eindelijk te sprekeD.
De blik in de ruimte gevestigd, sprak by,
gelijk een zinnelooze die hardop droomt, ot
tot zich zelvj spreekt
Oh I ik kom van zoo verre I... loen wy
aanwezig was.
b. SchrijTen Ged. Staten houdende goed-
Angoulème verlieten, na een ongeluk, een
zeer groot ongeluk dat ons overkomen is,
waren wij met drieën de kleine, de Witte
en ik... Men had mij gezegd indien gy wilt
vinden wat gy zoekt, dan moet gij naar
Bordeaux gaan... Wy zyn naar Bordeaux ge
gaan, maar wen had odb bedrogen en daar...
Maar waarom dit alles vertellen Gij zondt
mij niet gelooven en daarenboven dat beeft
geen belang voor n. Overal werd ik achter
volgd en lastig gevallen, men dreigde mij met
de gevangeniB en soms nog met meer... kortom,
dank aan den Witte konden wij ontsnappen...
de Witte, dat was mijn arm paard, myu-
heeren Hij galoppeerde heel den nacht door
de sneeuw maar toen het weer dag geworden
was. zag ik wel dat het beest zijne krachten
overspannen bad. Ik had schoon hem aan te
moedigen en hem 't een en 't ander te zeggen
dat hij wist, want hij was van de familie, hy
kon niet voort, od eenB bleef hij staan en
viel... by was dood 1...
De goochelaar zweeg een oogenbhk om zyne
ontroering te verbergen terwijl een dikke traan
over de wangen van Jacquinet rolde.
Dns, hernam Belphégor, dan hebben wij,
de kleine en ik, den weg voorts te voet af
gelegd... Het is waarlijk een mirakel dat wij
nog leven Eilaas er zyn zooveel buiten
gewone zaken voorgevallen, het is zoo laDg
geleden dat wij onzen bnik niet meer vol heb-
ben gegeten en de kleine is gansch uitgeput.,..
Ziedaar onze geschiedenis, heeren en dames...
Oh vader, ik heb zoo'n honger, klaagde
Jacquinet, op wienB gelaate en hevig lijden te
lezen stond...
Indien dit alles nochtans waarheid was t
zei Flora, dio zich ontroerd gevoelde. Die
man heeft mij bijna doen weenen.
Mij ook, bekende een ander.
Toe dan, riep Beanmesnil. laat u door
eene klucht niet beet nemen. Iedereen zou
met n lachen. Laat mij begaan.
En zich tot Belphégo* wendend
Hoor eens, vriend, wij zijn hier niet om
weeklachten te aanhooren. maar om odb te
vermaken.
(Wordt vervolgd.)