Nummer 23 Zondag 17 Maart 1912 35e Jaargang 0 Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Waalwijksche Stoomdrukkerij AntoonTielen, Eerste Blad. Van Houten s De bes;e vdor den prijs Dit nummer bestaat uit DRIE bladen INDUSTRlEELEN. FEUILLETON. Eenige cijfers. Beleefd verzoek. Wat stoom is voor Ie industrie, is ad- verteeren \>or den handel, n.l. de groote trijfkracht. De Echo van het Zuiden, Waalwijksche en Langstraatsclie Courant, t-Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden fü."5. .Franco per poat door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. UITGAVE: Telefoonnummer 38. Telegram-Adres ECHO. Advertbntiën 1—7 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 8 maal ter plaatsing opgegeven worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. IN ELK OPZICHT kan Rqna Cacao jden toets der vergelijking met andere goedkoope merken doorstaan. Inderdaad is het: 1 Kg. il.50 rSL -0.80 %Kg. 0.42l| Hi.. - 0.18. 1925 De Kamer van Koophandel en Fa brieken te YVialwijk houdt zich onledig1 met hel opm&en van het verslag over 1911. Heeren Indistriëelen worden verzocht hunne opgava voor het verslag zoo spoedig mogeljk aan den Voorzitter in te zenden. De Kamer va Koophandel en Fabrieken voornoetd. Van „DE EOHOVAN HET ZUIDEN." 81) Dat verheugt ny. Slechts ééne vrees bekruipt mijPuulineals ik over onze toekomst denk. En die is? De vrees dat bginald Eversleigh tus- schen u en mij kome. Laat die vrees vam, antwoordde mevrouw Dureki. Gij hebt u zoodel betoond, uw gedrag ten mijnen opzichte is oo edelmoedig geweest, dat ik eene ellendige oest zijn als ik aarzelde voor de pijnlijke taak,nyn hart voor bloot te leggen. Ik heb uwe neef Reginald Ever- leigh bemind dwaa. blindelings bemind; doch er is een einde co alle dwaasheid er moet een dag komen «t de schillen van de oogen vallen, dio hardtkkig het licht hebben nitgesloten. Die dag is ingebroken, en thans is Reginald Eversleigh voor mij niets meer dan een vreemde. Duizendmaal dank.nijne dierbare, voor die verzekering 1 riep Lnglas uiten thans schenk mij uw vertronws. Uwe toekomst zal zoo schoon, zoo gelukkigzijn, dat het verle den u slechts een verwalen droom zal toe- schyneD. XXVII Voorbereidslen. Zwarte Milsom vertoone zich ten tweede male in het dorp Raynham bijna onmiddellijk nadat lady Eversleigh van kt kasteel vertrok ken was. Die hem, den lndlooper, gezien hadden bij de begrafenis v nur Oswald Evers leigh, zouden hem thans moeilijk herkend hebben in den welgekleede; burger met zijn Verschenen is, als bijvoegsel tot de >Nederlandsche Staatscourant*, de Sta tistiek der geboorte en der sterfte naar den leeftijd en de oorzaken van den dood in Nederland over het jaar 1911. Niet ondienstig lijkt het ons enkele cijfers daaruit naar voren te brengen. In 1911 dan was het aantal der levend aangegevenen in het Rijk 166.496, ter wijl dat aantal in 1910 bedroeg 168.894. Een vermindering aldus van 2398. Men zou in stee van vermindering, juist met het oog op de grootere bevolking een vermeerdering hebben verwacht in het aantal der levend aangegevenen. Zoo is het echter niet. In de voorafgaande jaren was reeds de vermindering der geboorten te be merken, en thans heeft deze zich nog weer eens duidelijk doen voelen. We vinden voor de jaren 1911, 1910 enz. tot en met 1900 de volgende aan tallen levend aangegevenen. 1911 166.496 1905 170 767 1910 168.894 1904 172 495 1909 170.766 1903 170.108 1908 171.861 1902 168.728 1907 171.506 1901 168.380 1906 170.952 1900 162 611 Beter nog komt de vermindering uit als we aangeven de verhouding van het cijfer der levend aangegevenen met dat der werkelijke bevolking. Op iedere 1000 dier bevolking was dat cijfer in die jaren (in volgorde als bovenj27.84, 28.65, 29.1, 29.7, 30.0, 30.8, 31 4, 31.6. 31.8, 32.3, 31.6, In groote trekken is het geboortecijfer des Rijks voortdurend dalend sinds de periode 1870'79 toen het 36.24 was per 1000 inwoners van de gemiddelde bevolking. In de voorafgaande jaren terugtredende vinden we dus met verbazende regel matigheid tot 1901 telkens grootere aantallen levend aangegevenen op iedere 1000 der werkelijke bevolking. Van 1901 af neemt dus de frequentie der geboorten, de nataliteit, met een onrustbarende zekerheid at en in de beide laatste jaren is het neerzinken, de treden naar beneden al bijzonder groot. Noodlg is het wel niet om de oorzaak dier vermindering lang te zoeken. Een eerzaam uiterlyk, zooals hij zich nu vertoonde. Terwijl Honoria Eversleigh ouder een val- echen naam in Percy-street, Tottenham zoo leefde, vestigde de man, die zich haren vader noemde, zien in een kleine herberg, aan den oever der rivior, onder de schaduw van het kasteel Raynham. Die herberg had nooit in goeden gear gestaan, en die naam was er niet op verbeterd, toan zij, na den dood des huur ders, in handen van don heer Milsom overging, welke op zekeren Novemberavond te Raynham komende, de bedoelde herberg te huur vond en terstond naar den notaris ging, die er het beheer over had, en zich als huurder aanbood, onder den naam van Thomas Monnders. De notaris keek eerst wantrouwend den heer aan, die zich den dreigenden naam van Zwarten Milsom verworven haddoch toen de huurder aanbood om een jaar huur vooruit te betalen, was de man van de wet vermurwd en nam het geld aan. Thomas Milsom talmde niet zijn nieuw ver blijf te betrekken. Het was de plaats van samenkomst der geringe klasse van landlieden en van de schippers, die hnnne schuiten soms in de schaduw van Raynham Bridge vastlegden, terwijl zij een paar oren in de herberg ver bleven. Wie de houding en manieren van Zwarten Milsom, gedurende zijn verblijf te Raynham, had willen bestndeeren, zon spoedig gezien hebben dat het hem hier geenszins beviel. Hij stond altijd aan de lage deur van zijn hut, de dorpstraat inturende met eene hooding, die verveling en ontevredenheid aanduidde Hy dronk een Btevigen borrel, vloekte niet weinig en leefde zoo los als in znlk een rnstig dorp maar mogelyk was. Zoodra de heer Milsom zich te Raynham gevestigd had, maakte hy er werk van om uit te vorschen hoe de zaken op het kasteel stonden bij lokte een der mindere bedienden in zijne achterkamer en trakteerde hem zoo volop met eene dampende kom sterke pnncb, dat er eeuwige vriendschap tnsschen die twee werd gesloten. Als ge bij my komt, James Harwood, dan kant gy alles krijgen, zeide bij. Gij lijkt sprekend op mijn lievelingsbroeder, dien ik jong aan de mazelen heb verloren, en om die economische crisis beleven we niet> maar een moreele. Onnoodig ook te zeggen, waarom het ons verheugt, dat in de rij der provin ciën Brabant en Limburg een mooi geboortecijfer blijven handhaven. Het laagst staat Noord-Holland met het geboortecijfer 23.80, het hoogst Brabant, Drenthe en Limburg met ach tereenvolgens 31.80, 32 17 en 33.05. In de beide genoemde zuidelijke pro- viën is er op het stuk van afnemen der nataliteit geen reden tot zulk een onge rustheid als ten aanzien van het Rijk, al moet voor de zoo gevaarlijke zonde, die elders verwoestingen aanricht, na tuurlijk ook daar met angstvalligheid worden gewaakt. Van het geboortecijfer voor beide provinciën stelden we het volgende staatje samen Brabant. Limburg. Periode 1840 -'49 28 98 30.06 1850-'59 27.76 29.62 1860-^'69 30.44 31.26 1870—'79 33.24 32.53 1880—89 32.55 31.12 1890—'99 32.48 31.57 1900—09 34.13 33-53 jaar 1910 33.07 33 54 1911 31 80 33.06 Dit wettigt naar onze meening het oordeel, dat de nataliteit in de beide Katholieke provinciën goed mag heeten. Jammer maar, zeer jammer, dat niet tegenstaande de goede geboortecijfers de bevolkingstoename daarmee niet in overeenstemming is. Op 1000 inwoners was deze voor het Rijk 13.33. Voor Limburg ging zij bo ven het gemiddelde en bedroeg zij 14 70. Doch Drenthe met eene geboortecijfer, dat iets lager is, heeft voor toename 16.07 en Zuid Holland, dat een ge boortecijfer vertoont, hetwelk aanmer kelijk veel lager is, wint het intoename belangrijk, met het cijfer 15.66. Voor Brabant is het cijfer der toe name treurig. Brabant met zijn hoog ge boortecijfer zou geheel onderaan staan met zijn toenamecijfer van 11.89, indien daar nog niet was Noord-Holland met het cijfer 11.11, Doch daarbij wete men, dat Noord-Hollands geboortecijfer, het laagste, 23.80 is 1 Van de groote sterfte, welke dit on- gelykenis heb ik het op u gehad. Kom zoo dikwijls als gy verkiest en wanneer gij wilt, en vraag wat ge verlangttnsschen u en mij komt er niets van rekening in. Ik ben een heftige vijand, maar tevens een trouwe vriend. Als ik eenmaal van iemand bond, dan zou ik het hem door alles willen bewijzen maar als ik hem haat, dan Hier smoorde de preek van Milsom in een dreigend gebrom; en James Harwood, die een wat vreesachtig jong man was, kreeg oen ge voel alsof hem koud water lanpa den rug liep. Doch de punch was te kostelyk en hij zag geene reden om het aanbod van vriendschap af te slaan. Hij wipte dikwijls in, daar hy's avonds tyd in overvloed bad om zich te vermaken, en Thomas Milsom zag zich waarschijnlijk door hem in staat gesteld, zich gemeenzaam te m&ken met elke bijzonderheid van hetgeen op het kasteel voorviel. Geen nienws van uwe lady, mijnheer Harwood? vroeg Milsom op zekeren Zoudag- avond in Januari. Zij zal immers nog niet thuis komen Neen, mijnheer Mounders, antwoordde de knechtzoo ver ik weet, niet en wat het nieuws betreft, net zooveel alsof zij en jnfvrouw Paylaud samen waren vertrokken naar het wildste gedeelte van Afrika, waar, als men zich soms eenzaam gevoelt, de kens van gezelschap zich bepaald by tijgers en ra telslangen. Afrika er nu eens buiten gelaten ,wat hadt ge over uwe lady te zeggen? Wel, zeide de knecht met gekreukte waardigheid, ik zou u gezegd hebben, als ge my daarin niet verhinderd hadt door my zoo bot in de rede te vallen, dat, al hebben wij zoo direct geene tyding van mevrouw gehad, wy er toch zoo zijdelings wel wat nieuws over gehoord hebben dat t>oh wel verbazend is, om het zoo eens uit te drukken. Wat is het? Wel, ge moet dan weten mynheer Monn ders begon James Harwood met groote plech tigheid, men gaf voor dat lady Eversleigh buiten t land waB gegaan, ergens in Europa, waar dat land dan ook mag liggen maar het moet er heel aardig zijn als men er heengaat gunstig cijfer, voor Limburg maar vooral voor Brabant, op haar geweten heeft, komt ongeveer de helft voor bij kinderen beneden het jaar. Ziedaar dac weer het groote vraagstuk I voor het Zuiden. Vooreerst steken beide provincies op ongunstige wijze in de kindersterfte boven de andere uit Op de 1000 levend aangegeven stierven tfr in het Rijk in 1910 108,05 en in 1911 ongetwijfeld tengevolge van de groote ep langdurige hitte dezen zomer, veel meer, n.l. 137.42. I Limburg evenwel komt met het cijfer 205.58 Brabant met nóg treuriger getal 225.69. Men zie hier nog eens naast de cijfers voor Friesland en voor Noord-Holland, waar het respectievelijk was75.8 en 102.48. Ook dan, wanneer men deze ge- t illen corrigeert door te bedenken, dat de kleinere gezinnen in die provincies dik wijls een betere materieele verzorging meebrengen, dan nog is het verschil ontzaglijk. Nog zuiverder vergelijking is mogelijk geworden door de laatste volkstelling. Daardoor werd het aantal kinderen be neden 1 jaar op het tijdstip 31 December 1909 vastgesteld. Nu stierven er in de beide jaren 1909 en 1910 samen op iedere 1000 dier kinderen in het Rijk 109 99, in Friesland 69 83(1), in Limburg 172.50, in Brabant 163.72. Mag men nu misschien, al is het sterfte cijfer der kinderen ten opzichte der andere provincies voor ons Katholieke Zuiden bedroevend, een troostvolle ver betering bespeuren Men oordeele. Hier volgt voor de ver schillende jaren voor leder der belde pro vinciën zoowel het absoluut cijfer der overledenen van minder dan een jaar als ook het aantal op iedere 100 levend geborenen. Brabant. Limburg. Aantal pCt. Aantal pCt. 1901 3813 19.52 1610 16.28 1902 3346 16.97 1651 16 64 1903 3632 18.22 1802 18.02 1904 3905 19.01 1755 17.16 1905 2646 17.94 1862 18.12 1906 3535 17.50 1817 1737 1907 3253 16.03 1687 16.09 1908 4016 19.54 1909 2947 14.07 1910 3213 15.47 1951 17 67 1627 14 53 1922 17.05 ea ze hebben ook gezegd dat jufvrouw Payland met baar mee was. En wat zon dat? Ik zou inderdaad graag zien dat gy die gewoonte afleerde, om de menschen zoo in de rede to vallen, mijnheer Mounders, ver maande de knecht. Ik wilde n joist mee- deelen dat onze hoofdatalmeester dezen Kerstmis met verlof was en waar gaat hy anders heen dan naar Londen ona zijne vrienden te zien, die daar wonen en in Londen, waar zal by anders loopen dan in het Drurylane 'lbéatre, en wie ziet hy daar anders dan mejufvrouw Payland, de kamenier van lady Eversleigh, levensgroot, hangenden aan den arm van een eerzaam, bejaard heer, die haren vader had kunnen zyn Onze stalmeester was niet dicht genoeg bij haar om haar te spreken en hoewel hy trachtte om haren blik op te vangen, lukte dit niet; maar hy zou er eenen duren eed op willeD doen dat de joDge vrouw, die bij zag, niémand andere was dan Jane Payland. de kamenier van lady Eversleigh. En dat is nu toch al heel raarwat denkt gy er van, mijnheer Mounders? Ja, dat vind ik ook, beaamde de kaste lein maar ik vind dat uwe meesteres, lady Eversleigh, over het geheel een wonderlijk soort van persoon is. Het is tooh vreemd voor eene moeder, om in den vreemde te gaan rond zwerven want dat doet zij en haar eenig kind achter te laten. Ja, en nog wel een kind, waarvan zij zooveel hield, dat is nog wel het vreemdste van de ganscbe historie, zeide de knecht. Ik zeg n dat, als gij die moeder en dat kind samen hadt gezien, dan hadt gij gemeend dat geene aardsche macht hen had kunnen scheiden, en toch vlied myne lady op eens weg en laat miss Gertrude achter. Maar al was miss Ger trude een koninklyke prinses, dan kon er niet beter de wacht over gehouden of meer zorg voor haar gedragen worden. Als gij mevrouw Morden met dat kind zaagt, dan zondt gij denken dat zy de kroonjuweelen van Engeland bewaarde en dat iedereen er op loerde om ze te stelen. Zwarte Milsom glimlachte, toen hij den knecht alduB hoorde spreken. Het was een valBche glimlach doch James Harwood was Het schrikkelijk hooge aantal van 1911 staat dus wel alleen en doet duidelijk uitkomen, dat de buitengewoon hooge en langdurige warmte in den afgeloopen zomer moordend is geweest. Maar tot een stellige verbetering laat het lijstje zeker niet besluiten. Noodig is dus wel, dat er verbetering intrede. Welk een loonende arbeid ligt hier te doen 1 Van de 4544 binnen Brabant en van de 2343 binnen Limburg beneden één jaar overleden kinderen zijn er achtereen volgens 2296 en 1098 aan de wegmaai ende ziekten gastroenteritis en dlarrhee a heengegaan. Ziekten, waartegen uitste kende verzorging zooveel vermag. Op dit punt zal de vijand, de kinder sterfte, voornamelijk moeten worden aangetast. Nog steeds ligt het aandeel van ver schillende oorzaken in het duister. Bekend is het, dat klimaats- en streek- eigenaardigheden invloed hebbendat schuldige verwaarloozing en ruwheid meewerkendat onkunde en domheid schuld dragendat vermindering der borstvoeding in rekening komten dat ook het aanwezig zijn van geneeskun dige hulp een factor van belang is. Hier zal het de eene, ginds de an dere oorzaak zijn, welke het meest in aanmerking komt, maar haar onderlinge verhouding zal men moeilijk vaststellen. Op bestrijding van al deze oorzaken moet men het oog vestigen, en vooral van de gezondheidscommissiën in het Zuiden wordt nu verwacht, dat zij op de meest ijverige en energieke wijze zullen onderzoeken en ...werken. En ieder, die in het Zuiden Invloed bezit, heeft ten deze een taak. Msb. Nogmaals verzoeken wij 't publiek beleefd doch diingend boodschappen, betalingen en bestellingen van druk werken enz., berichten, advertenties en abonnementen voor „De Echo het Zuiden" te doen bezorgen ten Kantore geen opmerker on zag met welgevallen naar zijn laatste slokje pancb, bij zich zeiven over leggende, in hoeverre de heer Milsom in staat zou zijn, hem nog wat van dat kostelijk vocht aan te biedeo. En zeg nu eens, wat is die kapitein Cap- plestone yoor een snuiter? Een ongemakkelijke kerel, antwoordde James Harwood, dat is hy. Als hij 't pootje niet zoo vreeselijk had, dan zou hij dadelijk bereid zyn zich met den eersten vechtersbaas van gan8ch Engeland te meten. Er is niets waartegen de kapitein in dit geval zon opzien maar al zit er nog zoo'n hart in iemand, dan helpt bet hem niets, als de rheamatiek hem met de beenen heeft, zooals dat zeer dikwijls met den kapitein gebeurt. En wie zorgt dan voor het kiod? Wel, de kapitein. Hy heeft iets van een waakhond en zyn hok is aaD de deur van de joDge jufvronw. Dat zegt hij zelf op zyne eigenaardige wijze. De jonge jufvrouw Gertrude bewoont met bare gonvernante drie fraaie kamers in den znider vleugel de kamers van en de hoofdtoegang daarheen is een lange gang. Wat deed nu kapitein toen me vrouw vertrok Hij bestelde "een groote Ijzeren deur uit Londen en by sloot de gang met de ijzeren deur af, met slot, grendel en ijzeren stang, zoodat de knapste dief er niet in zon komen. Maar hoe komt men dan in de kamer van het kind? vroeg Thomas Milsnm. Wel door een kleine slaapkamer, die eerst voor de kamenier van lady Eversleigh bestemd was, en vervolgens door een kleed kamertje, waar die arme sir Oswald zijne laarzen, hoeden en zoo al wat bewaarde. D^-za kamers komen op den tweeden trap uit, en wat doet de kapitein anders dan die twee vertrekken te laten inrichten voor zich en voor zijn knecht Salomo Grnndy, met een dun beschot tnsschen beide, waarin hij kleine glaas jes heeft laten maken, zoodat hij daardoor de andere kamers kan bekyken; op die wijze kan hij nacht en dag eiken voetstap in de kamers van de jonge juffrouw Gertrude hooreD. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1912 | | pagina 1