Ni>mmer 23 Zondag 17 Maart 1912. 35 Jaargang. Tweede Blad. Reclame. Gemengd Nieuws. BINNENLAND. Ingezonden Stukken. Het nieuive pantserschip. De suppletoire Marinebe begrooting-, waarbij een nieuw pantserschip voor Indië wordt aangevraagd, is in de af- deelingen der Tweede Kamer in onder zoek geweest. Waren verschillende leden geneigd, de vraag, of een torpedovloot dan wel een artillerievloot het meest gewenscht is, in laatstbedoelden geest te beantwoorden op de andere vraag, of bij keuze van een artillerievloot het voorstel van den Minis ter aanbeveling verdient, meeoden ver- scheidenen hunner een ontkennend ant woord te moeten geven. Wat de eerste vraag torpedo- of artillerievloot aangaat, werd door eenige leden andermaal het standpunt verdedigd der Staatscommissie (ten guns te van een torpedovloot). En ten voor- deele van een dergelijke vloot werd daarbij in het bijzonder de aandacht ge vestigd op het gemis van voldoende steunpunten in onzen archipel voorgroote schepen. Ook de hoofdbewapening is op de door andere landen in de laatste jaren ge bouwde groote schepen zwaarder. Eenige leden verklaarden zich bereid hun stem aan 'sMinisters voorsteltegeven, omdat naar hun oordeel 's Rijks financien den bouw van grootere schepen niet toe laten. Ook bij hen woog echter het nadeel van een geringe snelheid zeer zwaar, zoodat zij, al was het slechts ter verkrij ging van meer snelheid, eigenlijk grootere schepen zouden verkiezen. Eu sommige leden drongen in dit verband andermaal aan op een vijftal schepen van 14 000 ton a 15.000 ton. Zij meenden dat de bezwaren daartegen niet onoverkomelijk zijn. De haven van Soerabaja was, zij het met eenige kosten, wel voor dokken en repareeren geschikt te maken. In de grootere kosten van aanschaffing en ex ploitatie zou Indië in grootere mate moe ten bijdragen. Hiermede stemden vele leden in. Het is redelijk, dat Indië, dat welvarend is, op ruime schaal aan de bekostiging zijner verdediging deelneemt. Misschien zou daar tegenover op de legerultgaven in Indië kunnen worden bezuinigd. Ge noemd werd een bedrag van lOmillioen dat daarop zou zijn te besparen. Kolennood en Limburgsche kolen Hoe staat Nederland ten aanzien van de kolenverziening Op deze vraag geeft de Nieuwe C t. volgende antwoord Ons land gebruikt circa 9 millioen ton kolen 's jaars en is daarbij nagenoeg geheel aangewezen op het buitenland. Immers wanneer de gansche Limburg sche productie binnen onze grenzen werd gebruikt, dan zou thans pas kunnen worden beschikt, bij groote krachtsin spanning der in werking zijnde mijnen, over 1.5 millioen ton per jaar. Dus nog een uit 't buitenland aan te vullen tekort van 7.5 millioen ton. Van die Limburgsche kolen werd tot nu toe echter slechts een bescheiden deel in ons land verstookt. Van de Staats mijnen b.v. welker productie ten vorigen jare pl.m. 240.000 ton bedroeg, betrok ons land ruim 100.000 ton. Ook van de particuliere mijnen gaat verreweg het grootste deel naar het buitenland. De afzet der mijnen is natuurlijk bij contract geregeld, gemeenlijk geldend voor een jaar (AprilApril). Het best zijn er in ons land dus aan toe, zij, die hun kolen uit Limburg be trekken. Zij behoeven de naaste toekomst niet zorgelijk in te gaan zoolang hun contract loopt, ontvangen zij hun stook materiaal tegen de eenmaal vastgestelde prijzen. Geluk bij een ongeluk dit feit kan moeilijk anders dan in de ko mende jaren onze nationale kolenvoort- brenging ten goede komen. Tal van on dernemingen en industrieën toch, die zeer wel geheel of gedeeltelijk de kolen- soorten zouden kunnen gebruiken welke Limburg voortbrengt, bleven tot nu toe voorkeur schenkeD de een om deze de ander om die reden aan buiten- landsche product Breekt straks de dag aan, dat hun huidige leveranciers, door overmacht gedwongen, de levering moe ten staken, dan zullen ze zich misschien deels kunnen behelpen met het product der Limburgsche mijnen, zij het dan tegen de thans met den dag wisselende, hoog opgevoerde prijzen. Rijksmiddelen. Ofschoon in de maanden Januari en Februari de accijnzen en successierech ten minder opbrachten dan deze maanden van 1911, hebben de overige middelen zoo rijkelijk gevloeid, dat er nu reeds een voorspsong is van ruim 11/4. Tot bijzondere opmerkingen geeft de staat der ontvangsten geen aanleiding; of het moest deze zijn, dat de opbrengst van den accijns op gedistilleert ruim 2Va ton hooger is dan in 1911, waar door de raming over twee gemiddelde maanden bijna bereikt is, hetgeen in langen tijd niet voorkwam. (buiten verantwoordelijkheid der Redactie). Geachte Redactie Ziehier mijn slotwoord in zake Uw Heusdenschen correspondent Ik geef hem gaarne het laatste woord, waarop ik, alleen door den nood gedwongen, zal antwoorden. Ik zal vermijden, wat hem kan prik kelen, zoodat zelfs Jan »Pax" (dat klinkt nog al) die van onooodige ruzie niet gediend is, niet uit zijn slof hoeft te schieten. Ter zake. Na het lange betoog (was dat noodig over >Snertzaken» gelezen en herlezen te hebben, kan ik volmondig verklaren, dat ter wille van mij de ge achte correspondent volstrekt geet spijt hoeft te gevoelen, omdat hij de waarheid, al is die hard, heeft gegeven. Dat ik die uitgelokt heb (anders dan mijn bedoeling was, gelijk blijken zal) heeft met mijn ambt als vredestichter niets te maken. Een vrede, die gekocht wordt ten koste van de waarheid, is snert, als snert (zou v. Leden zeggen) niet zoo'n kostelijk volksvoedsel w>s. In dien zin wensch ik dus geen vrede stichter te zijn als het gaat om de waar heid, dan staat er nog dat woord van den Vredekoning >Ik ben niet gekomen om den vrede, maar om het zwaard te brengen." De correspondent kan ge rust zijnhij heeft mij door menige begrepen opmerking een dienst gedaan. Dat is nu geen flauwe aardigheid, maar werkelijk gemeend. Daar mijne Heus- densche herinneringen niet verder terug gaan dan tot 1 October 1910 (en zelfs nog niet zóó ver) begrijpt de correspon dent, dat veel van zijn verweer mij om die reden al niet raakt, ofschoon het voor mij leerzaam was daarvan kennis te nemen. Ik laat nu even het heele eerste stuk (van Donderdag 7 Maart) liggen en kom aan het tweede, na eerst de veronder stelling, als zou de R. K. debatingclub »de bron en de oorsprong van alle narigheid* zijn, als absoluut onwaar (wat mijn schrijven betreft) te hebben afge wezen. Een angel in 't vleesch schijnt te blij ven, dat ik de afwezigheid van den Heusdenschen correspondent heb ver klaard uit den aard der zaak, omdat hij zich in onze aangelegenheden niet thuis gevoelt Het was toch zoo duidelijk en zoo precies, dat het niet duidelijker en niet precieser kon. Ik wil dien angel er even uithalen de geachte correspondent gelieve 'n oogenblikje te luisteren. Hij heeft mij altijd als vriend beschouwd. Nu is het de volle waarheid, dat ik tot den avond van Woeosdag 6 Maart (zijn eerste stuk van verweer) geen flauw idéé ervan had, dat de Heusdensche corespondent mij onder zijn vrienden» rekende. Wacht even, hier hebt U de verklaring. Ik had een vriend (wellicht heb ik hem nog) die sterk >verdacht» en meer malen genoemd werd als de correspon dent van >De Echo*- Zekerheid daar omtrent gaf mij niemand. Ik besloot dus mijn vriend-zelf daarnaar te vragen. Dat deed ik in een onzer talrijke gesprekken- Mijn vriend antwoordde ontkennend en wees mij zelfs (niet rechtstreeks doch zijdelings) in een andere richting op iemand, die (naar mijn bescheiden oor deel) uit den aard der zaak afwezig blijft, als er bij ons iets te doen is, omdat hij zich daar niet thuis gevoelt. Ik heb niet de eer hem persoonlijk te kennen. Hoe het mogelijk is, dat mijn vriend zoo iets heeft kunnen vergeten, terwijl zijn me morie zoo gelukkig is omtrent gesprek ken van anderen, is mij een raadsel. Ik heb het nooit vergeten en werd mijn vriend weer genoemd als de correspon dent, dan sprak ik dat tegen ('t is meer malen gebeurd) of ik dacht althans Mis hoorhij zendt wel 's 'n berichtje toe, doch als correspondent treedt een ander op Zijn ze niet duidelijk mijn woorden uit den aard der zaak, enz. En vindt U hierin, mijn vriend, niet de reden, waarom ik niet mondeling, door bespre king, tot een oplossing trachtte te komen, zooals mijn vriend me tot tweemaal toe (zacht en scherp) raadde? (Ik, die >wat letters geknauwd heb* mag toch wel veronderstellen, dat ook in 't kleine lieve stukje mijn vriend schuilt? Al draagt het een beetje venijn in den staart in cauda venenum). Goedik voeg daar nog bijboven bedoelde verklaring gaf mijn vriend eenigen tijd na de aangehaalde verga dering der debatingclub op 't eind van April. Daar hoor ik over die »Smalende« recensie (niet in de Echo) spreken. Nie mand kon mij de krant laten lezen. Niemand ook noemde in mijn bijzijn den naam van mijn vriend als schrijver wel werd gevraagd, gepolstzij wisten 't wel, maar zeiden 't niet. 'n Vage aan duiding was alles. Wat ik daarop ant woordde kwam hierop neerAls men niet precies wist wat er geschreven stond, en tevens de bed®eling van den schrijver niet kende, kon men moeilijk iets daar tegen in schrijven- Als het was, gelijk zij zeiden, leek het mij allesbehalve mooi. Het woord »pamflet« is dcor mij niet uitgesproken. Wat een of twee of drie bestuursleden ten opzichte hiervan aan mijn vriend gezegd hebben, moeten zij zeiven ver antwoorden. Ik vind de handelwijze der heeren erg dun en wel hierom in plaats van met praatjes hadden zij door een daad dat >Smalende* in 't bericht moe ten zien te verbeteren, als het er wer kelijk op in had. Dat de ontslagname van mijn vriend in Nov. 1911 in 't bestuur is medege deeld bleet mij onbekend. Evenzoo, dat hij den 18en Februari reeds voor den derden keer dringend verzocht had. ge- roijeerd te worden Ik hoor dat nu voor 't eerst, er bestaat dus hoegenaamd geen verband tusschen dit alles en mijn schrij ven, te meer omdat mijn schrijven zich niet richtte tot mijn vriend, doch tot iemand, die uit den aard van de zaak altijd afwezig is. Ik vraag mij wel afWie reimt sich das zusammen Gaarne contributie vol doen, groot nut erkennen der debating club en toch na 'n maand of negen roijement vragen als eerelid. Maar komaan, daar heb ik niets mee te maken- Met dat alles'vervalt dus het protest van mijn vriend lo tegen het verstop pertje spelen 2o tegen de uitdrukking het geheim van den correspondent3o tegen het>uit den aard der zaak woont hij die gebeurtenissen niet bij*. Zooals hij ziet, geen insinuatie tegen mijn vriend, maar eenvoudig de voor de hand lig gende verklaring ten opzichte van iemand, dien ik op aanwijzing van mijn vriend, aanzag als correspondent. 'n Kort woord omtrent het eerste stuk van verweer. Mijn vriend woont alleen de zomer- uitvoeringen bij der Fanfare. Dat zijn er twee. Ik nu maakte in Hcusden één zomer en twee winters mee, en kan dus acht winteruitvoeringen, plus een extra voorstelling der gasten uit Drunen, stel len tegenover twee zomerconcerten Samen negen, die hij niet tegen twee, die hij wel met zijn bezoek vereerde. Daarenboven gaat mijn vriend volko men akkoord met het woord onbenul ligheid van zijn berichtjes, hij erkent de recencie's als snertrecensie's (behalve omtrent de zomerconcerten)hij heeft z'n inlichtingen van een bevoegd per soon, kan dus geen eigen oordeel geven, moet dus niet alleen op de bevoegdheid, maar ook op de onpartijdigheid van een ander afgaan, enz. eDZ al te maal rede nen, die mij, naar mijn meening, recht geven om ook tegenover mijn vriend het woord: vreeynde journalistiek te hand haven en tegenover hem, aan wiens adres het stuk eigenlijk gericht was, tegenover den vermeenden correspon dent, te spreken van lukraak verslag uitbrengen. PI Ik heb wel geen 25 persjaren*, maar die zijn voor dat oordeel niet noodig. Eén oogenblik sta ik stil bij >Peer van Zundert*. De tooneelavond van Peer van Zundert was de eerste, dien ik hier bijwoonde. En als ik toen reeds »een scherpe pen* had gehad, geloof me vriend, ik zou ze gehanteerd hebben en waarachtig niet alleen, omdat het stuk zóólang getraineerd werd, dat het grootste deel van 't publiek bij 't einde reeds 'n paar uur onder de wol had moeten zijn. Neen, U hadt dat gerust wat scherper kunnen zeggenik heb U in deze zaak volkomen begrepen. Maar met het oog op hetgeen een tooneel avond voor klein en grootvoor een katholiek gezelschap van gehuwde en ongehuwde dames en heeren NIET moet zijn, is ook een gegronde kritiek van een bevoegd correspondent, die zelf hoort en ziet, zeer nuttig. Waarom omdat met die opmerkingen rekening wordt gehouden van andere opmerkingen wordt maar al te luchthartig gezegd >och kom men moet zoo nauw niet kijken 1* Waardeering, waar die kan gegeven worden, op verbetering wijzen, waar die gewenscht is, ziedaar toch wel een minimumeisch, dien ik stellen mag voor de berichten omtrent uitvoeringen onzer gezelschappen. U meent dat ik mij niet houd aan »laver son linge sale en fa milie» Jawel, maar gesteld, dat de >linge< eenmaal »sale« is, heb ik liever, dat ze p'ubliek, op straat, gewasschen wordt, dan dat ze ongewasschen blijft. ga uwe stem uitbrengen niet als een slaaf, maar als vrije kiezer. Dankend voor de verleende plaats ruimte. EEN KIEZER. Ziedaar, 't Is wel. Ik zou haast kunnen spreken van »afschuwelijk misverstand*... indien met de gevoerde polemiek niet werkelijk iets goeds was verricht. Ik hoop van harte, dat onze gezel schappen, die uit dilettanten bestaan en met eigenaardige moeilijkheden te kam pen hebben in hun streven naar de vol maaktheid, er hun voordeel mee zullen doen. 'n Verdere verklaring omtrent mijne qualificatle der correspondenties, voor zoover die boven niet gevonden wordt is overbodig door deze waarheid Waar twee personen (mijn vriend, ofwel de an der, die uit den aard der zaak afwezig is) hetzelfde doenis het toch niet hetzelfde. Van mijn standpunt uit (zie boven) mocht ik spreken vannietszeggend, afwezigheid, stekelige opmerkingen (b. v. omtrent de debatingclubgeen debat, debat niet noodig), hatelijkheid (b. v- na genoegzame loftuiting omtrent Dranen's Sint Herman Josepheenvou dig dorpmateriaal). Dat geschreven te zien door iemand, die uit den aard der zaak bij ons afwezig is, zou ook mij aan de kook brengen Daarvoor wil ik mij wachten. Vandaar mijn schrijven. Ik erken dus, na inlichting Van mijn vriend, de goede bedoeling van Óen cor respondent, die mij altijd als vriend heeft beschouwd. Ik eindig met den wensch, dat onze Roomsch-Katholleke corporaties zullen houden, wat zij goed hebben, zullen aanvullen en verbeteren, wat zij te kort komen en krachtig zullen meewerken tot het goed begrepen Roomsche leven onzer Katholieke Heusdenaren. Daartoe hebben zij den steun van alle weldenkende Katholieken noodig. Geachte Redactie, U vindt in 't bo venstaande een antwoord op Uwe aan merkingen aan mijn adres, en ik zeg U dank voor Uw geduld en voor de plaats ruimte mij afgestaan. Hoogachtend, H. VAN DER MEIJDEN. Kapelaan Heusden u Maart 1912. Mijnheer de Redacteur Vergun mij s.v.p. eenige plaatsruimte in uw veelgelezen blad. Aanstaanden Dinsdag zal het herstem ming zijn voor de verkiezing van een lid der provinciale staten in Noord-Brabant. Dat het er spannen zal, ligt nu reeds al voor de hand, immers de verkiezings ijver is zoo groot, dat deze week reeds een verkiezingsagent de ronde gedaan heeft in Waspik en enkele café's bezocht heeft, om den caféhouder te komen ver tellen, dat ze de kiezers maar moesten laten drinken, nu ligt het tevens voor de hand, welke de Candldaat is, die ge stemd moet worden, rekening houdende met den verkiezingsagent zijner woon plaats. Dat ieder zijn kiezersplicht gaat ver vullen wie zal dat niet aanbevelen, maar dat de kiezer zich uit den hoek laat halen voor een paar borrels of glazen bier is treurig. Daarom kiezers van Waspik waar u a.s. Dinsdag een aanbod zal gedaan worden, van een paar borrels te gaan drinken op den goeden uitslag van den agent zijn Candidaat, wijs dit fier af en Gevaren van aambeien. Mannen en Trouwen, ofschoon dikwijls van nature teergevoelig, veronachtzamen vaak aambeien en laten deze kalm voortwoekeren totdat de prikkeling en pijn bijna ondrage lijk worden en een operatie het eenige red middel blijtt om fistel en verzwering of ver stopping van het afvoerkanaal der inge wanden te voorkomen. Aambeien zijn beslist een ernstige kwaal en veronachtzaming ervan kau noodlottige gevolgen hebben. Vooral inwendige aam- beiou zijn een bron van groot gevaar. Al mogen zij in het begin den patiënt slechts weinig pijn en ongemak veroorzaken, steeds breiden zij zich uit en zullen zij zicb vaak tot uitweudige aambei n ontwikkelen, waar van het pijnlijke karakter maar al te bekend is om eenige beschrijving voor den onge- lukkigen lijder te behoeven. Veronachtzaamde gevallen van gewone jeu kende aambeien leiden dikwijls to«, bloedende aambeien, en het voortdurend bloedverlies werkt sporiig nadeelig op het gestel van den pa'lënt, die kwijnend en zwak wordt en last krijgt van bloedarmoede. Foster's Zalf geeft spoedige en blijvende baat voor aambeien, eczema en alle jeukende huidaandoeningen. Reeds de eerste aanwen ding geeft een ongekend gevoel van ver lichting aan de aangedane deeleu, en één doos Foster's Zalf is gewoonlijk voldoeude om een blijvende genezing te bewerkstelligen, doch zelfs in vergevorderde gevallen kunt gij u blijvend grnezen door een geduldige en goed-doorgevoerde behandeling met deze aalt. Overtuigt u, dat gij de echte Foster's Zalf krijgt. Zij is te Waal wij c veikrijgbsar bij de Wed. OrieDumoulib, Markt. Toezeudiug geschiedt franco na ontvangst van postwissel i f 1.75 voor één, of f10voor «es dooien. Moordenaar gearresteerd. Onze lezers herrinneren zich de moorden te Bruyére- lez-Battice, waar deu 4en dezer zekere Fèlix Cremers, den heer Debouhon en zijne nicht vermoordde en de dienstbode Maria Wietz zwaar verwondde De dader was echter verdwenen. Jl. Maandag lagen de schippers Kuitte eu Guillaume met hunne schepen 's a- vonds voor de sluis van Groot-Ternayen bij Maastricht, toen een man, in lompen gekleed en uitgeput van vermoeienis, hen vroeg op een hunner schepen te rr.ogen slapen. De schippers gaven hem wat te eten en verwezen hem naar een schuur, waar hij den nacht wel kon doorbrengen. De schippers deelden het voorgevallene aan den sluiswachter mede, die aanstonds aan den moord te Battice dacht en de schippers het uiterlijk van den moorde naar, dat hij op een foto had gezien, beschreef. Toen de schippers de over eenstemming hadden vastgesteld ging de sluiswachter en zijn helper om 10 uur 's avonds nog den veldwachter van het een uur loopens van Groot Ternayen gelegen Cauoe waarschuwen. De schippers gingen intusschen naar de schuur, grepen daar Cremers vast en brachten hem, ondanks zijn tegenweer, naar de nabij gelegen herberg van Wah- len, waar zij hem bewaakten tot de veldwachters kwamen. Hij liet zich kalm boeien, doch be weerde de moordenaar niet te zijn. Hij zeide Lenoir te heeten. In den hoed vond men echter twee brieven, en toen gaf »Lenoir* toe werkelijk Cremers te heeten. In die brieven zegt Cremers, dat hij zich gaat zelfmoorden, doch te voren wil mededeelen, dat de dienst bode van zekere Marie Blaise en de pachter Beaujean bij den moord be- trokden zijn. Toen men Cremers zei, dat men 2050 francs in zijn bed had gevon den, beweerde hij dat Beaujean het er moet hebben neergelegd. Hij zei verder voor den rechter de ware schul digen te zullen noemen. Het blijkt, dat Cremers sinds den moord in ons land heeft rondgezworven en Maandag naar Rochem is gegaan, waar hij zijn jas had verkocht. Gisteren van het Zuilen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1912 | | pagina 5