Nummer
Zondag 29 September 1912
35e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen,
Van Hooteo's
Eerste Blad.
- en
Ouderdomsverzekering,
Zijn laatste wensch.
Dit nummer bestaat
uit DRIE bladen.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Dit Blfversohynt Woensdag- en Zaterdagavond.
b 0 re m e n t s p r ij 8 per 8 maanden fö."5.
Frauc«'er P0" door het geheele rijk f 0.90.
Briev* ingezonden stukkengelden ec».. franco te zenden aan den
U/ever.
UITGAVE:
Telefoonnummer 38. Telegram-Adres ECHO.
Advsetentién 1—7 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 8 maal ter plaatsing opgegeven
worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale Z9er voordeeHge contracten
gesloten. Reclames 16 cent per regel.
Zuiver en oplosbaar.
Vol vetgehalte (cacaoboter).
Volkomen ontwikkelde, pittige cacaosmaak.
Verschenen is het verslag van de
kommissie van Voorbereiding uit de
Tweede Kamer groot 206 folio blad-
:ijden nopens het 394 artikelen tel
ende wetsontwerp tot verzekering van
arbeiders tegen geldelijke gevolgen van
invaliditeit en ouderdom.
Wij ontleenen aan de algemeene be
schouwingen van het verslag het vol
gende
Allereerst werd besproken de Staats-
nmenging ter zake van de geldelijke
gevolgen van invaliditeit en ouderdom.
Vaar hierover bij de Kamer geen ver
schil van meening bestaat, wijst de
tegeerir.g er in haar antwoord op dat
achtereenvolgens deze „drie stellingen
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN."
Roman uit 't Fransch.
29.)
Allen dedeu mee en Sylvette voorop. Er wsb
geen spoor van tranen meer op bare wangen.
Zy babbelde, lachte, maakte zich druk, Bpeel-
de voor regisseur, deelde de rollen uit, knut
selde de kostnmB. Men vertoonde Willhelm Teil,
en de vier jaargetijden. Daarop volgde het
Vierspan. En toen Sylvette zelf den fameusen
Riviére nadeed, met een aigarotte in den mond
en een monocie in het oog, toen was zij zóó
grappig eu stout, dat mevrouw Prévost zelfs
er om lachen moest en het niet over haar
hart kon krijgen haar te beknorren.
Na afloop van de vertooning stonden de
toeschouwers op, om den aftocht te aanvaar
den en Sylvette, elegant en correct in haar
jongenskleeren nam deftig van hen afscheid,
met d6 bonding, de manieren en den toon van
den schrijver van Blnf.
Wat zijt ge toch nog een wilde kraai,
bylvette riep mev. Morin, die zelf gelachen
en zich geamusseerd had als een kind.
,Dch, het doet my goed eens nietSylvet-
.e Kégnier te wezen, antwoordde het meiaie.
Ik ben zoo beu, zoo recht beu soms van die
arme Sylvette
Ge zijt wel moeilyk, merkte M. Morin
glimlachend op.
Zy mapkte onder haar Engelscho klak een
straatjon^enBgrimas.
Zottenen eiels alleen zijn met zichzelf te
vreden, zeide zy.
Onder deze bedr(jven reed La Teilais den
weg op naar de stad. En aldoor meende hy
een paar groote tranen te zien onbeweeglijk
onder de oogen moeten worden gezien:
a. voor verplichte ouderdomsverzeke
ring moet Staatspensionneering in de
plaats treden
b. voor verplichte (ouderdoms)verze-
kering moet gesubsidieerde vrijwillige
verzekering in de plaats treden
c. de voorziening moet zich uitstrek
ken ook tot niet loonarbeiders.
Het antwoord der regeering hierop
wordt als volgt geresumeerd De Minis-
sters zijn van meening dat men bij
aanvaarding van het stelsel van Staats
pensionneering, alleen dan de voordee-
len zou gevoelen van het achterwege
blijven van premie en van het ver
mijden van administratieve omslag wan
neer men van een verplichte invaliditeits
verzekering afziet; dat anderzijds
het evengenoemde stelsel afgeschei
den van hetgeen men er verder tegen
kan inbrengen in ieder geval zoo
danige eischen aan de schatkist zou
stellen, dat aan zijn invoering niet kan
worden gedachtdat een stelsel van
vrijwillige invaliditeitsverzekering prac-
tisch niet uitvoerbaar is en een be
perking van verplichte verzekering tot
bedrijfsinvaliditeit ten onrechte tal van
gevallen buiten spel zou laten en een
bron zou zijn van moeilijk op te lossen
glinsterend. Die tranen vervolgden hem als een
misdaad die hij zou hebben begaaD...Arme
tranen van jong verdriet, die zich niet haddeD
kunnen inbonden en die de groote fiere oogen
hadden willen verbergen
Eens, heftig ontroerd door hot gevaar dat
zijn leren bedreigde, had Sylvette tot hem ge
zegd Ik heb niemand meer dan u
Zij bad niemund meer dan hem zy rekende
op hem, vast, met een roerend vertrouwen...
En juist op het oogenblik dat zy, misschien,
van haren wettelijken beschermer, van haren
besten vriend, de meest kiesche en aller ge
wichtigste hulp had verwacht, die zy ooit zou
behoeven juist nu roeide zij zich ruw
teruggestooten.
Zij leek verwonderd, zoo droef verwonderd I
Zij had den treurigen blik van een kind, dat
afgeweerd wordt bij eene liefkoozing... En nu
zat hij zelf hier alleen, met zijn nutteloos,
zolfverwijtend gemijmer. En zij was daarginds
alleen, met haar eenzaam knagende verdriet.
Zoo dacht hij, met strakke oogen naar de
lantaarns starende, die voorbijgleden in het
donker.
Het moet die Riviére wezen, die zy be
mint, herbaalde bjj in zichzelf. Het moet die
Riviére wezen !.-... Of anders anders
Zijn brein duizelde weg in dien on voltooi
den volziD.
Het was reeds eenige dagen geleden, dat
voor de eerste maal deze gedachte, deze wilde
en onmogelijke gedachte in hem opgerezen was.
Hij had haar verjaagd. Maar zij was terug
gekomen.
Op zekere oogenblikken nestelde zy zich in
zyne hersens en mat ze af met de inspanning
der berinnering van allerlei kleine feiten en
woorden, die onbeduidend en nietszeggend op
zichzelf, in hnn geheel een zin, eene beteekenis
schenen te willen vormen eene beteekenis
zoo ongeloofelyk, dat zij slechts in een krank
zinnige scheen te hebben kunnen opkomen.
En of la Tailles zich tegen dezen wreeden en
zoeten waan al aankantte hij kon er niet
aan ontsnappen.
Ook nu weer greep die waan hem aaD, voer
de hem mee, deed hom als wegzinken m een
maalstroom van gelnksdroomenDan weer
kwam hy tot zichzelf, voelde weer vasten
geschillen dat de vrijwillige ouderdoms
verzekering niet kan leiden tot het doel,
n.l. te voorkomen dat een groote groep
van personen op den ouden dag aan de
armenzorg is overgeleverd; en dat ein
delijk met een algemeene uitbreiding
van de verplichte verzekering tot kleine
ondernemers verder zou worden gegaan
dan noodig is, terwijl het ontwerp op
voldoende en practische wijze voor zoo
veel noodig in hun belangen voorziet.
Daarna wordt behandeld het verband
tusschen verschillende sociale verzeke
ringen en inzonderheid de vraag of het
niet wenschelijk ware vóór alles de ouder
doms verzorging ter hand te nemen.
In hun schriftelijk antwoord stelden
de Ministers op den voorgrond de ei ken
ning, dat het van zeer groot belang
is, een wettelijke regeling van de zorg
voor den ouden dag tot stand te bren
gen. Hun zal niets liever zijn dgn aan
het tot stand komen van zoodanige re
geling met volle kracht te mogen mede
werken. Dat het in den huidigen stand
van voorbereiding van het verzekerings
vraagstuk, met het oog op den spoed,
aanbeveling zou verdienen het ontwerp
om te werken zoodat het alleen de
ouderdomsvoorziening zal regelen, zal
intusschen ook van de zijde der Kamer
wel niet worden betoogd.
Sommige leden verlangden overdracht
van het risico der Rijksverzekeringsbank
aan particuliere vereenigingen toegelaten
te zien op soortgelijke voorwaarden als
in de Ongevallenwet. Zij meenden, dat
die overdracht voor de arbeiders voor-
deelig zou kunnen zijn. Anderen konden
zich hiermedenietvereenigen.Overdracht
risico ware wellicht nog in overwe
ging te nemen voor de ouderdomsverze
kering, maar bij de invaliditeitsverze
kering zou in nog sterker mate dan bij
de Ongevallenwet selectie1 van risico's
plaats hebben, zoodat de in het ontwerp
genoemde premies voor de bij de Rijks
bank verzekerden zeer aanmerkelijk
zouden moeten worden verhoogd. En
kelen achtten het echter wel gewenscht
overdracht toe te laten aan coöperatieve
vereenigingen, gesticht met het doel om
voor personen tot eenzelfden kring
behoorende de verzekering op goed-
kooper wijze te regelen.
In hun schriftelijk antwoord sloten de
bodem onder zijne Toeten en lachte zichzelf
uit om deze dronkenschap, die zijne eigenliefde
ron door de vronwen vertroetelden man hem
vergoocbelde.
Ja. maar al te vaak had hij zichzelf gestreeld
mot den belachelijken naam van onweerstaan
baar te zijD, van geboren te zijn om hefde in
te boezemen je, van dit blinde vertrouwen in
zichzelf had hij een soort van geloof gemaakt;
en dit wreekte zich nn aan hem. Altijd en
altijd nog, heden nog zoowel als gisteren,
moeBt de schoone la Teillas zich bemind wanen.
Dit was eene fataliteit van syne natuur en
zijn leven. De schoone la Teillas moest ook
nu weer vergeten dat hij in de oogen van
Sylvette niets anders wezen kon, dan een
oude vriend en goede voogd.
Sylvette hem bemiunen hem 1 Wolk eene
krankzinnigheid
En al zon zij hem bemind hebben, al zon
zy, onder een phantasie of inbeelding van
hare beweeglyke verbeelding, een oogenblik,
koket en ondernemend, hebben gedroomd van
eeno verovering die baar moeilijk scheen...
zon hij dan het recht hebben, hy, de voogd,
de verantwoordelijke gids en hoeder, om van
de gril van een romanesk jong meisje gebruik
ie maken om zijn acht-en-dertig jaren te
binden aan de jengd, aan do reinheid, aan de
morgenlyke iriscbeid van dit landelyke kind?
Want hij was twintig jaren onder dan zy.
Toen zy in de wereld was gokomen, was hy
reeds een man. Gedurende de jaren die er ge
volgd waren, en die voor haar slechts eene
argeloozo verleiding van het onbekende waren
geweest, bad hij geleefd als man.
Franc >is herinnerde zich den laatsten brief
van Gabriel Régnier, dien brief, zoo naïef en
wanhopig, die hem Svlvie als vermaakte, als
in de banden gaf. Maar toen was alles zoo
geheel anders Welke overeenkomst bestond
er nog tusschen het eenzame, half opgeschoten
weesje van Clos Belloy en de bekoorlijke jonge
vrouw, aan wie een zwerm van heeren het
hof maakte en om wie een jonge man als
Marcel Brémontier vergeefs znchtte?
Ja Marcel Brémontier, dat zon de man zyn
geweest, aan wien Gabriel zyn dochter had
kunnen schenken, de schoonzoon naar zyn
Ministers zich volkomen aan bij die
leden, naar wier oordeel overdracht van
het risico bij de invaliditeitsverzekering
niet kan worden toegelaten, in de eerste
plaats met het oog op de selectie van
risico's.
Wat de organisatie der verzekering
betreft, had het velen leden bevreemd,
dat de uitvoering der verzekering in zoo
groote mate is opgedragen aan voor
zitters der Raden van Arbeid. Wel wordt
in tal van artikelen de medewerking van
den Raad gevorderd, maar tengevolge van
het tweede lid van art 21 zal feitelijk
bijna overal de voorzitter in zijn plaats
optreden. De Raad zal alles zelf moeten
behandelen bij het geven van adviezen
en het vaststellen van verordeningen.
Men gaf in overweging om de bevoegd
heid van den Raad uit te breiden en de
macht des voorzitters te beperken.
In hun schriftelijk antwoord voerden
de Ministers aan, dat de wet een omvang
rijken, dagelijkschen bureau-arbeid zal
vorderen, die in den regel wel moeilijk
anders zal kunnen worden verricht dan
onder leiding van een man, die in de
détails der wet geheel thuis, zijn volle
aandacht aan dien arbeid kan wijden.
Daarom stelt het ontwerp voor dien
arbeid den voorzitter op den voorgrond.
Intusschen -• mocht het anders blijken,
dan geven het derde en vierde lid van
art. 21 alle gelegenheid, om het bestuur
van den Raad (d. w. z. met den voor
zitter, ook een vertegenwoordiger uit de
kringen van de werkgevers en de
werknemers) mede bij die aangelegen
heden te betrekken. Het wordt dus aan
de organen van zelfbestuur zelf overge
laten om te beoordeelen, in hoever de
omstandigheden het wenschelijken mo
gelijk maken, dat zij een deel van de
dagelijkschen uitvoerende taakoverne-
men. Voor de meening, dat dit laatste
alleen zal geschieden bij conflict tus
schen den Raad en den voorzitter,
schijnt geen voldoenden grond.
Van verschillende zijden werd aan
gevoerd, dat de premie voor de vrije
verzekering te hoog is gesteld. Men kan
zich bij soliede maatschappijen voor
lager bedrag de hier bedoelde uitkee-
ringen verschaffen. Het gevolg van de
voorgestelde regeling zou, naar men
meende, zijn, dat van de gelegenheid
hart. Marcel Brémontier, dat was Gabriel op
vijf-en-twintigjarigen leeftijd, even zacht en
fijngevoelig, maar krachtiger en manrelyker.
Mevrouw Prévost had gelijk. Het zon niet
meer dan natnnrlijk en billyk zyn geweest,
dat Sylvette dezen jongeman bemind had..
Waarom had het zoo niet mogen wezen?.,,.
In het hotel aaDgekomen, vond hy Danblet,
die hem wachtte. Maar hy wendde groote
vermoeidheid voor om terstond naar zyne
kamer te kunnen gaan. Hy wilde alleen zyn.
Eene bittere ontstemming verwarde zyne ge
dachten en liet hem niet tot rnst komeD. By
wrokte tegen zichzelf om zyne dwaasheid. Hy
wrokte tegen Sylvie, om hare koketterie,
onbewust misschien, waarmede zij hem bekoord,
bedwelmd, verdwaasd bad.
En op hetzelfde oogenblik bad Sylvette, ge
knield voor haar bed. Zy bad, naïef en innig,
als een klein meisje
O, mijn God, doe het hem begrijpen
Vroeger was ik zoo bang, zoo bang, dat hy
het begrypen zon En nn, nn wil hij hot
niet begrypen Doe het hem begrijpen, ik
smeek het n Doe hot hem begrijpen, o goede,
goede God.
XXII.
Een krachtige wind had de wolken gebroken
en weggejaagd. Toen de zon boven de henvels
was opgegaan, tintelde de nog woelige golven
met millioenen stippen ven gond en over de
blauwe zee en het groene land lachtte de
frischheid als van den eersten scheppingsdag.
De zonDeblinkende zee, zoo grootsch en zoo
dartel, soheen de ganiche aandacht in beslag
te nemen van een nog zeer jongeman, die op
dit oogenblik passagier was in de rammelende
diligence tniscben Villera en Tronville. Zeer
blond en slank en fijn, in zijn pak van blauw
flanel en onder zyn sierlijk klakje trok bij
zich bescheiden in bet achterste boekje van
het rytmg terag. Hij sprak geen woord en
hield zich afgezonderd van zijne reisgenooten,
die trouwens niet talrijk waren in dit vroege
morgennnr. Te Tronville aangekomen, had
bjj zich gehaast om uit te stappen en naar de
baven te gsaD.
Hij zocht iemand of iets. Werklieden, die
tot vrijwillige verzekering geen of weinig
gebruik zal worden gemaakt. De nota
van professor Kluyver acht het niet
voorzichtig de Duitsche berekeningen
te volgen. Sommigen meenden, dat deze
voorzichtigheid te ver gaat.
Andereleden achtten het, niet onwaar
schijnlijk, dat van de vrije verzekering
veel gebruik zou worden gemaakt.
In hun schriftelijk antwoord wezen
de Ministers er op, dat particuliere
maatschappijen het begrip „invaliditeit"
geheel anders opvatten dan het ontwerp,
zoodat een vergelijking, zonder méér,
van de premiebedragen niet mag worden
gemaakt. Bovendien werd terecht ge
wezen op den voorsprong, welken de
Rijksverzekeringsbank noodwendig heeft
boven particuliere maatschappijen, door
dat van eenig wantrouwen in haar
soliditeit onder geen omstandigheden
sprake kan zijn. Of de berekeningen
voor het vaststellen van de vrije iente,
in verband met de premie, te voor
zichtig zijn geweest, zal alleen de tijd
kunnen leeren.
Dg geest bij het marinepersoneel.
Door het hoofdbestuur van den bond
voor Mlnder-Marine personeel is de
volgende motie aangenomen
>Het hoofdbestuur van den Bond voor
Minder Marine-personeel, vergaderd op
23 Sept. 1912. kennis nemende van de
berichten in verschillende bladen om
trent gepleegde sabotage aan boord Hr,
Ms. »de Ruiter* in Oost-Indië.
overwegende, dat de orgnisatie van het
mindere Marine-personeel tracht lotsver
betering te erlangeu langs wettelijken
weg en met gepaste middelen overwe
gende, dat tot die laatsten niet behoort
het plegen van handelingen als aan boord
Hr. Ms. »de Ruiter* geschied overwe
gende ten slotte, dat meer dan eens ook
de leden in Oost-Indië zich in dien geest
hebben uitgesproken en dergelijke din
gen hebben afgekeurd, omdat zij den
strijd om lotsverbetering slechts kunnen
schaden.
Keutt ten sterkste bedoelde hande
lingen af, zelfs al moet worden erkend
dat zij het gevolg zijn van den algemeen
op de kaai bezig waren, gaven hem op zijn
vragen antwoord.
I)i,ar, riep er een, en wees hem, een
honderd stappen verder, vlak by den water
kant eene roerlooze manefignnr. Daar staat
bij. Dat is de stnnrman van het schip.
De jongeling bedankte on wendde zich met
vlugge stappen tot den hem aangewezen persoon,
een ouden zeerob met gryzen ringbaard, die
behanglyk zijn pijpje rookte, al torende naar
het ryzende getijde.
Zyt gij de stnnrman van de „Albyon«
vroeg hij heel beleefd.
De stnnrman nam zijn pijpje uit den mond
en de pet met vergulden letterrand van
zijn hoofd.
Jawel, mynheer, ik heb de eer. Waarmee
kan ik n dienen? vroeg by, met een zeer be
slist zuidelijk klinkenden tongval.
De „Albyon" is immers te Tronville,
niet waar?
De dikke lippen laohten goedig
Wis en zeker 1 Zie daar maar eens 1
De jongeling volgde met de oogen de wij
zende vinger en 't was als een visoen op
het sprankonde blauw der golven daar zag
by, tamelijk ver van de kust een heel wit
scheepje dat voor anker lag, wachtende op
den viced. Luchtig als een vogel, slank en
blank, de zeilen half gespreid, toekende zich
daar tegen den glans van zee en bemel bet
schoone jaebt, zoo licht, gracieus ba fier als de
zwaan van Lohengrin.
De kleine reiziger glimlachte verrukt
en opeens sis door een wonderlyke tooverij
van zonneschijn en lncbt, als door een „fata
morgana», leek hem de dansende romp van
het blaDke scheepje alB zuiver ivoor, het
zeildoek als blinkende zyde en het tnig als
gevlochten zilverdraad.
O, wat is dat Bchoon znchte hij.
Ja, ja, dat scheepje mag er wezen be
aamde de zeerob.
Is mijnheer de la Teillas aan boord
Wel neen. Hy zal niet komen voor het ty
vol ïb. Maar wat als ik vragen mag
Ik ben de secretaris van mijnbeer de la
Teillas, antwoordde de jongeling, blijkbaar op
deze vraag reeds voorbereid.
(Wordt vervolgd.)
a
Mcho van het Zuiden,
IVa/lwyksclie en Langstraatsclie Courant,