Nummer 86 Zondag 26 October 1913. 36e Jaargang. Tweede Blad. SUNLIGHT Constantijn Daniel van Renesse, Reclame. Wml LANDBOUW. OGHAM'S PH.L.EN f De Sunlightzeep is absoluut zuiver en vrij van schadelijke bestanddeelen. Zij is goedkoop, overal verkrijgbaar en hare ongeëvenaarde uit muntende kwaliteit beantwoordt ten volle aan de strengste eischen van hygiene en zuiverheid. Daar om is zij onmisbaar in ieder wel geordend huishouden. Secretaris van Eindhoven. Leerling van Rembrandt. 1626—1680. Den 17den September 1626 werd te Maarssen bij Utrecht een knaapje ge boren, dat later, na 1638, het grootste en zeker wel het beste deel van zijn le ven in Noord-Braband zou doorbrengen te Breda en te Eindhoven. Dat knaapje, naar wiens lotgevallen en werken in de 19de en 20ste eeuw door kunstkenners ijverig zou gezocht worden, heette Con- stantinus Daniel van Renesse. Zijn vader was de Maarssensche pre dikant Ludovicus van Renesse en zijne moeder Anna Pinelle of Pinellibeiden afstammende uit adellijke geslachten. De moeder was afkomstig uit Zwitserland en werd daarom veelal genoemd. Anna Pinelle van Genèue. Voordat zij den 15den Tuni 1623 met haren tweeden man huw de, was ze weduwe van den Amster- damschen koopman Hendrick Co£q. Hij, de vader, Ludovicus van Renesse, vond met de thans nog in België wonende graven van Renesse zijn stamvader in ridder Jan van Rennesse, in de 15de eeuw te Utrecht verblijf houdende en gehuwd met Margaretha van Cuylenburg. Tot op zijn 12de jaar zal Constantijn, buitenshuis, wel niet veel meer dan het toenmaals weinig schitterende lager on derwijs te Maarssen of te Utrecht heb- hen genoten maar veel werd vergoed door zijn sympathieken vader, die, een ontwikkeld en geleerd man zijnde in 1634 en 1635 had hij zitting in de com missie tot herziening van het Nieuwe Testament en de Apocriefen, en later- in Juli 1667 werd hij door de Oxford, sche Universiteit tot dokter in de The ologie benoemd wel alle moeite zal gedaan hebben, om den jongen voort te helpen en leemten in diens genoten onderwijs aan te vullen. Den 26 Juni 1638 verloor onze bijna 12-jarige knaap zijne moeder, die in de Maarssensche kerk in het graf van ha ren eersten man begraven werd. Ni^t lang daarna, in het najaar van 1638, verwisselde Ds. Ludovicus van Renesse zijne eerste standplaats, waar hij in de 17 jaren van zijn verblijf een ieders achting had verworven, met het predikambt te Breda, zijne vier kinderen Frederick Johannes (geb. 20 Juni 1624), Constant Daniel (geb. 17 Sept. 1626), Carol Henric (geb. 11 Jan. 1629) en Margaretha Constantia (geb. 11 Jan. 1629) met zich nemende: hij werd en bleef Noord-Brabanter tot aan zijn dood in 1671. De oudste zoon werd advokaat, doch stierf jong; de derde zoon Carol Hen ric, majoor der burgerij te Breda en gehuwd met Cornelia Kegelaers, bij wie hij eenige kinderen verwekte, overleed in 1687 en Magaretha Constantia huwde met Adriaen Beenssecretaris der wees kamer te Breda. Den 18 Ju'i 1639 werd Constanstijn van Renesse, nu een jongen van amper 13 jaar en het tweede van het viertal het >Album studiosorum Academiae Lugduno Batavae4 geeft verkeerdelijk op 14 jaar door zijn vader naar de universiteit van Leiden gezonden, waar hij eerst werd ingeschreven voor de lit- tiraire vakken, doch later, den 6 Maart 1642, die studie met de wiskunde ver wisselde. Van zijn verblijf aan de Leidsche hoogeschool is niets bekend, noch wat zijn leertijd aangaat, noch wat betreft zijnen omgang met zijne mede-studenten of met de vernuften en kunstenaars van die dagen. Zeker zal de kunst van Rem brandt, Leidenaar van geboorte, doch reeds verscheidene jaren te Amsterdam gev;stigd, hem niet geheel onbekend geweest zijn en hem van nature reeds hebben geboeid. Want dit is met zeker heid van hem bekend, dat hij, na het verlaten der hoogeschool, noch litterator noch mathematicus werd, maar zich voelde aangetrokken tot de schilderkunst hij werd amateur-schilder in den trant van Rembrandt. Wijl echter in die dagen een kunst schilder van geen buitengewone be kwaamheden Renesse bleef, ondanks zijn onmiskenbaar talent, in vergelijking met de goden dier kunst van dien tijd, slechts een schilder van den tweeden rang niet van zijn penseel of etsnaald kon leven, moest er natuurlijk uitgezien worden naar de een of andere winstge vende betrekking. Nu is het bekend, dat na 1648 de Generaliteitslanden, waar onder ook Staats Brabant behoorde, het eldorado waren voor jongelieden van den Hervormden godsdienst, die naar een openbare betrekkiog dongen. Veel moeite zal het hem dan ook niet hebben gekost te minder, wijl zijn vader in het jaar 1634 eenige maanden veldpre diker van den Stadhouder van Friesland was geweest en dus bij de Oranje-vorsten vrij wat invloed zal hebben kunnen doen gelden - om het begeerlijke secretarisambt van Eindhoven en omliggende plaatsen te verwerven. Zoo werd Constantijn van Renesse 1654 secretaris van Eindhoven ais zoodanig trad hij den 27 April 1654 te Breda in het huwelijk met Christina Drabbe, de dochter van den Bredaschen burgemeester Jacobus Drabbe. Alvorens hij evenwel voorgoed Breda verliet en zich te Eindhoven vestigde, had hij reeds eenige teeken'ngen, mis schien schilderijen gemaakt, en reeds een paar malen persoonlijk Rembrandt te Amsterdam bezocht (1649), aan wien hij zijne schetsen toonde of van wien hij onderricht ontving. Dit blijkt uit eigen handige aanteekeningen op sommige zijner stukken Over het algemeen mag men zeggen, dat langen tijd, omstreeks twee eeuwen, weinig of niets van Constantijn van Ren- oesse's arbeid is bekend geweest en dat wellicht du nog sommige zijner werken hier en daar verspreid of in vergetelheid gedompeld liggen. Met zijn naam is zelfs nog tot diep in de 19de eeuw vreemd omgesprongen de een noemde hem C. een ander C. A. een derde A. C.p een vierde J., en een vijfde Daniël Renesse, terwijl zijn waren doopnaam toch is Constant Daniël a of van Renesse. Behalve Dr. A. Bredius, oud-directeur van het Mauritshuis te 's Gravenhage, onze uitnemende Rembrandt-kenner, was Vosmaer een der eersten, die vooral in zijn werk >Rembrandt, sa vie et ses oeuvres4 op de verdiensten van onzen schilder met waardeering heeft gewe zen. Volgens dezen loopt de vervaardi ging zijner stukken tusschen de jaren 1649 en 1669. Dit neemt echter niet weg, dat hij reeds Vroeger, nog bijna knaap zijnde, op de Leidsche hooge school bijvoorbeeld, schetsen kan ge maakt hebben, die van talent getuigden. Immers in 1649 was hij reeds 23 jaar en dus niet piepjong meer. Er is in het Teyler-museum te Haar lem een mooie penteekening van hem. in bruin en rood, van 1652, St. Jero- nimus in de spelonk verbeeldende. De heilige, bijna naakt, zit aan een met boeken, een crucifix, een doodshoofd en een geopende rol bedekte tafel. De linkerhand rust op het perkament, de rechter-, die neerhangt, houdt de pen vasthij peinst over wat hij zal schrij ven. Naast hem staat een leeuw, op de manier van Rembrandt. Het Rembrand- tieke licht valt op St. Jeronimus en op den muur. Alles is met talent geteekend en wijst op den invloed van den vorst onzer schilders. Een ander, zeldzamer stuk, In krach tiger bruin eo rood, ook van 1652, ver beeldt Daniel geknield in den leeuwen kuil, waar het volle licht op het gelaat van Daniël valt, geheel in den trant van Rembrandt. In 's Rijks-prentenkabinet te Amster dam (Rijksmuseum) bevinden zich van hem dertien >koperen drukplaten4 zij ne etsen. Ze zijn de volgende 1. Joseph wordt door zijn broeders verkocht: een berglandschap, in 't mid den Joseph, links de broeders, achter Joseph op den voorgrond een kameel en een paard met berijders, op den ach tergrond kameelen en paarden. (Afme ting 25 X 35 c. M.) 2. De kinderen van Bethelden pro feet Elias bespot hebbende, worden door beren verscheurdeen landschap, waarin links Elias, rechts de vluchtende kinde ren, gevolgd door de beren. (20 X 25). 3. De dorpskermis met den kwakzalver dorpsstraat met kramen, in 't midden op een tafel de kwakzalvar en daarom heen een groot aantal menschen. (13 X 20). 4 en 5. Portretten van den vader des kunstenaarskniestuk, zittend in een stoel met een open boek op tafel. Onder één der portretten 6 Latijnsche versre gels. (20 X 25). 6. Portret van een jongen man met muts en langhaar', borstbeeld (15 X 20). 7. Haljfiguur van ten jongen man. (12 X 15). 8. De kleine kwakzalver. Iets derge lijks als bij 3, maar een weinig anders van compositie. (6 X 8). 9 Twee figuurtjes, één zittend en één staand, in interieur. (3 X 4). 10. Zeven figuren, waarschijnlijk buiten (4 X 5). 11Een 20-talfiguren om een redenaar geschaard, waarschijnlijk buiten. (5x6) 12. Prins Maurits op zijn sterfbed iets meer dan de kop. (10 X 13). 13. Een berglandschapgrootsch van opvatting; rechts-onder een stuk berg, waarop eenige boomendoor 't land schap stroomt een groote rivier, met een weinig links van 't midden, tusscheQ twee armen der rivier, een huisje ach tergrond bergen. (22 X 30).3) Al de bovengenoemde etsen zijn,, vol gens kenners, heel mooi en getuigen van talent. Zij waren ik 1781 nog be rustende bij een afstammeling des kun stenaars Mr. Constantijn Jacob van Renesse, advokaat te 's Gravenhage, die in evtngenoemd jaar overleed. Bo^en r'ien kwamen op den inventaris van diens nagelaten goederen (Weeskamer-archief Den Haag) nog voor a. Een oud, manlevensgrootzittende te lezen met een bril op den neusdoek. b. Een familiestuk verbeeldende een concert van zeven liefhebbers, waaronder het portret des schilders met een teeken pen in de hand. (1651). c. Een teekening, een man op zijn stu deerkamer bij het vuur zittend. d. Een doodshoofd op een tafel met eenige boeken- e. Een jongelingsportret met rood krijt en potlood, gemerkt C. Renesje, fecit lóóp. f. Een teekening met potlood, fecit 1669. 4) Nog een mooi werk van Constantijn van Renesse berust op dit oogeblik bij een afstammeling van hem, n. 1. bij den heer L. G Roijaards, emeritus predikant te 's Gravenhage, wiens groot vader Lodewijck Gerard van Renesse bet-overgrootvader moest zeggen tegen onzen kunstenaar. Het is een ets, die het portret van des kunstenaars vader, den Bredaschen professor en predikant Ludovicus van Renesseverbeeldt, met eenige Latijnsche versregels tot onder schrift 5), vermoedelijk gedicht door D. Schuier in de 17dn eeuw predikant te Breda. Deze versregels luiden aldus >Magni pauca viri lustras in ima gine vultum >Qui pictis oculis ore Renesse refert; >Lingua diserta latet, latet or bi cog- >nita virtus, >Invidiam superaos zelus amore Dei. >Si gratus cupis esse Deo, si no- >mine clarus. >Et vita et schriptis hunc imitare virum4. A. S. Zijn tot nog toe eenlg bekende schil derij, door Vosmaer de >Musiceerende familie4, door Bredius (zie hierboven on der b) >Een familiestuk verbeeldende een concert van zeven liefhebbers" ge noemd, vervaardigd in 1651, berust he laas niet in ons land, maar te Weenen, waar Vosmaer haar in de collectie Czer- nin ontdekte. Volgens dezen stelt deze schilderij, met talent geheel in de ma nier van Rembrandt uitgevoerd, natuur lijk zonder de kracht van den meester, zeven muziekmakende personen voor familieleden of vrienden van den schil der, van welke één het portret van den schilder zeiven verbeeldt. In dit doek toont Renesse zich zulk een gelukkig navolger en leerling van Rembrandt, dat het langen tijd voor een Rembrandt is doorgegaan. De portretten zijn, volgens Vosmaer, uitstekend geslaagd; Renesse bewijst in dit doek een zeer goed por tretschilder te zijn. Nog wordt op het Duitsche museum te Londen gelijk Dr. Bredius mij meldde een prachtig gemerkte teekening van hem bewaard, van welke ik echter niet weet, wat zij verbeeldt. Het oordeel van Dr. Bredius, die natuurlijk met kennersoog alles, wat van Renesse 's arbeid bekend is, heeft ge zien en onderzocht, is niet minder gun stig dan dat van Vosmaer: hij noemt Constantijn van Renesse een talentvollcn leerling van Rembrandt. Misschien mag het wel eenigszins vreemd genoemd worden, dat onder al zijne stukken slechts èène eigenlijke schil derij bekend is. Vermoedelijk zijn er meer geweest- In het testament van zij nen vader, Ludovicus van Renesse, d.d. 11 Juni 1668, verleden voor den Breda schen notaris Gerard Prasers, komt om trent de vóór 1669 vervaardigde stukken de volgende zinsnede voor>Noch is den wille ende de begeerte van den heer testateur, dat sijn voornoemde soon Constantinus vooraff uit den boedel sal treek en ende genieten de schilderyen by hem gemaekt ende hangende in de spreec- kamer van den heer testateur .4 Hier uit schijnt te moeten worden afgeleid, dat hij meer dan ééne schilderij heeft gemaakt, of zouden teekenlngen en et sen hier ook tot de rubriek schilderijen gerekend zijn? Wel mogelijk. Zijn eigen testament geeft hieromtrent ook geen licht. Ondanks het voordeelige ambt van secretaris der stad Eindhoven, geraakte Constantijn van Renesse, gelijk dat met vele schilders het geval is geweest, lang zamerhand in minder gunstige geldelijke omstandigheden, waarvan de reden tot nog toe onbekend is. Konden hij en zijne vronw Christina Drabbe in hun tes tament van 26 Mei 1671 driemaan den na den dood zijns vaders o. a. nog de bepaling maken, dat de langst levende van hun beiden aan ieder hunner na te laten kinderen, 25 jaren oud zijnde of huwende, de som van 500 of 200 gulden zou uitkeeren, in het tijdvak van 1671 tot 1680 geraakte hun huishouden zoo in de war, dat er niet alleen af en toe een stuk land of een huis moest verkocht worden, maar dat den 9 De cember 1680 toen beiden overleden waren, hij den 12den en zij den 16den September hun boedel insolvent werd verklaard of, gelijk dat in dien tijd heette, dat over hun gerepudieerden boedel een cürateur moest gesteld worden. Deze door den Raad vaa Brabant benoemde cura tor was hun zoon Mr- Lodewijk van Renesse, advokaat te 's Gravenhage, aan wien o. m. ook de mscht werd gegeven, om zoo noodig alles te verkoopen. De voornaamste schuldeischers waren Henrick van Zuylen, burgemeester van Hulst, de erfgenamen van Jacob de Vriese, Hendrick Verhagen, predikant te Eind hoven, en Nicolaes van den Kerckhoven. In zulke benarde omstandigheden over leed onze kunstenaar te Eindhoven en bereikte ternauwernood den leeftijd van 51 jaren, eenige kinderen nalatende, van wie de bovengenoemde Mr. Lodewijck, het geslacht in den Haag heeft voort geplant. De laatste rechtstreeksche na komelinge was Louise Constantia van Renesse, geboren 8 Juni 1796 en over leden den 15 November 1853. Ten slotte nog eene mededeeling over des schilders familiewapen. Blijkens een cachet-afdruk voerde hij het bekende wapen van de Zeeuwsche Renesse's, een aanziende leeuw op een met blokjes be zaaid veldhet schild is gedekt door een gekroonden aanzienden helmhet helmteeken is kop en hals van een rund, aanziende gesteld. Het gewone helm teeken der Renesse's bestaat uit kop en hals van een bok. De heer J. E. van Renesse, school opziener in het district Arnhem, voert hetzelfde wapen, doch de leeuw niet aanziende, en tot helmteeken een antieke vlucht, het cachet van diens grootvader bezaait het veld met zespuntige sterren, in plaats van met blokjes. Besoijen. J. van df.r Hammen Nicz. Zie C. Vosmaer: >Rembrandt, sa vie et ses oeuvres.4 (1877) bldz. 295 en 296. 2) Zie Vosmaer, bldz. 295 en 296. 3) Deze opgaven heb ik te danken aan de bereidwilligheid van den heer Jan van Delft, kunstschilder te Waalwijk, vroeger te Amsterdam wonende. 4) Deze opgaven gaf Dr. Bredius mij. j Klaarblijkelijk dezelfde als onder 4 en 5. De Hertstverzorging der boomen. Als de appels en peren van de boo men zijn, moet gij zoo spoedig mogelijk het volgende deen le. De bladeren en blaadjes, de stomp jes vruchten en alle dergelijke »vuilnis- nesten4 moet gij verwijderen, laten verzamelen en verbranden. Dat kost wat moeite, maar het is werk, dat door klei ne en goedkoope handen kan gedaan worden, soms speelsgewijze. En het is roodzakelijk, om te bewerken dat, gij het volgende jaar hebt gave vrvchten, niet wormstekig vruchien die niet te vroeg afvallen. 2e. De stam en de hoofdtakken moe ten met een stijven borstel worden af geborsteld. Het vuil dat er af komt moet verwijderd worden. Als het veel is, moet het, zoo mogelijk verzameld en verbrand worden. 3e. De stam en takken moeten daarna zooveel mogelijk met kalk worden be streken. 4e. De grond onder den boom moet, zoover de kruin gaat, of iets verder worden losgelaten, zoo mogelijk om gespit en verkruimeld. 5e. Over de oppervlakte, die men heeft losgemaakt, strooide men 60 a 80 gram thomasslakken en op goede door latende gronden, waarvan de bodem erg los is, 100 gram kainiet per M2. Wanneer men zulks verkiest kan men beide ver mengen en dan uitstrooien, dat is ge makkelijker. 6e. Óp zwaardere gronden, die niet gemakkelijk doorlaten, dus op zware kleigronden, op veengronden en derge lijke. geve men geen kainiet. In plaats daarvan neemt men 40 gram kalizout 40(°/o kalizout) of 50 gram patentkali. Beiden worden evenals trouwens de onder no. 5 genoemde meststoffen zorgvuldig met de aarde vermengd, zoo dat het over het geheele losgemaakte gedeelte verspreid wordt. 7e Dezen winter of vroeg in het voor jaar neemt ge landbouwkalk, schuimaar de of mergel, die goed fijn is en strooit daarvan 1 K. G. per M2 onder de boo men. Hiermede is de eigenlijke herfstver- zorging afheloopen In het voorjaar moe ten de boomen nog gier, ammoniak of chilisalpeter hebben. Doch daarover een andermaal- Nog een kleine opmerking. Bij het aanleggen van nieuwe boomgaar den kan men voor de kalibemesting, vooral op doorlatende gronden altijd kaïniet gebruiken. Wanneer gij uw boomgaard verzorgt, zooals boven is aangegeven wordt uw moeite duizendvoudig beloont. Gij zult minder vuil in uw boomen hebben, het fruit zal gezond en frisch van uiterlijk zijn en niet voor den tijd afvallen. jJ*IJ LICHTE aandoeningen aangewend, voorkomen vaak zeer GEVAARLIJKE ziekten. 5029 van het GUEPONttRDJll ZEEP Gewaarborgd ÖRVERVAliCH! ZONDER Schadelijke U[BEMANOD|EUN L 231 O O co r L i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1913 | | pagina 5