Nummer 92
Zondag 16 November 1913.
36e Jaargang
T weede Blad.
SUNLIGHT
Gemeenteraadsvergadering
enl
de
zindelijke
HUISVROUW
Reclame.
Ingezonden Stukk^n.S
BC&GHAMS P1UEN
IS
van elke
De Sunlightzeep is
absoluut zuiver en
vrij van schadelijke
bestanddeelen. Zij
is goedkoop, overal
verkrijgbaar en hare
qngeëvenaarde uit
muntende kwaliteit
b.e'antwoordt ten
volle aan de strengste
eischen van hygiene
en zuiverheid. Daar
om is zij onmisbaar
in ieder wel geordend
huishouden.
UNLIGHT
VLIJMEN.
(Vervolg).
Van Buul. Ik zou liever een bode
hebbeo, al ware het nadeelig voor de
gemeente.
Voorzitter Dan hebt u een aardig Ideé.
De politie kan toch, wanneer hij loopt,
politiedienst verrichten. Hij heeft dan
ook zijn polltieoogen bij zich.
Van Buul. Zou 't niet gaan om een
bode aan te stellen en die dan tevens
onbezoldigd rijksveldwachter te maken.
Voorzitter. Ik geloof dat de Minister
daarvoor niet zal zijn te vinden. Hier is
de gemeente-opzichter ook onbezoldigd
rijksveldwachter geweest en dat is inge
trokken.
M. Mommersteeg. Mij is een geval
bekend van omgekeerde richting. In
Drunen was Mlmpen eerst veldwachter.
Nu is hij opzichter en rijksveldwachter
geworden.
Voorzitter. Hij is er veldwachter bij.
M. Mommersteeg. Vroeger wel, maar
thans niet meer.
Voorzitter. Ik weet het niet. Hier ls
het door den Minister ingetrokken.
M. Mommersteeg. En in dien tijd is
Mimpen in Drunen benoemd.
Voorzitter, ik wil de heeren er ook
nog op attent maken dat, wil men een
onbezoldigd rijksveldwachter hebben,
deze minstens f 300 moet verdienen. Ik
geloof dus wel dat mijn voorstel het
voordeeligste zal zijn, vooral omdat de
heeren steeds over bezuiniging spreken.
M. Mommersteeg. Ik zou evenals van
Buul wachten tot een er weg gaat en dan
een bode benoemen.
Voorzitter. Ik zeg u nog eens. In 1909
besloot de raad met algemeene stem
men een derden veldwachter aan te
stellen voor den nachtdienst, met op
heffing van den nachtdienst en der nacht
wakers en tevens om de andere veld
wachters te kunnen laten surveilleereD
bij avond in hoofdzaak op den Provin
cialen weg, in verband met de zoo dik
wijls voorkomende mishandeling van pas-
seerende vreemdelingen. Nu door dien
maatregel als 't ware de algemeene toe
stand op dat gebied als 't ware geheel
in orde is, zou men dien wederom in 't
leven gaan roepen. Ik acht me verplicht
te waarschuwen, omdat ik als hoofd der
politie de aanwezigheid van drie veld
wachters in een gemeente als Vlijmen
strikt noodzakelijk vind. De veldwachters
worden benoemd en ontslagen door den
Commissaris der Koningin wien ik geen
ontslag van een der veldwachters wensch
voor te dragen.
Ik zeg niet dat de menschen slecht
zijn, maar wel dat er die enkele zijn. De
raad weet niet zoo goed als ik hoeveel
klachten er destijds van vreemdelingen
zijn Ingekomen. Hoe zou u het vinden
als u door een gemeente met een lan
dauer komt gereden en ze snijden de kap
kapot of als u door een gemeente komt
gewandeld en u wordt gegooid of na
gejouwd. En zoo zijn er wel 25 klachten
ingekomen.
M. Mommersteeg. Ik kan nog niet zeg
gen dat de menschen hier zoo slecht
zijn. Ik ben hier geboren en opgevoed en
heb in mijn jeugd ook op veel andere
plaatsen gewoond, maar dan kan ik niet
zeggen dat ze hier slechter zijn, we
beter.
Voorzitter. U kan dat niet zoo beoor
deelen als ik. Doch ik wil deze zaak
verder in het midden laten.
A. F. Mommersteeg. Heb je de com
missaris ook niet gezegd dat de veld
wachters er nog een boerderij op na
houden. Dat zijn ook nevenbetrekkingen
Dat had je er nou toch ook wel bij
kunnen zeggen. Maar dat heb je hem
zeker niet verteld hë
Voorzitter. Dat noem ik geen neven
betrekkingen. Ik noem nevenbetrekkin
gen werkzaamheden die hij krachtens
zijn aanstelling verricht. Ik zie er geen
bezwaar in dat hij dat doet. Als de
polderveldwachter voor u met koeien
naar de Markt gaat, dan kan men dat
een nevenbetrekking noemen, doch dan
is 't toch niet zoo, want de polder be
taalt hem en niet u.
A. F. Mommersteeg. Hoe weet je dat
dat de polderveldwachter voor mij met
koeien naar de markt is geweest
Voorzitter. Omdat ik het zelf gezien
heb. Ik zal hier echter niet verder op
ingaan. In het belang van de goede zaak
meende ik het even te moeten aanhalen.
Als een veldwachter een groot huis
houden heeft, mag hij gerust een per
ceeltje land bewerken, daar steekt niets
in, want hij heeft ook zijn vrije dagen
en vrije uren.
A. F. Mommersteeg. Daar steekt niets
tn zegt u, maar als ze te veel werk heb
ben
Voorzitter. Hij heeft een groot deel
aan een ander overgegeven.
A. F. Mommersteeg, Als ik hoor dat
ze in een gemeente van 9000 zielen maar
veldwachters hebben, dan is drie wel
wat te veel. Zoo zit het er hier niet aan.
Voorzitter. Kaatsheuvel is een ge
meente met 8000 zielen en daar hebben
ze in het geheel geen nachtpolitie.
Dat zijn zaken die iedereen voor
zich moet weten. Wij hebben hier toch
al zeer dikwijl» de ondervinding opge
daan van welke groote waarde het is 's
nachts politie op straat te hebben. Kijk
maar eens met den brand in Haarsteeg.
Hij dacht dat het aan de Vlijmensche
zijde was, pakte gauw zijn fiets en ging
er naar heen. Het bleek toen dat de
brand op de Hoeven was. Het heele huis
stond reeds in lichte laaie en de bewo
ners lagen nog te bed, onze veldwach
ter was er alleen. Zoo ook hier met de
brand van den molen van Kools. Ook
deze stond reeds in lichte laaie terwijl
de bewoners nog te bed lagen. Een veld
wachter is beslist noodig vooral hier
waar de gemeente zoo uitgebreid is. In
Kaatsheuvel, Waalwijk en Vucht is de
gemeente meer op z'n stads gebouwd.
A. F. Mommersteeg. Vucht niet hoor,
dan ken je het niet.
Voorzitter. Vucht heeft vlak bij zich
de marechaussée's, dat scheelt ook veel.
Van Buul. Dan mochten ze in Kaats
heuvel wel dubbel zooveel politie hebben.
Voorzitter. Daar hebben ze ook ma
rechaussée's.
M- Mommersteeg. Wij hebben hier
toch ook een rijksveldwachter.
Voorzitter. Die is niet direct voor de
aewaking van Vlijmen, doch voor veld
dienst. Geloof me gerust, het is in' het
ïelang van de gemeente. Het moet ons
allen toch wat waard zijn ais we gerust
cunnen slapen, als ons huis, als we eens
op reis gaan, door de politie in 't oog
wordt gehouden. Men zegt wel eens,
de politie doet niets dan wandelen, doch
dat is nu eenmaal haar taak.
J. Wagenberg. Gesteld, dat we een
veldwachter minder zouden hebben en
een gemeentebode aanstellen van f 300
en dan nog een nachtwacht, zou dat
voor de gemeente voordeeliger zijn.
Voorzitter. Neen, integendeel, veel
nadeeliger.
J. Wagenberg. Dat de Commissaris
zoo op aandringt komt zeker wijl
dat al is 't een feit dat de vergunning
zal worden ingetrokken.
A. F. Mommersteeg. Als er geen an
dere regeling kan worden getroffen ben
ik er tegen. Nu zal?de politie ieder f 30
meer krijgen en later kom je toch weer
om nog een bode te benoemen.
Voorzitter. Dat is nu heelemaal geen
redenatie. De Commissaris geeft voor
de tweede maal in overweging te doen
wat ik heb voorgesteld enjdenkt u nu
dat ik, wanneer de veldwachters dezen
dienst mogen blijven vervullen, nog om
een bode zal aandringen. U schijnt ech
ter de werkzaamheden niet te kennen.
Nu weer liggen er 400 brieven over de
meeldauw, die rondgebracht moeten
worden, omdat de Amerikaansche kruis-
bessenmeeldauw van de zomer heeft ge-
heerscht. Dan weer krijg ik van den mi
nister een partij stukken voor welke
goede bezorging ik moet zorgen. WH
de Raad echter niet, wel dan leg'ik alles
maar op het bureau meer en zeg den
minister dat ik er niet voor kan zorg
dragen omdat wij geen bode hebben
Met mijn voorstel ben u er toch met
f 90 af.
M. Mommersteeg. Dus u stelt voor
15.-- per veldwachter.
Voorzitter. Pardon.
M. Mommersteeg. Ik geloof van wel.
Voorzitter. Die f 15 is voor de fiets.
Nu heb ik alleen gevraagd een vergoe
ding voor elk van f 30. Ik zal dan niet
aandringen om nog een bode te benoe
men. Ik wil het geld niet weggooien.;*
A. F. Mommersteeg. Ik begrijp het
niet. De commissaris verlangt geen neven
betrekkingen en met het andere woord
dringt hij er op aan.
Voorzitter. Ik heb er veel moeiten voor
gedaan om die vergunning te verkrijgen.
Met een brief was ik er niet mee klaar.
Ik heb dat verzoek toen al gedaan ter
besparing van de finantiën.
Slot volgend nummer.
(Buiten veranwoordelijkheid der Redactie)
er
de politie daardoor eenige verhooging
krijgt.
Voorzitter.
Dat kan zijn, maar met
Vrijh. Cappel 13 Nov. 1913.
M. de R.
Nogmaals verzoek ik U eenige plaats
ruimte, ontvang bij voorbaat mijn dank
Uw Correspondent heeft gemeend, naar
aanleiding van mijn vorig ingezonden
stuk, het voor de commissie, welke al
hier het onhankelijkheidsfeest heeft ge
organiseerd, eens te moeten opnemen,
wel aardig van hem.
De geachte lezers van Uw blad wil
ik opmerken, dat ik absoluut geen val-
sche voorstelling gegeven heb wat be
treft het ter inzage leggen der boeken.
Op 29 Oct. j.l. besloot de commissie
dat de boeken 3 dagen ter inzage zou
den liggen, waarvan Uw Correspondent,
steeds ijverig als hij is, op verzoek der
commissie gauw een berichtje in
Uw Courant plaatste, meer ook niet,
daar stonden geen datums bijgenoemd,
en ook niet welke drie dagen dat waren.
Was het dan ook zoo maar te begrijpen,
geachte lezer, dat daarmede de drie da
gen bedoeld waren, volgende op den
dag, waarop het blad onder de oogen
van belanghebbenden kwam 1 Mij dunkt
van niet. Uw Correspondent denkt zeker
als ik iets half plaats moeten het de le
zers maar heel begrijpen. Maar alle men
schen zijn nu eenmaal niet zoo snugger
als de Correspondent te Vrijh.-Cappel.
Bovendien is het m.i. nog afkeurens
waardig dat de commissie tegen een
correspondent zegt, zeg, plaats alsjeblief
eens een berichtje in de courant dat de
boeken drie dagen ter inzage liggen.
De menschen die de courant nu eens
niet lezen, hoe moeten het die nu met
zekerheid weten. Er zijn toch andere
manieren genoeg om daaraan publiciteit
te geven.
Dat er niemand is wezen kijken is
geenszins te verwonderenimmers de
termijn was al reeds voorbij toen het
betrekkelijk bericht in Uw blad stond.
Apen zijn wel aardige diertjes, vindt
ge ook niet Correspondent, ze kunnen
rare sprongen maken, hé.
Ontvang, geachte Redactie, nogmaals
mijn dank.
X.
Er was eens
't Is er nog. Niet ver van hier onder
fabrieksrook van nabije schoorsteenen
ligt het dorpje. Zijn eenvoudige bewo
ners dommelen den levenssluimei; voort.
Slechts nu en dan geeft een enkeling
blijk van leven en toont het strevende
bestaan zijner eeuw te weoscheo.
Blijdschap was er, toen geruchten
gingen, dat de vroede vaderen® een
beteren straatweg en een mordern fiets
pad in uitzicht hadden gesteld. Hunne
streek toch was (en is nog) berucht bij
houders van auto's, motors of rijtuigen,
doch allermeest bij de fietseis, in door
snee de menschen, die in den bestaans-
strijd gedwongen worden, de wegen te
berijden. Een oneffen keiweg met hier
een bult, daar een belt, ginds een ge-
nieplg-omhoogliggende tramrail of een
te-laat-geziene straatkei heusch de
Wandersmann* kan er van profiteered
Doch op 't oogenblik geeft dat idyl
lisch plekje een allertreurigste aanblik.
Stel u voor.
Twee onregelmatige rijen huizen. De
boomenrij daarvoor wansraakige gapin
gen vertoonend.
De eenzijdige trottoir versperd door
wanordelijk neergesmeten keihoopen. In
een enkel steegje tusschen de huizen een
zandberg, die door 't maandenlange lig
gen van wit tot vuilzwart is geworden
en met spelende kindervoetjes minstens
halverwege de straat opgewerkt is. Ter
kwartlengte van de straat een blootge
legd fietspad zóó smal, dat geen twee
fietsers elkaar kunnen passeeren. Daar-
neven één groote, niet te doorkomen
modderpoel, waar in vroeger tijden, ('t
is al lang geleden) een met-de-punten-
omhoog-gelegde keiweg was. Tusschen
de tramlijnen (een tram doorsnijdt de
modderlaag) een vette brei van machi
neolie, witachtig zand, zwart zand, koe
mest, paardevijgen, alles doorsneden,
doorploegd en doorkerfd van fiets-,
motor-, rijtuig-, kar- en diersporen.
Zie midden in die zwijnenboel een
zeventiglarigen stakker met zwakke
krachten een kolenkar in evenwicht
houdend, zonder eenige beweging in 't
stroeve vehikel te kunnen brengen en
hoor achter hem den autohoren van
Sneep's vrachtwagen. Laat dan nog de
tram in aantocht zijn, een boerenwagen
van het erf rijden en een stoomfiets tuf
fen. Zet op een droog plekje een veld
wachter, de gestokte handen op den rug
en de broekspijpen tot halver kniehoogte
opgeslagen.
Eens was erHet sprookje duurt
voort en lijkt 's avonds als uit Duizend
en een nacht, wanneer in de verte lan
tarenlicht waast, maar
Hoe lang nog zal deze kleine plaats
toontD, dat ze in haar kleinheid tot in
kleine zaken klein moet zijn A.
Vrijhoeven-Cappel, 14 Nov. 1913.
Mijnheer de Redacteur l
Vergun mij voor de laatste maal een
plaatsje in uw blad, waarvoor bij voor
baat mijn dank. Eerst was ik van plan
t er bij te laten, doch nu de heer X.
nogmaals m'n ingezonden stuk tracht
te weerleggen, moet ik hem nog even
van antwoord dienen.
Ik blijf bij zijn drie punten,
lo. De-Burgemeester van Vrijh.-Cap-
pel is in de vergadering der feestcom
missie geweest en heeft gezegd, dat er
van subsidie niets komen kan.
Zijn Edelachtbare weet natuurlijk beter
nog dan de heer X. en ik, dat zoo'n
subsidie aanvraag behoort tot de com
petentie van den Gemeenteraad. En nu
vraag ik elk lezer in gemoede, hebben
wij recht om te zeggen, dat de subsidie
aanvrage is afgewezen, indien de Bur
gemeester dat zegt
Dat is officieel. De feestcommissie of
wie ook die dat weet, behoeft dan niet
te gaan informeeren of het raadsverga
dering is geweest. En indien hij die
ofticieele verklaring staande houdt, dan
kan een waanwijs heer wel schrijven
van leugenachtig en meer van die vette
woorden, doch dit doet niets, natuurlijk
niets af aan het feit.
En dan de opmerking van mijnheer
X dat ik toch wel onnOozel ben om te
vragen Is er dan raadsvergadering ge
weest of niet Maar onnoozele hals, hebt
ge dan niet begrepen, dat het geheele
gedeelte, waarin ik over de raadsver
gadering schreef, enkel scherts was
Denkt ge dan, dat ik ook niet weet en
wist, dat er geen raadsvergadering ge
weest is. Maar ik heb willen aactoonen,
dat óf er een vergadering geweest is,
anders had nooit de Burgemeester kun
nen zeggen, dat er geen geld was, of
Dat ik zulks nog eens moet uiteen
zetten pleit niet voor u.
2o. Met wat de Vrijhoevetnsche boeren
en burgers aan het feest deden hebben
we niets te maken. Ik schreef de vorige
maal, dat we die menschen als raads
leden moeten beoordeelen. En dan kan
de heer X. daar niets van zeggen, om
de eenvoudige reden, dat ze zich als
zoodanig niet hebben uitgesproken.
Durft de heer X. uit die enkele liters
melk de conclusie trekken, dat ze voor
het subsidie zouden hebben gestemd
De heer X. vraagt of ik wel eens een
aap heb gezien. Neen, mijnheer X. nog
nooit, maar ik heb de Echo van de
laatste weken gelezen, omdat men mij
vertelde, dat daarin een brulaap zijn
kunsten vertoonde.
Thans nog even punt 3. De heer X.
»betrapt mij alweder op een leugen*.
Hij beweert, dat hij slechts vriendelijk
verzocht heeft en niet >gesommeerd
Het doet bepaald vermakelijk aan, als
we zien in welke bochten zich die heer
X. wringt om zijn bewering aannemelijk
te maken.
Hij schrijft toch in de Echo van
Zaterdag.
Voorts moet ik opmerken dat ieder,
dip maar een greintje verantwoordelijk
heidsgevoel bezit, en als eerlijk man wil
uitgaan, er geen oogenblik aan weifelt,
de boeken Ier inzage te leggen*.
Nog meer vettigheid volgt, doch dit
is voorloopig genoeg.
Lezer wanneer iemand, die dat be
weert, nog vriendelijk verzocht om de
boeken ter inzage te leggen, dan is u
toch zeker even duidelijk als mij, dat
hij bij de feestcommissie niet veronder
stelt, wat hij met zooveel holle woorden
neer schrijft.
En als iemand aan u, lezer, zeide
Indien gij een eerlijk man zijt, Indien
gij een greintje verantwoordelijkheids
gevoel bezit enz., dan zult ge de boeken
wel laten zien, en indien hij u dan toch
nog vriendelijk verzocht om nou toch
eens met de boeken op de proppen te
komen, zoudt ge dan ook niet voelen,
dat, dat >vriendelijk« verzoeken een
geniepige beschuldiging inhoudt en een
sommatie lijkt.
Met de 'meeste achting,
Teeken ik
N.
JJIJ LICHTE aandoeningen
aangewend, voorkomen
vaak zeer GEVAARLIJKE
ziekten. 5029
en I
Echo van het Zuiden
GEDEPONEERD)
ZEEP
GEWAARBORGD!
ÖNVfRVAlSCHTÏ
ZONDER
Schadelijke P
BESTANODEELENj1
Ti 281
r
L
Zeep