Nummer TO Zondag 30 Augustus 1914. 37e Jaargang T weede Blad. Uit de hoofdstad. In oorlogstoestand. Het zal nu meent de hoefijzer correspondent van het Handelsblad de taak worden van het Nederlandsche leger en vooral ook van het Nederland sche volk om zich allengs aan te passen aan den oorlogstoestand. Want allicht zal die toestand zooveel weken, ja mis schien zelfs maanden duren, dat mee zich erin zal hebben te schikken als io het tijdelijk-normale. Het abnormale is tijdelijk normaal geworden, gelijk alles het onderstboven is gekeerd. Er breekt nu zoolang ons land niet in den oorlog wordt betrokken, een tijd aan van wachten. Voor het leger wordt dat een bijzonder onaangename tijd. Een periode van vermoeiende en vervelende werkeloos heid, waarin nochtans de waakzaamheid geen oogenblik mag verslappen en die juist daarom wegens het gelijkmatig aan houdende van de spanning, zoo afmat tend op de zenuwen werkt. Toch moet de waakzaamheid onver- slapt blijven niet alleen bij de leger- autoriteiten, maar bij eiken simpelen schildwacht aan de grens, omdat men, in de omstandigheden, waarin wij nu verkeeren, elke minuut op een verrassing, elk oogenblik op alles voorbereid moet zijn. Het kan weken lang rustig blijven en ineens kan er iets gebeuren, dat, gelijk voor Europa het revolverschot van den Servischen gymnasiast, voor ons land het kruit doet ontbranden, dat zoolang droog gehouden werd. De verklaring van de Engelscbe regeering betreffende de neutraliteit vaD de Schelde is zeker bij ons met even veel voldoening en waardeering ontvan gen als die van de Duitsche aangaande de eerbiediging van onze onzijdigheid. En wij behoeven ook niet te twijfelen aan de oprechtheid van die beide ver klaringen. Maar de schrikkelijke ervaring van België heeft ons te duidelijk getoond, dat er oogenblikken kunnen komen, waarin de waarheid van het woord van den psalmist, Vest op prinsen geen betrouwen", laat ons onderstellen: on der den indruk vaD nood dwang tot wer kelijkheid wordt om ons niet te doen beseften dat, beter dan alle beloften en verzekeringen, onze eigen weermacht onze onzijdigheid kan handhaven. Laat ons in alle ellende waariD wij zitten niet vergeten onze neutraliteit. Acht (weldra negen Staten) zijn in oorlog. Maar niet met ons. En er zijn er, in en buiten Europa, altijd gelukkig nog veel meer in vrede. Onze havens zijn vrij en staan open voor de koopvaarders van heel de wereld. Van de oude kennissen blijven nu de meesten weg. Welnu, er zullen er nieuwe' ziin te maken. En als er dan eenmaal dit ont zettende onweder over Europa zal zijn heengedreven, dan zullen de oude schepen, in onze havens terugkeerend, naast nieuwe gemeerd liggen, die daar" heen intusschen den weg zullen gevon den hebben. Maar daarvoor is aanpakken noódig niet stilzitten. Langzaam zal dat alles gaan. Want snel gaat het onheil en traag het herstel. Het leger waakzaam. Het volk werkzaam. (Nadruk verboden). iNog steeds hier bezorgdheid, neer slachtigheid, achteruitgang in zaken, ginder kanongebulder, moord, verwoes ting en brandstichting. Reeds een maand is het geleden, dat voor-het eerst na zooveel jaren de oorlogskreet door geheel Europa klonk en nog is het einde niet te voorzien, En intusschen gaat het steeds voort, wordt de eene onrechtvaardigheid op de andere gestapeld, wordt meer en meer inbreuk gemaakt op het volkeren recht van verschillende naties, wordt dood en verderf gezaaid vanaf den be- ganen grond niet alleen, maar braken ook luchtschepen hun moordende helsche machines over de aarde, verwoestende hetgeen voor de >aardsche« moordtuigen onbereikbaar bleek. Danken wij God, dat ons land nog van de rampspoeden, waarmede helaas onze naburen geteisterd worden, bevrijd bleef toch dreigt ons een ander gevaar en dat is de totale fnuiking onzer in dustrie en nijverheid. Bedroevend Is het te zien, hoe de aanlegplaatsen der vracht schepen geheel verlaten liggen, hoe op het stationsemplacement, waar het an ders zoo druk is, absoluut geen vertier is. Dit alles typeert den toestand van handel en industrie, maar al ware dit niet genoeg, daD waren de honderden werklieden die over dag langs de straat flaneeren, een tastbaar bewijs voor den stilstand in onze fabrieken. Waar evenwel de >zaken" goed schij nen te gaan, dat is op ons stadhuis. Hoe laat men hier ook passeert, steeds ziet men alle ramen in dit reuzengebouw verlicht, een teeken, dat daarbinnen >gewerkt< wordt. Van een der ambte naren vernam ik, dat er in de laatste dagen ontzettend veel van hun werk kracht gevorderd wordt in verband met den huldigen toestand. Om eens een staaltje aan te halen van hetgeen daar verwerkt moet worden, diene b.v. dat verleden week op één dag ruim drie honderd reispassen aangevraagd en af gegeven werden. Wordt men daar in dezen tijd niet zoo heel voorkomend be handeld, zooals mij overkwam, wijt het dan aan den overspannen geestestoestand van het personeelook aan de loketten onzer telegraafkantoren kan men ervaren dat in de laatste dagen enorm veel van het personeel gevorderd is. Alvorens eenige bijzonderheden mede te deelen over mijn bezoek aan de gren zen wil ik nog eens even wijzen op de bijzondere devotie welke in deze dagen door het biddend 's Bosch voor O. L. Vrouw van den Bosch wordt aan den dag gelegd. Telken avond stroomt de bevolking naar de Kathedrale Kerk van St. Jan om daar aan de voeten van Maria's Genadebeeld den vrede voor ons land af te smeeken. Geen plaatsje blijft avond aan avond onbezet en tnen bidt met een devotie, zooals ik nimmer zag. Waar zoo gebeden wordt daar kan God's hulp niet achterwege blijven, op voor spraak van Haar, die steeds met zoo milde hand God's genaden over den Bosch en over verre daarbuiten uitspreidde. Zooals ik in mijn vorigen brief reeds mededeelde, zoude ik een bezoek bren gen aan onze grenzen om daar eens zij het dan ook van verre een blik te slaan op het oorlogsveld. Van dit tochtje heb ik geen spijt, al heeft ook hetgeen ik er aanschouwde een diepen indruk op mij gemaakt. Wel was wat ik zag van de ellende van den oorlog slechts weinig in vergelijking van hetgeen wij reeds hoorden en lazen van de gruwelen van dezen oorlog, maar het heeft in mij op gewekt een innig medelijden met het lot, dat zoo ongenadig onzen nabuur trof. Te ,Hoogeloon bracht ik een bezoek aan onze mannetjes aan de grenzen het spijt me dat ik hierover niet meer kan mededeelen, tengevolge van de censuur, anders zoude ik U een kleurrijke be schrijving kunnen geven van het leven onzer soldaten aan de grenzen, zooals ik dat eenige uren heb aanschouwd. Laat ik daarom volstaan met de mede- deeling, dat onze jongens het uitstekend maken. Daar ik uit mededeelingen van hooger hand tot de ervaring was ge komen, dat omtrent hetgeen aan de grens gebeurde en over hetgeen ik daarvaD gezien had een volkomen stilzwijgen moest bewaard blijven, was ik blij een Invitatie van een automobilist te kunnen aannemen om met hem en zijn vrouw eens een eindweegs de grens te passee- ren tot Rethy, waar zooais vluchtelingen uit Aerendonck en andere plaatsen ons hadden medegedeeld, de Duitschers den vorigen dag vreeslijk hadden huis gehouden. Na herhaaldelijk te zijn opgehouden tot onderzoek onzer papieren belandden wij eindelijk in het dorpje Rethy. Voor twee jaar heb ik, bij een rondreis per rijwiel door België, eenige uren in dit lieflijk dorpje doorgebracht in Hotel >De Keizer:». Welk een contrast. Waarheen het oog zich ook wendde, overal ver nieling en verwoesting. Wat nog door het vuur gespaard bleef was met woeste hand kapot geslagen of uiteengerukt. Overal bange gezichten en gelukte het ons slechts na herhaling een gesprek met een bejaarde man te kunnen aan- knoopen. Op onze vraag wat er toch gebeurd was, kregen wij een verhaal doorspekt met weeklagen en verwen- schingen tegen al wat Duitsch is. Zijn verhaal kwam in het kort hierop neer Zaterdagmiddag passeerde een troepje van 17 Uhlanen. Nauwelijks waren deze in de richting Moll verdwenen of een tweetal anderen reden met lossen teugel het dorp binnen. Op het Marktveld werd naar den weg gevraagd dien de anderen gevolgd waren. Ook zij sloegen den weg naar Moll in. doch eensklaps klonk een salvo, een der Uhlanen stortte van bet paard, een medegevoerd paard werd gewond, terwijl de tweede Uhlaan ge kwetst werd maar nog in allerijl kon vluchten. Eenige minuten later keerde de Uhlanen terug, posteerden zich op de Markt en begonnen a bout portant te schieten in alle richtingen. Toen zich evenwel niemand vertoonde, sloegen zij deuren en vensters stuk en wierpen er kleine bommen in, door welker ont ploffing het huis In minder dan geen tijd in lichte laaie stood. Na zoo het grootste gedeelte van het dorp door brand vernield te hebben, trokken zij terug onder mededeeling te zullen terug komen en Arendonck te zullen verwoe sten, omdat gebleken was, dat gendar men uit dat dorp vanuit het stadhuis op hen geschoten hadden. Hun moordende kogels hadden een slachtoffer geeischt en wel een meisje, dat juist voor een venster stond. Een kogel streek rake lings langs haar hoofd, een tweede on middellijk daaropvolgeude doorboorde haar het hart. En vandaag is het dit dorp, morgen is het die stad, die aan vernieling ten prijs is, tot zoolang van het eens wel varend België niet veel meer over is dan één rookende puinhoop. BOSSCHENAAR. De val van Namen. Een correspondent van de Voss. Ztg.« die ooggetuige was van den intocht der Duitschers iu Namen, meldt daaromtrent het volgende De houding der Duitschers was voor beeldeloos. Een buitenlandsche attaché zeide met tranen van ontroering in de oogen tot mij>Men moet u daarom benijden, Duitscher te zijn.* Geen draad versperring en geen barricade, geen moorddadig geschut- en geweervuur uit de versterkte stellingen der Belgen kon den de onzen tegenhouden. Onze offi cieren, steeds ver vooraan, gaven weder voorbeelden van de grootste dapperheid en zelfverloochening. De vijand vloog verschrikt, in razende vlucht voor onze troepen heen. Kilometers ver kwam ik door streken waar de bodem met weg geworpen geweren en uniformen was bedekt. Toen wij Namen binnenrukten don derden onze zware belegeringekanonnen om de laatste forten, die nog zeer dap per stand hielden, tot zwijgen te bren gen. Niemand, die het niet zelf gezien heeft kan zich de werking der zware grana ten voorstellen. Ik Z3g forten, die nog slechts een diepen krater vormdenverscheidene meters dikke cementgewelven waren in stukken geslagen of lagen als rotsblok ken op elkaar gestapeld. Op eene plaats lagen 150 Belgen, die met hun gene raal liever hebben willen sterven, dan zich overgeven, onder de puinhopen begraven. Voorbeeldig is bij ons de marschorde en de houding der troepen in het al gemeen. Op den avond' van den slag zag ik troepenafdeeling die sinds den nacht onder groote vermoeienis in het vuur hadden gestaan en geweldige ver liezen geleden hadden, doch in ordelijken marsch voorttrokken on zongen, als be vonden zij zicb midden in de herfstma- noeuvres. Van den vroegen morgen tot den laten avond merkte ik geen enkelen man op, die in een toestand van verslapping verkeerde, geen enkelen, die achter wilde blijven. Waar de gelegenheid gunstig schijnt laat zich de Belgische bevolking nog steeds tot arglistige overvallen op afzon derlijke soldaten of patrouilles verleiden Daar, waar zulks gebeurde, leerde ik de vergeldende gruwelen van den oor log in hunne verschrikkelijke gedaante kennen. Maar tegelijk daarnevens, waar zich de bewoners neutraal gehouden hadden, waren de huizen onaangetast, en zaten mannen en vrouwen ongestoord en vaak te samen met onze soldaten voor de deur. Ik kwam ook door franktireursdorpen die men met gerechte vergelding tot een enkelen, brandenden puinhoop in elkaar geschoten had, die als afschrik kende voorbeelden moesten dienen. Onbegrijpelijk is de houding der in woners. Voor Namen stonden de men- schen ondanks het zware ongeluk, dat hen getroffen had, genoeglijk te praten, ja, te schertsen. Bewondering wekt het te zien, hoe als vanzelfsprekend de groote leger- machine zou men meenen werkt. Twee uren na den intocht binnen Namen begon de veldpost zich in te richten, trokken de colonnes op en werd met de herstellingen der bruggen begonnen. Hier ter plaatse kan men ook het best zien van welke groote beteekenis de snelle inname van Luik was. Onze successen, tot nu toe in het Westen behaald, berusten daarop, dat het legercommando verrassend sterke troepeomassa's daarheen geworpen heeft, waar het slag wilde leveren. Behalve op de strategische leiding, op de moreele onthutsing van den vijand, berust het succes op den strijdlust, de onbaatzuch tige opoffering en mannelijke tucht onzer dappere soldaten. Te oordeelen naar hetgeen ik gisteren ondervonden heb, geloof ik niet, dat één volk ter wereld oos na kan doen. Belgische waardeeri?ig Dinsdagmiddag stapte te Maastricht aan het grand hotel Au lévrier et de l'aigle noir af prins Albert de Ligne, gezantscbapsraad van Z. M. Koning Al- bert van België met de prinses. Na een bezoek te hebben gebracht aan Z. Exc. den Commissaris der Ko ningin in Limburg en den Burgemeester van Maastricht, om namens den Koning van België dank te brengen voor de verleende gastvrijheid en de goede zor gen besteed aan de Belgische vluchte lingen te Maastricht, bezocht de Prins, volgens de Msb. de verschillende zieken- inrichtingen van het Roode Kruis. Gisterenmorgen bezochten de prins en de prinses de Belgische vluchtelingen, waarbij de Burgemeester de hooge gas ten vergezelde. De overgave van Brussel. Max, de burgemeester van Brussel, en generaal Sixtus von Arnim, de bevel hebber der Duitsche troepen te Brussel, hebben een onderhoud gehad, dat tot de volgende resultaten geleid heeft 1. De vrije doortocht van de Duitsche troepen door Brussel. 2. Inkwartiering van een garnizoen van 3000 man in de kazernes van Etterbeek. 3. Voor opvorderingen wordt in con tant geld betaald. 4. Eerbiediging van de inwoners en van den openbaren en particulieren ei gendom. 5. Het gemeentebestuur blijft, zonder inmenging van de Duitschers, de ge meentelijke zaken besturen. Burgemeester Max heeft dadelijk een proclamatie in dezen zin in de stad la ten aanplakken. De Duitschers, zoo meldt, volgens de N. R. Crt., de Daily Mail, hebben den dienst van de trams, telefoon en post hersteld. Er loopen treinen naar Luik en zelfs werkt de Telegraaf met Duitsch- land. Het blad meldt ook, dat een aan tal journalisten, die bij den Duitschen generalen staf in een kwaad blaadje staan, Brussel uitgezet zijn. Volgens den berichtgever van het Engelsche blad steunt de bevolking van Brussel burge meester Max met geestdrift, maar zij zou verontwaardigd zijn over de houding van de Belgische regeering en den Bel gischen generalen staf. Het gevecht bij Charleroi. De oorlogscorrespondent van de «Ti mes» is uit België naar «Times»-bureau te Parijs teruggekeerd/waar hij een le vendige beschrijving gaf van het vree- selijke gevecht bij Charleroi. De Duitschers aldus vangt het verhaal aan begonnen het bombar dement op de bovenstad. De Franschen deden een uitval, die herinnerde aan de middeleeuwen en keerden terug, toen zij een veel sterkere Duitsche troepen macht tegenover zich vonden. Intus schen hield het bombardement zonder onderbreking aan. Toen deden de Fransch-Afrikaansche troepen, de Tur- co's met onvergetelijk élan een uitval en voerde met de bajonet een charge uit op de Duitsche batterijen. Onder de Turcos zelf werd een vreeselijke slach ting aangericht en van het geheele ba taljon keerden slechts 100 man terug. De Duitschers naderden stap voor stap door de voorsteden het hart van Char leroi. Daar had toen in de nauwe stra ten een ontzettend bloedbad plaats. De wegen waren als bezaaid met dooden. i)e gesneuvelden bleven in opgerichte houding op dezelfde plek, waar zij ge troffen werden, staan, steunend op hun reeds eerder gedoode broeders. Vóór het station hielden de Franschen tot het laatste toe stand. Twee uren lang moesten de Duitschers vechten, vóór zij de kanaalbrug bij de stad kon den bezetten. De verliezen der Duit schers waren ontzettend. Geleidelijk be zetten de Duitsche troepen de dorpen Marchiennes. Landelis, Montignies en de streek nabij Walcourt. Weldra begonnen nu de Franschen Charleroi te bombardeeren. Hadden de Duitschers eerst de bovenstad zwaar be stookt, de Fransche artillerie wierp gra naten in het lagere stadsgedeelte. Niet tegenstaande een hardnekkigen tegen stand, avanceerde de Fransche infante rie weer langzaam naar de stad, ver scheidene dorpen hernemend op d^linle tusschen Thuin en Mettel. Om zes uur 's avonds werd het gevecht gestaakt, daar men aan beide zijde totaal uitge put was. Vóór het aanbreken van den dag, be gonnen de Franschen opnieuw Charleroi te bombardeeren. De onvermoeibare Fransche troepen stormden voorwaarts naar de beneden stad, intusschen de dorpen Chatelet Chatelineau, Bouffcouex, Marchienne en Couillet hernemend. Het gevecht was op dat oogenblik aan belde zijden het he vigst, de verliezen ontzettend. Niettegenstaande de moorddadige uit werking der Duitsche mitrailleuses trok ken de Franschen Charleroi weer bin nen en dreven na een woedend gevecht de Duitschers in verwarring over de Sambre terug. De Franschen trokken de stad bin nen, die letterlijk uitgestorven was, en totaal verwoest door het overstelpend granaatvuur. Voor een herberg zag men het lijk van een Duitschen officier in geknielde houding, het hoofd gebogen over een waschkom, het gelaat met zeepsop bedektdoodgeschoten toen hij zich waschte. Een ander lag dwars over een tafel, terwijl de koffiekop, die hij aan zijn lip pen had willen brengen, juist voor een kogel hem doodelijk trof, in scherven op den vloer lag. Overal in de stad stonden huisresten te smeulen. Iedere kelder bleek over- vuld met door angst en ontzetting wel haast verlamde bewoners. (Tel.) In den slag. Een gewond Fransch soldaat, een journalist, beschrijft in een brief aan een vriend te Londen het gevecht waarin hij geweest is. .Hij ligt nu in een veld hospitaal. Een geweerkogel heeft hem den linkerschouder doorboord, en hij heeft nu het gevoel of iemand een bran dende sigaar aan zijn schouder heeft gebonden. Hij vertelt (wij vertalen uit een Engelsch blad) „Ons leger trok op over een breeden, zonnigen weg, aan weerskanten begrenst door een uitgestrekt bebouwd veld, waaruit hier en daar boeremeisjes en oude mannen druk bezig zijn met den oogst, alsof zij leefden in he tvreedzaam- ste land ter wereld. Wij rennen nu door het veld en de helling van heuvels op. Op den top gekomen laten wij ons vallen en daar, recht voor ons, op de heuvelen aan den overkant en op weg naar de vlakte die hen scheidt is de vijand in gevecht met een divisie van de verbonden troepen. Ik kan duidelijk de Duitsche artilleristen zien, die zich bewegen tusschen de stukken op den top der heuvelen en op de hellingen. Ik zie een geweldige vlam uit een van de kanonnen slaan. De omliggende heuvelen weerkaatsen den zwaren knal. „Het is een rare gewaarwording die je krijgt, wanneer je voor het eerst in een kogelregen komt. Je hebt ineens het gevoel of je de koorts krijgt. Maar dat gevoel gaat gauw weg. Nu eens neer vallende om te schieten en dan weer opspringende om een eind over de vlakte te rennen, naderden wij meer en j Oorlog.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1914 | | pagina 5