f
wee.de Blad.
Spotnamen van Moord-
brabantsche plaatsen.
Binnenland.
NUMMKR 60
DONDERDAG 29 JULI 1920
43e JAARGANG.
Dit blad verschijnt
Woensdag-en Zaterdagavond-
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,25
Franco p. post door het geheele rijk 1,40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden en*.,
franco te zenden aan den Uitgever.
Telel. 38.
WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT.
Uitgave: WaalwIJksche Stoomdrukkerij Antoon Tieleo.
Prijs der Advertentlrn
20 cent per regel; minimum f 1.60
Reclames 30 cent per rege?.
Telegr.-AdresECHO.
V ervolg.
De Astensche peelboeren vinden hun
verklaring in de ligging van 't dorp.
Someren schijnt vroeger in conflict te
zijn geraakt met Helmond waarschijnlijk
over zoutsmokkelarij. Op zekeren morgen
trok Someren op wraak uit onder de
strijdleus: „Someren niet hang!", sloeg te
Helmond alles kort en klein ende
vrede werd geteekend. Maar met den oor
logskreet „Someren niet hang!" blijven
eventueele vechtershazen zich nog altijd
moed inspreken.
Over Helmond kent de omtrek het vol
gend spotrijmpje:
Hellemonders
Kattendonders
Vlooienbijters
Keienschters.
Wat de Hellemonders aan de katten
misdreven hebben, weet ik niet, maar dat
„poes" er zich niet veilig voelt, zou men
opmaken uit dat andere: „Kiek, de kat zit
op den toren en kiekt heel Helmond
deur!"
We richten ons westelijk naar „Kern-
penland".
Daar vinden we te Best pompoenen. Een
liedje, waarvan ik den zuiveren tekst niet
in handen kon krijgen, zegt ongeveer:
Ik hen naar de Bestsche kermis gewiest
Locht van den giest,
Ik heb nie gehad als pompoenepap
En kooien gelijk de biest
En vliegehiliekes 't miest.
Ik vond het zelfde liedje vermeld op re
kening van Erp.
De laatste regel duidt op den laat inval
lenden kermistijd, in de dagen dat de vlie
gen verdwijnen, en, zooals ook elders, o.a.
te Teeffelen en te Wintelre, hij wijze van
krenten, in den mik worden gebakken!
Maar te Best, dat St. Odulphus als kerk-
patroon vereert, bestond van oudshei een
bloeiende klompen-industrie:
Odulphus est
Patroon van Best
Waor 't klumphout west (is wast).
Aan dat bedrijf hebben de inwoners den
naam van gattenkijkers te danken. Zij
vestigen n.l. hij 't klompenmaken voortdu
rend het oog op het gat, dat in 't houtblok
moet uitgestoken worden. De benaming,
die men te Best en te Oirschot aan de
vrouwen geeft, laat ik fatsoenshalve onge
schreven. Liever vermeld ik de krijgsleu
ze:
Best Boven
Oirschot in den Oven!
al wordt diezelfde kreet, met de noodige
varianten, oo tal van plaatsen gehoord,
waar rivaliseerendc dorpen tegenover el
kander staan: „Beek hoven, Aarle in den
oven!" enz. 't Is 't vaderlandsche „Oran
je Boven!" in miniatuur.
Te Oirschot hoort men ook spreken van
de kriminers (is kramers) en de maan-
hlusschers, te Bladel van de zwetsers. We
kenden reeds de Woenselsche hokken;
voeg daarbij de Stratumsche ruitjestikkers
en de Gestelsche hlauwhuiken, die aldus
naar hun hiauwen kiel zouden genoemd
zijn. Deze drie gemeenten zijn thans op
genomen in Groot-Eindhoven; haar na
men zijn dus bestemd om te verdwijnen,
evenals de Eindhovensche teuten, dat wel
„rondreizende- kooplui" zal beduiden, ge
lijk deze onder dien naam te Bergeijk en
omstreken voorkomen. De Eindhovensche
snuiftabak, in den tijd onzer grootvaders
een zeer gezocht artikel, verklaart den
naam snufscheppers. Of is het hier, gelijk
elders, synoniem met vitters en bedillers.
Strijp staat hekend als ,,'t heksenland".
Zeelst ziet er met minachting op neer:
Strijp st
Oer(le)sche grond
Zeelst hoven!
Te Oerle zouden vroeger veel vilders
hebben gewoond. De herinnering daaraan
wordt bewaard in het volgende:
Vil-Oers
Velleken tei (is taai)
Meske scherp
Prös, prös.
Te Zeelst kwamen in den tijd der huis
weverij de Veldiftminsehe wevers hun
„stukken" halen om te weven. Dan zong
men:
De Veldhovensche hokken,
Die komen hier slokken,
Zdj hebben geen nood,
Zij hebben geen brood,
Z\i steken vaiers en moeiers met
spelden dood.
Een variant daarvan hoorde men te
Berkt, een bedelaarsbuurt onder Bergeik:
De Berker hokken,
Die komen getrokken,
Die hebben geen nood,
Ze schooien hun brood,
Ze steken vader en moeder met spelden
dood.
Van de dorpen Aalst Waalre, Dommelen
en Valkenswaard waren de volgende eere-
titels hekend:
Rooi Aalst
Scheel Woldere
Krom Dommelen
Kaal Weerd.
De verzamelaar teekent er in 1892 hij
aan: 't Is opmerkelijk dat er in Aalst veel
roodharigen, in Waalre schelen en in
Dommelen en Valkenswaard in één hand
zegt men, „komt een juffrouw uit den koe
stal". Dit doelt op de meer moderne klee
derdracht, waardoor dat plaatsje afsteekt
tegenover andere omliggende dorpen.
Oudtijds waren de heerlijkheden Waalre,
Dommelen en Valkenswaard, in één hand
vereenigd; de verstandhouding tusschen
de drie schijnt echter niet te best geweest
te zijn, gelijk het volgende rijmpje aan
duidt:
Als 't in Wolderen begint te bolderen
En in Dommelen begint te rommelen
Dan stee (is staat) Weerd
Gelijk (is geheel) verveerd.
Die van Valkenswaard geven natuurlijk
een andere lezing:
Dan zijn ze in Weerd
Nog niks verveerd.
Vooral Waalre moet zeer onhandelbaar
zijn geweest. Vandaar dat die plaats den
bijnaam van „warsch" draagt, en
„Waarsch Woldere" een typeerende uit
drukking geworden is. Te Steensel mag
men al evenmin als te Bakel van pieren
spreken. Vraagt er niet naar den pier, die
hij den pastoor aan den ketting ligt, noch
naar de vette ossen van Steensel. Hoort ge
er de klok niet luiden:
Berkenhout, brandhout?
Brem euk, brem euk.
waarop Knegsel's klokje antwoordt:
Brem is de bekende heistruik en euk is
ook.
En als iemand een scherp en geoefend
oor heeft, onderscheidt hij te Lommei,
even over de Belgische grens, duidelijk
in het geluid van de zware klok:
Waat is er te Lommei?
De lichtste antwoordt:
Eèrremoei, eèremoei.
De zwaarste vraagt dan:
Hoe lang zal het duren?
En de angelus-klep zegt:
Al ze léven, al ze léven.
Aan Kempenland grenst het kwartier
„Oosterwijk". Te Kaatsheuvel vindt men
de bloemkoolen, en de boenderbinders, al
duidt dit laatste epitheon waarschijnlijk
slechts op een bepaalde huurt. Van „Loon-
op-Zand, licht volk, licht land" hebben we
reeds hij Velp gesproken. Ik zag ze ook
theebuiken en zwevelsoppers genoemd, dit
laatste waarschijnlijk uit den tijd, dat een
ambulant gedeelte der bevolking met de
mars op den rug zijn zwavelstokken rond
ventte. Waaraan de bewoners van Vueht
onder den rook van 's-Hertogenbosch
den naam van koezakken te danken
hebben, weet ik niet. Is 't een herinnering
aan de koehaarspinnerip, die omtrent het
midden der vorige eeuw daar als gemeen
telijke werkverschaffing was opgericht?
Of is 't een verbastering van „kozakken"?
Over Gemonde, het land der bessemma-
kers, dat onder vier dorpen ressorteerde
hoorde men:
Gemonde is een schoone stad
"Van vier dorpen aaneengelapt.
In die streek is ook de uitdrukking in
gebruik: „hij is te Gemonde in 't lof ge
weest", een woordspeling op den naam
Gemonde,- volgens de volksetymologie een
verbastering van „geen monden'. De
spreekwijze heteekent dus: liij weet niets
te zeggen, weet van niets. Een variant met
denzelfden zin in de omstreken van Eind-
1 hoven luidt: „hij komt te Strijp uit liet
lof"; elders weer: „hij komt te Breugel uit
het lof". Te 's Hertogenbosch zegt men:
„hij komt uit de Kruiskerk" (de thans bij
na geheel herbouwde St. Catharinakerk).
Een rasechte Bosschenaar verklaarde ine
de uitdrukking door de volgende legende,
die hij in zijn jeugd had opgevangen. Op
liet uur der godsdienstoefening in de
Kruiskerk zat een man kruit te drogen in
'n pan op de kachel. Boven hem woonden 'n
commensaal, die een gebraden haas op
tafel had staan. Plotseling ontploft het
kruit, slaat de zoldering in stukken en
slingert tafel en haas met de halve pui op
straat. Op dien slag vliegt alles naar hui
ten en weldra staan de babbelende mon
den niet stil over de ontzettende ramp. Al
leen de kerkgangers van de Kruiskerk
waren als vreemdelingen in Jerusalem.
En van iedereen, die even onkundig was,
heette het dien dag: „hij komt uit de
Kruiskerk". Se non e veró....
Nog een staaltje van volksetymologie.
Van iemand die als gierig te hoek staat
heet het: „hij is niet van Geffen" (versta
geven). En bij uitbreiding:
Hij komt niet van Geffen, maar van Kleef
Hij houdt meer van den heb als van den
geef.
De lui uit Boxtel worden te Oirschot ge
scholden voor windmakers, „want van
Boxtel komt de Noordenwind vandaan".
Het dichtbij gelegen dorp Esch had een
toren, die nog lager was dan het kerkge
bouw zelf. „Als het regent", spotte men,
zet men te Esch den toren in de kerk".
Men spreekt in die huurt van Ilaarensehe
ook van Ldenhoutsche spekstruiven,
en te Esch weet men te vertellen, dat „99
ossen on één Haarensche boer 100 heesten
zijn". Daarom wordt Haaren ook wel de
„dierentuin" genoemd.
Tilburg de voornaamste fabriekstad
van Noordhrabant, evenals het naburige
kleine, maar nijvere Goirle, danken hun
namen aan de industrie.. Te Goirle maak
te men, gelijk Bachiene in zijn Vaderland
sche geographie (1791) reeds vermeldt, de
kleine lederen kaatsballen, waarmee we
ons in onze jeugd vermaakten; de inwo
ners heeten dus ballenfrutters. Honestis
auribus offensivum klinkt de naam der
Tilburgers. In de lakenindustrie ge
bruikte men vroeger vollerijen reeds in
1611 is er sprake van de Tilburgsche la-
kenurine, die door de arbeiders in krui
ken naar de fabriek werd meegenomen.
Zij werden daarom nageroepen als krui-
kenzkers. Een anderen niet minder
onwelriekenden naam laat ik liever ach
terwege. Al wat te Tilburg te noorden der
spoorlijn, in de huurt „het Goirke" woont
wordt als de Turken aangeduid.
Ruim een uur zuidwestelijk van Tilburg
ligt Riel; ,,'nen hoer van Riel" geldt onge
veer als de evenknie van den Bakelschen
hoer. Naar de grindhei in den omtrek
heeten de kaaikesschters.
Wat liet woord inhangers heteekent, dat
den Hilvarenbekers wordt nageroepen
is door oningewijden zelfs niet te gissen.
Zij kregen dien naam omdat ze den peze
rik of bullepees waarmee de timmerlui
hun zagen smeren in den soepketel hin
gen, om er het vet uit te koken. Schraler
en schrieler^an 't moeilijk! Men hoort ze
ook moerdahhers noemen.
Met de „peperbus" van Lage Mierde
duidde men den toren aan, vóór hij in 1915
werd veranderd. Hooge- en Lage Mierde
vormen samen met Hulsel één gemeente,
waarvan Hulsel 't kleinste nestje is. Toch
schijnt het oudtijds in een onderlinge
vechtpartij getriomfeerd te hebben, en
daarom krijgen de twee eerste dorpjes te
liooren: „Lage-- en Hooge-Mierde gelegen
onder Hulsel.-
Nog blijft het grootste gedeelte van
Westelijk Noord-Brabant over, namelijk
het oude markiezaat van Bergen-op-Zoom
en de baronie van Breda. Hier is de oogst
veel schaarscher.
Waaraan dat toe te schrijven mag zijn?
Is de invloed van het meer afgemeten, stij
ve, soms steile protestantisme hier merk
baar? Of is de meer onmiddellijke nabij
heid en dus de sterkere inwerking van
Holland, waartoe een deel van N. W.
Noord-Brabant tot omstreeks den aanvang
der 19e eeuw behoorde, voldoende om dit
verschil te verklaren? Hebben heide oor
zaken samengewerkt om de bewoners dier
streken „heel wat van hun luidruchtigheid
en losheid" te doen afleeren en hebben
dientengevolge „velen" vooral de minbe-
deelden iets dofs over den glans hunner
vroeger zoo emotioneel tintelende ziel ge
kregen?" We wagen het niet die vraag te
beantwoorden.
Bergen-op-Zoom, het „krabbengat", om
dat er de krabben wonen, on Rozendaal
kunnen elkaar moeilijk den voorrang gun
nen. De Rozendalers heeten daarom hon
gerlijders, of nog verachtelijker: stoepen-
schters: De oude markiezenstad zelf
kende geen trottoirs! Aan 't adres van
Wouw hoort men: paphoeren, van Kruis
land: ossen. Oud-Gastel en Prinsenhage
schenen met elkander te wedijveren in 't
hekkensnijden. Geen oprecht Gastelaar,
die niet een litteeken op 't gelaat had.
Toen ze er eens een nieuwen pastoor ge
kregen hadden zegt de overlevering, die
evenwel verzuimt den naam van den her
der te noemen 'waren ze niet tevreden,
alvorens ook deze met een scherp dubbel
tje een kruis over 't gezicht 't wapen
van Gastel" gekregen had! Om die
zelfde hebbelijkheid droegen de Prinsen-
hagers den naam van kruiskoppen. In de
eerste helft der 19e eeuw was er 't vech
ten met messen volop in gebruik. Had ié
mand lust, zijn kunst te toonen, dan stak
hij in een herberg zijn mes in deur of
balk. Wie 't mes aanraakte of er naar wees
moest met den eigenaar vechten, en deze
gaf den kamp niet op, voor een van heiden
een „kruis" over 't gezicht had. Een mees
ter in 't. hekkensnijden, zekere Jordaens,
bloeide daar omstreeks 1840 en zoo tee
kent Sassen aan leeft nog in de herin
nering voort. Dit gore individu zou zich
iederen Zaterdag in zijn woning om
haar onreinheid de „vuilpint" genoemd
geoefend hebben op een ouden hoed, die
daarvoor op een staak werd gezet!
Een veel minder vechtlustige titel is
die van peeboeren, waarmede èn de bewo
ners van Prinsenhage èn die van Dongen
worden aangeduid. Te Dongen hoort men
ook peestekers, peeë, ofschoon het toch
geen bietenbomv kent. Aan de vroeger
daar bestaande lakenindustrie ontleenen
ze nog denzelfden schimpnaam als de
Tilburgers.
Dat Breda, de prinsenstad, en hoofdstad
der Baronie, zich liet gelden tegenover het
platte land, kan niemand verwonderen.
Zouden de Bredanaars daaraan den naam
kakkerlakken idat hier gelijk zou
staan met „opsnijders") verdiend hebben.
„Eerst eten, zeggen ze te Oosterhout!" is
een spreekwijze, in geheel westelijk N.
Brabant hekend. 't Is een uitnoodiging tot
kalmte aan haastige mensehen. I)en naam,
die de Oosterliouters met andere stedelin
gen gemeen hebben, gaven we reeds ho
ven. Men spreekt naar aanleiding der
steenbakkerijen ook wel van Oosterhout-
sche steenen. Wie in de huurt „de Voor-
heide" wonen, heeten speciaal hokken en
het gehucht „den Hout" staat hekend als
„de dierentuin".
Noemen we nog de „Boarlkesche" (is
Baarle-Nassau) toortenrapers (wat een
paard laat valen heet daar toort"), de
Chaamsche boonepikkers, de Alfensche
dringers, turfstekers, of struifeters, de
Gilzesche wringers, de Rijensch knullen,
en vermelden we, dat wie de Rijenaars wil
plagen hun toeroept: „Rijen is van de kar
gevallen".
Met deze onschuldige hoert sluiten wc
onze folkloristische bijdrage over Noord-
Brabant. Niemand zal 't dunkt me, Wink
ler nog nazeggen, dat deze provincie,
„niet rijkelijk bedeeld is met spotnamen
al komen ze in 't westen veel minder voor
dan in het overige gedeelte.
Mogen anderen zich door het hier ver
zamelde aangespoord voelen, om in hun
omgeving de eenvoudigen te beluisteren
en de laatste klanken op te vangen van
een bijna overal wegstervend volksgeluid.
Het is wel teekenend en 't bewijs dat
groot deel der menigte ver te zoeken is,
wanneer men nagaat hoe juist in een tijd
van woninggebrek en woning te kort, de
socialistisch georganiseerde arbeiders in
de bouwvakken, steeds hooger eischen
stellen, en daarom het woningvraagstuk
nog nijpender maken.
Gebrek aan saamhoorigheidsgevoel
blijkt hieruit wel ten duidelijkste. Immers
zijn het niet juist de eigen klassegenooten,
die het meest lijden onder het nijpende
woning vraagstuk? Zijn het niet de arbei
dergezinnen in hoofdzaak, die, gehuisvest
dikwerf in kleine, bedompte, oude krotten,
de nadeelige gevolgen het meeste onder
vinden?
Hoevele ziekten zouden voorkomen kun
nen zijn, wanneer een frissche, heldere,
reine woning, inplaats van het door de
gezondheidscommissie afgekeurde krot,
betrokken kon worden?
En toch, niettegenstaande de socialisti
sche organisatie's dit even goed weten als
wie ook, ofschoon zij weten, dat door hun
overdreven eischen, eiken dag de woning
nood, met allen nasleep daaraan verbon
den, nog grooter wordt, blijven zij volhou
den in hun eischen, weigeren zij het lan
delijk contract, dat den arbeiders zeer
vele voordeelen biedt te teekenen.
Hoe geheel anders is dan de houding
van den Boschen arheidersafgevaardigde
het R. K. gemeenteraadslid Krijgsman, die
^het idee geopperd heeft, zoolang de wo
ningnood voortduurt, geen acht uren,
maar tien uren in de bouwvakken te wer
ken.
Zie, hierdoor lost men het woningvraag
stuk beter op, dan door het stellen van
steeds hooger eischen, waardoor de wo
ningbouw hoe langer hoe duurder, en het
houwen hoe langer hoe meer tot de onmo
gelijkheden gaat behooren.
Praktisch Werk verrichten, dit moet het
zijn; niet door steeds hooger eischen te
stellen, doch door offers te brengen,
waarvan de eigen klasse in hoofdzaak
profiteeren zal. k. O.
Voor het examen Stenografie
(systeem Pont) slaagde gisteren te
's-Bosch, de heerjac. van Mierlo te
Baardwijk.
De heer Kees Verwiel alhier, die
onlangs als een der eersten het eind
diploma der Handelsschool behaalde,
slaagde bij het Maandag te 's-Bosch
gehouden examen voor machineschrijven
als no. één.
De geslaagde ontving zijne opleiding
van den heer Van Mierlo, Hoofd der
Mulo-school alhier en leeraar Steno
grafie en Machineschrijven aan de
Handelsschool.
Zaterdag j.l. heeft de afkondiging
plaats gehad van de verordening op de
winkelsluiting, de verordening, waarbij
het verboden is aan kinderen tabak,
sigaren of sigaretten te verkoopen en
de verordening waaibij het is verboden
zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders waren langs de huizen te
venten.
Door deze afkondiging treden de ge
melde verordeningen in werking.
De Waalwijksche Kegclclub, ge
vestigd in het Hotel De Twee Kolommen,
behaalde op het te Breda gehouden
Kegelconcours den 5en prijs.
Terwijl de heer S. met zijn auto
over een binnenweg tusschen Udenhout
en Loonopzand reed, schoof een ge
deelte grond langs den sloot weg, waar
door de auto kantelde.
Gelukkig kregen de inzittenden zoo
goed als geen letsel. Ook de wagen
liep nagenoeg geen schade op.
Landbouw-Huishoudondcrwijs.
Door hel bestuur der stichting tot
bevordering van het R. K. Landbouw
onderwijs in het bisdom Breda is be
noemd bij de aan deze stichting ver
bonden afdeellng >landbouwhulshoud-
onderwijs*, «tot leerares In landbouw-
hulshoudkunde mtj. A. J.TlelG oenestege,
landbouwhulshoudkutidlgc te Roermond.
Naar de »Msb.« verneem*, bestaan er
bij genoemde stichting plannen om ook
ia Roosendaal een landelijke huishoud
school op denzelfden voet als thans
te Wouw te vestigen.
Noord-Brabantsche Christ. Boerenbond.
Gisteren is te Tilburg in de groote
zaal der N. K. Harmonie de algemeene
vergadering gehouden van den Noord-
Brabantschen Christ. Boerenbond.
De vergadering stond onder leiding
van den voorzitter, den heer A van de
Ven, te Son.
Aanwezig waren behalve talrijke af
gevaardigden van afdeelingen de heeren
J. J. Wintermans en Dr. L. Deckers,
A. N. Fleskens en A. H. Engels, leden
der Tweede Kamer der Staten Generaal,
de Zeereerw. Pater G. van den Elzen,
algemeen adviseur van den N. C. B. en
de heer Vincent van den Heuvel, lid
van Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant, benevens tal van Eerw. heeren
adviseurs
Na een kort openingswoord door den
voorzitter worden de notulen goed
gekeurd.
Het jaarverslag over 1919, samenge
steld door Dr G. M. Kusters. wordt
thans aan de orde gesteld, waaruit wij
het volgende ontleenen
De Bond telt thans 242 afdeeiingen
met 36935 leden. Voor de vorming van
een welvarenden boerenstand zorgde de
N. C. B. voora( door het verbreiden van
landbouw-technische kennis, enz.
Door de afdeelingen werden verschil
lende artikelen als kunstmeststoffen,
veevoeder, kalk, zaadgoed en brand
stoffen coöperatief aangekocht voor een
totaalbedrag van f 7.925.407.29'/2
Bij de brandassurantie van den N C. B.
was voor een bedrag van f90 229.278
verzekerd met een totaal van 24134
polissen. Gedurende het jaar 1919 werd
f 158 258.95 als schadevergoeding uit
gekeerd. De winst bedroeg in 1919
f 242.941.85.
Het verzekerd kapitaal der Hagelver-
zekering bedroeg in 1919 f 4.745 256,
terwijl de schade in dat jaar f 1.348.76
beliep. Het thans aanwezige kapitaal
bedroeg f74.276.87, in welk bedrag is
begrepen het gevormde reservefonds.
De winst bedroeg per resto f 38.194 86.
De dienstbodenverzekering telde 990
deelnemers met 1409 verzekerden. De
uitgekeerde vergoeding voor geneeskun
dige behandeling bedroeg in 1919
f395912; het verliessaldo f 1.856.41.
Bij de ongevallenverzekering waren
aangesloten 154 afdeelingen met 3854
verzekerden voor een jaarloon van
f 18.297.87. De uitkeeringen bedroegen
in 1919 in totaal f 5.513.05, terwijl de
winst f682.58 beliep.
Onder het hoofd „Het R K. Land-en
Tuinbouwonderwijs van den N. C. B."
worden uitgebreide verslagen opgeno
men.
Verder zijn in het jaarverslag opge
nomen verslagen der zaadtelersvereeni-
gingen N. C. B., der Federatie van Bon
den van R.K. Vereenigingen van geiten
fokkers van den N, C. B. en van den
Bond van Pluimveehouders van den
N. C. B.
Het verslag wordt na een korte dis
cussie goedgekeurd.
Aan de orde is thans de rekeningen
verantwoording over 1919 en het rappoit
der controlecommissie. Deze rekening
sluit met een eindcijfer van f 289.899.06,
terwijl de balans, sluitende met een
eindcijfer van f 152.156.66'/2 een vooi-
deelig saldo aantoont van f 2.062.46.
De rekening en verantwoording wordt
DE ECHO V U HET