f wee.de Blad. Spotnamen van Moord- brabantsche plaatsen. Binnenland. NUMMKR 60 DONDERDAG 29 JULI 1920 43e JAARGANG. Dit blad verschijnt Woensdag-en Zaterdagavond- Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,25 Franco p. post door het geheele rijk 1,40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden en*., franco te zenden aan den Uitgever. Telel. 38. WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT. Uitgave: WaalwIJksche Stoomdrukkerij Antoon Tieleo. Prijs der Advertentlrn 20 cent per regel; minimum f 1.60 Reclames 30 cent per rege?. Telegr.-AdresECHO. V ervolg. De Astensche peelboeren vinden hun verklaring in de ligging van 't dorp. Someren schijnt vroeger in conflict te zijn geraakt met Helmond waarschijnlijk over zoutsmokkelarij. Op zekeren morgen trok Someren op wraak uit onder de strijdleus: „Someren niet hang!", sloeg te Helmond alles kort en klein ende vrede werd geteekend. Maar met den oor logskreet „Someren niet hang!" blijven eventueele vechtershazen zich nog altijd moed inspreken. Over Helmond kent de omtrek het vol gend spotrijmpje: Hellemonders Kattendonders Vlooienbijters Keienschters. Wat de Hellemonders aan de katten misdreven hebben, weet ik niet, maar dat „poes" er zich niet veilig voelt, zou men opmaken uit dat andere: „Kiek, de kat zit op den toren en kiekt heel Helmond deur!" We richten ons westelijk naar „Kern- penland". Daar vinden we te Best pompoenen. Een liedje, waarvan ik den zuiveren tekst niet in handen kon krijgen, zegt ongeveer: Ik hen naar de Bestsche kermis gewiest Locht van den giest, Ik heb nie gehad als pompoenepap En kooien gelijk de biest En vliegehiliekes 't miest. Ik vond het zelfde liedje vermeld op re kening van Erp. De laatste regel duidt op den laat inval lenden kermistijd, in de dagen dat de vlie gen verdwijnen, en, zooals ook elders, o.a. te Teeffelen en te Wintelre, hij wijze van krenten, in den mik worden gebakken! Maar te Best, dat St. Odulphus als kerk- patroon vereert, bestond van oudshei een bloeiende klompen-industrie: Odulphus est Patroon van Best Waor 't klumphout west (is wast). Aan dat bedrijf hebben de inwoners den naam van gattenkijkers te danken. Zij vestigen n.l. hij 't klompenmaken voortdu rend het oog op het gat, dat in 't houtblok moet uitgestoken worden. De benaming, die men te Best en te Oirschot aan de vrouwen geeft, laat ik fatsoenshalve onge schreven. Liever vermeld ik de krijgsleu ze: Best Boven Oirschot in den Oven! al wordt diezelfde kreet, met de noodige varianten, oo tal van plaatsen gehoord, waar rivaliseerendc dorpen tegenover el kander staan: „Beek hoven, Aarle in den oven!" enz. 't Is 't vaderlandsche „Oran je Boven!" in miniatuur. Te Oirschot hoort men ook spreken van de kriminers (is kramers) en de maan- hlusschers, te Bladel van de zwetsers. We kenden reeds de Woenselsche hokken; voeg daarbij de Stratumsche ruitjestikkers en de Gestelsche hlauwhuiken, die aldus naar hun hiauwen kiel zouden genoemd zijn. Deze drie gemeenten zijn thans op genomen in Groot-Eindhoven; haar na men zijn dus bestemd om te verdwijnen, evenals de Eindhovensche teuten, dat wel „rondreizende- kooplui" zal beduiden, ge lijk deze onder dien naam te Bergeijk en omstreken voorkomen. De Eindhovensche snuiftabak, in den tijd onzer grootvaders een zeer gezocht artikel, verklaart den naam snufscheppers. Of is het hier, gelijk elders, synoniem met vitters en bedillers. Strijp staat hekend als ,,'t heksenland". Zeelst ziet er met minachting op neer: Strijp st Oer(le)sche grond Zeelst hoven! Te Oerle zouden vroeger veel vilders hebben gewoond. De herinnering daaraan wordt bewaard in het volgende: Vil-Oers Velleken tei (is taai) Meske scherp Prös, prös. Te Zeelst kwamen in den tijd der huis weverij de Veldiftminsehe wevers hun „stukken" halen om te weven. Dan zong men: De Veldhovensche hokken, Die komen hier slokken, Zdj hebben geen nood, Zij hebben geen brood, Z\i steken vaiers en moeiers met spelden dood. Een variant daarvan hoorde men te Berkt, een bedelaarsbuurt onder Bergeik: De Berker hokken, Die komen getrokken, Die hebben geen nood, Ze schooien hun brood, Ze steken vader en moeder met spelden dood. Van de dorpen Aalst Waalre, Dommelen en Valkenswaard waren de volgende eere- titels hekend: Rooi Aalst Scheel Woldere Krom Dommelen Kaal Weerd. De verzamelaar teekent er in 1892 hij aan: 't Is opmerkelijk dat er in Aalst veel roodharigen, in Waalre schelen en in Dommelen en Valkenswaard in één hand zegt men, „komt een juffrouw uit den koe stal". Dit doelt op de meer moderne klee derdracht, waardoor dat plaatsje afsteekt tegenover andere omliggende dorpen. Oudtijds waren de heerlijkheden Waalre, Dommelen en Valkenswaard, in één hand vereenigd; de verstandhouding tusschen de drie schijnt echter niet te best geweest te zijn, gelijk het volgende rijmpje aan duidt: Als 't in Wolderen begint te bolderen En in Dommelen begint te rommelen Dan stee (is staat) Weerd Gelijk (is geheel) verveerd. Die van Valkenswaard geven natuurlijk een andere lezing: Dan zijn ze in Weerd Nog niks verveerd. Vooral Waalre moet zeer onhandelbaar zijn geweest. Vandaar dat die plaats den bijnaam van „warsch" draagt, en „Waarsch Woldere" een typeerende uit drukking geworden is. Te Steensel mag men al evenmin als te Bakel van pieren spreken. Vraagt er niet naar den pier, die hij den pastoor aan den ketting ligt, noch naar de vette ossen van Steensel. Hoort ge er de klok niet luiden: Berkenhout, brandhout? Brem euk, brem euk. waarop Knegsel's klokje antwoordt: Brem is de bekende heistruik en euk is ook. En als iemand een scherp en geoefend oor heeft, onderscheidt hij te Lommei, even over de Belgische grens, duidelijk in het geluid van de zware klok: Waat is er te Lommei? De lichtste antwoordt: Eèrremoei, eèremoei. De zwaarste vraagt dan: Hoe lang zal het duren? En de angelus-klep zegt: Al ze léven, al ze léven. Aan Kempenland grenst het kwartier „Oosterwijk". Te Kaatsheuvel vindt men de bloemkoolen, en de boenderbinders, al duidt dit laatste epitheon waarschijnlijk slechts op een bepaalde huurt. Van „Loon- op-Zand, licht volk, licht land" hebben we reeds hij Velp gesproken. Ik zag ze ook theebuiken en zwevelsoppers genoemd, dit laatste waarschijnlijk uit den tijd, dat een ambulant gedeelte der bevolking met de mars op den rug zijn zwavelstokken rond ventte. Waaraan de bewoners van Vueht onder den rook van 's-Hertogenbosch den naam van koezakken te danken hebben, weet ik niet. Is 't een herinnering aan de koehaarspinnerip, die omtrent het midden der vorige eeuw daar als gemeen telijke werkverschaffing was opgericht? Of is 't een verbastering van „kozakken"? Over Gemonde, het land der bessemma- kers, dat onder vier dorpen ressorteerde hoorde men: Gemonde is een schoone stad "Van vier dorpen aaneengelapt. In die streek is ook de uitdrukking in gebruik: „hij is te Gemonde in 't lof ge weest", een woordspeling op den naam Gemonde,- volgens de volksetymologie een verbastering van „geen monden'. De spreekwijze heteekent dus: liij weet niets te zeggen, weet van niets. Een variant met denzelfden zin in de omstreken van Eind- 1 hoven luidt: „hij komt te Strijp uit liet lof"; elders weer: „hij komt te Breugel uit het lof". Te 's Hertogenbosch zegt men: „hij komt uit de Kruiskerk" (de thans bij na geheel herbouwde St. Catharinakerk). Een rasechte Bosschenaar verklaarde ine de uitdrukking door de volgende legende, die hij in zijn jeugd had opgevangen. Op liet uur der godsdienstoefening in de Kruiskerk zat een man kruit te drogen in 'n pan op de kachel. Boven hem woonden 'n commensaal, die een gebraden haas op tafel had staan. Plotseling ontploft het kruit, slaat de zoldering in stukken en slingert tafel en haas met de halve pui op straat. Op dien slag vliegt alles naar hui ten en weldra staan de babbelende mon den niet stil over de ontzettende ramp. Al leen de kerkgangers van de Kruiskerk waren als vreemdelingen in Jerusalem. En van iedereen, die even onkundig was, heette het dien dag: „hij komt uit de Kruiskerk". Se non e veró.... Nog een staaltje van volksetymologie. Van iemand die als gierig te hoek staat heet het: „hij is niet van Geffen" (versta geven). En bij uitbreiding: Hij komt niet van Geffen, maar van Kleef Hij houdt meer van den heb als van den geef. De lui uit Boxtel worden te Oirschot ge scholden voor windmakers, „want van Boxtel komt de Noordenwind vandaan". Het dichtbij gelegen dorp Esch had een toren, die nog lager was dan het kerkge bouw zelf. „Als het regent", spotte men, zet men te Esch den toren in de kerk". Men spreekt in die huurt van Ilaarensehe ook van Ldenhoutsche spekstruiven, en te Esch weet men te vertellen, dat „99 ossen on één Haarensche boer 100 heesten zijn". Daarom wordt Haaren ook wel de „dierentuin" genoemd. Tilburg de voornaamste fabriekstad van Noordhrabant, evenals het naburige kleine, maar nijvere Goirle, danken hun namen aan de industrie.. Te Goirle maak te men, gelijk Bachiene in zijn Vaderland sche geographie (1791) reeds vermeldt, de kleine lederen kaatsballen, waarmee we ons in onze jeugd vermaakten; de inwo ners heeten dus ballenfrutters. Honestis auribus offensivum klinkt de naam der Tilburgers. In de lakenindustrie ge bruikte men vroeger vollerijen reeds in 1611 is er sprake van de Tilburgsche la- kenurine, die door de arbeiders in krui ken naar de fabriek werd meegenomen. Zij werden daarom nageroepen als krui- kenzkers. Een anderen niet minder onwelriekenden naam laat ik liever ach terwege. Al wat te Tilburg te noorden der spoorlijn, in de huurt „het Goirke" woont wordt als de Turken aangeduid. Ruim een uur zuidwestelijk van Tilburg ligt Riel; ,,'nen hoer van Riel" geldt onge veer als de evenknie van den Bakelschen hoer. Naar de grindhei in den omtrek heeten de kaaikesschters. Wat liet woord inhangers heteekent, dat den Hilvarenbekers wordt nageroepen is door oningewijden zelfs niet te gissen. Zij kregen dien naam omdat ze den peze rik of bullepees waarmee de timmerlui hun zagen smeren in den soepketel hin gen, om er het vet uit te koken. Schraler en schrieler^an 't moeilijk! Men hoort ze ook moerdahhers noemen. Met de „peperbus" van Lage Mierde duidde men den toren aan, vóór hij in 1915 werd veranderd. Hooge- en Lage Mierde vormen samen met Hulsel één gemeente, waarvan Hulsel 't kleinste nestje is. Toch schijnt het oudtijds in een onderlinge vechtpartij getriomfeerd te hebben, en daarom krijgen de twee eerste dorpjes te liooren: „Lage-- en Hooge-Mierde gelegen onder Hulsel.- Nog blijft het grootste gedeelte van Westelijk Noord-Brabant over, namelijk het oude markiezaat van Bergen-op-Zoom en de baronie van Breda. Hier is de oogst veel schaarscher. Waaraan dat toe te schrijven mag zijn? Is de invloed van het meer afgemeten, stij ve, soms steile protestantisme hier merk baar? Of is de meer onmiddellijke nabij heid en dus de sterkere inwerking van Holland, waartoe een deel van N. W. Noord-Brabant tot omstreeks den aanvang der 19e eeuw behoorde, voldoende om dit verschil te verklaren? Hebben heide oor zaken samengewerkt om de bewoners dier streken „heel wat van hun luidruchtigheid en losheid" te doen afleeren en hebben dientengevolge „velen" vooral de minbe- deelden iets dofs over den glans hunner vroeger zoo emotioneel tintelende ziel ge kregen?" We wagen het niet die vraag te beantwoorden. Bergen-op-Zoom, het „krabbengat", om dat er de krabben wonen, on Rozendaal kunnen elkaar moeilijk den voorrang gun nen. De Rozendalers heeten daarom hon gerlijders, of nog verachtelijker: stoepen- schters: De oude markiezenstad zelf kende geen trottoirs! Aan 't adres van Wouw hoort men: paphoeren, van Kruis land: ossen. Oud-Gastel en Prinsenhage schenen met elkander te wedijveren in 't hekkensnijden. Geen oprecht Gastelaar, die niet een litteeken op 't gelaat had. Toen ze er eens een nieuwen pastoor ge kregen hadden zegt de overlevering, die evenwel verzuimt den naam van den her der te noemen 'waren ze niet tevreden, alvorens ook deze met een scherp dubbel tje een kruis over 't gezicht 't wapen van Gastel" gekregen had! Om die zelfde hebbelijkheid droegen de Prinsen- hagers den naam van kruiskoppen. In de eerste helft der 19e eeuw was er 't vech ten met messen volop in gebruik. Had ié mand lust, zijn kunst te toonen, dan stak hij in een herberg zijn mes in deur of balk. Wie 't mes aanraakte of er naar wees moest met den eigenaar vechten, en deze gaf den kamp niet op, voor een van heiden een „kruis" over 't gezicht had. Een mees ter in 't. hekkensnijden, zekere Jordaens, bloeide daar omstreeks 1840 en zoo tee kent Sassen aan leeft nog in de herin nering voort. Dit gore individu zou zich iederen Zaterdag in zijn woning om haar onreinheid de „vuilpint" genoemd geoefend hebben op een ouden hoed, die daarvoor op een staak werd gezet! Een veel minder vechtlustige titel is die van peeboeren, waarmede èn de bewo ners van Prinsenhage èn die van Dongen worden aangeduid. Te Dongen hoort men ook peestekers, peeë, ofschoon het toch geen bietenbomv kent. Aan de vroeger daar bestaande lakenindustrie ontleenen ze nog denzelfden schimpnaam als de Tilburgers. Dat Breda, de prinsenstad, en hoofdstad der Baronie, zich liet gelden tegenover het platte land, kan niemand verwonderen. Zouden de Bredanaars daaraan den naam kakkerlakken idat hier gelijk zou staan met „opsnijders") verdiend hebben. „Eerst eten, zeggen ze te Oosterhout!" is een spreekwijze, in geheel westelijk N. Brabant hekend. 't Is een uitnoodiging tot kalmte aan haastige mensehen. I)en naam, die de Oosterliouters met andere stedelin gen gemeen hebben, gaven we reeds ho ven. Men spreekt naar aanleiding der steenbakkerijen ook wel van Oosterhout- sche steenen. Wie in de huurt „de Voor- heide" wonen, heeten speciaal hokken en het gehucht „den Hout" staat hekend als „de dierentuin". Noemen we nog de „Boarlkesche" (is Baarle-Nassau) toortenrapers (wat een paard laat valen heet daar toort"), de Chaamsche boonepikkers, de Alfensche dringers, turfstekers, of struifeters, de Gilzesche wringers, de Rijensch knullen, en vermelden we, dat wie de Rijenaars wil plagen hun toeroept: „Rijen is van de kar gevallen". Met deze onschuldige hoert sluiten wc onze folkloristische bijdrage over Noord- Brabant. Niemand zal 't dunkt me, Wink ler nog nazeggen, dat deze provincie, „niet rijkelijk bedeeld is met spotnamen al komen ze in 't westen veel minder voor dan in het overige gedeelte. Mogen anderen zich door het hier ver zamelde aangespoord voelen, om in hun omgeving de eenvoudigen te beluisteren en de laatste klanken op te vangen van een bijna overal wegstervend volksgeluid. Het is wel teekenend en 't bewijs dat groot deel der menigte ver te zoeken is, wanneer men nagaat hoe juist in een tijd van woninggebrek en woning te kort, de socialistisch georganiseerde arbeiders in de bouwvakken, steeds hooger eischen stellen, en daarom het woningvraagstuk nog nijpender maken. Gebrek aan saamhoorigheidsgevoel blijkt hieruit wel ten duidelijkste. Immers zijn het niet juist de eigen klassegenooten, die het meest lijden onder het nijpende woning vraagstuk? Zijn het niet de arbei dergezinnen in hoofdzaak, die, gehuisvest dikwerf in kleine, bedompte, oude krotten, de nadeelige gevolgen het meeste onder vinden? Hoevele ziekten zouden voorkomen kun nen zijn, wanneer een frissche, heldere, reine woning, inplaats van het door de gezondheidscommissie afgekeurde krot, betrokken kon worden? En toch, niettegenstaande de socialisti sche organisatie's dit even goed weten als wie ook, ofschoon zij weten, dat door hun overdreven eischen, eiken dag de woning nood, met allen nasleep daaraan verbon den, nog grooter wordt, blijven zij volhou den in hun eischen, weigeren zij het lan delijk contract, dat den arbeiders zeer vele voordeelen biedt te teekenen. Hoe geheel anders is dan de houding van den Boschen arheidersafgevaardigde het R. K. gemeenteraadslid Krijgsman, die ^het idee geopperd heeft, zoolang de wo ningnood voortduurt, geen acht uren, maar tien uren in de bouwvakken te wer ken. Zie, hierdoor lost men het woningvraag stuk beter op, dan door het stellen van steeds hooger eischen, waardoor de wo ningbouw hoe langer hoe duurder, en het houwen hoe langer hoe meer tot de onmo gelijkheden gaat behooren. Praktisch Werk verrichten, dit moet het zijn; niet door steeds hooger eischen te stellen, doch door offers te brengen, waarvan de eigen klasse in hoofdzaak profiteeren zal. k. O. Voor het examen Stenografie (systeem Pont) slaagde gisteren te 's-Bosch, de heerjac. van Mierlo te Baardwijk. De heer Kees Verwiel alhier, die onlangs als een der eersten het eind diploma der Handelsschool behaalde, slaagde bij het Maandag te 's-Bosch gehouden examen voor machineschrijven als no. één. De geslaagde ontving zijne opleiding van den heer Van Mierlo, Hoofd der Mulo-school alhier en leeraar Steno grafie en Machineschrijven aan de Handelsschool. Zaterdag j.l. heeft de afkondiging plaats gehad van de verordening op de winkelsluiting, de verordening, waarbij het verboden is aan kinderen tabak, sigaren of sigaretten te verkoopen en de verordening waaibij het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders waren langs de huizen te venten. Door deze afkondiging treden de ge melde verordeningen in werking. De Waalwijksche Kegclclub, ge vestigd in het Hotel De Twee Kolommen, behaalde op het te Breda gehouden Kegelconcours den 5en prijs. Terwijl de heer S. met zijn auto over een binnenweg tusschen Udenhout en Loonopzand reed, schoof een ge deelte grond langs den sloot weg, waar door de auto kantelde. Gelukkig kregen de inzittenden zoo goed als geen letsel. Ook de wagen liep nagenoeg geen schade op. Landbouw-Huishoudondcrwijs. Door hel bestuur der stichting tot bevordering van het R. K. Landbouw onderwijs in het bisdom Breda is be noemd bij de aan deze stichting ver bonden afdeellng >landbouwhulshoud- onderwijs*, «tot leerares In landbouw- hulshoudkunde mtj. A. J.TlelG oenestege, landbouwhulshoudkutidlgc te Roermond. Naar de »Msb.« verneem*, bestaan er bij genoemde stichting plannen om ook ia Roosendaal een landelijke huishoud school op denzelfden voet als thans te Wouw te vestigen. Noord-Brabantsche Christ. Boerenbond. Gisteren is te Tilburg in de groote zaal der N. K. Harmonie de algemeene vergadering gehouden van den Noord- Brabantschen Christ. Boerenbond. De vergadering stond onder leiding van den voorzitter, den heer A van de Ven, te Son. Aanwezig waren behalve talrijke af gevaardigden van afdeelingen de heeren J. J. Wintermans en Dr. L. Deckers, A. N. Fleskens en A. H. Engels, leden der Tweede Kamer der Staten Generaal, de Zeereerw. Pater G. van den Elzen, algemeen adviseur van den N. C. B. en de heer Vincent van den Heuvel, lid van Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant, benevens tal van Eerw. heeren adviseurs Na een kort openingswoord door den voorzitter worden de notulen goed gekeurd. Het jaarverslag over 1919, samenge steld door Dr G. M. Kusters. wordt thans aan de orde gesteld, waaruit wij het volgende ontleenen De Bond telt thans 242 afdeeiingen met 36935 leden. Voor de vorming van een welvarenden boerenstand zorgde de N. C. B. voora( door het verbreiden van landbouw-technische kennis, enz. Door de afdeelingen werden verschil lende artikelen als kunstmeststoffen, veevoeder, kalk, zaadgoed en brand stoffen coöperatief aangekocht voor een totaalbedrag van f 7.925.407.29'/2 Bij de brandassurantie van den N C. B. was voor een bedrag van f90 229.278 verzekerd met een totaal van 24134 polissen. Gedurende het jaar 1919 werd f 158 258.95 als schadevergoeding uit gekeerd. De winst bedroeg in 1919 f 242.941.85. Het verzekerd kapitaal der Hagelver- zekering bedroeg in 1919 f 4.745 256, terwijl de schade in dat jaar f 1.348.76 beliep. Het thans aanwezige kapitaal bedroeg f74.276.87, in welk bedrag is begrepen het gevormde reservefonds. De winst bedroeg per resto f 38.194 86. De dienstbodenverzekering telde 990 deelnemers met 1409 verzekerden. De uitgekeerde vergoeding voor geneeskun dige behandeling bedroeg in 1919 f395912; het verliessaldo f 1.856.41. Bij de ongevallenverzekering waren aangesloten 154 afdeelingen met 3854 verzekerden voor een jaarloon van f 18.297.87. De uitkeeringen bedroegen in 1919 in totaal f 5.513.05, terwijl de winst f682.58 beliep. Onder het hoofd „Het R K. Land-en Tuinbouwonderwijs van den N. C. B." worden uitgebreide verslagen opgeno men. Verder zijn in het jaarverslag opge nomen verslagen der zaadtelersvereeni- gingen N. C. B., der Federatie van Bon den van R.K. Vereenigingen van geiten fokkers van den N, C. B. en van den Bond van Pluimveehouders van den N. C. B. Het verslag wordt na een korte dis cussie goedgekeurd. Aan de orde is thans de rekeningen verantwoording over 1919 en het rappoit der controlecommissie. Deze rekening sluit met een eindcijfer van f 289.899.06, terwijl de balans, sluitende met een eindcijfer van f 152.156.66'/2 een vooi- deelig saldo aantoont van f 2.062.46. De rekening en verantwoording wordt DE ECHO V U HET

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1920 | | pagina 5