Tweede Blad
NIEUWS UIT KAATSHEUVEL
NUMMER 16
2ATERDAQ 26 FEBRUARI 1921.
44e Jaargang.
De raadzaal was voor deze gelegen
heid eenvoudig doch smaakvol versierd.
Typisch waren vooral de brandende kaar-
-en In kandelaars op tafel geplaatst. Het
verschil tusschen kaars en electrisch
licht kwam dan ook buitengewoon
sterk uit.
Ongeveer 1 uur opent de Voorzitter
de vergadering en zegt dat het hem een
genoegen doet dat zoovelen gehoor heb-
ben gegeven aan de uitnoodiging om
heden bij de officleele opening tegen
woordig te zijn. In het bijzonder beet hij
welkom den heer Wagenaar uit 's Bosch
Commissaris van den raad van toezicht
op de P. N. E. M. en de heeren Roel?,
Klut en Weltz, ambtenaren der P.N.E.M.
i
De Echo van het Zuiden.
Van het Bestuur van „Euphonla" ontvin
gen wij het volgende verslag ter plaatsing
Zondag j.l. had de algemeene vergade
ring plaats van honoraire- en werkende le
den van het Kon. Muziekgezelschap „Euphó-
nia", waarop het bestuur mededeelingen
zou doen, omtrent de zooveel sensatie ge
wekt hebbende zaak, het aanvragen der
Kon. Goedkeuring op de nieuwe statuten en
de daarmede in verband staande handelin
gen van den heer M. van Beurden alhier,
die tot gevolg hadden, dat hij vervallen ver
klaard werd als eerelid.
De opkomst der leden was buitengewoon
groot, de zaal was tot in de uiterste hoe
ken bezet.
De Voorzitter opent de Vergadering en
heet de aanwezigen welkom. De groote op
komst is voor hem het bewijs, dat het punt
der Agenda in hooge mate de belangstelling
der leden heeft gewekt.
De Voorzitter stelt den Heer Denteneer
aan de Vergadering voor, die door den heer
van Beurden is gemachtigd, in zijne plaats
hier op te treden.
Het Bestuur stelt zich in deze op een
breed standpunt, door in weerwil, dat de
vergadering een huishoudelijk karakter
draagt en volgens het reglement uitsluitend
voor de leden toegankelijk is, toch den heer
Denteneer de gelegenheid te geven, de be
langen van den heer van Beurden te verde
digen.
Alvorens het cardinale punt van de Agen
da te bespreken, wenscht de Voorzitter
eenige opmerkingen onder de aandacht dei-
leden te brengen.
Ie. dat het geene aangename taak is
imi voor llet Bestuur, deze zaak te moeten be-
jjkj handelen, dat het Bestuur de verschillende
stukken, die hierop betrekking hebben, lie
ver in de archieven had opgeborgen, doch
dat door het optreden van den heer van
Beurden het Bestuur in de noodzakelijkheid
was gebracht, tegenover hare leden te moe-
ten spreken.
De bedoeling van spreker is alleen hier te
'Éi doen uitkomen, dat in hetgeen dezen morgen
hier ter tafel zal worden gebracht, niets
persoonlijks schuilt, doch dat hier wordt
gesproken namens en voor het Koninklijk
Muziekgezelschap „Euphonla".
Verder meent spreker te moeten opmer
ken, dat, ofschoon het niet zijn gewoonte is
veel notitie te nemen van schrijvers van
anonieme ingezonden stukjes in de courant,
hij toch meent hierop een uitzondering te
moeten maken voor wat betreft het inge-
gezonden stuk in „De Echo van het Zuiden"
van j.l. Zaterdag.
g In dit stukje wordt het Bestuur ten laste
Igelegd een laffe daad, namelijk, dat het in
■de laatste algemeene vergadering iets on
aangenaams zou gezegd hebben van den
heer M. van Beurden, zonder dat deze hier
bij tegenwoordig was.
Spreker meent, dat het Bestuur hierin
absoluut geen blaam treft, omdat de heer
van Beurden op de laatst gehouden alge
meene vergadering is uitgenoodigd, evenals
ook voor deze vergadering, getuige de te
genwoordigheid van den heer Denteneer,
zijn gemachtigde.
Thans komt spreker aan het punt dei-
Agenda Mededeelingen in zake de Kon.
goedkeuring op de Statuten.
Het Bestuur heeft het noodig geoordeeld,
Mijne Heeren, deze algemeene vergadering
te beleggen, om de leden meer breedvoerig
op de hoogte te brengen van de gebeurtenis
sen, die hebben plaats gehad in ons gezel
schap, vooral op het stuk der Kon. goedkeu
ring van de statuten. Hierbij komt dan van
zelf ter sprake de redenen, die ons genoopt
hebben, om tegen den heer van Beurden op
te treden, zooals wij dit gedaan hebben in
de laatste algemeene vergadering en verder
waarom wij als Bestuur verplicht waren,
hem vervallen te verklaren als eerelid van
ons gezelschap.
In October 1919, op de destijds gehouden
algemeene vergadering, werden onze nieuwe
statuten met algemeene stemmen goedge
keurd en werd besloten daarop de Kon.
goedkeuring aan te vragen.
De goedkeuring der nieuwe statuten
bleef lang uit, wij wisten niet waaraan dat
was toe te schrijven, toen ons toevallig een
brief in handen kwam, die ons alles duide
lijk maakte, van den volgenden inhoud:
Tilburg, 27 December 1919.
Den WelEdelgeb. heer M. van Beurden,
Kaatsheuvel.
Zeer geachte Heer,
Naar aanleiding uwer briefkaart deel ik
u het volgende mede:
Den 12en dezer heb ik aan den Directeur
der Nederl. Staatscourant vijf exemplaren
aangevraagd der Statuten van Euphonia.
Den 23 dezer heb ik mijn verzoek herhaald.
Tot nu toe ontving ik nog geen antwoord.
Inmiddels heb ik mij gewend tot den chef
van de afdeeling van het Departement van
Justitie waar de statutengoedkeuring be
handeld wordt. Deze is een kennis van mij
en hem heb ik van het geval op de hoogte
gesteld. Ik ben overtuigd dat zoo'n onder-
handsch briefje meer uitwerkt dan groote
offic-ieele requesten in dit geval.
Zoodra ik nader bericht ontvang, houd
ik u op de hoogte.
Het zou intusschen wel goed zijn, als u
de toedracht der zaak nog eens schriftelijk
aan mij mededeelt opdat ik tegenover de
autoriteiten geen vergissingen kan begaan.
Met beleefden groet,
Hoogachtend,
Uw dw.
(w.g.) DENTENEER.
Wij wisten toen, dat ons eerelid de heer
van Beurden bezig was, ons gezelschap om
hals te brengen.
Ieder die het hooren wilde, verklaarde
de heer van Beurden, dat de Kon. goedkeu
ring op de statuten nooit zou volgen en dat
„Euphonia" ontbonden moest worden.
Wij hebben ons toen gewend tot onzen af
gevaardigde voor de 2e Kamer te 's-Gra-
venliage, die na ingewonnen inlichtingen op
het Dep. van Justitie, ons alles behalve ge
ruststellende tijdingen deed.
Hij deelde ons in dit schrijven mede, dat
hij inzage had genomen aan het Dep. van
Justitie van een schrijven van den heer
Denteneer, waarin deze namens en voor den
heer M. van Beurden bezwaar maakt tegen
de Kon. goedkeuring van onze statuten, op
grond dat hierdoor zijne financieele belan
gen zouden worden geschaad, alS obligatie
houder.
Tengevolge van dit protest zou, volgens
onzen afgevaardigde onze vereeniging in
groote moeilijkheden kunnen komen o. a.
zou liquidatie moeten plaats hebben, ook
zou het hem niet verwonderen, dat wij ook
met onze vergunning moeilijkheden zouden
kunnen krijgen. Rechtskundige hulp was
beslist noodzakelijk. Onze afgevaardigde
bleef echter gaarne bereid onze vereeniging
verder te helpen.
Dus Mijne Heeren, tengevolge van die
actie van ons eereiid, den heer van Beurden,
tegenover onze vereeniging, zou het lot van
ons gezelschap zijn als volgt
a. alles verkoopen, huis, zaal, instrumen
ten, in één woord al onze bezittingen.
b. algelieele ontbinding van het gezel
schap.
e. verlies van onze vergunning, waar
door onze gelieele zaak lam geslagen werd.
d. het verlies van ons praedicaat Ko
ninklijk, waarvoor wij ons allen veel op
offeringen hebben getroost.
Ingevolge advies van onzen afgevaardigde
hebben wij ons van rechtskundige hulp ver
zekerd in den persoon van Mr. van Zinnicq
Bergmaan, wat weer groote kosten voor ons
gezelschap meebracht.
De heer van Beurden was zoozeer verze
kerd van zijn succes, was zoozeer overtuigd,
dat ons gezelschap moest ontbinden, dat hij
zelfs ons huis en zaal te koop aanbood aan
verschillende ingezetenen.
Dit mijne heeren hebben wij gelukkig
door den steun en de medewerking van
hoogstaande en invloedrijke menschen nog
kunnen verijdelen.
Aan het Dep. van Justitie heeft men in
gezien en het werd hun duidelijk door de
vele rapporten, die van alle zijden omtrent
deze zaak werden uitgebracht, met welke
middelen men trachtte, een schoon gezel
schap, dat reeds meer dan 45 jaren met eere
bestond, in den grond te boren.
Men heeft aldaar ingezien, dat het pro
test tegen de goedkeuring van de statuten
een min-nobelen ondergrond had.
Wij hebben dus, na zeer vele moeiten van
het Bestuur, toch onze Kon. goedkeuring
verkregen.
Ziedaar, hoe ons gezelschap in bescher
ming moest worden genomen tegen ons eere
lid den heer van Beurden, die niets anders
dan onzen ondergang beoogde.
Verbeeldt u, dat er iemand zou gevonden
worden die u uit uw huis en uit uwe zaak
zou willen dringen en die al uwe bezittingen
te koop aanbiedt, zoudt ge zoo iemand als
goede vriend een eerplaats in uw gezin
inruimen??
Nu vraag ik u namens het geheele Be
stuur of gij werkende- en honoraire leden,
anders zoudt kunnen optreden als wij heb
ben gedaan? of wij Bestuursleden, die on
zen tijd, moeiten, opofferingen, geld des
noods veil hebben voor Euphonia, plaats
konden nemen in het Bestuur naast den
heer van Beurden en of wij hem konden
handhaven als eerelid van ons gezelschap?
Verder, toen de heer van Beurden begon
te bemerken, dat hij wellicht niet zou sla
gen, heeft hij toch nog geprobeerd er een
financieel voordeeltje uit te slaan. Hij
kocht n.l. einde 1918 of begin 1919 34 obli
gaties op, voor een spotprijs, omdat hij ten
onrechte meende, daardoor een druk op ons
te kunnen verkrijgen, de juiste prijs is ons
niet bekend, wij weten alleen dat hij er één
kocht voor f 15.dus 60 pet.
Hij stelde mij toen voor: Betaal mij de
obligaties uit tegen 100 procent dan zal ik
u verder met rust laten.
Zou het Bestuur daartoe zijn overgegaan,
dan zou onze harmonie hem een voordeeltje
van ongeveer f 350 hebben bezorgd.
Wij hebben dat echter niet gedaan en
hem geantwoord: Wij zullen u betalen, als
wij daartoe gedwongen worden.
Nogmaals mijne Heeren, oordeelt nu zelf,
stelt u hier in onze plaats. Gij hebt ons
d,ool' uwe stenj de Verplichting opgelegd om,
de belangen van Euphonla naar best vermo
gen te behartigen, zijn wij nu niet verplicht
als Bestuur, ons protest uit te brengen te
gen de keuze van den heer van Beurden?
zegt ons nu of het voor. ons mogelijk was
zitting te nemen met zoo iemand en tevens
ook of zulk een eerelid door een Bestuur
nog langer was te handhaven?
.Het Bestuur verzoekt, dat, als werkende
en honoraire leden zich in het algemeen
niet met onze handelingen kunnen vereeni
gen, dat deze thans hunne meening zeggen.
Deze vergadering is er voor belegd om
alles in het publiek te behandelen.
Wij schuwen het licht niet, wij komen
hier vrij en frank voor u, omdat wij ervan
overtuigd zijn, mijne Heeren, dat ons stand
punt is eerlijk en rechtvaardig, dat den
toets eener eerlijke critiek in elk opzicht
kan doorstaan.
Welaan mijne Heeren, dat iedereen zijn
meening uit, het Bestuur heeft voor de le
den niets te verbergen en wenscht alleen
rekenschap te geven van zijne handelingen.
Een werkend lid vraagt en verkrijgt het
woord). Na de breedvoerige uiteenzetting
van den voorzitter breng ik gaarne hulde
aan het bestuur, maar tevens moet ik een
verwijt maken en dat bestaat daarin, dat
veel te lang getalmd is met het geven van
ontslag aan den heer van Beurden, vele
moeilijkheden zouden daardoor voor het
gezelschap gespaard zijn gebleven.
Op het oogenblik nog moet ik het bestuur
niet klem waarschuwen actief te blijden, de
heer van Beurden wroet thans onder de
werkende leden, om oneenigheid in het ge
zelschap te brengen.
(De heer Denteneer verkrijgt het woord).
Terwijl spreker op de, in de zaal aanwezige,
beeltenis van wijlen den heer Walth. van
Beurden de aandacht vestigt, schetst hij in
den breede diens groote verdienste voor het
gezelschap, om van daar te komen, op den
tijd, waarop de zoon die functie van zijn
vader overnam. Hij herinnert aan de moei
te en opofferingen, die de heer van Beurden
zich getroost had, om het gezelschap steeds
hooger op te voeren, doch van den anderen
kant moest hij ondervinden, hoe hij in de
vrije uitoefening zijner functie door het be
stuur en vooral door een lid daarvan belem
merd werd.
Het gevolg daarvan was, dat hij zich ge
noopt gevoelde zijn ontslag te nemen.
Later, toen hij belangeloos zijne diensten
als directeur aanbood, werd dat aanbod ge
weigerd.
Toch heeft het bestuur zijne groote ver
diensten erkend, door hem tot eerelid der
vereeniging te benoemen, hem de grootst
mogelijke eer bewezen, terwijl thans door
het geven van ontslag hem de grootste
smaad wordt aangedaan.
Spreker gaat nu over tot de bespreking
der quaestie waarv.Si. deze vergadering
hoofdzakelijk werd belegd.
De heer van Beurden bezit een niet ge
ring aantal obligaties van Euphonia en
kwam spreker om raad vragen. Door het
verloopen der Kon. goedkeuring op de Sta
tuten, bestond Euphonia feitelijk niet meer.
Tot wien moest de heer van Beurden zich
wenden met zijne pretenties op de vereeni
ging? Schuldenaars bestonden niet. Het op
treden van den heer vjin Beurden had niet
ten doel het gezelschap te schaden, hij wil
de zich vrijwaren voor financieele schade.
Hij voelt nog steeds veel voor Euphonia,
door zijn optreden meende hij zelfs de be
langen van het gezelschap te dienen, door
te bevorderen, dat de zaken weer zoo spoe
dig mogelijk in het reine kwamen. Van goe
de gevoelens heeft de heer van Beurden ook
blijk gegeven bij later afgelegde verklarin
gen.
(Een Bestuurslid vraagt het woord). In
tegenstelling met de bewering van den heer
Denteneer wordt pertinent verklaard, dat
de heer van Beurden de functie van Direc
teur steeds vrij heeft kunnen uitoefenen,
zelfs toen hij de repetities zonder de minste
ambitie leidde, werd door het bestuur geen
enkele aanmerking gemaakt.
Hij heeft zijn ontslag genomen zonder de
minste pressie van den- kant van het be
stuur.
Als de heer van Beurden, circa 14 dagen
later, zijne diensten als Directeur op nieuw
aanbood, met het doel om een teruggekeerd
oud-lid te weren, lag het toch voor de hand,
dat van dat aanbod geen gebruik kon wor
den gemaakt.
De heer van Beurden tracht iedereen
diets te maken, dat al het gebeurde in Eu
phonia het gevolg is van eene persoonlijke
veete met een bestuurslid, doch dat voorge
ven moet slechts dienen, om aan zijne han
delingen een eenigszins aannemelijk tintje te
geven, dat bestuurslid heeft nooit met hem
eenig verschil van beteekenis gehad.
De heer Denteneer zal zich tevergeefs in
spannen, om in deze vergadering aanneme
lijk - te maken, dat de heer van Beurden
ook uit sympathie voor ons gezelschap heeft
gehandeld.
Als hij het met ons gezelschap zoo goed
meende, waarom dan, in zijn protest aan
het Departement van Justitie tegen het ver-
leenen van Kon. Goedkeuring op de nieuwe
Statuten, van vier onwaarheden gebruik
te maken?
De eerste onwaarheid, alhoewel van min
der belangde heer van Beurden beweert
voorzitter te zijn geweest van Euphonia.
(De heer Denteneer interrumpeert: dat is
een vergissing van mij).
De tweede onwaarheid. Wijlen zijn va
der zou bij de oprichting reeds 46 obliga
ties bezeten hebbendat getal was slechts
13, de overige zijn door den heer van Beur
den, einde 1918 of begin 1919, aangekocht.
(De heer Denteener interrumpeert: Wat
geeft dat of die obligaties vroeger of latei-
zijn gekocht). Dat maakt een groot verschil,
omdat het onwaar is, dat reeds bij de op
richting 46 stuks in bezit waren van wijlen
zijn vader.
Derde onwaarheidDe heer van Beurden
beweert dat hij bevreesd is voor financieele
schade. Het tegendeel heeft hij bewezen,
door einde 1918 of begin 1919 liefst 34 obli
gaties aan te koopen, hij is er wel van op
de hoogte, dat ook bij liquidatie alles ruim
schoots is gedekt.
Vierde onwaarheidDe algemeene ver
gadering, waarbij de nieuwe statuten wer
den vastgesteld, zou geen regelmatig verloop
gehad hebben. (De heer Denteneer inter
rumpeert de Heer van Beurden heeft geen
convocatiebiljet ontvangen). Dat argument
is onaannemlijk, de bode bezorgt steeds de
convocatie-biljetten en daaromtrent zijn
nooit klachten vernomen. De sympathie van
den heer van Beurden voor ons gezelschap,
blijkt dus alles behalve, uit het protest bij
het Departement van Justitie.
De heer Deneneer repliceert dat de vorige
spreker slechts kleinigheden naar voren
bracht, die de zaak al weinig veranderen.
De vier onjuistheden konden wel terugge
bracht worden tot eene.
Om aan te toonen, dat bij den heer van
Beurden goede bedoelingen hebben voorge
zeten, werd voorgelezen de verklaring, na
mens hem afglegd, bij een verhoor inge
steld door den Commissaris van Politie te
Tilburg, naar aanleiding van liet ingediend
protest tegen de Kon. goedkeuring op de
nieuwe Statuten.
Daarin wordt verklaard, dat het de be
doeling is het gezelschap te laten voortbe
staan, doch alleen opgekomen wordt voor
de financieele belangen.
De heer Denteneer las daarna een rechts
kundig advies voor, waarin de meening
werd uitgesproken, dat ook thans nog ieder
obligatiehouder gerechtigd zou zijn de li
quidatie van het gezelschap te vorderen.
De Voorzitter merkt op, dat eene voorna"
me zaak over het hoofd wordt gezien, Mijne
heeren, het gaat hier niet om financieele
belangen, eene quaestie van een paar hon
derd gulden, maar om het bestaan van het
gezelschap. Indien de heer van Beurden,
zooals de heer Denteneer ons wil doen ge-
Iöoven, zooveel voelde voor Euphonia, dan
had hij als eerelid, zich toch moeten wach
ten het bestaan daarvan in gevaar te bren
gen.
(Een werkend lid vraagt het woord). Hij
wil het woord richten tot den heer Dente
neer. U heeft aangevoerd, dat het bestuur
den heer van Beurden de grootste eer heeft
bewezen, door hem tot eerelid te benoemen.
Op de algemeene vergadering, bij de behan
deling der nieuwe statuten heb ik voorge
steld het betreffende artikel zoodanig te
wijzigen, dat ook de leden medezegging
schap hebben bij de benoeming van Eere
leden. (Volkomen juist: zegt de heer Den
teneer). Was dat het geval geweest, dan
wil ik U wel vertellen, dat de heer van
Beurden nooit tot eerelid zou zijn benoemd,
het bestuur heeft hem destijds maar be
noemd, om met goed fatsoen van hem af
te zijn.
(Een honorair lid vraagt het woord). Hij
brengt hulde aan het bestuur. Hij consta
teert, dat de zaak te veel wordt bezien van
den juridischen kant, daarover gaat het
niet, men moet de zaak bekijken van den
moreelen kant.
Eerst wil ons de lieer Denteneer doen ge-
looven, dat de heer van Beurden ons goed
gezind is, maar onmiddellijk daarop gaat
hij, door voorlezing van een rechtskundig
advies, de rechtsgeldigheid van het gezel
schap betwisten.
Wij staan dus tusschen de keuze, den
heer van Beurden handhaven of Euphonia.
In het laatste geval 'staat de knuppel achter
de deur. (De heer Denteneer interrumpeert
de heer van Beurden zal daarvan geen ge
bruik maken).
Mijne Heeren, ik heb de eer de volgende
motie in te stellen: Werkende en honoraire
leden van het Koninklijk Muziekgezelschap
„Euphonia" op 20 Februari in vergadering
bijeen. Hoorende de besprekingen van het
bestuur en te tegenpartij over een weer;
spreken hun volle vertrouwen uit in het be
leid van het bestuur en gaan over tot de
orde van den dag.
Op deze motie volgde een donderend ap
plaus, waarna de vergadering, na dankzeg
ging aan de leden, door den Voorzitter werd
gesloten.
VLIJMEN. Woensdagavond ten 7 uur
bad te Vlijmen de plechtige opening en
overdracht plaats van het Electrisch net.
Te dien einde had ten 7 nar op het
raadhuis eene bijeenkomst plaats van den
raad der gemeente en alle personen die
op eenigerlei wijze aan de gemeente
werkzaam zijn.
Onder de aanwezigen merkten wij o.
m. op den Weled. Heer Wagenaar, grif
fier ier Provinciale griffte, de heeren
Wtiiz, Roels en Klut van de Prov.
Electr. Mij.
Dit oogenblik is voor de gemeente
van groote beteekenis. Uiiwelden over
de groote beteekenis van de clectrlciieit
acht spr. hier overbod'g, allen zi}o ree 's
overtuigd van het nut en de noodzakelijk
heid daarvan voor een gemeente als
deze. Te verwachten is daarom, dat
heden het beginpunt van nog grooter
bloei en welvaart voor onze gemeen'e
zal zijn aangebroken. Zoowel industrieelen
ais landbouwers zullen in den te ver
wachten economtschen strijd zich in
hunne bedrijven weten aan te passen
aan den eisch des tijds en de electrische
energie weten te benutten tot bevorde
ring van hun maatschappelijken welstand.
Vervolgens brengt spreker dank aan
de leden van den raad, die niet ge
aarzeld hebben f 100.000 te voteeren,
aan de heeren van de Prov. Electrische
Centrale, in 't bijzonder den bser K ut,
door wiens onvermoeide zorgen w^ in
de gelegenheid zijn gesteld in zoo'n
korten tijd aan te sluiten. Niet minder
dank breDgt hij aan de A N. E. M. en
hare vertegenwoordiger, den heer Van
Engelen, voor de vlotte ;fl ri <■-.
aan de monteurs voor de betoonde
activiteit.
Ik verklaar thans, aldus spr., het ge
meentelijke Electrlclteltsbedrijf onder
Gods zegen voor geopend, de hoop
uitsprekend dat Vlijmen, de schoonste
gemeente van de Langstraat, nog meer
in bloei zal toenemen.
De raadzaal was door een hand
omdraai van den Voorzitter in een zee
van licht gezet. Ook de straatverlichting
was daardoor ontstoken. Het samen
gestroomde publiek juichte en bewon
derde het mooie, helder uitstralende
licht en was ern in lof voor het door
den raad genomen besluit.
In de raadszaal heerschte hierna een
aangename geest onder de talrijke aan
wezigen.
Door den Secretaris, de heer VaB Hest,
werd daarna het woord gevoerd. Op de
eerste plaats dankte hij den raad voor
het vertrouwen in hem gesteld, door
hem te benoemen tot administrateur
van het bedrnf. Aangenaam zal het hem
zijn de leden later de goede resultaten
van het bed ijf te kunnen laten zien.
Dan gaat spi. na wat al moeiten, wat
al zorgen, wat al van becijferingen zijn
g maakt door den heer Burgemeeste',
vooral eer bij met dit voorstel tot u is
gekomen. Gesteund door zijn twee
ijvervolle wethouders en bezield' met
eene jeugdige, geestdriftige werkkracht,
Is hij tot den raad gegaan en die heeft
zonder avzelea en met algemeene
stemmen bet voorstel aangenomen.
De burgemeester hier een woord van
welgemeenden dank te brengen, acht
spreker op zijn plaats en hij is er
zeker van de tolk van het geheele ge
meentebestuur, van de geheele gemeeate
te zijn, indien hij hem warme hulde
brengt voor dit groote en groocsche
werk, waardoor Vlijmen eindelijk uit
een Egyptische duisternis is verlost.
Spreker uit den wensch dat het den
Voorzitter en alle leden van den raad
gegeven moge zijn om eenmaal de r^kste
vruchten te mogen zien rijpen van dit
bedrijf.
Zelf heeft spr. zich als administrateur
tot taak gesteld geen enkel middel on
beproefd te laten wat het bedrijf bevor
derlijk kan zijn. Daarvoor roept hij de
medewerking In van alle Ingezetenen,
den steun van alle ambtenaren der Prov.
Electr. Mij. Dan zal onder Gods zegen
het bedrijf zeker in bloei en groei toe
nemen en ten heil zijn aan industrie en
landbouw.
Hierna werd de eerswijn rondgediend.
De heer Wagenaar, griffier ter Prov.
Gittfi-, alsdan het woord verkrijgend,
zegt, toen den heer Loeff en hem
gisteren de uitnoodiging boeikte, ze
beiden met zeer veel genoegen deze
uitnoodiging hebben aangenomen. Heden
werd de heer Loeff echter tot zijn leed
wezen ve>hinderd en hij heeft spr. ver
zocht dit hier ter kennis te willen bieogen
en nu de President-Commissaris bier
niet kan zijn, meent hij een enkel woord
te moeten zeggen.
Het doet hem als Commissaris der
P. N- E. M. en ook als griffier der
Staten genoegen hier tegenwoordig
te mogen zijn bij een zoo beteekenis-
volle gebeurtenis. Hij kan zich begrijpen
wat al zorgen, wat al moeiten het den
Burgemeester heeft gekost. De adminis
trateur, de heer Secretaris, heeft het
reeds gezegd, dat de voorbereiding heel
wat zorgen heeft gebaard.
Toen de heer Burgemeester zoo juist
de kruk omdraaide, sprak hij niets, maar
voorzeker zal hij hebben gedacht„ende
het worde licht."
Spreker wenscht de gemeente geluk
met deze opening en wijst er op dat
het een evenement Is, nu eeuwen een
Egyptische duisternis heeft geheerscht.
Spreker denkt hier een oogenblik aan