ister
zhi
Eerste Blad.
waa£wijk
De Portierster
van Alfortville
|„N00RD-BRABAND"|
WAALWIJK.
Dit nnwmer bestaat
ait TWEE bladen
Stoomwasscherjj
„Het Groenewoud",
GEREGELD
MAANDAG
Binnenland.
FE UI LLLTOII
Maatschappij van Verzekering op het Leven.
Telel. 38.
WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT
Uitgave: Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tieten Telegr.-AdresECHO.
De vracht-auto der
komt
19641 eiken
tot het thuisbezorgen en ophalen
der wasschen,
A. KNEQTEL, Tilbubg.
Vraagt Prijscourant. Vracht gratis.
Iets omtrent de oudste ge
schiedenis van
'sGrevelduin Capelle.
1200-± 1620)
Opga richt
1843.
Verzekerd Kapitaal
Reserve
25.586.757.-
3.1l3.7o7-
NUMMER 57
ZATERDAG 23 JULI 1921
44e JAARGANG.
,i
6
Dit blad verschijnt
WOENSDAG- EN ZATERDAGAVOND
honnementsprijs per 3 maanden f 1.26.
Franco p. post door het geheele rijk f 1.40.
grieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
m ECHO VAX HET ZIIIDEX,
Prijs der Advertentie».
2(i cent per regel; minimum f 1.60.
Reclames 40 cent per regel.
IV.
Het noordelijkste gedeelte van 's-G^e-
velduln-Capelle was Nederveen, thans
Nederveen- Cap Me. Den 15 Mei 1325 wem
Willem van Nederveen door graaf Wil
lem II de Goede met dit ambacht vei-
lijd. Meo zie hieromtrent Dr. P L.
Muller, Regesta Hannonensla, bl. 140.
Op de kaart van J. lirion tegenover
bl. 315 van den »Tegenwoordigen staat
van Holland* vindt men nog het kerkhof
van Nederveen aangegeven. In het werk
van den Lulkschen kanunnik J. Paris:
»Hlstolre du dlscèse et de la prlncipauté
de Liège*, le deel, bl. 708-710 men
bedenke bierbij, dat de kerken bezuiden
de Maas oudtijds onder het bisdom Luik
ressorteerden komen over de jaren
1400 tot 1427 de volgende kerken in
deze streken voor: Egllses 'Almonde,
Capelle, Drimmelec, Dubbelmondecha-
pelle de Zwaluwe, égllse d'Oudgastel,
chapelle d'Oudsnbosch, Nieuwenbosch,
égllse de 's-Graven Moer, Geertruyden-
berg, Nieuwvaart, Oesthout, chapelie de
Ten Hou?, égllse de Pob'e, Raampsdonck,
Strijen, N-euwstrijen, Wildreclr, chapelle
de Broeck, égllse de Waspyc.
Wijl op deze lijst Nederveen niet voor
komt, volgt hieruit, dat gemeld ambacht
ge ene ketk doch enkel een kerkhof of be-
begraaf plaats bezittendegeen kerkdorp,
maar een gehucht was. Dit strijd met de
raededeeltog van Ds. du Cloux, die meen
de dat N. wel een bedehuls of kapel zou
gehad hebben. Omdat echter het kerk
hof wel nabij de plaats, waar de huizen
stonden, zal gelegen hebben, is hierdoor
toch de juiste ligging van genoemd
ambacht bepaald. Wij kunnen veilig aan
nemen dat Nederveen aan den ouden
vau „De Echo van het Zuiden".
18).
I. DE BRANDSTICHTING.
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
Jacques luisterde niet. Op nieuw was hij
in de vlammen gesprongen en aan de over
zijde verdwenen.
Een paar seconden verliepen. Toen hoor
de men daar binnen zijne stem, zwak en ont
steld, haast niet herkenbaar
„Ik ben in het kabinet," zeide deze stem.
in de onmiddellijke nabijheid der kas... Ik
stik hierIk sterfHulp! Hulp..."
Men wilde toeschieten.
Doch er verhief zich thans een muur van
lievig gloeiend vuur tusschen de redders en
den ingang. Eensklaps liet zich een vreese-
lijk gekraak hooren, het dak stortte in, de
verdieping kwam met een vreeselijk gekraak
naar beneden.
De onmachtige menigte slaakte een vree-
selijken gfl.
„Jacques is- onder het vallend puin bedol
ven riepen verscheidene stemmen. ..Hij is
verloren De ongelukkige
Toch waagde men eene nieuwe poging om
vooruit te komen, doch de dreigende vuur
gloed die steeds grooter werd, ontzegde el-
keu toegang tot het paviljoen.
Weldra zakten ook de muren naar bene
den.
Op dit oogenlilik kwamen de brandspui
ten aan van Maisons-Alfort en Cliarenton.
Doch het was te laat om nog iets te red
den. De fabriek vertoonde nog slechts een
brandenden puinhoop, die een verzengenden
gloed verspreidde.
Zulder Maasdijk lag ea kunnen nu ook
de plaats van dien dijk met vrij groote
waarschijnlijkheid wedervlndeo. Hij zal
natuurlijk vóór het graven van den
Nieuwen Maasmond vaa den voor-
maligen dijkshoek onder Waspik onge
veer recht door naar Nederveen en zoo
verder naar den nog bestaanden dijk
langs de zuidzijde van het Oude Maasje
onder Oud-Heusden geloopen hebbes.
Die toestand is natuurijk door den vloed
van 1421 en later door het graven van
de Verleegde Maas (1890) heel wat ge--
wijzlgd.
Op ovengenoemde lijst van kerken van
anno 1427 staat o.a. achter Capelle
submersa. De Capelsche kerk Is dus in
1421 verdronken, Hierover echter later
meer.
Bij Mr. Jacob vander Eyck, in het
begin der 17e eeuw secretaris vao het
Hof en de hooge vierschaar van Zuid-
Holland, die In 1628 een werk uitgaf,
getiteld: *Corte beschtyvlnghe mitsga
ders handvesten, privilegiën, costumen
ende ordonnantiën van den lande van
Z. H.» komt voor, dat Klein-Waspik
zuidwaarts strekte tot der gebuyren landt
Overmaeten of Overveen. Tusschen haak
jes zij er op gewezen, dat overmaat een
land zal geweest zijn, dat bij het op
meten van de omdijking als waardeloos
bulten rekening gelaten en van dijklas-
ten vrijgesteld was, maar dat, alleogs
verbeterd, waarde verkregen had en
door den graaf, wiens eigendom het
was, ais onbeheerd aan de naburige
ambachten zal verkocht zijn geworden
«tot vrij eigen,Er was dus een Neder
veen etf Overveen. Nederveen lag ten
Zuiden van de Maas, Overveen was een
nieuw ontgonnen veen, gelegen zuidwaarts
van Nederveen en Klein-Waspik. Over
veen is zeer waarschijnlijk gedeeltelijk
bij 's'Gravemoer, gedeeltelijk bij Was
pik en gedeeltelijk bij Capelle gevoegd.
Van Nederveen zijn slechts weinig
ambachtsheeren bekend, o.a. Willem
van Nederveen (1325), Gerrii van Neder
veen (1353), oog een Gerrit van Neder
veen (1426). Na den St. Ellsabethsvloed
van 1421 hebben de oorspronkelijke
heeren hun ambacht veriaten en zich
elders gevestigd Nederveen kwam bij
's-Grevelduio-Capelle, Toch bleef de
familienaam Nederveen, Nederven of
Nerven oog minstens een paar eeuwen
te Capelle en omstreken bestaan, gelijk
wij later zullen zien.
Een ander ambacht, hetwelk thans
gedeeltelijk tot 's-Grevelduin behoort,
was die Zidewinde (Zuldewijn-Capelle),
zooals het genoemd wordt in de reke-
tning van de grafelijkheid van Holland
van Jan Gillyszoon, loopende van 16
October 1330 tot 13 Juli 1331. Zie
hiervoor Dr. H G. RamakerWerken
van het Utrechtsch Historisch Genoot
schap, nieuwe serie, nommers 21, 24 en
26 (le, 2e en 3e deel). In de tweede
helft der 14 eeuw was Jan van Zijd-
winde daarmede door Albrecht vats
Beijeren verlijd geworden. De grenzen
van dat ambacht, dat nu deels be
hoort tot Vrijhoeven, deels tot 's-Gre-
velduin-Capelle, en voor een klein ge
deelte tot Besoijen, waren oudtiids aldus
Ricoux, tie kassier, liep links en rechts in
het midden der menigte, als een waanzin
nige rond en maakte allerlei gebaren, steeds
herhalend
„Die ellendige Jeanne heeft den brand ge
sticht Op laffe wijze heeft zij den heer
Labroue vermoordZij is ook de schuld
dat Jacques hier zoo ongelukkig den dood
gevonden heeft
De commissaris van politie van Charem
ton was tevens met de pompiers aangeko
men. Hij hoorde de woorden, door Ricoux
gesproken en tot hem naderend, vroeg hij
„Wie zijt gij, mijnheer?"
„Ik hen, of liever ik was de kassier dezer
fabriek," luidde het antwoord.
„Gij beschuldigt iemand de inrichting in
brand gestoken te hebben?"
„Ja, mijnheer."
„Gij spreekt van een gepleegden moord?"
,,.Ta, mijnheerKom
i En Ricoux nam den commissaris bij den
arm en bracht hem naar dat gedeelte der
binnenplaats, waar het lijk van den inge
nieur lag uitgestrekt.
Dan voegde hij er bij
„Ziehier het slachtofferEen trouwe-
looze hand heeft den ongelukkige met het
mes in de volle borst geraaktZiehier
„Mijnheer Labroue!" riep de commissa
ris uit, die onmiddellijk den grooten indus
trieel herkende.
„Ja, hij zelf! Onze ongelukkige en zoo
diepbetreurde patroon
De magistraat constateerde den dood des
ingenieurs en hernam
„Wien beschuldigt -gij?"
„De portierster der fabriek".
„Haar naam?"
„Jeanne Fortier".
„Waarop grondt gij uwe beschuldiging?"
„Men heeft haar overal gezocht, doch do
j vrouw is niet te vindenwel een bewijs dat
j zij de vlucht genomen heeft, na de fabriek
in brand gestoken te hebben!... Bovendien
heeft zij dezer dagen nog petroleum gekocht
om de misdaad uit te voeren die zij beraam
de
„En welke reden kan zij wel daartoe ge
had hebben?"
„Eergisteren heeft de heer Labroue, die
zeer ontevreden was over de wijze, waarop
zij zich van haar plicht kweet, haar den
Ten Noorden Nederveen, ten Oosten
Besoijen en Sprang, ten Zuiden Brabant
(Loon-op-Zand) en ten Westen Capelle.
De Zijdewinde was, zooals uit den naam
valt af te leiden, een binnendijk of
dwarsdijk. Deze liep van den Zulder-
Maasdijk tegenover Meeuwen naar het
Zuiden tot aan den voormaligen Heidijk,
Hollandschendijk of Loonschendijk, dus
tot aan de grenzen van Brabant (Loon-
op-Zand) Daar zich in deze streken
de bevolking laags de dijken vestigde,
Is het niet te verwonderen, dat een am
bacht zijn naam er aan ontleende.
In de lijst van ambachten, die na 1421
met Dordrecht con;ribuëerden (1469).
te vinden bij Mr. P. H. van de Wall,
Handvesten enz. van Dordrecht (1770—
1783), komt Zuidewijn of Zijd-!winde
evenmin als Nederv; ?a voor zij zijn In
1421 beide overstroi md en daarna door
hunne oorspronkelijke heeren verlaten.
Later komen nog ah: heeren van Zuide
wijn voor leden uit de geslachten van
de Merwede, Nuyssmburg, van Niel,
Montens en De Roy.
Tot Zijdewinde behoorde oudtijds ook
het grondgebied vac het tegenwoordige
Vrijhoeven-Capelle, zooais uit de ligging
van het Huls of Slot te Zuidewiju op
de kaart van Tirion in het Zuiden van
Vrijhoeven-Capelle blijkt. Zie tegenover
bl. 315 van den >Tegenwoordlgen Staat
van Holland*. Na 1421 heeft Vrijhoeven
zich van Zuidewijn afgescheiden en zoo
kwam het oude Zidewinde voor het
grootste gedeelte onder Vrijhoeven, en
voor een kleiner gedeelte onder Besoijen
en Capelle. De inwoners van Vrijhoeven-
Capelle hebben zich na evengenoemd
jaa~ de heerlijkheid toegeëigend. In de
18e eeuw wordt er in den >Tegenwoor-
dlgen Staat van Holland* van gemeld
De ambagtsheerlijkheid behoordt aan de
Ingelanden, in dier voege dat alle Ge-
erf dens en Inwonershier gegoed, mede-
Heeren zijn. Van daar ook de naam I
Zie verder over deze zaak hier achter.
Besoijer. J. VAN DER HAMMEN NlCZ.
1) Later worden nog wel Heeren van
Nederveen genoemd, zoo geeft Ds. Du
Cloux voor 1861 op Mr. J. A. Lentfrink,
maar de oorspronkelijke Heeren ver
dwenen.
België moet wel een zeer belangrijk
doelwit hebben om zich de onvrijheid
van beweging, den zwaren dienstplicht
en den millloenenlast te getroosten, dien
het verbond met Frankrijk het oplegt.
Een doelwit, dat misschien drievoudig
kon zijn, en waarvan de schijven konden
staan in de richtingen van Luxemburg,
van den Rijn ennaar het noorden.
Wat dit laatste betreft, wordt het thans
volmondig erkend. Het Belgische an-
nexlonistenblad »la Politique», welks
loslippigheid de Belgische pers vaak tot
aanstoot strekt, U weer het enfant ter
rible. Het verklapt de geheimen der
huiskamer. Zijn woorden zijn in den
letterlijken tekst aangehaald als volgt
>'t Moet niet zijn, dat een verbond
tusschen Frankrijk en Engeland het
eerstgenoemde land ertoe zou brengen
ors in zake de Schelde en Limburg
den steun te onttrekken, dien wij van
hetzelve verwachten, en die een der
redenen voor onze aansluiting was».
Vollh
Nu kan men zeggen, dat »La Politique»
tegenwoordig allesbehalve meer een
regeëringsorgaan is, en dat het Brussel-
sche gou vernement niet verantwoordelijk
is voor wat een redactie gelieft te
schrijven. Volkomen waar. Maar even
waar is, dat de aangehaalde woorden
niet door den eersten den bestenC P.N.'er
zijn neergekrabbeld, doch voorkomen in
het leidend artikel van den befaamden
voorman Pierre Nothomb.
Pierre Nothomb, die door zijn regee
ring officieel verloochend wordt, doch
officieus goed moet ingelicht zijn door
de veelvuldige betrekkingen, welke hij
heeft met minlsterieele ambtenaren van
alle departementen, overtuigde aaohan-
gers en trouwe leden van zijn C P.N.,
Pierre Nothomb is ongerust over den
steun, dien Engeland aan Holland ver
leent contra sous». Hij raadt de regee-
fing aan, een beslist Amerikaansche
politiek te voeren, (»une védtable politi
que amédcalne»), en zinspelend op eesse
door hem niet onmogelijk geachte zwen
king van Engeland naar Duitschland en
Rusland, vervolgt hij Hetzij Londen
het met Berlijn dan wel met Parijs eens
wordt, Brussel moet in elk geval in
stevtge verstandhouding blijven met
Washington». En hij ziet la de teleur
stelling, welke de beslissing onzer S'aten-
Generaal in zake de Djambi-petroleum-
terreiaen aan Amerika gebracht heeff,
een gunstige gelegenheid. >P«ofi!ons en!»
roept hij altLaten we ze benutten
-Vu
dienst opgezegdBinnen acht dagen
moest zij vertrekken
Bij het licht dat de brand afwierp nam de
commissaris eenige nota's.
„En gij zegt dat er nog een ander slacht
offer is?" vroeg hij.
„Ja, mijnheer."
„En wie dan?"
„De eerste meesterknecht der fabriek, een
goede brave -jongen van groote verdiensten,
Jacques Gérard genaamd. Met ons is hij
toegesneld om hulp te biedenTen koste
van zijn leven heeft hij db kas willen red
den, en thans ligt hij onder het gloeiend puin
bedolvenO, wat een ellendige vrouw!"
„Is er nog een gedeelte der fabriek dat
niet vernield is, eenige plaats waar men
voorloopig het lijk van den heer Labroue
kan nederleggen?"
David de loopjongen, die in de nabijheid
stond antwoordde
„Ja, mijnheer, de remise en de stal zijn
nog steeds onaangetast gebleven".
„Wel dat men daar het lijk heenbrenge".
Een paar personen namen het ontzielde
lichaam op en droegen het naar de plaats,
die tot nu toe door de vlammen was ge
spaard gebleven.
.Zich tot Ricoux wendend, hernam de com
missaris
„Er zal onmiddellijk een onderzoek wor
den ingesteld. Ik zal er een aanvang mede
maken en heden nacht nog zal ik den pro
cureur des keizers verwittigen. Gelief mij
alle inlichtingen te geven om liet proees-
verbaal op te maken".
„Ik ben tot uw dienst •mijnheer", ant
woordde de kassier.
„Doch vooraf, een woordDe heer La
broue was niet gehuwd, naar ik vermeen?"
„Hij was weduwnaar en vader van een
kind."
„Had hij familie te Parijs?"
„Te Parijs niet geloof ikDe heer
Labroue had slechts een zoon en eene zus
ter, mevrouw de weduwe Bertin, die een
dorp bewoont in de nabijheid van Blois...
Het kind, dat nog zeer jong is, woont bij
zijne tanteEergisteren heeft de heer
Labroue eeu telegram van zijne' zuster ont
vangen, waarin hem mededeeling werd ge
daan, dat de kleine Luciën, zijn zoontje zeer
ziek was. Onmiddellijk is hij dan vertrok
ken en was niet van plan voor morgen of
overmorgènavond terug te komen."
„Hoe legt gij dan zijne tegenwoordigheid
te dezer plaatse uit?"
„Zeer natuurlijk".
„Hoe dan?"
„De patroon had hier ter plaatse zeer
veel werk, dat al zijne aandacht eisclite.
Wellicht is hij zoo spoedig teruggekeerd
ziende dat de ziekte van zijn zoontje geen
bijzonder gevaar bood."
„Kent gij het tul ros van de zuster des
her-ren Labroue?"
„Ja mijnheer".
„Wilt gij haar mededeeling doen van het
ongeluk dat hier gebeurd is?"
„Zeer gaarne".
„Schrijf geen brief, 't Zou te lang duren
eer deze besteld isZend liever een tele
gram."
„Dat zal morgen vroeg mijn eerste werk
zijn".
„Zeer goed".
Het bebloedde lichaam van den heer La
broue was in de remise neergelegd op een
paar bossen stroo. Een deken bedekte liet
lijk.
De commissaris van politie schreef haas
tig eenige regels aan den procureur des kei:
zers in het departement der Seine en zond
naar liet paleis van justitie te Parijs zijn
secretaris, die zich bij hem was komen ver
voegen.
Hij verzocht het hoofd van het parket om
onmiddellijk naar liet tooneel van de mis
daad te komen rtf wel zijn substituut, een
rechter van instructie en agenten der ojien-
bare veiligheid te zenden.
Onmiddellijk na het vertrek van zijn se
cretaris verzocht de magistraat den heer
Ricoux onder de menigte nieuwsgierigen en
toegeschoten personen om hunne hulp te
1 lieden, alle lieden bijeen te roepen, die op
het kantoor of in de ateliers der fabriek
waren werkzaam geweest.
Ricoux voelde zich gelukkig over deze
wending, die hem een air van gewicht gaf
en haastte zich te doen wat hem gevraagd
was.
Dan begon de commissaris een oppervlak
kig onderzoek dat weldra met meer nauw
keurigheid door den rechter van instructie
zou worden voortgezet.
»Den dag dat de Ve?eenigde Staten de
Belgische kwestie zullen begrijpen
kunnen we weer vertrouwen stellen ia
de toekomst.
Do is»d der gemeente O.densu»! vei.
leende in totaal aan subsidies voor den bouw
van scholen een som van ciica f 700.000,
een bedrag, dat aan rente en atlouing v&n
de gemeente jaarlijks een «om vordert
van ten minste f 60.000, volgens berekening
van den vootz. van den raad, burgemeester
Vos de Wad. Genoemde voorzitter noemde
deze som te hoog voor de drasgkracht der
gemeente. Ook vreesde hij, dat het de ge
meente niet zou gelukken, deze hooge som
men door geldleeningen 'bij elkaar te krijgen.
Pogingen, aangewend hij de betrokken
schoolbesturen om tot bezoinigiog te ge
raken, sjja mislukt. Eerlang z«l deze ge
meente van circa 8000 zielen, naast de
gewone lagere ichoien op z\jn minst 5 n.l,
o. scholen telleD. Eo de twee, welke et
thans 2ijo, tellen samen slechts een 120-tal
leerlingen.
De afdeeling Leerdam van de Mij.
tot Nut van 't Algemeen heeft besloten tot
oprichting van een school voot lager en
m.u.l. onderwijs.
De katholieken zullen spoedig hnu aan
vrage voor een op te richten katb. lagere
school inzenden. Van Hervormde zijde tracht
men te komen tot oprichting van een m.u.
l,o. school. Er zijn in L erdam met zijn
ruim 8000 inwoners twee groote z.g. chrir-
telyke scholen en drie groote openbare
scholen, waarvan een met klassen voor o.l.o.
De gemeente Leerd m zit diep in de schuld
ea de belastingen zijn buitengewoon hoog.
Waar zal het toch op deze wyze in oca
lieve land heen moeten met de gemeentf-
finacc ëi? Op vele plaatsen waar de scholen
niet noodig zij a en du< geen enkel belang
wordt gediend omdat op uitstekende wijze
in bijzonder onderwijs is voani n, is het
gewoon nuttelooze geldverspilling,
»De Rotterdammer» (a.-b) sch'ijft
terecht
Wanneer uw Inkomen achteruitgaat,
en ge moet u inkrimpen, dan gaat het
toch niet aan te zeggende voeding
van mijn gezin Is zoo eenvoudig moge
lijk daarvan kan niets afonze kleediog
is reeds beneden onzen stand, nog goed-
kooper kan het nieteen kleiner huls
bewonen is onmogelijk, e» zoo voort.
Wie zoo redeneert, gaat onvermijdelijk
failliet.
Hetzelfde geldt van een volk.
Er zijn nog te veel onnoozelen, die
meeuec, dat financieel alles kandat
voor de gemeenschap niets onmogelijk
is. En er zijn nog te veel politici, die
steeds meer op de gunst van zulke
onnoozelen speculeer eo.
Ge moet u ervan doord'lngen de
keus staat nu eeomaal tusschen Staats
bankroet eenerzijds, en het mes zetten
in de uitgaven anderzijds.
Op de markt te Groningen waren
de eieren 4 cent per stuk goedkooper
dan den vorigen Dinsdag, zoodat zij
verkocht zijn voor 8 en 9 ets.
Een Javaansche gevangene heeft in
de gevangenis te Solo met een pennemes
deo cipier vermoord, waarna door ande
ren de mandoer werd doodgeschoten.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
De geboden hulp, wij hebben het reeds
gezegd, mocht niet meer baten. Behalve de
stallen en de remise bleef er niets meer van
de gebouwen over.
De spuiten wierpen nog steeds groote wa
terstralen op de brandende puinhoopen.
Eindelijk echter kreeg de compagnie sol
daten, die van het fort Cliarenton was aan
gerukt, bevel weder terug te keeren.
De menigte staarde met leede oogen op
liet toonvel des onheils en besprak op ver
schillende wijze Jeannes's vertrek. De meer
derheid nochtans beschuldigde zwaar de on
gelukkige vrouw. Schier allen waren over
tuigd van hare schuld.
Thans had het onweder opgehouden, te
woeden, doch de wind Wies nog hevig uit
het westen en joeg de laatste wolken met
geweld voor zich heen. Een grijze tint ver-,
scheen aan den oostelijken horizon en kon
digde den naderenden dag aan.
Jeanne vol angst en schrik, niet wetende
wat aan te vangen, vluchtte steeds verder
en verder, haren zoon in de armen meedra
gende. Gedurende een uur ongeveer zette zij
haren weg door het open veld voort, door
niets weerhouden. Eindelijk uitgeput van
krachten, niet meer in staat het gewicht
van haar eigen lichaam te dragen, liet zij
zich In het gras een-den slootkant neerval
len. -y
Toen wierp zij den blik achter zich heen
en ontdekte den vnrigen hemel.boven de fa
briek, als een bloedende middernachtzon.
Jeanne hield Georges op de knieën en
(lurkte hem liefderijk aan' haren 'boezem.
Eensklaps maakte de kleine eene bewe
ging en de moeder bedekte hem met vurige
kussen, terwijl zij aan zijne oören stamel
de
„Georges,... mijn lieveling... mijn schat!"
Het kind opende de oogen.
„Mamaatje, ik heb zoo'n kouklaagde
het kind, wiens kleeren door het regenwa
ter geheel doortrokken waren.
„Hebt gij kou, kind? Loop dan een weinig
aan mijne zijde voort om u te verwarmen".
Zij zette den kleinen Georges op den grond
en stond ook op.
Wordt vervolgd.