I nis ris u t Eerste Blad, st leesssizoBB breekt aanl De Echo van bet Zuiden." md- De Portierster EJ> i „NOORD-BE, ABAND"! WAALWIJK. FirmaG. VERKADE, Dames van Waalwijk en Omstreken Stoomwasscherij „DE LELlE" mr Neemt proef bij Rath Co., Veghel. 'it nnrnmer bestaat uit DEIE bladen '8Wt Stoomwasscherjj Het Groeuewoud", BEREGELD MAANDAG WAALWIJK BMNESLAND. «en F E U ILL E T O N G. <aiholieke Universiteit. ït. n kboxmement bij vooruit- cen betaling fl,25. Franco per post fl.40. f 1.21 a&tsehappij van Verzekering op het Leven. Dames Nachtjaponnen met feston f 1.98. Dameshemden met feston f 1 38. JJMMER 73. ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1921 44e JAARGANG. Dit blad verschijnt 'OENSDAG- EN ZATERDAGAVOND. tounementsprijs per 8 maanden f 1.25. ■anco p. post door het geheele rijk 11.40. leven, Ingezonden stukken, geiden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WO Talef. SS. WAALWIJKSCRR EN LANGSTRAATSCHB COURANT UitgaveWaalwijksche Stoomdrukkerij Auto na Tieieo Tciegr.- Adres ECHO. Prija der Adverienttto. 20 cent per regel; minimum f l.ü. Reclame! 44 cent per reffül. - Op wolk blad zal tn«a zich beter aoeneeren dan op 1lalwijksche se Laegstraatsche Courant. Een blad dat U geeft, wat ge gaarne est, H.l. at ie nieuwsberichten, raadsver 'agen, ingezonden stukken uit uwe eigen tmeente en omgevingdaarenboven de trkoopingen en verpachtingen van H.H. Jo'arissen uit de geheele streek en verder ieuws op elk gebied uit binnen- en bui- nland. Het biad geeft eigen raadsversiagen It Waalwijk, BesoijenSprangLoon-op- •kand, Vrijhoeve-Capelle, Capelle, Was- ik, Raamsdonk, Geertruidenberg, Dus- an Meeuwen, Drongelen, Baardwijk, J Irunen, Heusden, Elshout, Haarsleeg en jssen. lijmen. Abonneert U dus direct. DE ADMINISTRATIE, let 1 OCTOBER begint het nieuwe kwartaal. I i)(s vracht-auto der komt >641 eiken te het thuisbezorgen en ophalen der wasschen A. KNEGTEL, Tilbubg. f raagt Prijscourant. Vracht gratis van „De Echo van het Zuiden" ADin >r gelan van Alfortville 36). ii. Wij ontvlugeu echter nist alleca het natuurlijk licht der rede, maar Gods ge nade schonk ons tevens het bovenna tuurlijk Hcht des geloofs. Dat licht mag niet verborgen blijvec, ook dat licht moet op den kandelaar, ook met dat talent moet gewoekerd wordeej Als wij God, den Heer der weten schappen, waafdlg willen dieaeu en ver heerlijken, dao zal dat alleen kunnen gebeurea wanneer wij Hein tegelijkertijd dleaea als schenker van ons geloof, wanneer wij vooitdurend het oog ge dekt houden op Christus, de oagescha- pêo Wijsheid, die in alles is de Weg, de Waarheid ea hei Leven. Wij hebben daarom den heiligen plicht het licht van Gods Openbaring -te latea schijnen over ai ons doen en laten, ook over oBzeu weteaschappeiijken arbeid. Die Openbaring moet onze zwakke rede beveiligen tegen dwaling en ons de hoo- gere bsïeekcais toocen van heel dit aardscbe leven. En ook daarvoor moeten wij hebben een eigen hoogeschool, waar onze katholieke overtuiging zich in volle breedte kan ontplooien jwaar de gewijde et? ongewijde wetenschappen kunnen samenwerken tot één grootsche orde waar wij getuigenis kutsiiea sfleggen van de heerlijke harmonie van natuur en gena de, van geloovea en weten, van die heerlijke harmonie, die wij door Gods onvolprezen Goedheid bet geluk hebben in ons zalf te bezitten. De Openbaring, door St. Servaas en St. Willtbrord aan oos volk gebracht, moer uitstralen In vollen glass. Schuldenaren ztja wsj, niet slechts van onweteodea, maar ook vaa geleerden. Het kav niemand uwer, B. G., ont gaan, WAt ecu krach? en welk een zegen sr voor godsdienst en wetenschap beide ta Sus voor onze geheele samenleving moet uitgaas van de universiteit als centrale bron, waaraan gevoed zullen wordea zoovele persoden dis eenmaal onder ons een leidende plaats zuliea innemengodgeleerden en wijsgeeren, rechtsgeleerden, staatslieden en volks leiders, geseesheeree es natuuronderzoe kers, gesehiedvorschers ea leeraren. De eigen universiteit most ea zal ons brengen die mannen ca vrouwe», waar aan wij steeds meer behoefte hebben i mannes en vrouwen vaa wetenschappe- lijkea zin, tevens levend en weskend uit ons heilig geloof, mannen en vrouwen, die allen des ta beter vaderland en ge meenschap zuiiea dienen, naar gelang zij d«-e juister zuilen zien in het licht van Gods Waa held ec van zijne al wijze cc algoede Voorzienigheid. Mogen wij dan, de waarheid houdend In liefde, In alle deelen opgroeien Hem, die ons hoofd is, Ca istu.i. Is de oprichting eeoer katholiek» hoogeschool een belast., ja eea ebch van oezsn heiligen godsdRnst en daarom voor uwe Bisschoppen cca apostolische plicht, voor u allen, Katholieken van Nederland, is zij tevens «ene plicht van dankbaarheid. Rijkdom v*a genade Ss de meest ernstige verman:ag om verder mede te werken met G"ds gaven. Alles wat wij hebben zijn, is een geschenk vaa God9 Gotdheld. Wij ver geten het dikwijls, B. G., naar het brood, dat wij eten. de dag, dl ta wij leven, het loon voor onzsa arbeid, «wze voorspoed, de rust ea vrede, die hi te lande be waard bleef, het komt a'les van God. Voegt daarbij den o .waa dcefbareo schat des geloofs, dien waa: borg van geluk in dit en het andere leven do vrijheid, die wij bedttes dit geloof te baieidc» de prachtige ontwikkeling van ons katholiek vereeniglagilevae, waardoor de schat des geloofs bij u en uwe kla deren zoo'a machtige be.-cherming viadt en gij zalt moeten ericennen, dat de vermaning tot dankbaarh-id jegens God, die de Apostel aanhoudend voorhield aan de eerste Christen ar tc midden van zooveel gevaren en lijden, voor oos, Katholieken van Nedosla&d, geldt op zeer bijzondere wijze. Dies dank brengt gij ook aau God door het steunen van allerlei goede werken. Hoe slichtend is in de Latste jaren uwe s voor de zorg opgebloeid voor de uitbreiding j weigeraar vaa het Godsrijk op aarde, voor het mlssiewark, waaraan gij alet slechts gel* dsliikea steun verleent, maar waarvoor gij uwen zonen ea dochters bij hoeder- den, ja duizenden, hebt afgestaan. Maar B. G., het Godsrijk moet op de eerste plaats bevestigd ea uitgebreid worden In bet eigen laad. Het mach tigste middel daartoe b het onderwijs vaa boven naar benedsu doordrongen van echt katholieken geest, aa d« on misbare sluitsteen van qesen bouw is de katholieke universiteit. De Staat gaf ons de vrijheiden de stoffelijke welvaart en de verstaadeltjke ontwikkeling vaa ons volk zijn beide tot zulk eene hoogte geklommen, dat wij in staat zijn bij ernstige inspanning de lasten van eene universiteit, al zijn deze aog zoo zwaar, behoorlijk te dragen. Eu zou de verwaarloozlag van dien plicht ons niet dubbel zwaar drukken, waar eeae protestaatsche groep hier tc lande, niet half zoo (alrijk ais wjj, Katho lieken, zich reeds sinds jaren het bezit eener universiteit wist te verzekeren f De Rijksmiddelen hebben in Au gustus opgebracht 32.948.621 tegen 34.500.639 la Augustus 1920 De grond belasting bracht op f 2.340 092 tegen f 1.021.241 ia 1920; persossele belasting f 2.2+5.513, vo: ig j ?ar f 1.507.576 inkom stenbelasting 5.158.512, vorig jaar f6 377.826; dividend- en tantlemebelas- ting f 3.325.093, vorig jaar f 1.764.783 accdns op suiker f 3.462.998, vorig jaar 2 809 429 gedistilleerd f 4.376.987 vorig jaar f 3.375.462registratierechten f2.069.289, vo'ig jaar f5.792 401. Incident in de Ridderzaal. zoo verklaarde zij. De voorzitter zeide daarop, haar te willen toelaten, in het vertrouwen, dat zij zich als een fatsoenlijke vrouw ge dragen zou. Mevrouw Kolthek nam vervolgens den voor haar bestemden zetel in. Even nadat de Koningin met den Prins de zaal was binnengetreden, riep mevr. Kolthek met luider stem „Groenendaal moet vrij". Zij herhaalde dezen uitroep eenige malen. Tegelijkertijd riepen een 10-tal vrouwen, die een plaats hadden gekregen op de gereserveerde tribune, eveneens dat Groenendaal vrij moest. Zij riepen dit niet uit één mond, maar door elkaar. Begrijpelijkerwijze bracht deze ge beurtenis even eenige opschudding teweeg. Aan de Koningin was echter niets te bemerken. Zij hield zich bedaard en wachtte, toen Zij onder den troonhemel had plaats genomen, tot het geroep niet meer werd gehooid. Alleen onder het lezen van de Troonrede was in Haar stem te merken, dat de gebeurtenis Haar had aangedaan. Zij versprak Zich een enkele maal, wat Haar anders nimmer overkomt. Mevrouw Kolthek—Timmer was. on middellijk nadat zij voor den eersten Kuouen wij deze dus opdchtei?. din Is dat voor ons onafwijsbare plicht. Welnu, wij kuoaees het, Gods zij daak. De opening van de zitting der Staten- Generaal is Dinsdagmiddag gestoord keer geroepen had, door een rechercheur geworden door een kleine demonstratie uit de zaal verwijderd. Voor de buiten vrijlating van den dienst- Herman Groenendaal. Mevrouw Kolthek—Timmer, echtge- noote van het Kamerlid Kolthek, had als zoodanig een kaart tot bijwoning van de openingsplechtigheid in de zaal De commissaris van politie Besseling had aanvankelijk bezwaar tegen haar toelating en wilde den hoofdcommissaris doen beslissen. Deze vond het echter beter, dat de voorzitter der vereenigde vergadering, baron Van Voorst tot Voorst, zou uit maken, of mevrouw Kolthek de plechtig heid kon bijwonen. De heer Van Voorst tot Voorst vroeg mevrouw Kolthek of zij beloven wiide niets te zullen doen, dat de orde zou verstoren. Zij wilde echter niets beloven Opgericht 1843. Verzekerd Kapitaal Reserve 25.586.757- 3.113.7o7.— staanders was het een onbegrijpelijk gezicht uit den hoofdingang een vrouw in eenvoudig toilet naar buiten te zien komen, begeleid door een rechercheur. journalisten spraken haar dadelijk aan. Zij verklaarde niet te hebben kunnen nalaten voor de vrijlating van Groenen daal hier te getuigen. Zij werd naar het politiebureau op de Riviervischmarkt gevoerd. De vrouwen, die op de gereserveerde tribune hadden geroepen, waren on middellijk door rechercheurs weggehaald en zoolang onder in het torentje, dat naar de tribune toegang geeft, in be waring gesteld. De heele demonstratie was belachelijk zegt het „Hbl." te meer, toen men ha het lezen van de Troonrede hoorde, dat daarin werd aangekondigd een wetsontwerp „dat beoogt de moge lijkheid te openen, om vrijstelling van militairen dienst te verleenen aan hen. die daartegen ernstige gewetensbezwaren koesteren". Grootestraat. WAALWIJK. JfS, 20416 I M TWEE F/N' DERTIGSTE HOOFDSTUK. j De twee personen hervatten hun gesprek. Ovidius leende het oor. i „Het waarheidsvocht heeft echter nog raai ree) meer goede eigenschappen," zeide de mmmmmlianadees. „Eene daarvan is vooral opmer kenswaard." „En dat is?" hernam de dokter. „Onvermengd op eene wonde gestort, ge- OAflfeest deze schier oogenblikkelijk. Men heeft 4"»honthnkkers en jagers ontmoet, die door giftige slangen gebeten, bij het gebruik van I* Enkele droppelen van dit wonderbaar vocht in korte oogeublikken waren genezen." „Maar dan is het een algemeen heilmid del riep de jonge geneesheer uit met een fepottenden glimlach om de lippen, die dui- 1* delijk genoeg toonde hoe weinig geloof hij ian deze woorden hechtte. 4-nï..I/ach niet," hernam de Canadees op ei-n- vülljsiigen toon. „Ik heb u de waarheid verteld n het zal niet moeilijk zijn u daarvan te vertuigen." „Hoe?" „Door een proef te nemen." „Dan moet men toch van dat vocht heb ben. Wilt gij mij er iets van overgeven?" „Dat. kan ik niet. Ik heb niet meer dan [hoogst noodig is om de ziekte te weren." „Ik zou er veel belang in stellen dit won- [derbnar vocht te beproeven en te analysee ren. Waar Is het te verkrijgen?" „Gaat gij naar New-York?" vroeg d;e Ca- piadees. „Ja"; „Schrijf clan op hetgeen ik u ga dictee reu." De jonge geneesheer haalde een zakboek je te voorschijn en een potlood. Hij was ge reed zijne nota's te nemen. Ovidius, die met den rug naar de twee personen stond gekeerd, had hetzelfde ge daan. De Canadees begon „Oliuehollino, elfde straat, nommer 24." „Wie is deze Chocliollino?" „Een inboorling van mijn dorp die naar New-York is gegaan om er handel te drij ven: hij laat het waarheidsvocht uit ons gewest komen en verkoopt het ongeveer tegen den prijs van goudZoo zult gij vijftien dollar te betalen hebben voor een flesclije, dat niet grooter is dan het mijne." „Dat is verschrikkelijk duur, maar toch zal Ik liet vocht koopen." Ovidius had ook den naam en liet adres van den verkooper op zijn boekje geschre ven. „En ik dan zeide hij bij zich zeiven. „Ik zou wel vijfenzeventig franken willen geven 0111 mijn neef een dosis van dit praatvocht in te geven. Het kan wel de n oeite'waard voor mij worden, wanneer ik hem de tong weet te ontbinden 0111 oen kijkje te nemen in zijn verleden." fir werd gescheld. Dat was het teeken dat de tafel gedekt was voor de beidé klassen. De Canadees en de Fransche dokter ston den op en begaven zich naar het tusschen- dek. Ovidius stak het hoekje 111 zijn zak en volgde hen. Terwijl dit in de tweede klasse plaats greep, had Jacques Gérard, die zich onmid dellijk naar de eouversatiesalon hegeven had, de gelegenheid gevonden Het woord tot Noëmi Mortimer te richten. Naar aanleiding van de woorden, die hij uit Ovidius mond vernomen had, wenschte hij steeds vuriger betrekkingen met den ingenieur en zijne dochter aan te knoopen. Hij haakte er naar te vernemen, welke verbeteringen door den Amerikaan aan de guillocheermachine waren aangebracht. Jacques Gérard, de dief, de brandstichter en moordenaar hoopte niet slechts fortuin te maken, maar daarbij nog de hoogste in dustrieele. positie in de mnatschappij in te nemen. De eerzucht groeide hij I10111 mor den dag aan. „Thans hen ik op den weg der fortuin." sprak hij tot zichzelven. „Ik mag niet stil staan. Ik zal met moed den weg opstappen naar het hegeerde doel en niets nalaten van al wat mij dit doel kan doen bereiken." Hetgeen hij gestolen had rekende hij niet eens meer, Het was niet eens tweemaal honderddui zend franken, inillioenen had hij op het oog en hij zon zich deze weten te verschaffen. Thans kwam het toeval hem te hulp. De blonde Noëmi had plaats genomen aan de piano, terwijl haar vader in gesprek was met, twee Amerikanen. Het jonge meisje was aan de studie van de motieven eener opera, die destijds te Pa rijs zeer gezocht was. Jacques, die een liefhebber van tooneel was, had tweemaal deze opera gezien en daar hij een goed muzikaal gehoor had, zoo kon hij de verschillende aria's van buiten. Op eenigen afstand van het jonge meisje nam hij plaats, niet te ver echter, om in de gelegenheid te zijn aandachtig toe te luis teren. Meer dan eens had Noëmi opgemerkt dat de passagier haar blijkbaar niet groot ge noegen aanstaarde. Hij zag er als een ware gentleman uit en reisde eerste klasse; waarom zou zij zich dan door de attentie gebelgd toonen? Zij dacht er zelfs niet meer aan. Wij houden het er voor. dat zi' als een echt Eva's kind er een geheim genoegen in schepte. Toen zij bemerkte dat Jacques aandach tig toeluisterde, bloosde zij eeuigszins, wat haar lief gelaat nog eene nieuwe aantrekke lijkheid verleende. Zij onderbrak echter haar spel niet en een kenner zou Zelfs de opmerking gemaakt hebben, dat zij met veel brio speelde. Toen zij liet stuk geëindigd bad en terwijl de snaren nog trilden, neeg Jacques tot de schoone speelster. „Ik merk, mejuffrouw," zeide hij, „dat gij Frankrijk bewoond hebt en Frankrijk niet slechts maar Parijs; de schoone hoofdstad". Het jonge meisje verhief haar groote blauwe blauwe oogen op den vreemdelyig. die zich vermeten durfde bet Woord tot haSr té richten zonder alvorens te zijn voorge steld. Dat was tegen alle gebruiken in, doch zij toonde zich niet ontevreden en vroeg met zoete stem, terwijl een bevallig lachje om haar lippen speelde: „Waarom denkt gij dat. mijnheer?" zoo ik u dit vragen mag. „Wei, mejuffrouw, daar gij niet zoo lief en zoo 'medesleepend deze muziek zoudt ten gehoor? brengen, zoo gij die niet te Parijs gehoord hndt. iu het theater zelf. waar zij. om mij zoo eens uit te drukken, geschapen werd, Ik vind er al de kleursobakeeringon in, die ik in mijn vaderland zoo gaarne ge hoord heb." „Zoo!! (Jij zijt dan een Franse-liman, mijnheer?" „Ja. mejuffrouw." „Gij hebt gelijk mijnheer. Tk lieii deze motieven te Parijs gehoord. Ik vond ze zoo prachtig en heb ze dan ook onthouden." „Gij hebt een wonderbaar geheugen." „Wanneer liet lievelingsstukken, van mij geldt, wel, mijnheerEr is zeer veel in Frankrijk, dat mij aangenaam bekoord hééft". DRTE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Hebt gij lang te Parijs gewoond, mejuf frouw?" ging Jacques Gérard dan weer ver der. „Slechts drie maanden," antwoordde de jonge dame. „Nauwelijks heli ik den tijd gehad de voornaamste bijzonderheden te kunnen zien. Ik zou er een geheel jaar wil len doorbrengen, doch mijn vader kan on der dit opzicht geen gevolg geven aan mijn verlangens. Zijne zaken roepen'hem te New- York terug, waar ik thans 11a deze korte reis met eenigen tegenzin ga wederkeeren." „Dat begrijp ik, niettegenstaande ik zon der eenige spijt Parijs verlaten heb. „Gij verlaat Frankrijk wellicht niet voer immer?" „Voor immer niet, naai- ik hoop, maar tocli voor geruimeu tijd. Op liet «ogenblik- kan ik er zelfs den duur niet van bepalen: doch alles doet mij voorzien, dat deze zooi- lang zal zijn... Ik ga ook naar New-York." „Hebt gij daar bloedverwanten?" ...Niet een." „Vrienden dan?" „Ik ken er niemand." „Zoofluisterde het meisje. „Ik ben een werktuigkundige," ging Jac ques dan weer voort, „en stel mij voor in verschillende fabrieken te New-York mijne studiën voort te zetten. Men spreekt met lof van verschillende uitvindingen die daar ge daan zijn: vooral bet huis Mortimer Noëmi staarde den vreemdeling verwon derd aan. „Spreekt gij van het huis van Jacob Mor timer?" vroeg zij. „Ja, mejuffrouw, van bet huis van Jacob Mortimer, wiens hoofd in Europa do reputa tie heeft van een man van genie." „Kent gij hem, wiens lof gij bespreekt?" „Neen, mejuffrouw. Hoe zou ik lieni ken nen daar dit de eerste maal is, dat ik naar Amerika ga?" zeide de gewezen meester knecht met een bewonderenswaardige heer schappij over zich zelf. „En uwe bedoeling is u bij hem aan re melden, wanneer gij te New-York zult zijn gearriveerd „Mijn eerste bezoek zal bij liem zijn. me juffrouw. Ik zal als titel doen gelden dat ik een zeer nederig confrater ben van den grooten man en ik zal hem toelating vragen zijne prachtige inrichting als een bewon deraar, die zijne kennis wil verrijken, te mogen bezichtigen." „Dan" zoo ging liet meisje met een nieuwen glimlach voort „zou liet u zeker aangenaam zijn aan den heer Jacob Morti mer te worclen voorgesteld?" „Niets zou mij liever wezen, dat erken ik. Eene voorstelling zou mi,i onmiddellijk alle moeilijkheden doen overwinnen." „Gij hebt gelijk: maar toch kan ik u ver zekeren dal Jacob Mortimer bijzonder veel van de Fransclien houdt." „Weet gij dat zeker?" „O, zeer zekerik zelve zal u aan hem voorstellen." „Wat zal ik u dan dankbaar zijn!... En kent gij hem goed, mejuffrouw?" „Zeer goed ik bemin hem zelfs van gau- scher harte. Het is mijn vader!" Deze laatste woorden 't zal wel over bodig zijn daarop verder te wijzen ver oorzaakten een theater tooneeltje. dat de lezer reeds lang voorzien had. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1921 | | pagina 1