Eerste Blad. geregeld De Portierster van Alfortville Dames van Waalwijk en Omstreken Stoomwasscherij „DE LELIE". Neemt proef bij Rath Co., Veghel. Dit ntimmer betaat uit DRIE bladen Stoomwasscherjj „Het Groenewoud" MAANDAG WAALWIJK De nieuwe militie-wet es de militaire reorganisatie-plannen. Uit ons Parlement. FEUILLETON „NOORD-BRABAND" NUMMER 3. ZATERDAO 7 JANUARI 1922. 45c JAARGANG. Telef. 18. WAALWIJKSCHE KN LANGSTRAATSCHK COURANT. Uitgave: Waalwjksche Stoomdrukker? Antoon Tlelen Telegr.-AdreeECHO. De vracht-aato der komt 9641 eiken tot het thuisbezorgen en ophalen der wasschen A. KNEGTEL, Tilbuhg. 7raagt Prijscourant.Vracht gratii Het wetsontwerp tot regeling van den dienstplicht beoogt een anderen nieu wen toestand te 9ch-ppen dan tien jaar geleden met de Militiewet, de Landweer- wet en de Landstormwet werd tot 9tand gebracht onder den toenmaligen Minister Col^n, De mobilisatie heeft aangetoond, dat de legersterkte, waarmede In 1914 werd begonneni niet voldoende kon worden geacht. Men heeft toen de landstormplichtlgen onder de wapenen geroepen om bet leger te versterken en daarmee toen de militie en landweerpllchtlgen afgelost, die het langst onder de wapenen waren. De nieuwe wet bestrijkt nu allen, die niet worden afgekeurd of vrijgesteld en bepaalt door loting, wie in vredestijd gullen worden geoefend (gewone dienst plichtigen) en wie niet zullen worden geoefend (buiten gewone dienstplichtigen). Onder het bestaande regime waren de landwecpllchtigen 6 jaar en de laod- weerplichtigen 5 jaar verbonden en was men land9tormplicbtlg tot het 40ste jaar. Thans dunrt de dienstplicht 7 jaar hoogstens, d.w.z. de herhalingsoefenin gen vallen binnen 6 jaar na het jaar waarin de eerste oefenlngatijd werd volbracht. Het Is dus zeer goed moge lijk. dat de eigenlijke dienstplicht (bet tot oefenen en opkomen verplicht zijn) binnen een korter tijdvak komt te lig gen. De overige verplichtingen behoe- van ,J)e Echo van het Zuiden" 70). Daarentegen beschikt men over 20 lichtingen bij mobilisatie instede van over 11 lichtingen. Verzwaring in vredestijd die toch de normale toestand moet worden geacht, brengt het ontwerp du9 niet. De inkrimping van .het contingent van 23000 op 19500 man maakt noodig, dat •en grooter aantal lichtingen voor het veldleger worden bestemd. Men gaat hierbij „uit van een parate sierkte van het leger van 72 bataljons infanterie J met de noodlge artillerie en hulpwapens en een reserve van 72 ba taljons. Hiermee zijn gemoeid 13 lich tingen. Nu zijn er menschen, die zeggen we hebben genoeg aan de sterkte, die we in Augustus 1914 hadden. Terug rekenend achten deze personen dan lich tingen noodlg van een paar duizend man minder sterk en nog verder terug gaand, meenen zij het met minder artil lerie te kunnen doen en zeggen dat het dus alles goedkooper kan. Deze redeneering is .evenwel In lijn rechten strijd met de, het pijnlijkst aan den lijve gevoelde ervaringen n.l. het alsdan bij mobilisatie nog moeten gaan oefenen van de ontbrekende oudere mannen en de enorme kosten, die dan gepaard zullen gaan met de aanschaf fing van alles wat noodig Is, als het dan nog te krijgen 19. Wij zouden zoo zeggen dat de mo bilisatie ons voldoende geleerd heeft dat deze wijze van doen de meest on-eco- nomische is, die men kan volgen, ter wijl bovendien de sterkte In 1914 ge bleken is veel te klein te zijn. Juist op deze overwegingen is de wet Pop gestrand. Alle deskundigen zijn het er over eens, dat ons leger als voor naamste taak^heeft den eersten stoot op te vangen en daarom dus jnlst in de eerste dagen vlug en krachtig ge mobiliseerd moet kunnen worden. In de wet-Pop was dat niet het geval, door dat er te weinig hulpmiddelen waren en bijna de helft eerst nog gekleed en ge oefend moest worden. Deze uitweiding, die eigenlijk met het dienstplicbtontwerp niet rechtstreeks te maken beeft, was noodig om aan te toonen, dat het contingent niet verkleind moest worden. De dienst van 5'/s maand ia sees zeker kort en de praktijk zal moe ten leeren of die periode lang genoeg is. Niet omdat hij 14 dagen korter is dan thans, doch omdat de moderne strijdmiddelen zooveel meer geoefend heid vergen dan vroeger, dat zelfs een diensttijd van 6 maanden wellicht te kort zou blijken. In het nieuwe ontwerp is neergelegd de verkorting van eersten oefeDingstijd door vooroefeningen vóór den dienst plichtigen leeftijd. De bedoeling hiervan is de persoonlijke lasten te verlichten en te verleggen. Indien de jonge man voor het sluiten vnn een verbintenis bij den vrijwilligen landstorm in zijn woonplaats de oefe ningen aldaar volgt, kan hij na l'/a a 2 jaar voldoende kennt9 bezitten, om met gun9tlgen uitslag deel te nemen aan een examen. Bij slagen van dit examen ontvangt h^ een bew^s van individueel geoefend man, hetwelk hem recht geeft 4 maanden later op te komen dan zijn kameraden, die niet zijn voorgeoefend en waardoor hfl slechts gedurende l'/t maand onder de wapenen behoeft te komen. Reeds zijn in1600 gemeenten deze oefeningen aan den gang met ruim 12000 jongelingen, welke getallen dagelgks stijgen. Het is de bedoeling, dat zich zooveel voorgeoefenden zullen.vormen, dat de geheele tweede ploeg kan komen te vervallen. Gezien de aanmelding en den groei van het institunt, nadat dit op 1 October van dit jaar nog slechts één jaar had bestaan, valt aan het welslagen .moeilijk te twijfelen. Evenwel is de vrij willige landstorm (voor-oefeningsinstitnut nog niet genoegzaam bekend, het is nog WAALWUK. In ztjn groei, zoodat eerst naafloop van het tweede jaar de resultat en kunnen worden beoordeeld. De kosten hiervan vormen op het oogenblik een vrij groote som, doch hierin styn begrepen de oprichtlngs- en propagaadakosten van het eerste jaar. Het ligt voor de hand, dat een voor- geoefende, die geen voeding, geen sol dij en geen huisvesting krijgt geduren de vier maanden, op den duur een aan zienlijke besparing zal geveD. Het gaat er na slechts om, een oefe- ningspropramma te ontwerpen, waardoor de verdere opleiding der voorgeoefenden zoodanig wordt geregeld, dat de voor- geoefende en de niet-voorgcoefende na afloop van den eersten oefenlngstijd gelijkwaardig zijn. Men zal daartoe de voorgeoefenden en de overige dienstplichtigen te zamen brengen in kampementen, waar door gunstige oefenterreinen gelegenheid be staat van de diensturen het meest pro fijt te trekken. De vrijwilliger bij den landstorm, waar bij vooroefeningen plaats hebben, Is tij dens die oefeningen in uniform gekleed waardoor het standsverschil wegvalt en de bnrgerkleedlng niet slijt. Hij wordt van zijn verbintenis ontslagen, zoo gauw hij dienstplichtig wordt, dan wel wordt afgekeurd of vrijloot. In het eerste ge val gaat ,hfy met wapen en uitrusting over naar zijn korps. In het tweede ge val vormt hij voor-bewerkt materiaal, waarvan bij mobilisatie met weinig kosten in korten tijd een goed soldaat is te maken. Hel wetsontwerp bevat eenvoudige be palingen omtrent de verplichtingen ten aanzien van den dienstplicht, nadat de eigenlijke oefenplicht, achter de rug ie. Men is bQv. alleen verplicht te zorgen dat men adresverandering opgeeft. Daar dit voor den burgerlijken stand ook noodig is, zullen wel maatregelen te treffen zijn voor een eenvoudige uitvoe ring. De verlofganger moet jaarlijks Inspec tie maken, doch daar hij verplicht kan worden, goederen In te leveren, ligt het voor de hand dat mén hem na een zeker aantal jaren zijn goederen doei inleveren, waardoor vanzelf de Inspectie voor hem komt tc vervallen. Overigens is de wet zeer eenvoudig van redactie en zullen daartegen de bezwaren dan ook niet gericht zijn. De organisatie, die door den minister Is aangekondigd en die een groote in krimping van beroepspersoneel tenge volge zal hebben, wekt meer belang stelling dan de wet. Het zal belang wekkend zijn te vernemen op welke wijze de afvloeiiog van de overcompleet rakende officieren en onderofficieren zal plaats hebben, al zal de nienwe Pen- Verschillende wetsont werpen. De overeenkomst met de Handelsmaatschappij en onteigening ten behoeve der Haagsche waterleiding. Suppletoire Indische be grooting. Zuinigheid en belastingstelsel. Indische leening in Amerika. Behalve over eenige kleine wetsont werpen, waarvan dat ter onteigening van gronden in de gemeente Wassenaar ten behoeve van de Haagsche duinwa terleiding eenige technische discussie uitlokte en dat inzake de overeenkomst met de Handelsmaatschappij de vrees van den heer van Kol, dat deze maat schappij een verborgen subsidie geniet, tot uiting bracht, heeft de Eerste Kamer vooral over de suppletoire Indische be grooting en voor 1921 enz. over het aangaan van een Indische leening in de Vereenigde Staten beraadslaagd. Bij de behandeling van het eerste on derwerp had minister de Graaff zich tegen de verwijten van den heer Van Kol, als zou hij door een verkeerd be lastingstelsel als anderszins, de Indische schatkist voor groote bedragen bena deeld hebben, te verdedigen en tevens zoowel tegenover dezen afgevaardigde als tegenover den heer Idenburg, die benadeeling der Nederlandsche Aardolie Maatschappij vreesde, de schrapping van de verhoogde invoerrechten voor deze maatschappij in het juiste lichtte stellen. Het leeningsontwerp bracht ook het Indische belastingstelsel en Indische zuinigheid"op het tapijt, waar de heer Cremer het bestaan van een eigen the saurie aan het departement van kolo niën met de noodzakelijke zuinigheid in tweestrijd achtte en de heer Vliegen de Indische regeering verweet, dat zij in de tijden van ontzaglijke oorlogs winsten. niet door extra-belastingen voor een gunstiger ontwikkeling van Indië's financieelen toestand had gezorgd, een verwijt, dat de minister met een ver wijzing naar de invoering der zwaardere inkomsten-belastingen in het begin van 1920 terugwees, terwijl men nog wees, op de ontzaggelijke stijging der vlot tende schuld van 460 millioen in Maart 1921 tot 763 millioen thans. Over de leening zelve vertelde de mi nister, dat zoowel Nederland als Indië Dit bind ▼«rwhijut WOENSDAG- BN ZATERDAGAVOND. Abonnementsprija pw 3 maaadeo 1.5». Franco par post door het gaheele rijk 1.4#. Brieven, Ingezonden «takken, gelden •uk,., franco te zenden aan den Uitgever. I>E ECHO VAN HET ZUIDEN, PrIJa der Advertenttda •Jt eent per regel; minintnin lm. Reetnaes 4# «ent per regel. „Wel, dan is 't eene samenzwering, waar mede ik hier te doen heb!" riep de million- ualr uit, terwijl er opnieuw een lachje op zijn gelaat verscheen. „Ja, waarlijk, vader, en gij zult ook mee doen want gij kunt niet weigeren den besten vriend van uwen advocaat te ontvangen." „Neen. zeker nietWij zullen onmiddellijk samen praten." Jubelend liep Mary naar de deur en opende deze. „Kom binnen, mijnheer Lucien!" riep zij den jongeman toe, wiens ongerustheid wij kennen. „Mijn vader wacht u Lucien trad binnen met zijn aanbevelings brief in de hand. Paul Harmant mat hem niet een enkelen oogslag van het hoofd tot de voeten, en het gevolg daarvan scheen zeer gunstig te zijn voor den teekenaar, want het gelaat van den millionnair helderde op. „Gij brengt mij een brief van Georges Da- rier?" vroeg Harmant op welwillenden toon. „Ja, mijnheer. Hier is hij Met deze woorden reikte hij den industri eel eene enveloppe over, die deze aannam om dan weer voort te gaan „Gij wordt mij ook op eene zeer dringen de wijze aanbevolen door mijne dochter, die u gedurende mijne afwezigheid ontvangen heeft. Dat heeft bij mij reeds het verlangen doen ontstaan om uwe vraag in te willigen; doch zaken zijn zaken. Dat weet gij even goed als iken ik kan dan ook geen besluit nemen alvorens een ernstig onderhoud met u gehad te hebben." ven alleen bij oorlog of oorlogsgevaar (mobilisatie) te woeden vervuld, welke plicht eveneens loopt tot bet 40ste jaar. We zouden dus kunnen zeggen, dat de eigenlijke oefenpllcht 7 jaar duurt bij vroeger 11 jaar, terwijl de duur van den dienstplicht dezelfde is gebleven. „Dat ia maar al te juist, mijnheer. Het onderhoud, dat gij mij wel hebt willen toe staan, was het eenig voorwerp van mijn ver langen, want de betrekking, welke ik gaarne zou wenschen, kan zeker niet uitsluitend als een gunst geschonken worden." „Goed geantwoorddacht Mary. Dan voegde zij er bij „Paatje, ik laat u alleen met dezen heer, en ga boven ongeduldig het resultaat van uw onderhoud afwachten." „Ga, lieveling." Het jonge meisje wierp een aanmoedigen den blik op Lucien, die eerbiedig voor haar neeg en verliet dan het vertrek. DERDE HOOFDSTUK. Paul Harmant wees den jongeman een zetel aan, en deze, meer en meer ontroerd, nam tegenover den rijken industrieel plaats. „Gij verlangt dan de betrekking van di recteur in mijne fabrieken?" begon Mary's vader. „Ja, mijnheer, en gij moogt er van over tuigd zijn, dat ik mij de moeilijkheden niet ontveins, die aan deze betrekking verbonden zijn, noch het hooge belang, dat er door ver tegenwoordigd wordt." „Maar, alvorens wij ons onderhoud voort zetten," hernam Lucien na een oogenblik stilte, „verzoek ik u vriendelijk kennis te nemen van den brief, dien ik de eer gehad heb u ter hand te stellen. Dit schrijven is van iemand, die mij zeer goed kent en bij u voor mij instaat" Jacques Gérard nam den brief, dien hij voor zich op zijn bureau had neergelegd, opende het couvert en las de eerste regels Dan^ legde hij het schrijven weer neder. „Georges Darier," sprak hij dan, beveelt u bij mij aan in de volle overtuiging, dat gij een man van verdiensten zijt. Met den grootsten lof spreekt hij van u. Gij hebt met succes goede lessen gevolgd." „Ja, mijnheer, en ik heb bijzondere stu die gemaakt van de leer der beweegkracht op de spoorwegen in toepassing gebracht. Naar ik in sommige bladen gelezen heb, houdt gij u dnarmede ernstig op. En ik ben MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP H£T LEVEN niet op de theorie blijven hangen, maar heb mij ook aan de practijk gewijd. Ik kan zeer goed mijne plaats aan de bankschroef in nemen, en vijl en hamer lianteeren; zoo beu ik in staat den werklieden te bewijzen, hoe eenig stuk moet gevormd en afgewerkt wor den." „Dat pleit zeer voor uw persoonik feli citeer u daarmedeIk zal u wel niet te vragen hebben of gij teekenaar zijt?" „Ware ik het niet, dan zou ik het niet gewaagd hebben mij bij u aan te bieden. Toen ik zonder betrekking was, ben ik er in geslaagd teekenaar te worden bij de firma Simons Co., te Saint-Ouen". „Zoo! Zoo!" hernam de valsche Paul Harmant, opnieuw de oogen op den jonge man vestigend. „Gij teekent voor het huis Simons Co?" „Ja, mijnheer." „Hoe oud zijt gij?" „Zeven en twintig jaar." „Woont gij te Parijs?" „Ja, mijnheer." ..Zijt gij Parijzenaar?" „Niet geheel en al. Ik ben te Alfortville geboren." Deze naam viel als een straal ijskoud wa ter den valschen Paul Harmant op het hoofd. De ellendeling beefde en staarde dan Lucien met nog meer aandacht aan: „Leeft uw vader nog?" vroeg hij. „Neen, mijnheer." „Maar uwe moeder leeft toch uog?" „Neen, mijnheer, beiden zijn dood. Mijne moeder stierf bij mijne geboorte, en mijn vader, toen ik nog zeer jong was." Jacques Gérard. de gewezen meesterknecht, van Alfortville had de grootste moeite om zijne ontroering te verbergen. „Zoo! Hebt gij geene ouders meer?" sta melde hij, zonder dat zijn geest, iets wist van hetgeen hij zeide. „Wat deed uw vader?" „Mijn vader was ingenieur en had te Al fortville eene zeer belangrijke fabriek." De valsche Paul Harmant was bleek als een doode. „Hoe heet gij?" vroeg hij met onvaste stem. „Lucien Labroue," antwoordde de jonge man. „Lucien Labroueherhaalde de million- sioenwet bijdragen tot vrijwillig heengaan De slechte economische toestand, waar door het zoeken van een werkkring in de burgermaatschappij ten zeerste wordt belemmerd en beperkt, valt wel zeer ongunstig samen met de Inkrimping van het. beroepspersoneel en maakt het vraagstuk"aanzienlek moeilijker. nair, terwijl er eene rilling over al zijne ledematen liep. „Ja, mijnheer," antwoordde Lucia's ver loofde, hoogst verwonderd over de zonder linge houding van den industrieel. „Hebt gij mijn vader misschien gekend?" Deze vraag bracht den industrieel, zooals men licht zou kunnen begrijpen, niet meer in verwarring, maar schonk hem integendeel al zijne koelbloedigheid terug. Thans had hij het oog op den toestand, waarin hij zich bevond, tegenover den zoon van den man, dien hij bestolen en vermoord had. „Ja", antwoordde hij vastberaden, „ik heb uw vader gekend. Ik stond op vrlendschap- pelijken voet met hem en onderhield han delsbetrekkingen met den manHet was toch wel Jules Labroue, niet. waar?" „Zooals gij zegt, mijnheer." „Dan moet gij mijne ontroering begrijpen. Was deze niet zeer natuurlijk, toen ik ge heel onverwachts van een man hoorde spre- ken, dien ik steeds zeer hoog schatte en wiens vreeselijke dood ik te New-York ver nomen heb?" „Zoo! Gij weet hoe mijn arme vader rs omgekomen „Ja, mijnheer; in zijn eigen werkplaatsen, die aan de vier hoeken in brand stonden, werd hij vermoord," zeide Jacques Gérard bevend. En tevens dacht hij Wonderlijke zaakWonderlijke besdhik- king, die den zoon van mijn slachtoffer als een nederig persoon voor mij brengt om mij eene gunst af te smeeken De valsche Paul Harmant kon even als iedereen onder een on verwachten schob den rug buigendoch hij was den man niet om zich zoo spoedig te laten ontmoedigen. Een oogenblik dacht hij over den toestand na en ras was zijn besluit genomen. „Vermoord, ja, mijnheer!" antwoordde Lucien, „vermoord in zijne fabriek, die door den moordenaar in brand was gestoken „Zoo mijn geheugen mij niet. bedriegt," zeide Jacques Gérard met eene groote koel bloedigheid, „dan werd de moord-door eene vrouw gepleegd, door de portierster der fa briek?" „De rechters meenden daarvan het bewijs verkregen te hebben, want zij hebben Jeanne Fortier voor eene tweevoudige misdaad ge straftMaar ik geloof niet „Wat gelooft gij niet?" vroeg Paul Hnr- raant, wien op nieuw eene rilling door de leden ging. „Wat de rechters hebben aangenomen." „Gij gelooft dan, dat de vrouw, wier naam gij genoemd hebt, onschuldig was?" „Ja, mijnheer." „Maar ik meen mij nog te herinneren, dat de beschuldigingen tegen haar uitgebracht ten duidelijkste aantoonden dat zij de pliclitige was?" „Misschien bedroog men zich zeer." „Waarom veronderstelt gij dat?" vroeg de millionnair. „Omdat ik uit den mond mijner tante, die mij heeft grootgebracht, zaken vernomen heb. welke duidelijk een persoon aanwijzen, die veel belang hnd bij den dood van mijn vader." „Een ander persoon?" herhaalde Paul Harmant, wiens hart tegenover het klim mend gevaar meer en meer angstig werd. „Maar wie dan?" „Een meesterknecht uit de fabriek, een eerzuchtig manMijn vader, die alle ver trouwen in hem stelde, had hem een geheim toevertrouwd eener nieuwe uitvinding, en om alleen in het bezit te blijven van dat geheim, heeft, hij wellicht de misdaad bedreven." „Hoe heette die meesterknecht?" „Jacques GérardO. ja, dien naam her inner ik mij ook nogMaar die man is naar men verzekerde, in de vlammen om gekomen, gevallen als het slachtoffer zijner toewijding." „Ik geloof noch aan deze toewijding noch aan dezen dood, maar aan eene schandelijke kommedle, door den ellendeling gespeeld." „Hebt gij daarvan eenig bewijs? riep de Industrieel uit, wien het banger eu banger om het hart werd. „Neen, mijnheer, ongelukkiglijk uiet; maar Jacques Gérard had aan Jeanne For tier een brief geschreven, waarin sprake was van de misdaad, en waarin de ongelukkige vrouw gevraagd werd met hem de vlucht te nemen." „Waarom heeft Jeanne Fortier geen ge bruik gemaakt van dien brief om zich te rechtvaardigen?" (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 1