Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Portierster
yan Alfortville,
Dames Nachtjaponnen 12 21
Dames van Waalwijk en Omstreken
Stoomwasscherij „DE LELIE".
Neemt proef bij
Rath Co., Veghel.
Eerste Blad.
PASCHEN.
Binnenland.
Firma G. VERKADE
Dames Hemden
met feston tl.3S.
FEUILLETON
„NOORD-BRABAND"
NUMMER 31.
ZATERDAG 15 APRIL 1922.
45e JAARGANG.
Uitgave:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEX.
Telefoon No. 3S. Telegr.-AdresECHO.
2)it nummer bestaat uit 2)rie
gladen.
Heel het bestaan desmenschen is als
een kreet om leven en heel zijn ver
langen uit zich in de smeekbede tot
God, om te worden geplaatst In het
land der levenden.
Leven wil ons lichaam, waarin het
felle bloed door de aderen stroomt en
het netwerk van weefsels en zenuwen
de levenskracht; stuwt tot in iedere
vezel. Leven wil onze ziel, wier onge
meten krachten soms zelfs den mensch
verbazen en -in wier diepte hij een
macht vindt, die triomfeeren moet over
alle belemmeringen, die het leven be
nauwen en beklemmen.
En juist dit verlangen van den mensch
wordt, wanneer wij alleen den blik ves
tigen op deze voorbijgaande wereld,
beantwoord met een boodschap van
volstrekte onzekerheid. Want het leven
dat de mensch wil met al zijn krach
ten en uit heel zijn wezen, is op deze
aarde een broos en onzeker bezit, dat
ieder oogenblik van den mensch kan
worden weggenomen Het leven op
deze aarde kan zelfs moeilijk voor den
mensch een bezit worden genoemd,
want hij kan geen enkel oogenblik dit
leven met zekerheid het zijne noemen.
En de tweespalt tusschen zijn verlangen
en de onzekere onmacht van zijn bestaan,
heeft den aardschen mensch gepijnigd
van den beginne af en zal hem pijnigen
tot 't einde toe. De heiden zal 't leven
kunnen maken tot een feest. Hij zal de
tafels sieren met rozenhij zal de gou
den bekers met diamanten doen omzet
ten hij zal streelende muziek doen
klinken uit de donkere bosschageshij
zal, in den lauwen zomernacht, reuk
werk doen branden in den tuin. Doch
hij kan het leven niet tot meer maken
van ,J)e Echo van het Zuiden
100).
dan tot het feestmaal van den koning
in Babylon, die in de duistere feestzaal
met starre blikken staren moest naar de
geheimzinnige hand, die de wonderlijke
woorden schreef, die geen menschelijke
wijsheid alleen te verklaren wist. De
hand zal eenmaal verschijnen en niemand
weet wanneer.
Wanneer dan de dood het einde is
van deze korte spanne tijds, van deze
korte pooze in zonneschijn en regen van
den aardschen dag, dan is het mensche
lijke lot van een onevenredigheid en
een dwaasheid, die de heerschappij van
den onzin de laatste slotsom moet doen
zijn van ons gepeins over de groote
vraagstukken des levens. Wanneer wij
als opperste waarheid moeten aannemen,
dat door een onzichtbaar kleine microbe
het brein van een Shakespeare voor
altoos werd vernielden dat een afwij
king in een bloedvat een einde maakte
aan het genie van den schepper der
„Divina Commedia", dan is dit leven
een dwaas en een grillig spel, en kunnen
wij niet verre staan van hen, die leeraren,
dat dit leven geen zin heeft en alle
streven en arbeid nutteloos is
Voor de groote problemen van Leven
en Dood zoekt de moderne mensch naar
eene oplossing. Hij heeft alle stelsels
doorvorscht Hij heeft alle bespiegelingen
overwogen. Hij heett het heelal bespied
hij heett alle vertakkingen van het leven
nagespeurd hij heeft het leven gesplitst
in ontelbare moleculen hij heeft iedere
eenheid in veelheid ontleed. En naar
gelang, dat zijne waarneming der levens
verschijnselen veelvuldiger werd en uit
gestrekter, namen de raadselen toe, en
dreigden legioen te worden. Iedere waar
neming, die in wezen niet kon worden
verklaard, schiep nieuwe raadselen voor
den verbijsterden mensch. En de erken
ning moest wel baan breken, hoe de
moderne mensch in het verklaren der
problemen van Leven en Dood nog geen
stap genaderd is tot zijn doel.
En de stelsels, die werden opge
bouwd en de theorieën, die werden
uitgedacht, konden geen oplossing
Brengen der problemen van Leven en
Dood. En omdat zij dit niet konden,
werden zij niet tot een boodschap van
even, doch van vernietiging. Geen tijd
misschien zag zulk een geweldige be
dreiging van het leven als de onze. In
volkerenkrijg en burgerkrijg wordt het
leven van den enkeling niet meer ge
teld. Het leven is als een waardeloos
bezit geworden, waarmede men vrijelijk
morsen kan. Bloed is geen bijzonder
sap meer en het is geen misdaad meer,
bloed te offeren voor een waan. Geen
satraap uit de duistere tijden der
menschheid speelde zoo met levens als
de dictators, die voorgeven het volk te
(QTrrrO^W A A LW U K. gST
■DOOR ERVARING
vertegenwoordigen en te dienen. De
middelen om het leven in stand te
houden ontbreken. De arbeid, die ze
verschaffen moet, wordt geschuwd. En
de mensch wil ingrijpen in het ontkie
mende leven zelf, dit leven verstoren,
zoodat dit geslacht reeds in het leven
geworden zijn zal tot dooden zonder
nageslacht, zonder toekomst.
Zoo dreigt het Leven te worden ver
stikt in den Dood
Een is er, Die voor alle tijden het
raadsel heeft opgelost. Hij verbrak op
den Paaschmorgen, na dien wonderen
tweestrijd aan het Kruis en in het Graf,
de boeien en kluisters van den Dood.
Hij verscheen aan Simon, aan de
twaalven, aan de leerlingen van Em-
maüs, aan een menigte van volgelingen,
die de getuigenis Zijner opstanding ver
kondigden aan eenieder.
Nooit stond een historisch feit zoo
onwrikbaar, zoo vast gegrond op his
torische getuigenissen, op zekerheden,
op schriftuur en overlevering, bezegeld
met de hoogste getuigenis des menschen
met de getuigenis juist van zijn bloed
en leven. Hij is verrezen, Hij is opge
staan uit het graf. Zijne Opstanding uit
de dooden is het onderpand onzer zalige
herrijzenis. In Hem en met Hemen door
Hem zullen ook wij opstaan uit de
dooden en triomfeeren over den dood,
die geen prikkel meer heeft. Het ver
langen, het brandende verlangen onzer
z|el bedriegt ons niet. De roepstem des
levens, die siddert in onze aderen en
weefsels, doch die vooral roept
in onze ziel, vindt een antwoord in die
opstanding van den Godmensch op den
Paaschmorgen.
ter gelegenheid van Haar 25-jarig re-
geerings-jubileum op 6 September '23.
J.l. Maandag heeft ten stadhuize te
Amsterdam, onder zijn voorzitterschap,
een vergadering plaats gehad, waaraan
deelnamen de burgemeester van Rotter
dam, mr. Zimmerman, en burgemeesters
van provinciale hoofdsteden. Deze zullen
nu de vorming van plaatselijke comité's
er hand nemen. Te Amsterdam zullen
twee comité's worden opgerichteen
voor het bijeenbrengen van bijdragen
voor het nationale huldeblijk en een voor
de organisatie^ van de feestviering daar
ter stede. Het ligt n.l. in de bedoeling,
te Amsterdam een feestweek in te rich-
en. Hoofdmoment daarvan zal zijn de
aanbieding van het nationale huldeblijk
aan de Koningin, die voornemens is,
voor die gelegenheid naar de hoofdstad
te gaan en daar eenige dagen te ver-
oeven.
Voor de feestviering te Amsterdam
zal een uitvoerig programma worden
opgemaakt. Reeds is met de voorberei
dende stappen voor de vorming van de
beide Amsterdamsche comité's een be
gin gemaakt.
Naar de Volkskrant verneemt, is,
nu de commissie van rapporteurs uit
de Tweede Kamer over de voorgestelde
wijzigingen van de Arbeidswet het voor-
oopig verslag heeft uitgebracht, onmid
dellijk na Paschen de memorie van
antwoord te verwachten, zoodat na het
reces het eerst met de behandeling van
dit wetsontwerp kan begonnen worden.
De burgemeester van Amsterdam,
de heer W. de Vlugt, heeft het initiatief
genomen voor de aanbieding van een
nationaal huldeblijk aan de Koningin
WAALWIJK. 21644
De Echo van het Zuiden,
Waalwiïhscbe en Lanptraatscbe Courant
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
By contract*flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit
zijn.
Door mijnbeer geroepen en door mevrouw
beknord, wisten de knechts en meiden niet
wat te doen.
De kamenierster deelde de komst mede
van de modiste.
De vrouw van den maire, die reeds meer
dan een uur ongeduldig was, daar men zoo
lang met haar kostuum wegbleef, riep haas
tig uit:
„O, eindelijk danDat is gelukkig
Zij beval Lucia binnen te laten komen en
vroeg op haar kort afgebeten toon
„Wel, juffrouw, is alles gereed V"
„Ja, mevrouw."
„En goed in orde?"
„Ik twijfel er niet aan."
„Ik wacht den coiffeur. Hy kan niet lan
ger meer wegblijven. Ik zal onmiddellijk
passen zoodra ik met hem gereed ben."
„Zooals mevrouw verkiest," zeide bet
meisje.
De coiffeur trad binnen.
Hy had niet meer dan drie kwartier noo-
dig om mevrouw tevreden te stellen.
Eindelijk kwam Luica's beurt.
Het baltoilet werd uit de doos te voor
schijn gehaald, en na het vanalle zijden be
keken te hebben, beval zy, dat men het haar
zou aantrekken.
Dit costuuin, dat in zulken korten tyd was
gereed gekomen, vormde een waar kunst
stuk. Het paste uitstekend en de genoodigde
van den prefect der Seine was vrel verplicht
dit te erkennen. Toch moest er hier en daar
eene verandering worden aangebracht. Zoo
wilde zy het.
Niettegenstaande Lucia's bijzondere be
kwaamheid duurde dat twintig minuten.
Dan moesten er nog guirlandes van leven
de bloemen worden aangebracht en dat was
geen gemakkelijk werk.
Lucia slaakte een zucht van onderwerping
en begaf zich aan het werk.
Wy zullen het meisje daarmede bezig la
ten en intnssehen naar de Dauphinestraat
te Parijs terugkeeren.
't Was negen uur.
De dienstmaagd van madame Lebret was
naar den apotheker gegaan om een drank
je te halen, dat de dokter had voorgeschre
ven. De toestand der zieke verergerde nog
steeds.
Mama Lison was in den winkel en wacht
te de terugkomst der meid en van den heer
Lebret af.
Tien minuten over negen trad deze bin
nen, een krachtig gebouwd man, met laag
voorhoofd. Op veel verstand kon hij niet
bogen, maar daarentegen was hij koppig en
hebzuchtig.
„Hoe is 't met de vrouw, mama Lison?"
vroeg hy binnentredend.
„Slecht, mijnher Lebret," antwoordde de
brooddraagster. „Reeds twee uur lang
vraagt zij aanhoudend naar u. Madame moet
u dringend spreken."
„Ik ga onmiddellijk tot haar."
En werkelijk haastte hij zich naar zijne
vrouw, die zijne komst met koortsachtige
spanning verbeidde.
Zoodra zij hem zag, stak zy hem de hand
to.
Lebret nam die hand aan en drukte ze
met warmte in de zijne.
De ziekte had spoedig voortgewoed. Den
bakker ontging het niet, dat het einde na
derde, en niettegenstaande zijne liardvoch-
tichheid, geraakte zijn hart bekneld.
„Het gaat dan nog niet beter, vrouw?"
vroeg hij met zekere teederheid.
„Het gaat slecht, zeer slecht," antwoord
de madame Lebret op haast, niet verstaan-
bareu toon.
„Het is gedaan met my... Weldra zal ik
sterven."
Tranen welden in de oogeu van den man
op.
„Kom, kom!' antwoorde hij. „Wat heeft
dat te beteekenen? Laat die sombere ge
dachten varen."
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
En terwijl hij (leze woorden sprak, dacht
de man: „Zij heeft gelijk! Zy is reddeloos
verloren
„Weldra zal ik niet meer zyn," hernam
madame Lebret. Ik gevoel het maar al te
goedIk moet u verlaten, mijn vriend,
voor immer. En dat is wreed, want ik be
min u zeer! Doch alvorens te sterven, wil
ik u iets vragen."
„En wat Ls dat? spreek spoedig! Wat kan
ik u weigeren?"
„Meent gij dat, Lebret?"
„Het zou zeer slecht van u zyn er aan te
twijfelen."
„Welaan dan, ik zou mijne moeder wil
len zien."
„Uwe moeder!" riep de man van zyn
stoel opspringend.
„O, ik weet wel, (lat zy zeer misdaan
heeft," hernam de stervende, „maar hebt gij
ook nooit misdaan?... Gij hebt evenzeer mis
daan als zij en misschien meer... Doch wat
heeft dat te beteekenen?... Gij zult mij niet
laten sterven, zonder mijne moeder weer te
zien... Na u heb ik niets ter wereld dan
baar, en 't zou toch zoo wreed zyn van hier
te moeten gaan, zonder haar te hebben weer
gezien
„Zy zal weigeren hier te komen," hernam
de bakker... „Nooit, nooit zal zij het doen!
Ik ken haar maar al te goed
„Gij vergist u," hernam de zieke op een
toon, die steeds zwakker werd. „Zoo gij haar
schrijft, dat gij het verledene betreurt en
haar verzoekt te komen, dan zal zij onmid
dellijk toesnellen."
„Dat zal ik niet schrijven," antwoordde
Lebret op vasten toon.
„Gy zult mij dan ongetroost laten ster
ven?Gij zult dau weigeren aan mijn
laatste verlangen te voldoen?... Neen, neen,
zoo wreed zult gij niet zijnstamelde de
arme vrouw, in een luid snikken uitbrekend.
De bakker neeg het hoofd en scheen na
te denken. Hij was wraakgierig en koppig,
maar toch moest hij erkennen„Zy heeft
gelijk, 't Zou wreed zyn zich tegen haar
laatsten wensch te verzetten... Dat zou voor
mij eene gewetenswroeging zijn. Geheèl
myn leven zou ik mij dat moeten verwijten."
Dau antwoordde hij eensklaps, en op lui
den toon:
„Ik zal schrijven."
„O, ik dank uriep de zieke uit, de han
den samenvouwend. „Wat zyt gfl goed!...
Gij zult onmiddellijk schryven, niet waar?"
„Zooveel haast is er niet, Morgen
„Neen, neen... Morgen zou het te laat
zijn... Ik voel wel, dat mijn einde zeer nabij
is."
„Maar hoe zullen wij den brief zoo spoe
dig ginds krijgen?"
„Mama Lison zal licm naar Bois-Colom-
bes brengen en myne moeder zal met haar
terugkomen."
„Dwaasheiddacht Lebret. „Maar enfin
ik heb toegegeven en kan nu niet meer te
rugtrekken!... Ik zal onmiddellijk schrijven
en de draagster naar Coloinbes zenden."
„Haast uHaast uhernam madame
Lebret.
„Ik zal doen wat gy verlangt."
De bakker ging naar beneden.
VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.
„Mama Lison," vroeg Lebret aan Lise Per-
riu, terwijl hy zich achter de winkelbank
plaatste om een woord te schrijven, „ik heb
nog eene belangrijke boodschap voor u."
„Eu dat is, mijnheer?"
„Onmiddellijk naar mijn schoonmoeder te
gaan."
„Ik ben gereed, mijnheer," antwoordde
Jeanne.
„Gij weet wellicht niet hoe ver het is!...
Zy woont te Bois-Colombes, Parijsche baan,
voegde hy er bij.
„Ik zal 't wei vinden. Wanneer men een
tong heeft om den weg te vragen, moet men
wel terecht komen," antwoordde de brave
vrouw, die niet wilde hekend maken, dat
zij er daags te voren reeds geweest was...
„Maar wat zal ik aau uwe schoonmoeder
zeggen?"
„Gij zult haar dezen brief afgeven. Ik
heb zooeven reeds een spoorweggids geraad
pleegd, de laatste trein, die langs Colombes
te Parijs aankomt, stopt aldaar om 12 uur
zes minuten. Tracht de oude dame met
dien trein mede te brengen. Mijne vrouw
heeft geen rust meer. Allerdringendst eischt
zy haar te zien".
„Wees gerust, mijnheer Lebret. 't Is thans
uur twintig; om 10 udr zal ik te St. La-
zare den trein nemen en kwart voor elf al
reeds bij madame Lebel zijn. Wij kunnen
dan met den middernachttrèin terug
keeren."
„Vertrek dan onmiddellijk," zeide hy.
„Hier hebt gij geld. Laat u per rijtuig naar
het station brongen en keer op de zelfde
wijze terug."
Zoo sprekend stopte hij mama Lison vier
vijffrankstukken in de haud en deze haastte
zich de deur uit.
Enkele minuten voor het vertrek van deu
trein was zij te St. Lazare, en om tien uur
tien stapte zij aan het station van Bois-Co-
loinbes uit, om zich langs denzelfden weg
als daags te voren naar het doel van haren
tocht te spoeden.
Ovidius Solivenu lag met aandachtig oog
en oor op zyn post. Sinds Lucia voorbij ge
gaan was, had hij niemand meer gezien.
Eensklaps hoorde hij gerucht van stappen.
Hij leende al zijne aandacht en trachtte
met de oogen de duisternis te doorboren.
Deze voetstappen naderde meer en meer,
dóch kwamen van de verkeerde richting.
Zijn slachtoffer kon het dus niet zijn.
Solivenu richtte zijn blik naar de zijde
van Bois-Colombes en ontdekte iets zwarts,
dat in de duisternis niet goed te onderschei
den was.
,,'t Schijnt een vrouw te zijn," dacht hy.
In de nabijheid van het boschje populieren
stond deze vrouw stil, blijkbaar aarzelend
en naar den weg zoekend.
„Iemand die wat laat is uitgebleven,"
dacht Ovidius.
Jeanne Fortier want zy was het, zoo
als men wellicht reeds geraden heeft luid
spoedig de Parysche Baan bereikt. Voor het
huis van madame Lebel stond zy stil en
trok geweldig aan (1e bel.
Soliveau hoorde zelfs dat. gekling iu de
verte.
Weldra riep er eene stem:
„Wie is daar? Wie helt er met zooveel ge
weld?"
„Ik heb een brief van mynheer Lebret,
wiens vrouw op haar doodsbed ligt," ant
woordde Jeanne.
„Wacht dan even," antwoordde dezelfde
stem.
Jeanne deed zooals haar gezegd werd.
Weldra was de dienstmeid daar 0111 de
deur te openen.
(Wordt vervolgd).