Toegewijd aan Handel,
ie en Gemeentebelangen.
De Portierster
van Alfortville
EERSTE BLAbr
Uit ons Parlement.
FEÜILLETO
„NOORD-BRABAND"
Gemeenteraad.
NUMMER 38.
WOENSDAG 10 MEI 1922.
45e JAARGANG.
Uitgavb:
WAALWIJK8CHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEX.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
2)it nummer bestaat uit Twee
Bladen.
De wijziging der Ar
beidswet. Graden tan
teleurstelling. Reactie of
oeconomische oorzaken
De Grondwetsherziening
De begrooting in de
Eerste Kamer.
Wanneer men zich herinnert, hoe
lang en hardnekkig de arbeiders, aan
vankelijk onder socialistische leiding
voor den 8-urigen werkdag gestreden
hebben, hoe langzamerhand de overtui*
ging van de noodzakelijkheid der ver
korting van den arbeidstijd gemeen goed
was geworden, noemde de tegen
woordige minister Mr. Aalberae reeds
in 1911 de 10-urige werkdag niet een
ethisch maximum met wolk een
enthousiasme, speciaal de socialisten, de
aanneming van de Arbeidswet van 1919
die den 8-urendag begroetten, een ent
housiasme, dat zich in het zingen van
het 8-uren-iled in de Tweede Kamer
lucht gaf, dan kan men de verschillende
graden van teleurstelling begrijpen, die
bij de behandeling van de voorgestelde
wijeigieg dezer wet In woede, bitterheid
en nauw verholen ontstemming bij de
speciale arbeidersafgevaardigden, zoo
socialistische als anti-revolutionaire en
katholieken tot uiting kwamen. Het
heftigst protesteerden overeenkomstig
hun aard de communisten, wier leider
Wijnkoop tevergeefs het afvoeren van
de agenda van het wijzlgingsontwerp
voorstelde. Gematigder spraken de so
cialisten zich uit. wier aanvoerder,
Troelstra, vooral op het ontbreken van
alle onderzoek naar de vraag of werke
lijk de oeconomische toestand deze
wijziging noodzakelijk maakte, de aan
dacht vestigde, waar toch andere oor
zaken als het gebruiken van minder
moderne werkmethoden den noodtoe
stand in bepaalde bedrijven tengevolge
kon hebben. Maar de hoofdaanval van
deze zijde had bij monde van de heeren
van ,J)e ïïcho van hei Zuiden"
109).
Schaper en Albarda plaats. En het
block daarbij, dat niet juist de vervan
ging van de 45-urlge door de 48-
urige werkweek, maar de invoering van
de mogelijkheid van een werktijd van
2500 uur per jaar de ergenis en onge
rustheid gaande maakten, waar men aan
den waarborg van het overleg met de
vakorganisaties niet genoeg waarde toe
kende met het oog op de zwakheid van
sommige organisaties en de kans op
een anderen, rechtschen minister. De
beer Schaper hekelde dan ook in bittere
woorden den terugtocht voor de reactie,
die hiermee nog niet tevreden, nog
langere werktijden zou elschen, een voor
spelling, die de heer Bijlevcld al in
vervulling scheen te willen brengen door
de mogelijkheid van een 56-urigen werk
week open te stellen, een mogelijkheid
echter, die de wet reeds geopend bleek
te hebben. Natuurlijk werd btj dezen
aanval de stemming in 1918 ,toen ieder
voor democratie ijverde en de daarna
ingetreden verandering niet vergeten.
Maar minister Aalberse herinnerde er
aan dat sindsdien de toestand ook ge
heel gewijzigd was, dat internationale
verlaging der productiekosten noodig
was gebleken en dat bovendien bet
buitenland niet den minsten lust toonde
als wij, de 45-urige werkweek te aan
vaarden, maar aan de 48-urige, als thans
werd voorgesteld, vasthield. De wijze,
waarop het nieuwe ontwerp deze 48
uren over de week verdeelde, bleek niet
erg nsar den zin van den heer van Rijze-
wijk, die in plaats van een werkdag van
acht en eeu half uur met een vrijen
Zaterdagmiddag, een werkdag van 8
uur wilde Invoeren. Zijn poging had
echter geen succes, evenmin ais die van
den heer Schokking om Inwonende, on
gehuwde kinderen boven de 18 jaar van
da wet uit te sluiten.
Met dit ontwerp bleken de oorzaken
van verontwaardiging voor sociaal- en
andere democraten nog niet uitgeput,
De nieuwe voorstellen tot Grondwets
herziening, door de verwerping van
Hoofdstuk 3 en 4 door de Eerste Ka-
me noodig geworden, bracht eveneens
verscheidene heeren tot woede of ont
stemming. Ook hier zag men een terug-
komen op do belofte van November
1918, een aanval op de democratie en
een terugwijken voor de reactie, waar
toch juist de vermeerdering van den
volksinvloed bij de wijze van samenstel
ling der Eerste Kamor, door die Kamer
teruggewezen, het democratisch en dus
belangrijkste deel der Grondwetsherzie
ning was. De minister achtte daarentegen
de wijeiglng van de troonsopvolging en
van de bepalingen betreffende Indië de
hoofdschotel der herzie; ing en meende
dat bovendien door het behoud van
het evenredig kiesrecht, door een wet
nader te regelen een belangrijk deel
van de wijziging inzake de Eerste Kamer
behouden bleef. De poging van den heer
Risk om deze regeling van het even
redig kiesrecht in de Additloneele ar
tikelen der Grondwet vast te loggen,
mislukte.
In de eerste Kamer werden de be
groetingen behand ld en hield prof.
Diepenhorst een uitvoerig pleidooi ten
gunste der regeering.
LV/ K- 7^7?)
DOOD ERVARING STERK.
HAARSTEEG.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Vrijdag 5 Mol des
voormiddags ten 10 uur.
Voorzitter Edelachtb. heer Van Bok
hoven.
Ongeveer kwart over tien uur opent
de Voorzitter de vergadoting aanwezig
alle leden.
De notulen der twee voorgaande ver
gaderingen worden na voorlezing onver
anderd goedgekeurd en vastgesteld.
De Voorzitter merkt op dat de notulen
steeds zeer lang zijn en het voorlezen
daarvan daarom altijd veel tijd In beslag
■eemt. Hij stelt voor dat deze voortaan
zeer zullen worden verkort, door alleen
de voorstellen en de toelichting van
Burg. en Weth. daarin op te nemen.
Dus de discussies geheel achterwege te
laten, tenzij een der leden bij een of
andere gelegenheid er op staat dat
hetgeen door hem naar voren wordt
gebracht, In denotulen wordt opgetoraen.
Tegenwoordig doet men het zoo in
zeer veel gemeenten, o.a, ook in Vlijmen.
De heer Achten ziet ook niets in die
uitgebreide notulen en kan zich derhalve
met bet voorstel van Burg. en Weth.
wel vereenigen, vooral nu, als zulks
wordt gewcnscht, toch aanteekening
wordt gehouden van wat wordt gezegd.
De heer v. Vrede begrijpt niet waarom
men daar nu toe wil overgaan. Het is
altijd zoo geweest en voor de geschie
denis acht hij het beter dat 't blijft
zooals het is geweest.
De Voorzitter ziet er geen nut in om
de notulen zoo uitgebreid te maken.
De heer van Vrede merkt op dat er
zooveel vergaderingen niet worden ge
houden en het dus niet zooveel moeite
meebrengt.
Ds Secretaris wijst er op dat men in
Vlijmen daartoe nog kort geleden toe
heeft besloten.
De heer Winkels kan zich wel met
het voorstel van Burg. en Wetb. ver
eenigen. Wat men later noodig heeft te
weten, o.a. de altslag van de stemming,
de voorstellen van Burg. en Weth.,
alsook die van de ledeu van den raad,
komeu er io.
De heer vao Vrede blijft bij zijne
meenlüg dat het beter Is de notulen
altgebreid te maken. Wenscht men nu
nog eens Iets na te zien, dan kat» men
dat, terwijl dat, wordt het voorstel van
Burg. en Weth. aangenomen, absoluut
niet meer mogelijk Is. De discussies
acht hij dikwijls het mooiste van geheel
de vergadering.
Voorzitter. Die zijn heel dikwijls
minderwaardig en dan is dat niet mooi.
Van Vrede. Ik blijf er bij dat het
mooier ia wanneer de discussies er in
staan, ook voor later. Kostte het nu
veel geld, dan was het nog iets anders,
maar het kost niets.
Winkel. Ik geloof niet dat ooit een
enkele gemeentenaar de notulen zal
komeu inkijken.
Het voorstel van Burg. en Weth.
hierna in omvraag gebracht wordt
daarna met op een na algemeene stem
men aangenomen.
Tegen stemde de heer Van Vrede.'
Aan de orde
1. Ingekomen stukken.
a. Schrijven van Ged. Staten hou
dende goedkeuring van het Raadsbe
sluit om de Rekening-Courant van
f 10.000 op f 15.000 te brengen.
b. Schrijven van de heeten Prinsen
en van Halder, luidende als volgt
Op 26 Maart werd door ondergetee-
kenden met nog andere belanghebben
den het volgende verzoek tot Uw col
lege gericht
Ondergoteekendea verzoeken U be
leefd doch dringend zoo spoedig mo
gelijk maatregelen te nemen, dat de
diverse gaten en kuilen in den weg van
Haarsteeg—Vlijmen, voor zoover deze
bij Uwe gemeente in onderhoud is, ie
orde gemaakt worden, daar het werke
lijk met zware vrachten baast ondoenlijk
is hem te berijden, terwijl bovendien
ledereen er den last van ondervindt.
Voornamelijk zijn bedoeld de kuilen tus-
schen Achten en Branten en die op de
hoogte van v. d. Berk. Met enkele
dagen repareeren zal alles reeds ver
holpen zijn.
Vertrouwende een en ander door
UEd. welwillend overwogen worden zal
met guastig resultaat.
De Echo van het Zuiden
Waalwtjksehe en
Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden strikken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
.,Hoe vindt gij deze grootteV vroeg de schil
der op een reeds aangevangen schilderstuk
wijzend, terwijl hij Jeanne's portret aan
duidde, op een derde der natuurlijke
grootte.
„Dat vind ik goed," antwoordde zy.
En gedurende enkele oogenbllkkcn stond
zij in diepe gepeinzen, als in verrukking,
voor het schilderstuk.
Eensklaps liep er een rilling over hare
ledematen.
„Wat een prachtig stukriep zy uit. „En
dan is er iets, dat een bijzonderen indruk
op mij teweegbrengt.''
..En wat is dat?"
„Het gelaat dier vrouw in 't midden der
gendarmes."
„Gelijkt dit gelaat op iemand, die gij
kent?"
„Ja, 't Is eene in 't oog loopende gelijke
nis."
„Van wie spreekt gij, mejuffrouw?"
„Van een jong meisje, een en twintig of
hoogstens twee en twintig jaar oud, van eeu
naaister van madame Augustine, mijne mo
diste."
„En die heet?"
„Lucia... Zondt gy haar toevallig ken
nen?"
„Neen, mejuffrouw. Dat geloof ik althans
niet. Waar woont die Lucia?"
„Op de Bourbonkade, nummer 9."
„Luclen Labroue's verloofde heet ook
Lucia," dacht Stephaan, „en woont ook op
de Bourbonknde."
En dan voegde hij or luid bij
Prijs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
Rij contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit
zijn.
„De wereld is zoo vol toevallige gelijke
nissen!... 't Is dun deze grootte, die gij ver
langt, niet waar, mejuffrouw?"
„Als 't u belieft, mijnheer."
„Staande?"
„JaHoe dikwijls zal ik moeten po
seeren?"
..Minstens vijf of zes maal."
„Gij zult mij uwe uren opgeven."
„Uwe uren zyn de mijne, mejuffrouw. Ik
ben tegenwoordig steeds thuis. Gij kunt ko
men, wanneer gfl wilt."
DRIE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.
De schilder gevoelde veel lust dit gesprek
voort te zetten.
..Wanneer beginnen wij?" vroeg Mary.
„Overmorgen, zoo gij wilt."
„AangenomenIk zal om twee uur hier
zijn... Nu haast ik my weg."
„Waarom?"
..Omdat ik u van uw werk houd."
„In 't geheel niet. Ik nam juist wat rust
en uw gesprek is mij uiterst aangenaam.
Blijf nog- wat hier."
„Gaarne danWaarover zullen wij spre
ken?"
„Over u. Vermaakt gij u te Parijs?"
„Dat gaat nog al; maar ik had my toch
hooger idéé gevormd over al de vermake
lijkheden in de groote stad."
„Dan betreurt gij Amerika?"
..Zonder dat land te betreuren, zijn er
toch oogenblikken, dat ik het zou willen
wederzien."
„Zflt gij te New-York geboren, mejuf
frouw
„Ja, mijnheer,... en by mijne geboorte heb
ik mijn moeder verloren, die schoon was en
engelachtig goed. zooals nip vader mij vaak
verzekerd lieeft."
„Uw vader is toch geen Amerikaan?" zoo
ging Stephaan voort, het jonge meisje aan
een werkelijk onderzoek onderwerpend,
zonder dat het er aan scheen te denkeu.
„In het geheel niet, mijnheerHy is een
Franschman, geboren in Bourgogne... Mijn
grootvader van moeders zyde, James Mor
timer, erkende in hem bijzondere bekwaam
heden, verhief hem tot zijn deelgenoot in de
zaken en schonk hem zflne dochter ten hu
welijk."
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
„Uw grootvader heeft zich beroemd ge
maakt door zyne uitvindingen?"
„Ja, mynheer. Men is hem en mijn vader
groote en zeer nuttige uitvindingen ver
schuldigd."
..Heeft uw vader niet eene naaimachine
uitgevonden
„Ja, de Silencieuse en eene guilloclieer-
machine," Stephaan huiverde.
„Eene guillocheermachineherhaalde hij.
„Een waar meesterstuk, naar het schijnt.
Zy heeft millioenen opgebracht."
„Heeft mynheer Harnmnt lang in Ame
rika gewoond?" V
„Bijna twee en twintig jaar."
„In welk jaar is hy te New-York aange
komen?"
„In 1861, geloof ik."
„Om zoo'n groote fortuin te maken moet
hy druk gewerkt hebben."
„Mijn grootvader was reeds zeer rijk."
„Uitvinders van ware verdiensten kunnen
in Amerika in korten tyd ontzaggelijke
sommen vergaderenMisschien koert gy
nog wel ooit naar dat land terug."
„Ik geloof het niet."
„Waarom niet?"
Mary voelde dat zy bloosde.
„Myn vader zou z,yn geboorteland niet
meer willen verlaten," hernam zy. „en al
zyne belangen eisclien nu ook zijn tegen
woordigheid in Frankryk."
„Ja, maar er zouden zich bijzondere om
standigheden kunnen voordoen."
„Welke?"
..Een huwelijk bijv. door u in dat land
aan te gaan."
..O, ik zal nooit een Amerikaan trouwen."
„Gy houdt dan veel van de Frnnschen?"
..Byzonder veel... En van vaders zijde ben
ik ook eene Frangaise."
„Onlangs, mejuffrouw, heb ik u by myn
vriend Georges Darier een idéé hooren uiten,
dat u zeer vereert."
„Een idéé!" hernam het jonge meisje. „En
waaromtrent?"
„Ten opzichte van Lucien Labroue".
Mary bloosde opnieuw en stamelde vrees
achtig
„Was dat niet natuurlijk? De plicht van
hen die bezitten, is, naar myn oordeel, de
hand uit te strekken tot lien, die niet be
zitten."
„Vereenigt de heer Harnmnt zich thans
met uwe inzichten?"
„Ik geloof dat mijn vader den heer La
broue heeft aangeboden hem deelgenoot in
zyne zaak te maken."
„Dan heeft hy uwen raad gevolgd, waar
mede ik u feliciteer, want Luclen lj^eft by-
zondere bekwaamheden en grooten lust in
het werk."
„Ik hoop dan ook wel, dat hy de voorstel
len myns vaders eens zal annnemen."
„En heeft hij nu geweigerd?" vroeg (le
artist verbaasd.
„Neen, maar hy aarzelt. Hy wil tyd win
nen."
„Waarom? En 't zyn zoo'n schitterende
voorstellen
„Hij vindt ze in zyn bescheidenheid al te
schitterend."
„Dring by hem aan, mejuffrouw. Aan een
advocaat als u valt niet* te weigeren."
Mary antwoordde niet, maar loosde een
•liepen zucht.
Toen begreep Stephaan Gastel wat er in
het hart van het jonge meisje omging.
„Gaat gy my reeds verlaten?" vroeg (le
artist, ziende dat zijne bezoekster opstond.
„Ja, ik moet naar huis terugkeeren... Zoo
gij myn vader ontmoet, gelief hem dan niets
te zeggen van de surprise, die ik hem voor
bereid."
„Geen woordWees gerust."
„Welnu dan, tot overmorgenIk dank u
zeer."
De schilder liet mejuffrouw Harmant uit
en keerde dan naar zyn atelier terug.
„Die gelijkenis van Lucia met Jeanne
Fortier is zonderling," mompelde hy. „En
Lucia is een kind dat in het gesticht is op
gevoeden zij is twee en twintig jaar
oud."
Dan gaf Stephaan Gastel zich aan eene
diepe droomery over en dacht in den geest
na over al hetgeen het jonge meisje hem
had medegedeeld.
Wanneer Ovidius Soliveau iets besloten
had. stelde hy de uitvoering nooit lang uit.
wy hebben hem tot Paul Harmknt hooren
zeggen
„Morgen vertrek ik naar Joigny."
Des anderendaags nam hy werkelijk den
trein van zes uur dertig aan het Lyon-
station.
Om 9 uur 47 bereikte hy bet dool zijner
reis.
Het onderzoek, dat by had in te stellen,
was zeker niet gemakkelijk tot een goed
einde te brengen, doch Soliveau was vol ver
trouwen in de vindingrijkheid van zyn brein,
't Valt dan ook niet te ontkennen, dat hy
er slag van had de meest, verwarde zaken
weder op te helderen en duidelijk te maken
zeker zou hy een uitstekend politieagent ge
weest zyn.
,,'t. Zal niet zeer gemakkelijk zyn." 'dacht
hy ouder den weg,maar toch zal ik
myn doel wel bereiken. Ik ga een naald
zoeken in een hooiberg; doch zoo ik dit
hooi. het eene halmpje na het andere, geheel
opneem, moet ik toch eindelijk de naald
wel vinden... Doch vooreerst zal Ik nieuwe
krachten verzamelen. Ik heb een honger als
iemand, die in een dag niet te eten hoeft
gehad. Ik ga ontbijten."
Toen hy het station verliet met een klein
valies aan de hand, vond hy hij don uitgang
de omnibussen der verschillende hotels.
Hij steeg in die van liet hotel de la Gy-
gogue. die hem naar het middengedeelte
bracht van Joigny, eene lieve stad op de
helling van een heuvel gebouwd, aan wiens
voeten de Yonne hare heldere wateren voort
stuwt.
De reiziger bestelde een kamer en liet,
na zich eerst gewaschen te hebben, een keu
rig ontbijt opdienen.
Terwijl hy een smakelijk stuk gebruikte,
dat hy met oen goeden dronk edelen wijn
besproeide, vormde Ovidius zyn veldtocht-
plan.
„Eerstens heb ik de voedster op te zoeken,
zoo deze nog bestaat," dacht hy. „Ziedaar
het eerste vraagstuk! Maar hoe? En waar?
Geen naam ken ik zelfs. Maar wat geeft dat
in eene kleine stad? Daar kennen de men-'
sehen elkander. Al zyn er dan ook een en
twintig jaren verloopen, toch moeten er nog
wel eenlge sporen van Jeanne Fortier zijn
overgebleven."
Ovidius was een Bourgondiër en wist
zeer goed lioe de voedsters daar, by wie kin
deren worden uitbesteed, deze ten getale
dikwijls van aclit of lien met koe- of gelre-
melk grootbrengen.
(Wordt vervolgd).