Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Portierster
van Alfortville.
Gemeenteraad.
FEUILLETON
„N O O R D-B RAB AND"
NUMMER 40.
WOENSDAG 17 MEI 1922.
45e JAARGANG.
Uitgave:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
KAATSHEUVEL.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Vrijdag 12 Mei des
voormiddags 10 uur.
Voorzitter Edelachtb. heer Van Besouw.
Het lid v. d. Wildenberg had bericht
van verhindering ingezonden.
Voorzitter. Gevolg gevende aan het
verzoek der commissie voor schoolbouw
heb ik deze vergadering bijeengeroepen.
U zoudt me een pleizier doen de be
sprekingen zoo kort mogelijk te maken,
aangezien ik in besloten vergadering
nog iets heb te behandelen, wat echter
buiten deze onderwijskwestie staat.
Mag ik op de eerste plaats de com
missie verzoeken hare bevindingen
mede te deelen.
Namens de commissie brengt de heer
v. Amelsfoort het volgend rapport uit:
M. de Voorz.
Als lid der commissie voor school
bouw is mij opgedragen aan den Raad
een klein verslag uit te brengen omtrent
onze werkzaamheden, bevindingen en
besluiten.
De commissie was van meening, dat
zij naast het Colege van B. en W., hare
werkzaamheden zou verrichten en nam
daarom eene afwachtende houding aan,
wat betreft eene bespreking met het
Schoolbestuur, in deze het Kerkbestuur.
Toen de commissie eindelijk van
B. en W. eene uitnoodiging ontving tot
een bespreking, meende zij daarbij ook
zeker het Schoolbestuur te zullen ont
moeten, doch zag tot hare groote teleur-
stelling, dat) enkel B. en W. met den
schoolopziener, den heer de Graaf, aan
wezig waren.
De toen gehouden besprekingen gaven
de commissie den indruk, dat B. en W.
met den Schoolopziener, er alles op gezet
hadden om de commissie en zoodoende
ook den Raad, te overtuigen dat het
beter en ook niet veel duurder zou zijn
een geheel nieuwe school te bouwen,
dan de bestaande school te verbouwen.
Alle, door de commissie gedane op
werpingen tegen des heeren de Graafs
gedane aanhalingen, werden direct weer
legd in tegenovergestelden zin, zonder
de commissie evenwel te bevredigen,
van m De Echo van het Zuiden
Hl)
zoodat van verdere besprekingen wel
kon worden afgezien.
Een daarna gedane aanvraag om met
het Schoolbestuur eene bespreking te
houden, leed schipbreuk, door de mede-
deeling, dat zulks niet meer noodig was
wijl de Voorzitter van het Schoolbestuur
reeds in hooger beroep was gegaan.
Niettegenstaande al deze bevindingen
blijft de commissie het standpunt in
nemen, waarop zij zich bij den aanvang
plaatste, het standpunt van de uiterste
zuinigheid.
Hetzelfde standpunt, dat het nood
wetje tot beperking van scholenbouw
van 21 April 1.1. deed tot stand komen
om namelijk te verhinderen, dat door
het te ruim gebruik maken van nieuwen
scholenbouw het finantieel evenwicht
van vele gemeenten zal verloren gaan,
hetzelfde dreigt ook onze gemeente. En
daarom stelt de commissie den raad
voor te besluiten de bestaande meisjes
school te Kaatsheuvel te verbouwen en
het plan van nieuwen schoolbouw beslist
van de hand te wijzen.
Ter elfder ure kwam ook nog een
verzoek van het Bestuur der Christelijke
School te Loonschen Dijk om gelden
voor den bouw van een geheel nieuwe
schooi, inpiaats van een aanvankelijk
gevraagde verbouwing.
Ook dit verzoek zou de commissie
omwille der noodzakelijk te betrachten
zuinigheid van de hand wijzen.
En in deze zaak brengt de commissie
nog een andere vraag naar voren,
namelijk deze:
Zou het de bedoeling van den wet
gever zijn, om een gemeente te ver
plichten een schuldenlast van een kleine
dertig duizend gulden op de schouders
te leggen, uitsluitend ten gerieve van
schoolplichtige kinderen uit een andere
gemeente, ook al wordt door de be
trokken ouders een gedeelte der intrest
bijgedragen.
Want hebben wij alleen voor eigen
schoolkinderen te zorgen, dan was zelfs
eene verbouwing nog niet noodig en
konden een hoop duizenden guldens
bezuinigd worden.
De commissie besloot dan ook om
dit punt bij de hoogste autoriteiten eens
te onderzoeken.
En zij stelt daarom den Raad voor,
de behandeling van deze zaak uit te
stellen tot een volgende vergadering.
Ook omdat deze aanvrage eergisteren
pas binnenkwam en de tijd te kort is om
deze zaak nader onder het oog te zien.
En hiermede M. de V., meen ik den
Raad voldoende te hebben ingelicht
omtrent onze werkzaamheden.
Voorzitter. Heeft een der heeren hier
op nog iets in het midden te brengen
Rijken. Wat dat laatste geval betreft
van een school aan den Loonschendijk
heb ik hooren zeggen, dat ze in Capelle
een christelijke school zullen gaan
bouwen, dus zou het niet noodig zijn
dat we er hier nog een nieuwe gingen
zetten.
Voorzitter. Het bedrag van f30,000,
waarover in het rapport der commissie
gesproken wordt, is nu juist de vraag
niet. Het pas ingekomen verzoek betreft
een geheel nieuwe christelijke school
aan den Loonschendijk inpiaats van
alleen 2 nieuwe lokalen bij te bouwen.
Ik wil hierbij nog opmerken, dat de tijd
^r^WAALWU K. f
DOOD ERVARING STERK.
om een beslissing in deze zaak te nemen
zeer presseert, aangezien anders de
gestelde termijn verstrijken zou en het
kerkbestuur dan toch aan het bouwen
zou gaan. ik onderschrijf wat de in
specteur verklaarde, n.l. dat de bestaande
school zeer rot is, dat zal de commissie
van toezicht ook wel moeten toegeven.
De muren zijn zoo slecht dat er geen
kalk meer op te houden is. De inspecteur
komt hier maar op neer, dat, als we
aan zulk een school eenige nieuwe
lokalen zouden gaan bouwen, het weg
gegooid geld zou zijn, daar de oude
school versleten zou zijn, terwijl die
lokalen nog nieuw waren.
De Wijs. ik moet ook toegeven dat
die school er niet al te mooi uitziet.
Nu we echter in de verte hooren, dat
er kans bestaat dat er in de buurt een
school gebouwd wordt, zou ik het toch
het beste achten om voorzichtig te zijn
en niet direct- van stapel te loopen.
Voor 2 jaar was die school er al even
slecht aan toe, maar toen hoorde men
er niets van. Waarom Omdat het toen
uit eigen portefeuille ging, maar nu het
niet uit eigen portefeuille gaat, nu willen
ze ineens allemaal een nieuwe school
of eene verbouwing. Ik meen dat we
voorzichtig moeten zijn en eerst de kat
eens uit den boom moeten kijken, wat
er van die school in Capelle komt.
Misschien ook is aan die school door
verbouwing wel verbetering aan te
brengen.
Voorzitter. Hebt U positief gehoord,
mijnheel Rijken, dat er in Capelle een
christelijke school komen zal?
Rijken. Ja, ik heb het hooren zeggen
uit naam van een bestuurslid. Men had
daar reeds bericht ontvangen, dat men
kon' doorwerken.
Snaphaan. Was het niet gewenscht
dat het Dag. Bestuur zich met die
commissie te Capelle in verbinding
stelde. Mocht het zijn dat ze daar een
nieuwe school gaan bouwen, dan zou het
toch verkeerd zijn om aan de bestaande
school nog uitbreiding te gevenvoor
de kinderen uit onze gemeente is de
school ruim genoeg.
De Voorzitter zegt toe zich met de
schoolcommissie te Capelle in verbin-
ding te zullen stellen. In afwachting van
het resultaat daarvan, wordt besloten
W-
de behandeling betreffende de Chr
School aan den Loonschendijk voorloo-
pig uit te stellen.
Snaphaan. Die verbouwing van de
R. K. Meisjesschool te Kaatsheuvel
zooals de Wet het voor schrijft, zou
een 30 a f 40.000 kosten terwijl met
een nieuwe bouw wel f 100.000 ge
moeid is. De bestaande school is nog
goed, zijis niet afgekeurd en daarom
meende de commissie het voorstel te
moeten doen om haar te verbouwen
inpiaats van een nieuwe te bouwen.
De heer de Bresser zegt het voorstel
der commissie niet juist te begrijpen.
Aan de hand der teekeningen licht
hem de voorzitter toe, dat de commis
sie de bewaarschool .intakt wil laten
doch achter de bestaande 6 lokalen is
thans een bergplaats, welke zou kunnen
worden doorgetrokken en waar dan nog
3 lokalen zouden kunnen vallen.
De Bresser. De school ondervindt
veel hinder van de in de nabijheid
staande fabriek, daarom vind ik het
zonde daar zoo n groote kosten te gaan
maken. Bovendien is die speelplaats
ook veel te klein voor zooveel kinderen,
er zijn ongeveer 300 kinderen op de
gewone en 300 op de bewaarschool.
Ik ben tegen het voorstel om die school
te verbouwen.
Snaphaan. Die bezwaren zijn ook
niet van vandaag of gisteren, daarover
is al zooveel gesproken.
De Bresser. Die fabriek is zoo hinder
lijk voor het onderwijs, dat men zelts
géén raam kan openzetten.
De Voorzitter zal het voorstel der
commissie in omvraag brengen, dat strekt
om de bestaande R. K. Meisjesschool
uit te breiden en dus geen nieuwe te
bouwen.
Dit voorstel wordt met op twee na
algemeene stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heeren De Bresser
en Roestenberg.
De heer Verschure was thans
ook vóór het voorstel der commissie.
Hij verklaart dan ook een ander inzicht
in deze zaak te hebben gekregen.
De Voorzitter deelt nog mede een
brief te hebben ontvangen van Ged.
Staten naar aanleiding van het besluit
van den raad om het heffingspercentage
van den Hoofd. Omslag te verminderen
De Echo van het Zuiden,
Waalwijkscbe en Langstrantüche Courant,
Dit Wad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk f 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
By contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit
zijn.
Zoodra de jonge beambte dezen man zag,
verbleekte hy zichtbaar en stond vol onge
rustheid van zyn stoel op.
„Wel, mynheer Duchemin," riep de bin-
nengehomeiie op hoogen en brntalen toon
uit, „moet ik u dan hier komen opzoeken?"
„Mijnheer,"stamelde de beambte.
„Geen praatjes meer! Gij houdt mij voor
den gek en ik begin er reeds lang meer dan
genoeg van te hebben."
„Roep toch zoo hard niet, bid ik u," sprak
de jonge Duchemin, die in het geheel niet
scheen te weten wat te doen.
„Ik zal roepen, zoo 't my belieft, zoo hard
i als ik wilDes to erger voor hen, die zaken
durven wagen, welke het daglicht niet mo
gen zien. Zy krygen niets meer dan hetgeen
zy verdienenBetaal my, en ik zal heen
gaan I"
„Ik heb u zeer vriendelijk verzocht nog
wat to wachten."
„Ik wacht nu al zes maandenZes niaan-
deu bedriegt gy my van week tot week. Zes
maanden springt gy met my om als met een
stroopop! En toch heb ik uw briefje slecht»
op het parket neder te leggen om n onmid
dellijk als een booswicht door de gendarmen
te doen grijpen en wegvoeren
„Ik verzoek u een laatste uitstel,... nog
slechts acht dagen."
„Ta-ra-ta-taIk zal nog uitstellen tot
morgen. Zoo morgen avond de duizend fran
ken, die ik u geleend heb, daar de hand-
teekening van uw oom voor my meer dan
een voldoende waarborg was, niet in myn
bezit zyn, wee-s dan overtuigd, dat er on
gelukken zullen gebeuren. Vergeet dat niet.
gy schriftvervalscherDan '/.al ik zelfs uw
moeder niet gaan opzoeken om haar te
vragen, dat zy het geld door haren zoon ge
stolen teruggeveIk zal de stukken by
den procureur der republiek brengen, en dan
staat de weg naar het gerechtshof voor u
openTot morgen avond, mynheer Du
chemin
En de schuldeischer vertrok, even woe
dend als ky gekomen was.
De jonge beambte liet zich op zyu zetel
nedervallen, hoogst ontsteld, geheel vernie
tigd en bedekte het gelaat met beide handen.
Tusschen zyne vingers door zag Ovidlus
overvloedige tranen vloeien.
„Neem my niet kwalijk, mynheer," sprak
hy eensklaps, den ongelukkige naderend,
„neem my niet kwalijk, dat ik geheel on-
vrywillig getuige ben geweest van deze zeer
droevige scène. Ik zou er heel wat voor wil
len geven, zoo ik het geheim niet had leeren
kennen, dat die man u in myne tegenwoor
digheid op zulke brutale wijze naar het
hoofd beeft geworpen
„Mynheer,stamelde de jongeman,
niet wetende wat te zeggen.
Eindelijk verhief Duchemin het hoofd en
zeide terwyi overvloedige tranen hem uit
de oogen vloeiden:
„Het is een rechtvaardige straf, mynheer.
Ik heb eone groote fout begaan, meer dan
eene fout, eene misdaad. De man, dien gy
zooeven gezien hebt, is een groot koopman
van Joigny, die met myn oom in handelsbe
trekkingen staat. Verleden jaar had ik ken
nis gemaakt met een meisje, dat ik dolzinnig
beminde. Al hare verlangens wist ik te voor
komen om de schoone aan my te hechten
en toch Ik had noch geld, noch crediet.
Eene ware dolzinnigheid maakte zich
van my meester. Ik schreef twee wissels,
bootste het schrift na van myn oom, in
wiens naam ik de wissels accepteerde en
bracht ze by dien man, die bereid was my
de stukken te escompteeren. Toen de ver
valdag gekomen was kon ik niet betalen. Ik
ging den persoon opzoeken, die de wissels
geëscompteerd had en op het punt stond
deze naar myn oom te zenden, en, rood van
schaamte bekende ik hem allee, terwijl ik
tevens al het mogelijke in 't werk stelde
om hem met ecboone beloften te paaien. Hy
verleende ray zes maanden uitstel. Deze zee
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
maauden verliepenik hoopte in staat te
zyu myne schuld te betalen. IJdele hoop!
Ik kon niet. Die man zal my ten verderve
brengengij hebt het gehoord. En ik heb
het verdiend. Ik zal dan ook zonder my te
beklagen de straf der misdaad ïyden, die ik
bedreven heb. Maar myne arme moeder, die
geheel onschuldig is, zal er van sterven. O,
waarom heb ik geen weerstand woton te
bieden aan de verleiding."
„Ontmoet gy dat meisje nog ooit?" vroeg
Ovidius.
„Neen, mynheer."
„Bemint gy haar dan niet meer?"
„O, dat is de zaak niet. Toen ik geen mid
delen meer had, heeft zy my laten staan."
„En voor een dergelijk schepsel hebt. gy
de gevangenis getrotseerd?"
„Ik herhaal het, mynheer. Ik was volko
men dolzinnig."
„Kortom, gy zoudt dan duizend franken
noodig hebben om uit uwen nood geholpen
te zyn?"
„Duizend franken en den intrest sedert
zes maanden."
„Wat zult gy aanvangen?"
„Er blijft my slechts over te kiezen tus
schen twee uitersten."
„Welke uitersten?"
„My in 't water werpen of de gendarmen
af te wachten, die my weldra zullen aan
houden."
„U verdrinken! Lafaard! Wend u tot
uwe moeder
„Myne moeder heeft geeuo middelen. Zij
leeft te Dyon van eene kleine ïyfrente, die
haar gemaakt is."
„Tot uw oom dan!
„Myn oom is onverbiddelijk in dergelijke
zaken. Iiy zou zyn onteerden neet' zonder
medeiyden verloochenen."
„Wanneer verlaat gy uw bureau?"
„Na eenige oogenblikken. Hot is byna
tijd".
„Waar woont gy?"
„Naast het stadhuis."
„Alleen?"
„Ja, mynheer. Ik heb u reeds gezegd, dot
myne moeder te Dyon woont"
„Waar gebruikt gy uw middagmaal?"
„In het hotel de la Cycogne."
„Daar ben ik ook afgestapt, wy zullen
saam dlneeren."
Duchemin staarde den vreemdeling ver
wonderd aan en vroeg zich af, waarom hy.
die volkomen op de hoogte zyner misdaad
was, zooveel genegenheid voor hem nan den
dag legde."
„Ik ben tot uweu dienst, mijnheer." zeide
„Hoe heet uw schuldeiseher.'
„Petitjenn."
„Waar woont hy?"
„Op de kade. Vyf minuten van hier."
„Neem uw hoed en breng my by hem".
„By hemherhaalde bevend Duchemin.
„Zeker."
„Maar hy zal mij nog eens met verwytin
gen en beleedigingen overladen."
„Vrees niets. Kom maar."
De jonge Duchemin gehoorzaamde werk
tuigelijk.
vyf minuten later arriveerden beiden by
den wynkoopinan.
Een kuiper, die op het voorplein werk
zaam was geleidde hem naar het bureau.
Ovidius opende de deur en liet Duchemin
voorgaan.
Toon de man zyn schuldenaar zag binnen
treden, sprong hy op, rood van woede, en
vroeg op hooghartigen toon
„Wat komt gy hier doen?... Spreek!"
Ovidius antwoordde
„Iets dat gy zeker wel zult goedkeuren
mynheer. Duchemin komt zyne l'out herstel
len en u betalen wat hy u schuldig is."
„Hq komt. my betalen,hy?" riep de
hundelaar ongeloovlg uit.
„Ja, mynheer... De heer Duchemin heeft
wel is waar eene fout begaan
„Zeg liever eene misdaad
„Goedwy zullen niet over woorden re-
redetwisten. Gy hebt hem gespaard en daar
mede hebt gy goed gedaan. Hy is er u zeer
dankbaar voor."
„Ja zeker," stamelde Duclieniin met de
oogen vol tranen.
„Hy heeft berouw over het bedreven
kwaad en zal niet meer beginnen."
..Nooit!... Liever sterven!"
„Ik ben een vriend zyner familie," ging
Ovidius voort. „Het is gelukkig dat ik by
hem was, toen gy hem uw geld zyt komen
terugvragen... Dat thans alles geëindigd zy
Tk zal u de som betalen met den Intrest er
by.
„Ik verlang geen intrest^' antwoordde
Petitjenn. „Ik maak geen bedrijf van geld-
voorschieten. Ik heb u een dienst willen be-
wyzen, maar uiet aan zaken doen gedacht.
Het is duizend franken, niets meer."
Ovidius had eeu goed voorziene porte
feuille uit den zak gehaald.
Hij nain er een briefje van duizend fran
ken uit en legde dit op een hoelc van hel
bureau.
De handelaar opende zyn brandkast,
haalde er twee langwerpige vellefjjes pa
pier uit en zeide
„Ziedaar de wissels."
Solivenu nam die aan en toonde ze den
jongeman met de vrnng
„Dat is het toch, niet waar?"
Duchemin, die van ontroering en vreugde
niet spreken kon, gaf een bevestigend tee-
ken met het hoofd en strekte de hand nnar
de wissels uit, doch Ovidius vouwde deze
zorgvuldig hyeen en stak ze dan in zyne
portefeuille, die liii daarop weer in den zak
borg.
„Nu, mijnheer," voegde hy er bij, zich
tot Petitjean wendend, „nu hebben wy af
gehandeld, niet waar?"
„Ja." antwoordde de koopman op onaan-
genamen toon. „Dat uw beschermeling zich
thans elders ga laten ophangen
„Gij hebt liet recht niet meer u onbe
schaamd te toonen, mynheer!" antwoordde
Soliveau. „Gy yt betaaldEn nu wees
voorzichtig! Zoo gy het durft wagen van
iets te spreken, waarvan thans het hewys
niet nieer bestaat, dan zult gy niet de fami
lie Duchemin te doen hebben."
„Genoeg, mynheer. Ik ben oud genoeg ge
worden om te weten hoe ik my te gedragen
heb. Uwe raadgevingen kunt gy voor ande
ren behouden. Ik groet u."
En Petitjean sloot met eene van woede
bevende hand achter de twee personen, die
zich verwijderden, de deur van zyn bureau.
„Mynheer, gy zyt myn redder!" sprak de
jonge Duchemin met een hart vol erkente-
lykheid.
„Dat weet ik welantwoordde Ovidius.
„Dut mispunt heeft spyt u gespaard te heb
ben. Hy wilde u ten verderve leiden."
„Hoe zal ik ooit den grooten dienst kun
nen vergelden, dien gy my bewezen hebt?"
(Wordt vervolgd).