Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Portierster
van Alfortville.
Dames van Waalwijk en Omstreken!
Stoomwasscherij „DE LELIE".
Neemt proef bij
Rath Co., Veghel.
Binnenland
EERSTE BLAD.
Hel Pinksterfeest.
FEÜlLLETOfl
„NOOfcD-BRABAND"
NUMMER 45.
ZATERDAG 3 JUNI 1922.
45e IAARQANG.
Uitgave:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
2)it nummer bestaat uit 2)rie
Bladen.
Wat heden de f. Pinkstervlam aan
raakt, zuivert en met haar warmen
gloed ontsteekt, het zijn de mystieke
aandoeningen der ziel, de stille en on
merkbare neigingen naar deugd en in
God verborgen leven, maaf ook de
machtige-imputes tot forsche en kloe
ke daden van geloofsleven naar bui
ten.
De wereldling ziet van dat alles
niets.
Die aan de stof en de oppervlakte
der dingen hangt gaat deze geheimnis
sen achteloos of schouderophalend
voorbij.
Hij heeft geen oog voor de groote
figuren, die heden uit de opperzaal
van Jeruzalem naar voren traden om
aan de wereld het Christendom te
brengen, in welks atmosfeer hij zelf
onbewust zijn materialistisch en doel
loos leven slijt.
Het is de natuur, die in dit jaargetij
hun stoffelijk oog bekoort.
Niet de Pinkstervlam maar de zo
mergloed, die zijn weelde uitstraalt
over bosch en akker
Niet de goede geur van Christus,
welken zijn Geest uitspreidt in de zie
len maar de aroom van bloemen, die
hun kelken met haar liefelijkheden
openzetten naar de blauwe lucht
deze aardsche schoonheden zijn 't, die
voor een oogenblik hun leege existen
tie opvullen en streelen, om straks
als de bloemen verwelkt zijn en de win-
ternevelen een gordijn trekken voor
het bleeke zonnelicht, het gemoed
leeg en onvoldaan achter te laten, met
den honger in de ziel naar andere en
altoos sterkere prikkels.
Zoo leven er duizenden en millioe-
nen in deze ontkerstende maatschap-
van „De Echo van het Zuiden
117).
pij, voor wie de geheimnissen van de
zen dag zijn geworden als een boek
met zeven zegelen gesloten.
Ontwend aan bovennatuurlijke as
piraties, door valsche leerstelsels in
gedommeld en vermaterialiseerd, slee
pen zij een geheel ongeestelijk bestaan
voort, uit den eenen maalstroom van
genieting opduikend, telkens meer ge
havend, om dadelijk weer te worden
verzwolgen door een anderen.
Wij echter wonen in een groote stad
boven den berg.
En wij zijn de dragers van een hoog
heiligen en kostbaren schat.
Terwijl de wereld verarmt en in
geestelijk pauperisme wegkwijnt, heb
ben wij onzen rijkdom hoog op te hef
fen tot een verlokking voor de scha-
melen van dezen tijd.
Terwijl de wereld in duisternis
rondtast hebben wij den gouden luch
ten der waarheid zonder floers of ne
vel laten flonkeren, hoog van den Imo
gen berg, zonder schroom of vrees,
critis mihi testes, want, zegt Christus,
gij zult mijn getuigen zijn tot aan het
uiteinde der aarde.
Zeer zeker, het menschelijke blijft.
Het schuchtere, dat zooveel goeds
weerhoudt, zal ook na de Pinkstervie
ring nog zooveel energie lam leggen.
Ook in den beste wordt het goud zoo
telkens verdonkerd, de glans van hoo-
ger licht zoo dikwerf verduisterd.
Zoo zelden geeft de uitstraling van
het Pinksterlicht, dat we opvingen in
onze ziel, een wederuitstraling naar
buiten in vollen, klaren glans.
Maar daarom keert de viering van
het Pinksterwonder elk jaar weer te
rug, om ons voor die verflauwing van
den geloofsmoed schuldig te stellen
voor het aangezicht van God en met
nieuwe aandrift weer te doen grijpen
naar de volle bezieling des H. Geestes.
Daarom ook is de Pinksterdag met
zijn octaaf bij uitstek het bruilofts
feest van de onstoffelijke werkingen
Gods, het hoog lied der wedergeboren
ziel, die op geen kerkelijk feest-gelijk
dit ervaren kan, boe de H. Geest zich
uitstort in den mensch met onuitspre
kelijke verzuchtingen.
De uitstorting van dien H. Geest
vindt zijn hoogste concentratie in de
wereld van het geestelijke en bovenzin
nelijke dat wij ons dan meer en meer
afkeeren van het materialisme dezer
tijden om alleen uit de kracht des H.
Geestes te leven.
-
Bij Kon. Besluit van 26 Mei is
jhr. mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt,
voorzitter van de Crisis-enquête-commis
sie, benoemd tot Commandeur in de
Orde van Oranje-Nassau.
Men schrijft uit 's Hertogenbosch
aan het Hbl.
De Kon. Fabriek Goulmy Baar heeft
ST^WAALWUK C
DOOD. ERVARING STERK.
naar wij vernemen een aanbod
van 150 millioen sigaren voor de Spaan-
sche regie. Verwacht mag worden, dat
zij dit aanbod, met Rijks- en gemeente
bijslag zal aanvaarden. Daardoor zouden
gedurende twee jaren 500 man werk
hebben.
Verandering van Kiesstelsel.
Wij ontvingen het volgende manifest
ter plaatsing
De ondergeteekenden, hoewel vast
houdend het beginsel der evenredige
vertegenwoordiging, zijn van oordeel,
dat de wijze der toepassing van dit
beginsel, zooals de tegenwoordige kies
wet die regelt, zeer schadelijken invloed
oefent op het politieke leven in het
algemeen en op het interne leven der
partijen in het bijzonder, en een te sterke
inbreuk maakt op de vrijheid der indivi-
dueele keuze.
Sommigen hunner zijn er reeds vast
van overtuigd, andere vermoeden of
hopen, dat invoering van een geheel
ander stelsel van E. V. groote verbete
ring zou brengen.
Zij hebben derhalve besloten een
poging te doen tot oprichting eener
„Nederlandsche Vereeniging tot verande
ring van kiesstelsel", welke vereeniging
zich ten doel zal stellen
1. Na ernstige studie te kiezen het
voor Nederland meest geschikte stelsel
van E. V.
2. Voor de invoering van het als
zoodanig gekozen stelsel te strijden met
alle wettelijke en geoorloofde middelen.
Elk die tot bereiking van dit doel wil
medewerken en dus als lid tot deze
vereeniging wil toetreden, wordt verzocht
daarvan mededeeling te zenden aan een
der ondergeteekenden, met duidelijke
vermelding van naam en adres.
De oprichtingsvergadering der
nieuwe vereeniging zal zoo spoedig
mogelijk na afloop der verkiezingen
worden bijeengeroepen.
Het oprichtingscomité
Jhr. mr. E. A. v. Beresteijn. lid der
Tweede Kamer, Den Haag
R. C. A. v. Cranenburgh, Haarlem.
B. J. Gerrelscn, lid der Tweede Kamer,
Rotterdam.
Ds. A. v. Heide. Britswerd.
Mr. W. Heineken, Amsterdam.
H. Houtkoper, lid der Prov. Staten
van Gelderland, Achten.
C. E. v. Koetsveld. Leeuwarden (tijde
lijk voorz.-secret
Mr. L. G. Kortenhorst, Haarlem.
Ds. S. W. Melchers, Warga.
Mr. A. G. A Ridder van Rappard,
lid der Tweede Kamer, Tiel.
F Swar.e, Utrecht.
Mr. J. J. Tilanus, lid van Ged Staten
van Gelderland Tiel.
Dr. E. Verviers, Leiden.
Mr. dr. R. de Visser, lid van Ged."
Staten van Gelderland. Arnhem.
J. H. de Waal Malefijt, lid der Eerste
Kamer, Katwijk.
Mr. J. J de Waal Malefijt, wethouder
van Utrecht.
Ds. H. G. v. Wijngaarden, Amsterdam
In verband met de invoering van
de zomerdienstregeling op l Juni 1922
is door de Nederlandsche Spoorwegen
een nieuwe reisgids uitgegeven Deze
reisgids heeft in vergelijking met de
reisgidsen, die bij vorige dienstregelingen
zijn verschenen, een belangrijke verbete
ring ondergaan, omdat naast een volledig
overzicht van den loop der reizigers
treinen op de verschillende baanvakken
daarin tefcens zijn opgenomen de belang
rijkste bepalingen betreffende het vervoer
van reizigers en bagage, de eenheids
prijzen per K.M. voor een enkele reis,
terwijl op de bladzijden, waarop de loop
der treinen is aangegeven, ook de tarief
kilometers van en naar de stations zijn
vermeld. Door een en ander is het thans
mogelijk geworden, dat de reiziger zelf
kan berekenen of ongeveer kan bereke
nen wat een plaatskaart enkele reis, een
gezelschapsbiljet enz. kost. Eveneens
zijn in dien reisgids opgenomen de
prijzen der algemeene abonnementskaar
ten. groepskaarten, trajectkaarten. scho-
lierkaarten enz.
De Echo van het Zuiden,
Waalwijksche en Liixstrutsrke Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
By contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit
zijn.
,tVan (lat alles is niets te begrijpen,zei-
de'Madame Augustine. „Doch de tijd weet
vaak duidelijk te maken wat niemand ver
staat. Deel mij thans eens mede, mijn kind,
wat u hierheen voert?"
Lucia liet zich eenige goederen afgeven,
.waarvoor zij gekomen was en vertrok
weder zoodra zij alles had ontvangen wat
zij verlangde.
i
Wij hebben Ovidius verlaten, toen ky
onder den naam van Arnold de Reiss in ge
zelschap van Juffrouw Amanda, naar de
restauratie van Brébant ging, toen zy op
het punt stonden weer hun gewoon kabinet
te gaan innemen.
Onder weg waren zy in een druk gesprek
gewikkeld.
„Wat hebt gü gedurende mqne afwezig
heid gedaan, Amanda?" vroeg Ovidius.
„Ik was zeer boos over uw onverwacht
vertrek en ik verveelde my, daar ik u niet
meer zag. Bq het verlaten van het atelier
dineerde ik zonder appetyt en begaf my
vroegtydig naar huis."
„Werkeiyk?"
„Ik zeg het u. Kunt gy er dan aan twij
felen?"
„Een voorbeeldig gedrag, waarover ik u
van harte feliciteer... Gaan de zaken goed
by madame Augustine?"
„Het is er zoo druk, dat men niet weet,
waarmede aan te vangen! Die vrouw heeft
een voorspoed, zooals er slechts zelden ge
vonden wordt! In een jaar zoekt zy alles
van (le hand te doen en dan met een groot
fortuin zich uit de zaken terug te trekken."
Amanda staarde Ovidius met een by zon
deren oogopslag aan en voegde er vriende
lijk by „Dat is een huis, hetwelk mij bq-
zonder goed zou passen."
Ovidius begreep zeer goed wat er bedoeld
werd.
„Wacht even, lieve. In een jaar tyds kan
er heel wat water door de zee loopen."
En dan van toon veranderend voegde hq
er by
„Hebt gy goeden eetlust liefste?"
„O, buitengewoon!... Ik zal er iets aan
doen, mqn vriendDat zal ik u eens laten
zienA propos, hebt gq niets van Lucia ge
hoord?"
„Van Lucia?"
„Ja van de modiste, die ik onlangs nog
bezocht heb, toen wq samen naar de Bour
bonkade zyn gereden. Gy zyt toen in het
rqtuig gebleven. Zy was niet thuis. Dat
weet ge nog wel."
„En is zy thans weergevonden?"
„Dat is eene byzondere zaakWat heb
ik toen een geluk gehad
„Gy kind!... Hoe dat?"
„Daar ik niet met haar naar Bois Coloin-
bes ben gegaan om dat balcostuum thuis
te brengen."
„Maar wat is er dan toch gebeurd?"
vroeg Ovidius op den natuurlqksten toon
der wereld."
„Een drama, vriendEen vreeselijk dra
ma Zoo iets als wy in het Ambigu-Tlieater
te zien kry'gen. Lucia werd byna vermoord."
Soliveau toonde zich zeer verwonderd en
ontsteld.
„O, mqn Godriep hy uit. „Het onge
lukkige kindHeeft men haar willen ver
moorden?"
„Zy heeft een zwaren messteek in de
borst ontvangen," ging juffrouw Amanda
voort, ,,'t Is aan de baleinen van haar cor
set te danken, dat zy het leven er niet by
ingeschoten heeft".
VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.
Ovidius staarde juffrouw Amanda met
zonderlinge oogen aan.
„Ik begryp," zelde hy dan, „dat de juf
frouw gelukkig aan een ellendigen aanval
ontsnapt is. Boosdoeners, die in staat zqn
MAATSCHAPPIJ VAK VERZEKERING OP HET LEVEN
zulke misdaden te bedryven, zyn er maar
al te veel in de wereld. Is de misdadiger
aangehouden?"
„Neen".
„Nu, dan kan ik geen compliment maken
aan den politie-prefect," zeide Soliveau.
„zyne beambten leggen geen byzonderen
qver aan den dag."
„Doch zoo de schuldige niet gearresteerd
is, dan kan dit nog geschieden," hernam de
juffrouw.
„Gelooft gy dat?"
„Ja, dat geloof ik, en daartoe heb ik ook
redenen in overvloed. Eerst is men begonnen
met alle verdenking te legggen op nachte-
ïyke dieven, die de omstreken van Parys
onveilig maken.
„En thans niet meer?"
„liet schynt dat de magistraten tot. an
dere idéés zyn gekomen.
Ovidius kreeg een rilling over de lede
maten.
„Zoo! zoo!" hernam hq levendig. „En
wat denkt men nu?"
„Dat de misdaad een andere oorzaak had
dan diefstal. Haat misschien of wraak."
„Zoo! zoo! En waarop vestigt men dan
die veronderstelling?"
„Er is een spoor gevonden."
„Een spoor?" herhaalde Ovidius ontsteld.
„Ja".
„Van welken aard?"
„Men heeft het mes gevonden, dat op een
balein van Lucia's corset gebroken is, en
daarop het adres ontdekt van den fabrikant.
Nu heeft men reeds vernomen, dat het mes
gekocht is daags voor de misdaad, in den
avond door een net gekleed heer, die er
zeer goed uitzag."
De gewaande baron Arnold de Reiss werd
bleek van schrik en angst.
Amanda ging voort:
„Een heer, wiens haren beginnen te gry*
zen, ongeveer vyftig jaar oud."
Het meisje zweeg een oogenblik en staar
de Ovidius aau.
„Maar wat scheelt u toch?" vroeg zy.
„Uw arm beeft... Gevoelt gy u niet wel?"
„Ik ben zoo gezond als een vischje in het
water," zeide Ovidius, eene bovennatuur-
ïyke poging aanwendend om bedaard te
biyven. „Uw verhaal schynt my zoo belang
wekkend!... Dan denkt men, dat het die
goed gekleede heer is, <lie het meisje heefi
willen doodeu?"
„Juist."
„En met welk doel?"
„Dat weet men nog niet, doch men zal het
wel vernemenGy moet weten, dat dit
monster het mes gekocht heeft in hetzelfde
huis, waar Lucia woont. En de koop heeft
plaats gehad gedurende de oogenblikken.
dat jk by het meisje was en gy mij ln het
rytuig wachttet."
„Zonderling toeval
„Gy kunt den moordenaar zeer goed ge
zien hebben uit het rytuig."
„Misschien heb ik hem wel gezien, want
juist had ik liet oog op den messenwiukel,"
antwoordde Ovidius, die thans weer vol
komen bedaard was, „doch ik had niet de
geringste reden om hem gade te slaan en
daarom herinner ik my ook niets."
Amanda, wie het scheen dat haar plato
nische aanbidder op een zonderlingen toon
sprak, staarde hem verwonderd aan, en be
merkte nu voor het eerst hoe bleek hy er
uitzag, doch zq kwamen juist by Brébant
aan, zoodat hot' gesprek op dit oogenblik
werd onderbroken.
Men ging aan tafel in het bqzonder kabi
net, waar zy wel meer dineerden en na hun
potage gebruikt te hebben, hernam Ovidius
het gesprek daar, waar het eenige oogen
blikken te voren werd afgebroken.
„Dan zoekt men thans dien goed geklee-
den heer?"
„Ja."
„Waarom zou een man. die niet tot de
klasse der boosdoeners schynt te behooren,
het jonge meisje hebben aangerand?"
„Ik herhaal het u, uit wraak of uit
haat."
„Dan zon Lucia hem moeten kennen."
„zy beweert niet te weten, wie het mag
zyn. Maar ik geloof er niets van. Ik her
inner my nog hoe, een tyd geleden, een heer
naar haar zocht en alles in het werk stelde
om haar te vinden."
„Waarvan spreekt gy, Amauda?"
„Een commissionair kwam op zekeren
dag in het atelier om haar te zoeken."
Ovidius voelde eene rilling over zqne
leden gaan.
„Een commissionair!" herhaalde hy.
„Ja. Hy droeg er althans het kostuum
van en ile medaille. Hy kwam om Lucia en
bracht een brief mede."
„En wat wonderlijks ligt. daarin? Die
commissionair wilde haar wellicht don brief
afgeven, dien hy bij zich had."
„Daar Lucia niet in het atelier was, zoo
vroeg hy haar adres."
„Natuurlijk, om zich van zqne boodschap
te kunnen kwyten. Wat bewyst dat?"
„Dat. bewijst, dat men zich met Lucia
bozig hield, dat iemand haar kende, al ver
zekerde zy, dat zy noch vrienden noch ken
nissen had."
„Dat. is zeer logisch. Maar eet dan toch
kind. Gy doet niets dau praten on uw hord
blijft vol."
„Ik dacht dat gy er belang in steldet."
antwoordde zy, Ovidius in de oogen starend.
IIy doorstond dien blik zeer goed.
„Zeker stel ik er belang in, mnar men
kan zich toch niet üfteeds met dezelfde zaak
bezig houden."
„Welaan spreken wq dan over iets an
ders! Wat-hebt gy gedaan gedurende uwe
reis?"
„Ik heb verschillende handschriften ver
zameld." antwoordde Ovidius lachend.
„Van historische personen uit den goeden
ouden tyd?"
„Neen van nog levende wezens."
„Beroemde personen dan?"
„Volstrekt niet."
„En waar hebt gq u met dit zonderling
werk bezig gehouden?"
„Te Joigny."
Thans was liet de beurt van Ovidius om
het meisje in de oogen te staren. Hy zag
dat zy sidderde.
Amanda verbleekte op in 't oog loopende
wqze.
Doch spoedig weer had zq een onverschil
lig uiterlijk aangenomen.
„Zoo, zyt gq te Joigny geweest?" vroeg
zy. „Is dat eene schoone streek?"
„Eene zeer schoone," antwoordde Ovidius
met een nieuwen glimlach. „Het plaatsje is
amphitheatersgewijze gebouwd op eenen
heuvel, aan welks voet de heldere wateren
der Yonne zeer rustig heenvlleten. 't Is een
zeer schilderachtig stadje, doch zeer ver
moeiend voor den wandelaar. Ik heb daar
verscheidene personen ontmoet."
(Wordt vervolgd).