De Portierster
van Alfortville.
Gemeenteraad.
FEüTlLE TOM
NUMMER 56.
ZATERDAG 15 JULI 1922.
45e Jaargang
KAATSHEUVEL.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Vrijdag 7 |uli des
voormiddags ten 10 uur.
Voorzitter Edelachtb. heer Van Besouw.
Ongeveer 10 uur opent de Voorzitter
de vergadering; aanwezig alle leden.
De notulen der vorige vergadering
worden na voorlezing onveranderd goed
gekeurd en vastgesteld.
AAN DE ORDE
1. Ingekomen stukken.
Eenige ingekomen stukken van Ged.
Staten betreffende goedkeuring van ge
nomen raadsbesluiten worden voor
kennisgeving aangenomen.
2. Aanbieding gemeenteverslag en
verslag bedoeld in de woningwet over
1921.
Wordt voor de leden op de secretarie
ter inzage nedergelegd.
2. Adres van A. M. Vermeeren te
Loon-op-Zand inzake verkoop van grond.
Adressant zegt met verbazing in De
Echo van het Zuiden gelezen te hebben
dat door den raad besloten is grond,
die aan hem reeds was verkocht, te
verkoopen aan den heer van Loon. Aan
gezien hij het eerst dezen grond heeft
gekocht verzoek hij dringend hem deze
af te staan en het niet aan den heer
van Loon te geven.
De Voorzitter geeft de geschiedenis
weer.
Hij wijst er op dat een vorig jaar
door Vermeeren is gevraagd een per
ceeltje grond te kunnen koopen. Door
den raad is toen gezegd dat dit wel
ging op voorwaarden d.at er binnen een
zekeren tijd zou worden gebouwd en
niet voor speculatieve doeleinden zou
worden aangekocht.
Van alles is hij niet schriftelijk in
kennis gesteld doch door wethouder
Verschure is hem een en ander monde
ling medegedeeld en daarop is door
hem geantwoordaccoord. Echter is
nooit eenig positief antwoord van hem
gekomen, alleen toen hij in de gaten
heeft gekregen dat van Loon om dat
land was gekomen is hij gekomen en
heeft toen pas gezegd dat hij die grond
wilde hebben.
De opzichter heeft dezelfde verklarin
gen afgelegd als de heer Verschure.
De heer Verschure erkent gaarne dat
alles is gegaan zooals door den Voor
zitter is uiteengezet. Hij heeft den heer
Vermeeren gezegd wat hem door den
raad was opgedragen. Later heeft hij
nooit van den aanvrager iets meer daar
over gehoord en hij zelf heeft er ook
nooit meer over gesproken.
De heer de Bresser is de overtuiging
toegedaan dat hier alles te goeder trouw
is gegaan. Bij dergelijke zaken acht hij
schriftelijke afwerking echter verkies
lijker.
Voorzitter. Dat is zoo. Het is een les
voor de toekomst.
De heer de Wijs komt de heele zaak
vreemd voor. Er wordt gezegd dat door
Vermeer geen plannen werden gemaakt
om te bouwen, doch het bewijs dat dit
wel zoo is. is dat hij toch een stuk
van nDe Echo van het Zuiden
128)
grond afgeeft gelegen naast de woning
van den dokter. Hij zou willen vragen
of aan Vermeer de boodschap direct is
gedaan of eerst geruimen tijd later. Spr.
meent dat het hier meer een persoon
lijke kwestie is, want belangstelling
toonde de heer Vermeer z.i. genoeg als
men den burgemeester bezoekt en rekes
ten schrijft mag men toch aannemen dat
men in iets belang stelt.
De heer Verschure kan den juisten
datum niet meer zeggen waarop hij den
heer Vermeer gezegd heeft dat hij op
zekere voorwaarden het land kon koopen.
Zeker weet hij dat dit een dag of 3 of
4 nadat de vergadering is gehouden,
is gezegd.
De heer de Wijs zou zoo zeggen dat
dan de heer Vermeer zijn recht kwijt is.
Hij begrijpt echter maar niet waarom
men van Loon heeft laten ophouden
met werken.
De Voorzitter wil even opmerken dat
bij hem nooit geen adressen zijn inge
komen. Wel is de heer Vermeer bij hem
een keer of twee; misschien driemaal
geweest, doch eerst nadat besloten was
aan van Loon dat perceeltje grond te
verkoopen. Voor dien tijd heeft hij hem
daar nooit over komen spreken. Tijdens
zijn bezoek wist hij alles af te dingen
op den wethouder en den opzichter.
Ook dreigde hij met naar Ged. Staten
te gaan.
De Voorzitter wil er de leden vervol
gens nog op wijzen dat nooit een posi
tief besluit door den raad is genomen
om het te verkoopen. Wel is gezegd
dat Vermeer op enkele voorwaarden
kon koopen, doch positief verkocht is
het hem nooit en daarom is dan ook
nooit aan Ged. Staten goedkeuring ge
vraagd of kunnen gevraagd worden.
Voorzichtigheidshalve heeft men van
Loon nu met de werkzaamheden laten
staken omdat het land nog niet getrans
porteerd is.
De heer de Wijs zegt absoluut buiten
de personen te staan, maar alles is hem
zoo vreemd voorgekomen toen hij het
een en ander over deze kwestie heeft
hooren vertellen. Er worden bij deze
kwestie zooveel praatjes bijgehaald.
De heer Rijken meent dat Vermeer
in zijn recht is. Immers op de voor
waarden van den raad is hij ingegaan
en daardoor was hij kooper. Vanzelfs
behoefde hij nu ook niets van zich te
laten hooren, doch het gemeentebestuur
had dit moeten doen.
Wat betreft het dreigen met Ged.
Slaten, daar lacht hij ook eens om.
De heer van Lier wil op den voor
grond zeggen dat hij Vermeer niet kent en
hem heden voor 't eerst heeft gesproken.
Hij kan zich heel goed indenken welk
verloop de zaak bij Vermeer heeft ge
had. Toen deze niets van het gemeente
bestuur hoorde, dacht hij natuurlijk,
vooral omdat het bouwen nog zoo duur
was, ik laat dat land zoo lang nog on
bebouwd. Feit is het ook dat dit stukje
grond voor Vermeer meer waarde heeft
dan voor wie ook.
De heer van Lier verzoekt voorlezing
van de notulen.
Daaruit blijkt dat de zaak nog moet
worden afgehandeld.
De heer Roestenberg heeft ook steeds
den indruk gehad dat het 'recht aan
Vermeer is, want steeds zal deze eene,
afwachtende houding hebben aangeno
men en op antwoord gewacht hebben.
De andere ingezetenen aan wien het
land nu was verkocht zijn te vroeg met
de werkzaamheden begonnen.
De heer de Wijs meent dat de fout
hier alleen gezocht moet worden bij
Burg. en Weth.
Verschure. Van Loon heeft nu het
meeste recht op den grond.
De heer Roestenberg zou zeggen dat
geen van beiden nog van recht direct
kunnen spreken en daarom heeft hij
het voorstel van den Voorzitter in de
vergadering van Burg en Weth. gedaan,
toegejucht. Dat voorstel was n.L om
beide partijen eene minnelijke schikking
te laten treffen, doch jammer genoeg
is dit niet mogen gelukken.
De heer Snaphaan acht het wensche-
lijker deze kwestie in besloten verga
dering af te handelen.
De meeste leden vinden zulks niet
noodig en zijn de meening toegedaan
dat in openbare vergadering de zaak
moet worden afgedaan.
Van Lier. Het is een persoonlijke
kwestie.
Verschure. Voor mij niet, wel voor
de twee bouwers.
De Voorzitter zegt de overtuiging
toegedaan te zijn, dat Vermeer nog
niet zou zijn gekomen indien van Loon
niet was begonnen.
De heer van Lier merkt op dat in
de notulen niet staat aangegeven welk
terrein aan van Loon is verkocht. Eigen
aardig is het dan ook dat door van
Loon zoo'n ontzettende haast werd ge
maakt.
De heer van Wildenberg zegt dat van
Loon maanden geleden elders heeft ge
tracht om te koopen. Deze moet noodig
een huis hebben, vandaar dat hij direct
is begonnen.
De Bresser. Vermeer heeft om het
perceel in kwestie gevraagd. Van Loon
niet. die is het maar toegewezen.
De heer van Lier meent dat door
den opzichter in deze kwestie niet is
gehandeld zooals het behoort. De
scheiding was eerst recht, doch toen is
de opzichter bij Vermeer gekomen en
zei dat hij dat stukje grond, een spie,
aan den dokter moest afstaan er bij
voegend dat hij den grond goedkoop
genoeg had gekocht want dat deze
spoedig wel veel duurder zou zijn.
Er zit iets in het spel om Vermeer
te treffen, zegt spr. dat is uit alles te
zien.
De heer Verschure zegt hier nooit
iets van te hebben gehoord.
De heer van Lier herinnert zich goed
dat de prijs was gesteld op f 75 per
M. Gezegd was dat, hoe verder men
naar achteren zou komen, hoe goed-
kooper de prijs gesteld zou worden.
Door zoo te handelen kwam men nog
aan het geld wat het de gemeente heeft
gekost.
De heer Roestenberg vraagt of die
prijs niet te duur is. Dat land is door
de gemeente niet gekocht uit specula
tief oogpunt, maar om gelegenheid te
geven tot bouwen, hij zou denken dat,
hoe goedkeoper het land wordt ver
kocht, hoe eerder de straat zal zijn vol
gebouwd.
De Voorzitter geeft in overweging
niet meer te tornen aan de prijzen die
nu vastgesteld zijn.
Na nog eenige discussie wordt in
omvraag gebracht aan wie de raad het goedkoopere, zou worden aangebracht
land nu wil verkoopen aan Vermeer of
aan Van Loon.
Met elf tegen twee stemmen werd
besloten Vermeer het land definitief toe
te wijzen.
Voor Vermeer stemden de heeren
Brok, de Wijs, van Amersfoort, IJpelaar,
Snaphaan, Donkers, Van Lier, Roesten
berg, Rijken, de Bresser en van Kuijk.
Voor van Loon stemden de heeren
Verschure en van den Wildenberg.
De heer Rijken geeft in overweging
om de zaak betreffende het afstaan van
die spie grond, grondig te doen onder
zoeken.
De heer van Lier zegt dat Vermeer
liever 11 dan 10 M2 grond koopt.
De heer van' Amelsfoort wil niet heb
ben dat de opzichter zoo eigendunkelijk
optreed.
Voorzitter. Ik zal onderzoeken hoe de
zaak hier in elkander zit. Nu de stem
ming is gevallen ik zeg het nu pas
omdat ik geen invloed daarop heb willen
uitoefenen wil ik wel zeggen dat
het mijn overtuiging is, dat Vermeer de
grond niet moest hebben en dat er nog
heel wat stof door opgewaaid zal worden.
4. Schrijven van L. Maas te Kaats
heuvel, verzoekend hem te willen ver
koopen een spie grond gelegen voor
zijn akker aan de Verlengde Hoofdstraat.
Adressant wijst er op dat dit per
ceeltje grond voor de gemeente absoluut
geen waarde heeft. Nu wordt er door
omwonenden alleen allerlei vuil en afval
opgeworpen.
De Voorzitter zegt dat het een heel
klein stukje grond is wat voor de ge
meente geen waarde heeft, wel voor
Maas, omdat diens perceel juist daar
achter is gelegen. Wordt hij eigenaar,
dan zal hij het wel afpalen en vervallen
daardoor die geregelde vuilnishoopen.
Burg. en Weth. stellen voor het voor
f 100 te verkoopen.
IJpelaar. Dat is zeker geld genoeg.
6. Adres bewoners Telefoonstraat te
Kaatsheuvel verzoekende dezen weg te
willen verharden.
Adres inwoners van Loonopzand,
verzoekende de Nieuwe Straat aldaar
voor een gedeelte te verharden en voor
het overige te verbeteren.
Adressanten van Loonopzand wijzen
er op dat dagelijks 200 personen de
straat moeten passeeren en dit bij nat
weder onmogelijk droogvoets kunnen
doen. Ook vragen adressanten om ter
zijde van de straat boomen te willen
planten.
Adressanten van de Telefoonstraa
vragen nogmaals, maar dringend, ver
betering te willen aanbrengen. De be
woners kunnen nooit eenig raam open
laten staan omdat dan dadelijk alles vo
komt met zand wat vanaf de straat naar
binnen waait. De waterafvoer kan even
eens door de zandstuivingen niet gere
geld plaats hebben.
Adressanten wijzen er op dat de
bouwcommissie, die de grond van de
gemeente tegen driemaal verhoogde
prijzen heeft gekocht, steeds is gepaaid
dat daarvoor een harde weg zou worden
aangelegd.
De heer Van Amelsfoort moet op
merken dat met de besluiten van den
raad geen rekening wordt gehouden
door Burg. en Weth. Een vorige keer
is afwijzend beschikt op eenzelfde ver
zoek omdat de meerderheid niet was
te vinden om een onkosten te gaan
maken van f 60.000, doch toen is er b
gezegd dat een andere verbetering, eene
en tot heden is daar niets aan gedaan.
Voorzitter. Er is toen gezegd dat er
wel op een andere wijze eene verbetering
kon worden aangebracht, doch er is
niet bij gezegd dat Burg. en Weth.
daarvoor met plannen voor den dag
moesten komen.
De heer Van Amelsfoort wijst er nog
op dat met veel besluiten het zoo gaat.
Eerst was besloten het oude raadhuis
af te breken en toen zag men het weer
aan het Rijk verhuren.
Voorzitter. Dat besluit heeft de raad
zelf gewijzigd, want U zelf hebt toen
nog gezegd dat eerst het andere ge
nomen besluit moest worden inge
trokken.
Van Amelsfoort. Maar nu met zoo'n
weg ook, daar hoort men nu maar nooit
meer iets van.
Voorzitter. Als de raad Burg. en Weth.
het verzoek doen om met een voorstel
te komen, dan doen wij het.
De heer De Bresser zou gaarne zien
dat de toestand eens goed onder het
oog wordt gezien door Burg. en Weth.
en de wegencommissie en dat deze dan
in een volgende vergadering met voor
stellen komen. 1
De heer Van den Willigenberg meende
dat, wat Loonopzand betreft, besloten
was de straat aan te leggen, waterpas
en boomen ter zijde te plaatsen.
Voorzitter. Dat is niet besloten.
Van Lier. Het is wel besproken,
maar niet besloten.
De heer Van Amelsfoort meent dat,
als wordt besproken als hier het geval
s geweest, daar in opgesloten ligt dat
Burg. en Weth. daar verbetering hadden
moeten laten aanbrengen.
De heer Roestenberg zegt dat de 'neer
Van Amelsfoort veel praat zonder veel
e zeggen. Als een voorstel van Burg.
en Weth. niet wordt aangenomen en
de raad zegt dan dat kan beter zus en
zoo worden gedaan, dan wil dat niet
zeggen dat Burg. en Weth. met uitge
werkte plannen daarvan moeten komen.
Van Amelsfoort. Er is besloten om
een goedkoopere verbetering aan te
brengen.
Roestenberg. Dat is niet besloten.
Van den Wildenberg. De notulen
kunnen geraadpleegd worden.
Snaphaan. Toen het voorstel van
Burg. en Weth. was verworpen, is wel
gezegd dat er een sintelpad aangelegd
kon worden, doch opgedragen is dat niet.
De heer Van Amelsfoort meent dat
Burg. en Weth. dat stilzwijgend moeten
doen.
De heer Snaphaan wijst er op dat de
toestand daar zeer slecht is en dringend
verbetering eischt.
De heer van Amelsfoort zegt dat de
toestand overal even slecht is.
De heer Verschure zou in de Nieuw-
straat in Loonopzand een sintelpad
willen zien aangelegd, niet al te koste
lijk, want over een jaar of drie, wanneer
daar een klooster en schooi zal zijn
gebouwd, moet er toch een harden weg
worden aangelegd.
De heer van den Wildenberg merkt
op dat de raad niet tegen verharding
van die straten is, doch acht de tijd er
niet naar om zulke kostbare werken
te laten uitvoeren en op het oogenblik
kan er zeker niet aan gedacht worden
om er toe over te gaan, want men dient
zich goed rekenschap te geven hoe men
de talloos vele werkeloozen van den win
ter in het leven zal houden.
De heer de Bresser verklaart zich
De Echo vin net Zniden.
„Hebt Rij hem niet gezien. mama Lison".
„Neen, myn kind, neen; ik heb hem niet
gezien," antwoordde zy zoo vastberaden
mogelijk.
„De portierster heeft mij» gezegd, dal hy
er zeer droefgeestig uitzag."
„Dat zal zy zich maar hebben ingebeeld."
„.Misschien wel. Doch, indien hare oogen
eens goed gezien hebben!Ik ben zoo
angstig, mama Lison."
Jeanne huiverde.
„Angstig, lieve!" vroeg zy. „Maar waar
voor dan toch?"
„Sinds den morgen, dat mejuffrouw Har-
mant my bezocht, heeft zich een droevig
voorgevoel van my meester gemaakt."
„O, maak u niet moede over zaken, die
geen reden van bestaan hebben. Tracht die
in plaats zooveel mogelijk te vergeten. Wil
len vvy van avond saam dineeren?"
„Uitstekend, mama Lison."
,Ik zal voor de tafel zorgen, dan kunt gy
aan uw werk blyven. En nu geen sombere
gedachten meer, liefste! Hoort gfl dat?"
Jeanne verliet bet vertrek om voor de
noodige provisie te gaan zorgen.
„Arme, arme Lucia!" dacht de goede
vrouw, „wat zal zy een wreed lijden heb
ben te door staan, wanneer zy de waarheid
verneemt"
ZESTIGSTE HOOFDSTUK.
Toen Lucien's rytuig voor Harmant's ho
tel in de Murillostraat stilstond, stapte hy
uit, en na eenige aarzeling schelde hij aan
de poort.
„Is mejuffrouw Harmant thuis?" vroeg
hij aan den portier.
,Ja. mynheer Labroue. De juffrouw is
alleen. Mijnheer is nog niet teruggekeerd."
..Kan ik de juffrouw spreken?"
„Ik denk het wel, mynheer. Wil u binnen
komen en eenige oogenblikkeu wachten,
terwijl ik het den kamerdienaar vraag?"
„Mijnheer gelieve my te volgen," zeide
deze na enkele oogenblikkeu bij Lucien bin
nentredend, „mejuffrouw heeft mijnheer zien
binnenkomen en wacht hem in de kleine
zaal."
Mary stond tegen den schoorsteenmantel
en wachtte, 't Ontging haar niet, dat Lu
cien er zeer ontroerd uitzag, doch kon niet
raden, waaraan dit was toe te schrjjven.
Eeue koude rilling liep over hare ledema
ten, maar toch slaagde de jonge dame er in
hare onrust te verbergen.
„Myn vader is nog niet weergekeerd,
mynheer Lucien," zeide zy- „Het is zeer
lief van u, dat gy nu reeds gekomen zijt.
Wees welkom! Zet u hier neder en laat ons
wat praten."
Lucien neeg en gehoorzaamde.
„Wat ziet. gy er bleek uit!" ging zy leven
dig voort. ..Gij zyt toch niet IQderad, hoop
ik?"
„Ik heb veel geledeu, mejuffrouw," ant
woordde Lucien. „En gij begrijpt het wel.
thans nog iyd ik zeer zwaar."
,Eu waarom? Hebt gij soms eenig onaan
genaam onderhoud met myn vader gehad?
Papa is toch zoo goed, de beste der men
sehen, doelt somtyds wel wat voortvarend
„Ja, mejuffrouw, ik hel» een zeer smarte
lijk onderhoud met mijnheer uw vader ge
had, en dat is de oorzaak mijner droefheid."
„Ik begryp u niet."
„Luister mejuffrouw, en ik zal u alles
duidelijk maken. Wy hebben een beslissend
oogenblik bereikt. Er moet thans een hel
dere toestand tusscheu ons geboren worden.
Door openhartigheid zullen wij ver komen."
Mary werd doodsbleek.
„Het toeval, of om heter te zeggen, de
noodzakelijkheid om werk te vinden, heeft
my op zekeren-dag tot u gebraeht."
„Betreurt gy dien dag?" vroeg Mary met
gesmoorde stem.
„Ja. mejuffrouw, want die heeft heel wat
lyden verwekt. Dien dag zyt gij goed voor
mij geweest, liefderijk, medelijdend en toen
ik u eene. eeuwige erkentelijkheid zwoer,
loog ik niet. God is ruyn getuigeToen gij
by uw vader het verzoek van myn vriend
Georges Darier ondersteundet, hebt gij
tevens mfjne toekomst verzekerd."
„En toen?"
„Laat my voortgaan, als ik u verzoeken
mag, en duidt het mij niet ten kwade, zoo
mijne uitdrukkingen soms wat al te hits
zyn. Het is myn plicht u alles mede te dee-
len. Ik ben niet meer meester van myn hart.
My viel de bijzondere eer te beurt door u
opgemerkt en met. bijzondere welwillend
heid behandeld te worden eene welwillend
heid, waarop ik niet rekenen durfde."
„O. nu begryp ik." riep Mar.v uit. ..waar
om gy reeds zoo vroeg gekomen zyt en my
op zulke ijskoude wyze toespreekt dat ik
werkelijk er door ontsteld geraak. Gy komt
mij zeggen, dat gij my niet bemint, dat gij
mij nooit bentinnen kunt
„Het. gevoel, dat gij voor mij ondervindt,
mejuffrouw." hernam Lucien. .overmeester
de mij voor eene andereIk beminde".
„Ja, gy hemindet," hernam Paul Har
mant's dochter met bitterheid, „en gy be
mint nog. De hoop die ik koesterde mijn be
staan aan het uwe te verbinden was een
ijdele droom, anders niets!"
„Uw vader en gij, mejuffrouw, hebt alles
gedaan wat in uwe macht was om die liefde
te vernietigenDoch ik maak u daarvan
geen verwijt, gelief dat wel in aanmerking
te nemen. Uw persoonlijk belang leidde u,
mejuffrouw, en mijnheer Harmant gehoor
zaamde aan zijne vaderlijke teederheid...
Ik heb mij steeds op een afstand gehouden.
Dit veroorzaakte by u een zwaar lijden,
j dat weet ik; doch gy kunt het mij niet ten
kwade -duiden. Ik beminde! En gij weet
even goed als ik, dat, waar liefde gebiedt,
de mensch gehoorzaamt!"
„En nu komt gy mij mededeelen. niet
waar, dat er voor mij geene hoop meer is?"
vroeg Mary, ,,'t Is toch mijne schuld niet,
zoo ik u bemin. Zooeven hebt gij nog gezegd,
dal men niet meester zijns harten is... Kon
ik raden dat gij eene andere bemindet, dat
eene andere u wederliefde schonk? In het
gevoel, dat ik voor u opvatte, huisde geheel
mijn leven, hoort gij 't Geheel mijn leven,
i Heden bezit my die liefde en overmeestert
my, sterker dan ik zelve benTegen uwe
liefde vermag ik niets. Ik zal er in 't ver
volg ook niets meer tegen beproeven, volko
men overtuigd als ik ben, dat ik toch geene
overwinning behalen konDoch schenk
my nog eenige hoopVernietig myn leven
nietO, ik bid er u om en smeek 't op myn
knieën
Mary viel werkelijk voor Lucien op de
knieën neder, biddend en sineekeud met
tranen in de oogen, terwijl hare handen
koortsachtig bevend Lucien's handen gro
llen.
„Liefde is waanzinnigriep het meisje
uit „Hn ik beu waanzinnig! Die ongel uk-
kigen neemt men niets kwaiyk, alles wordt
hun vergevenIk ben nog te jong om te
sterven en ik wil ook leven. Ik zal leven,
zoo gy my zegt, dat gy later misschien tot
my zult komen, my eenigszins zult liefheb
ben... 't Is onwaarschyniyk, 't zij zoo!
Maar toch is het mogelijk. Misschien zal er
een dag komen, waarop gy haar niet meer
beminnen zult, die thans uw hart heeft
overmeesterd
„Van af heden kan of mag ik haar niet
uieer beminnen," zeide Lucien met een die
pen zucht.
Met een enkelen sprong stond Mary recht
Een wilde uitdrukking schitterde op hare
verbleekte wangen.
„Wat hebt gy daar gezegd?" riep zy uit
„Dat gy haar niet meer beminnen moogt
niet meer beminnen kunt?"
,Dat is zoo" antwoordde Lpcien op doffen
toon.
„Wat gebeurt er dan toch Wilt gy my in
overleg met uiyn vader door een gevoel van
medeiyden bedilegen, of is myn mededing
ster uwer o*waardig geworden?"
„Dat is zy."
„En spreekt gy de waarheid?"
„Ik zweer het!"
.Maar wat heeft het ellendige meisje toch
gedaan, zy voor wie ik zooveel geleden, zoo
veel geweend en zooveel slapelooze nachten
heb doorgebracht?"
„O, mejuffrouw, beleedig haar niet! Lucia
is de l'atsoenlykste onder de fatsoeniyken
Hein is zy als een engel iu den hemel!"
„En gy beweert haar niet. meer te bemin
nen. die gy in zulke wanne bewoordingen
verdedigt
„Ik inoet niet geweld uit myn hart de
liefde rukken, waarmede het vervuld was."
„LeugeiUaul I"
„Verschrikkelijke waarheid, mejuffrouw,
ik heb het recht niet de dochter van de
moordenaarster myns vaders te beminnen.
„Wat? Lucia?
„Is de dochter van Jeanne Fortier, we
gens moord op myn vader gepleegd, door de
rechtbank veroordeeld."
„Is liet mogelijk?" riep juffrouw Flar-
mant op een zonderlingen toon uit. „Tracht
gy my niet Iets wjjs te maken om my zoo
eonigen moed Ln te spreken?"
.Ziedaar het onbetwistbaar bewy.s." En
Lucien reikte Mary het bekende proces ver
baal over.
„Ha! Nu ben ik gewroken!" riep 't meisje
vol vreugde uit. na dit stuk gelezen te heb
ben.
Lucien's hart krom ineen van smart.
„Neen, gy kunt dat meisje niet beminnen!"
ging Mary voort.* „Gy moet haar haten!
God heeft u tot my willen brengen door
uwe <*>geu te openen voor de onwaardigheid
van haar, die gy meendet te beminuen. De
hemel beschermt my zichtbaar. Nu zal lk
leveu, want eene nieuwe hoop vervult myu
hart
„Luister nog een oogenblik mejuffrouw,"
hernam Looien. „Ik heb u nog niet alles
gezegdNeen. ik haat Lucia niet, wunf
het ongelukkige kind kan niet aansprakeiyk
gesteld worden voor de misdaden der moe
der. Maar myn plicht gebiedt mtj haar te
vergeten. Ik zai trachteu myne liefde nit
het hart) te rukken voor Jeanne Fort.ier's
dochter, doch er zal tyd daarvoor uoodlg
zyn, veel tijd, want de wond is diep, hevig
bloedend."
Met ingehouden adem. de oogen strak op
den spreker gericht, luisterde Mary.
Gy zoudt my niet gelooven, indien ik u
zeide. dat ik niet zwaar ïyd. Gy kunt er
niet aan twijfelen. Doch ik heb den strijd
tegen myn ïyden aanvaard. Ik wil vergeten
en ik zal vergeten. Dan zul my» hart vry
zyn. Dan wellicht zal het eerbiedig gevoel,
de diepe erkentelijkheid, die ik voor n on
dervindt, in een meer teeder gevoel over
gaan; doch laat my tot dan toe alleen met
myne droefheid. Vraag my niets meer, wees
tevreden met deze hoop, en leef voor uw
J vader, die u zoo innig bemintBelooft gy
4