De Portierster van Alfortville. Gemeenteraad. FEüTlLE TOM NUMMER 56. ZATERDAG 15 JULI 1922. 45e Jaargang KAATSHEUVEL. Openbare vergadering van den raad dezer gemeente op Vrijdag 7 |uli des voormiddags ten 10 uur. Voorzitter Edelachtb. heer Van Besouw. Ongeveer 10 uur opent de Voorzitter de vergadering; aanwezig alle leden. De notulen der vorige vergadering worden na voorlezing onveranderd goed gekeurd en vastgesteld. AAN DE ORDE 1. Ingekomen stukken. Eenige ingekomen stukken van Ged. Staten betreffende goedkeuring van ge nomen raadsbesluiten worden voor kennisgeving aangenomen. 2. Aanbieding gemeenteverslag en verslag bedoeld in de woningwet over 1921. Wordt voor de leden op de secretarie ter inzage nedergelegd. 2. Adres van A. M. Vermeeren te Loon-op-Zand inzake verkoop van grond. Adressant zegt met verbazing in De Echo van het Zuiden gelezen te hebben dat door den raad besloten is grond, die aan hem reeds was verkocht, te verkoopen aan den heer van Loon. Aan gezien hij het eerst dezen grond heeft gekocht verzoek hij dringend hem deze af te staan en het niet aan den heer van Loon te geven. De Voorzitter geeft de geschiedenis weer. Hij wijst er op dat een vorig jaar door Vermeeren is gevraagd een per ceeltje grond te kunnen koopen. Door den raad is toen gezegd dat dit wel ging op voorwaarden d.at er binnen een zekeren tijd zou worden gebouwd en niet voor speculatieve doeleinden zou worden aangekocht. Van alles is hij niet schriftelijk in kennis gesteld doch door wethouder Verschure is hem een en ander monde ling medegedeeld en daarop is door hem geantwoordaccoord. Echter is nooit eenig positief antwoord van hem gekomen, alleen toen hij in de gaten heeft gekregen dat van Loon om dat land was gekomen is hij gekomen en heeft toen pas gezegd dat hij die grond wilde hebben. De opzichter heeft dezelfde verklarin gen afgelegd als de heer Verschure. De heer Verschure erkent gaarne dat alles is gegaan zooals door den Voor zitter is uiteengezet. Hij heeft den heer Vermeeren gezegd wat hem door den raad was opgedragen. Later heeft hij nooit van den aanvrager iets meer daar over gehoord en hij zelf heeft er ook nooit meer over gesproken. De heer de Bresser is de overtuiging toegedaan dat hier alles te goeder trouw is gegaan. Bij dergelijke zaken acht hij schriftelijke afwerking echter verkies lijker. Voorzitter. Dat is zoo. Het is een les voor de toekomst. De heer de Wijs komt de heele zaak vreemd voor. Er wordt gezegd dat door Vermeer geen plannen werden gemaakt om te bouwen, doch het bewijs dat dit wel zoo is. is dat hij toch een stuk van nDe Echo van het Zuiden 128) grond afgeeft gelegen naast de woning van den dokter. Hij zou willen vragen of aan Vermeer de boodschap direct is gedaan of eerst geruimen tijd later. Spr. meent dat het hier meer een persoon lijke kwestie is, want belangstelling toonde de heer Vermeer z.i. genoeg als men den burgemeester bezoekt en rekes ten schrijft mag men toch aannemen dat men in iets belang stelt. De heer Verschure kan den juisten datum niet meer zeggen waarop hij den heer Vermeer gezegd heeft dat hij op zekere voorwaarden het land kon koopen. Zeker weet hij dat dit een dag of 3 of 4 nadat de vergadering is gehouden, is gezegd. De heer de Wijs zou zoo zeggen dat dan de heer Vermeer zijn recht kwijt is. Hij begrijpt echter maar niet waarom men van Loon heeft laten ophouden met werken. De Voorzitter wil even opmerken dat bij hem nooit geen adressen zijn inge komen. Wel is de heer Vermeer bij hem een keer of twee; misschien driemaal geweest, doch eerst nadat besloten was aan van Loon dat perceeltje grond te verkoopen. Voor dien tijd heeft hij hem daar nooit over komen spreken. Tijdens zijn bezoek wist hij alles af te dingen op den wethouder en den opzichter. Ook dreigde hij met naar Ged. Staten te gaan. De Voorzitter wil er de leden vervol gens nog op wijzen dat nooit een posi tief besluit door den raad is genomen om het te verkoopen. Wel is gezegd dat Vermeer op enkele voorwaarden kon koopen, doch positief verkocht is het hem nooit en daarom is dan ook nooit aan Ged. Staten goedkeuring ge vraagd of kunnen gevraagd worden. Voorzichtigheidshalve heeft men van Loon nu met de werkzaamheden laten staken omdat het land nog niet getrans porteerd is. De heer de Wijs zegt absoluut buiten de personen te staan, maar alles is hem zoo vreemd voorgekomen toen hij het een en ander over deze kwestie heeft hooren vertellen. Er worden bij deze kwestie zooveel praatjes bijgehaald. De heer Rijken meent dat Vermeer in zijn recht is. Immers op de voor waarden van den raad is hij ingegaan en daardoor was hij kooper. Vanzelfs behoefde hij nu ook niets van zich te laten hooren, doch het gemeentebestuur had dit moeten doen. Wat betreft het dreigen met Ged. Slaten, daar lacht hij ook eens om. De heer van Lier wil op den voor grond zeggen dat hij Vermeer niet kent en hem heden voor 't eerst heeft gesproken. Hij kan zich heel goed indenken welk verloop de zaak bij Vermeer heeft ge had. Toen deze niets van het gemeente bestuur hoorde, dacht hij natuurlijk, vooral omdat het bouwen nog zoo duur was, ik laat dat land zoo lang nog on bebouwd. Feit is het ook dat dit stukje grond voor Vermeer meer waarde heeft dan voor wie ook. De heer van Lier verzoekt voorlezing van de notulen. Daaruit blijkt dat de zaak nog moet worden afgehandeld. De heer Roestenberg heeft ook steeds den indruk gehad dat het 'recht aan Vermeer is, want steeds zal deze eene, afwachtende houding hebben aangeno men en op antwoord gewacht hebben. De andere ingezetenen aan wien het land nu was verkocht zijn te vroeg met de werkzaamheden begonnen. De heer de Wijs meent dat de fout hier alleen gezocht moet worden bij Burg. en Weth. Verschure. Van Loon heeft nu het meeste recht op den grond. De heer Roestenberg zou zeggen dat geen van beiden nog van recht direct kunnen spreken en daarom heeft hij het voorstel van den Voorzitter in de vergadering van Burg en Weth. gedaan, toegejucht. Dat voorstel was n.L om beide partijen eene minnelijke schikking te laten treffen, doch jammer genoeg is dit niet mogen gelukken. De heer Snaphaan acht het wensche- lijker deze kwestie in besloten verga dering af te handelen. De meeste leden vinden zulks niet noodig en zijn de meening toegedaan dat in openbare vergadering de zaak moet worden afgedaan. Van Lier. Het is een persoonlijke kwestie. Verschure. Voor mij niet, wel voor de twee bouwers. De Voorzitter zegt de overtuiging toegedaan te zijn, dat Vermeer nog niet zou zijn gekomen indien van Loon niet was begonnen. De heer van Lier merkt op dat in de notulen niet staat aangegeven welk terrein aan van Loon is verkocht. Eigen aardig is het dan ook dat door van Loon zoo'n ontzettende haast werd ge maakt. De heer van Wildenberg zegt dat van Loon maanden geleden elders heeft ge tracht om te koopen. Deze moet noodig een huis hebben, vandaar dat hij direct is begonnen. De Bresser. Vermeer heeft om het perceel in kwestie gevraagd. Van Loon niet. die is het maar toegewezen. De heer van Lier meent dat door den opzichter in deze kwestie niet is gehandeld zooals het behoort. De scheiding was eerst recht, doch toen is de opzichter bij Vermeer gekomen en zei dat hij dat stukje grond, een spie, aan den dokter moest afstaan er bij voegend dat hij den grond goedkoop genoeg had gekocht want dat deze spoedig wel veel duurder zou zijn. Er zit iets in het spel om Vermeer te treffen, zegt spr. dat is uit alles te zien. De heer Verschure zegt hier nooit iets van te hebben gehoord. De heer van Lier herinnert zich goed dat de prijs was gesteld op f 75 per M. Gezegd was dat, hoe verder men naar achteren zou komen, hoe goed- kooper de prijs gesteld zou worden. Door zoo te handelen kwam men nog aan het geld wat het de gemeente heeft gekost. De heer Roestenberg vraagt of die prijs niet te duur is. Dat land is door de gemeente niet gekocht uit specula tief oogpunt, maar om gelegenheid te geven tot bouwen, hij zou denken dat, hoe goedkeoper het land wordt ver kocht, hoe eerder de straat zal zijn vol gebouwd. De Voorzitter geeft in overweging niet meer te tornen aan de prijzen die nu vastgesteld zijn. Na nog eenige discussie wordt in omvraag gebracht aan wie de raad het goedkoopere, zou worden aangebracht land nu wil verkoopen aan Vermeer of aan Van Loon. Met elf tegen twee stemmen werd besloten Vermeer het land definitief toe te wijzen. Voor Vermeer stemden de heeren Brok, de Wijs, van Amersfoort, IJpelaar, Snaphaan, Donkers, Van Lier, Roesten berg, Rijken, de Bresser en van Kuijk. Voor van Loon stemden de heeren Verschure en van den Wildenberg. De heer Rijken geeft in overweging om de zaak betreffende het afstaan van die spie grond, grondig te doen onder zoeken. De heer van Lier zegt dat Vermeer liever 11 dan 10 M2 grond koopt. De heer van' Amelsfoort wil niet heb ben dat de opzichter zoo eigendunkelijk optreed. Voorzitter. Ik zal onderzoeken hoe de zaak hier in elkander zit. Nu de stem ming is gevallen ik zeg het nu pas omdat ik geen invloed daarop heb willen uitoefenen wil ik wel zeggen dat het mijn overtuiging is, dat Vermeer de grond niet moest hebben en dat er nog heel wat stof door opgewaaid zal worden. 4. Schrijven van L. Maas te Kaats heuvel, verzoekend hem te willen ver koopen een spie grond gelegen voor zijn akker aan de Verlengde Hoofdstraat. Adressant wijst er op dat dit per ceeltje grond voor de gemeente absoluut geen waarde heeft. Nu wordt er door omwonenden alleen allerlei vuil en afval opgeworpen. De Voorzitter zegt dat het een heel klein stukje grond is wat voor de ge meente geen waarde heeft, wel voor Maas, omdat diens perceel juist daar achter is gelegen. Wordt hij eigenaar, dan zal hij het wel afpalen en vervallen daardoor die geregelde vuilnishoopen. Burg. en Weth. stellen voor het voor f 100 te verkoopen. IJpelaar. Dat is zeker geld genoeg. 6. Adres bewoners Telefoonstraat te Kaatsheuvel verzoekende dezen weg te willen verharden. Adres inwoners van Loonopzand, verzoekende de Nieuwe Straat aldaar voor een gedeelte te verharden en voor het overige te verbeteren. Adressanten van Loonopzand wijzen er op dat dagelijks 200 personen de straat moeten passeeren en dit bij nat weder onmogelijk droogvoets kunnen doen. Ook vragen adressanten om ter zijde van de straat boomen te willen planten. Adressanten van de Telefoonstraa vragen nogmaals, maar dringend, ver betering te willen aanbrengen. De be woners kunnen nooit eenig raam open laten staan omdat dan dadelijk alles vo komt met zand wat vanaf de straat naar binnen waait. De waterafvoer kan even eens door de zandstuivingen niet gere geld plaats hebben. Adressanten wijzen er op dat de bouwcommissie, die de grond van de gemeente tegen driemaal verhoogde prijzen heeft gekocht, steeds is gepaaid dat daarvoor een harde weg zou worden aangelegd. De heer Van Amelsfoort moet op merken dat met de besluiten van den raad geen rekening wordt gehouden door Burg. en Weth. Een vorige keer is afwijzend beschikt op eenzelfde ver zoek omdat de meerderheid niet was te vinden om een onkosten te gaan maken van f 60.000, doch toen is er b gezegd dat een andere verbetering, eene en tot heden is daar niets aan gedaan. Voorzitter. Er is toen gezegd dat er wel op een andere wijze eene verbetering kon worden aangebracht, doch er is niet bij gezegd dat Burg. en Weth. daarvoor met plannen voor den dag moesten komen. De heer Van Amelsfoort wijst er nog op dat met veel besluiten het zoo gaat. Eerst was besloten het oude raadhuis af te breken en toen zag men het weer aan het Rijk verhuren. Voorzitter. Dat besluit heeft de raad zelf gewijzigd, want U zelf hebt toen nog gezegd dat eerst het andere ge nomen besluit moest worden inge trokken. Van Amelsfoort. Maar nu met zoo'n weg ook, daar hoort men nu maar nooit meer iets van. Voorzitter. Als de raad Burg. en Weth. het verzoek doen om met een voorstel te komen, dan doen wij het. De heer De Bresser zou gaarne zien dat de toestand eens goed onder het oog wordt gezien door Burg. en Weth. en de wegencommissie en dat deze dan in een volgende vergadering met voor stellen komen. 1 De heer Van den Willigenberg meende dat, wat Loonopzand betreft, besloten was de straat aan te leggen, waterpas en boomen ter zijde te plaatsen. Voorzitter. Dat is niet besloten. Van Lier. Het is wel besproken, maar niet besloten. De heer Van Amelsfoort meent dat, als wordt besproken als hier het geval s geweest, daar in opgesloten ligt dat Burg. en Weth. daar verbetering hadden moeten laten aanbrengen. De heer Roestenberg zegt dat de 'neer Van Amelsfoort veel praat zonder veel e zeggen. Als een voorstel van Burg. en Weth. niet wordt aangenomen en de raad zegt dan dat kan beter zus en zoo worden gedaan, dan wil dat niet zeggen dat Burg. en Weth. met uitge werkte plannen daarvan moeten komen. Van Amelsfoort. Er is besloten om een goedkoopere verbetering aan te brengen. Roestenberg. Dat is niet besloten. Van den Wildenberg. De notulen kunnen geraadpleegd worden. Snaphaan. Toen het voorstel van Burg. en Weth. was verworpen, is wel gezegd dat er een sintelpad aangelegd kon worden, doch opgedragen is dat niet. De heer Van Amelsfoort meent dat Burg. en Weth. dat stilzwijgend moeten doen. De heer Snaphaan wijst er op dat de toestand daar zeer slecht is en dringend verbetering eischt. De heer van Amelsfoort zegt dat de toestand overal even slecht is. De heer Verschure zou in de Nieuw- straat in Loonopzand een sintelpad willen zien aangelegd, niet al te koste lijk, want over een jaar of drie, wanneer daar een klooster en schooi zal zijn gebouwd, moet er toch een harden weg worden aangelegd. De heer van den Wildenberg merkt op dat de raad niet tegen verharding van die straten is, doch acht de tijd er niet naar om zulke kostbare werken te laten uitvoeren en op het oogenblik kan er zeker niet aan gedacht worden om er toe over te gaan, want men dient zich goed rekenschap te geven hoe men de talloos vele werkeloozen van den win ter in het leven zal houden. De heer de Bresser verklaart zich De Echo vin net Zniden. „Hebt Rij hem niet gezien. mama Lison". „Neen, myn kind, neen; ik heb hem niet gezien," antwoordde zy zoo vastberaden mogelijk. „De portierster heeft mij» gezegd, dal hy er zeer droefgeestig uitzag." „Dat zal zy zich maar hebben ingebeeld." „.Misschien wel. Doch, indien hare oogen eens goed gezien hebben!Ik ben zoo angstig, mama Lison." Jeanne huiverde. „Angstig, lieve!" vroeg zy. „Maar waar voor dan toch?" „Sinds den morgen, dat mejuffrouw Har- mant my bezocht, heeft zich een droevig voorgevoel van my meester gemaakt." „O, maak u niet moede over zaken, die geen reden van bestaan hebben. Tracht die in plaats zooveel mogelijk te vergeten. Wil len vvy van avond saam dineeren?" „Uitstekend, mama Lison." ,Ik zal voor de tafel zorgen, dan kunt gy aan uw werk blyven. En nu geen sombere gedachten meer, liefste! Hoort gfl dat?" Jeanne verliet bet vertrek om voor de noodige provisie te gaan zorgen. „Arme, arme Lucia!" dacht de goede vrouw, „wat zal zy een wreed lijden heb ben te door staan, wanneer zy de waarheid verneemt" ZESTIGSTE HOOFDSTUK. Toen Lucien's rytuig voor Harmant's ho tel in de Murillostraat stilstond, stapte hy uit, en na eenige aarzeling schelde hij aan de poort. „Is mejuffrouw Harmant thuis?" vroeg hij aan den portier. ,Ja. mynheer Labroue. De juffrouw is alleen. Mijnheer is nog niet teruggekeerd." ..Kan ik de juffrouw spreken?" „Ik denk het wel, mynheer. Wil u binnen komen en eenige oogenblikkeu wachten, terwijl ik het den kamerdienaar vraag?" „Mijnheer gelieve my te volgen," zeide deze na enkele oogenblikkeu bij Lucien bin nentredend, „mejuffrouw heeft mijnheer zien binnenkomen en wacht hem in de kleine zaal." Mary stond tegen den schoorsteenmantel en wachtte, 't Ontging haar niet, dat Lu cien er zeer ontroerd uitzag, doch kon niet raden, waaraan dit was toe te schrjjven. Eeue koude rilling liep over hare ledema ten, maar toch slaagde de jonge dame er in hare onrust te verbergen. „Myn vader is nog niet weergekeerd, mynheer Lucien," zeide zy- „Het is zeer lief van u, dat gy nu reeds gekomen zijt. Wees welkom! Zet u hier neder en laat ons wat praten." Lucien neeg en gehoorzaamde. „Wat ziet. gy er bleek uit!" ging zy leven dig voort. ..Gij zyt toch niet IQderad, hoop ik?" „Ik heb veel geledeu, mejuffrouw," ant woordde Lucien. „En gij begrijpt het wel. thans nog iyd ik zeer zwaar." ,Eu waarom? Hebt gij soms eenig onaan genaam onderhoud met myn vader gehad? Papa is toch zoo goed, de beste der men sehen, doelt somtyds wel wat voortvarend „Ja, mejuffrouw, ik hel» een zeer smarte lijk onderhoud met mijnheer uw vader ge had, en dat is de oorzaak mijner droefheid." „Ik begryp u niet." „Luister mejuffrouw, en ik zal u alles duidelijk maken. Wy hebben een beslissend oogenblik bereikt. Er moet thans een hel dere toestand tusscheu ons geboren worden. Door openhartigheid zullen wij ver komen." Mary werd doodsbleek. „Het toeval, of om heter te zeggen, de noodzakelijkheid om werk te vinden, heeft my op zekeren-dag tot u gebraeht." „Betreurt gy dien dag?" vroeg Mary met gesmoorde stem. „Ja. mejuffrouw, want die heeft heel wat lyden verwekt. Dien dag zyt gij goed voor mij geweest, liefderijk, medelijdend en toen ik u eene. eeuwige erkentelijkheid zwoer, loog ik niet. God is ruyn getuigeToen gij by uw vader het verzoek van myn vriend Georges Darier ondersteundet, hebt gij tevens mfjne toekomst verzekerd." „En toen?" „Laat my voortgaan, als ik u verzoeken mag, en duidt het mij niet ten kwade, zoo mijne uitdrukkingen soms wat al te hits zyn. Het is myn plicht u alles mede te dee- len. Ik ben niet meer meester van myn hart. My viel de bijzondere eer te beurt door u opgemerkt en met. bijzondere welwillend heid behandeld te worden eene welwillend heid, waarop ik niet rekenen durfde." „O. nu begryp ik." riep Mar.v uit. ..waar om gy reeds zoo vroeg gekomen zyt en my op zulke ijskoude wyze toespreekt dat ik werkelijk er door ontsteld geraak. Gy komt mij zeggen, dat gij my niet bemint, dat gij mij nooit bentinnen kunt „Het. gevoel, dat gij voor mij ondervindt, mejuffrouw." hernam Lucien. .overmeester de mij voor eene andereIk beminde". „Ja, gy hemindet," hernam Paul Har mant's dochter met bitterheid, „en gy be mint nog. De hoop die ik koesterde mijn be staan aan het uwe te verbinden was een ijdele droom, anders niets!" „Uw vader en gij, mejuffrouw, hebt alles gedaan wat in uwe macht was om die liefde te vernietigenDoch ik maak u daarvan geen verwijt, gelief dat wel in aanmerking te nemen. Uw persoonlijk belang leidde u, mejuffrouw, en mijnheer Harmant gehoor zaamde aan zijne vaderlijke teederheid... Ik heb mij steeds op een afstand gehouden. Dit veroorzaakte by u een zwaar lijden, j dat weet ik; doch gy kunt het mij niet ten kwade -duiden. Ik beminde! En gij weet even goed als ik, dat, waar liefde gebiedt, de mensch gehoorzaamt!" „En nu komt gy mij mededeelen. niet waar, dat er voor mij geene hoop meer is?" vroeg Mary, ,,'t Is toch mijne schuld niet, zoo ik u bemin. Zooeven hebt gij nog gezegd, dal men niet meester zijns harten is... Kon ik raden dat gij eene andere bemindet, dat eene andere u wederliefde schonk? In het gevoel, dat ik voor u opvatte, huisde geheel mijn leven, hoort gij 't Geheel mijn leven, i Heden bezit my die liefde en overmeestert my, sterker dan ik zelve benTegen uwe liefde vermag ik niets. Ik zal er in 't ver volg ook niets meer tegen beproeven, volko men overtuigd als ik ben, dat ik toch geene overwinning behalen konDoch schenk my nog eenige hoopVernietig myn leven nietO, ik bid er u om en smeek 't op myn knieën Mary viel werkelijk voor Lucien op de knieën neder, biddend en sineekeud met tranen in de oogen, terwijl hare handen koortsachtig bevend Lucien's handen gro llen. „Liefde is waanzinnigriep het meisje uit „Hn ik beu waanzinnig! Die ongel uk- kigen neemt men niets kwaiyk, alles wordt hun vergevenIk ben nog te jong om te sterven en ik wil ook leven. Ik zal leven, zoo gy my zegt, dat gy later misschien tot my zult komen, my eenigszins zult liefheb ben... 't Is onwaarschyniyk, 't zij zoo! Maar toch is het mogelijk. Misschien zal er een dag komen, waarop gy haar niet meer beminnen zult, die thans uw hart heeft overmeesterd „Van af heden kan of mag ik haar niet uieer beminnen," zeide Lucien met een die pen zucht. Met een enkelen sprong stond Mary recht Een wilde uitdrukking schitterde op hare verbleekte wangen. „Wat hebt gy daar gezegd?" riep zy uit „Dat gy haar niet meer beminnen moogt niet meer beminnen kunt?" ,Dat is zoo" antwoordde Lpcien op doffen toon. „Wat gebeurt er dan toch Wilt gy my in overleg met uiyn vader door een gevoel van medeiyden bedilegen, of is myn mededing ster uwer o*waardig geworden?" „Dat is zy." „En spreekt gy de waarheid?" „Ik zweer het!" .Maar wat heeft het ellendige meisje toch gedaan, zy voor wie ik zooveel geleden, zoo veel geweend en zooveel slapelooze nachten heb doorgebracht?" „O, mejuffrouw, beleedig haar niet! Lucia is de l'atsoenlykste onder de fatsoeniyken Hein is zy als een engel iu den hemel!" „En gy beweert haar niet. meer te bemin nen. die gy in zulke wanne bewoordingen verdedigt „Ik inoet niet geweld uit myn hart de liefde rukken, waarmede het vervuld was." „LeugeiUaul I" „Verschrikkelijke waarheid, mejuffrouw, ik heb het recht niet de dochter van de moordenaarster myns vaders te beminnen. „Wat? Lucia? „Is de dochter van Jeanne Fortier, we gens moord op myn vader gepleegd, door de rechtbank veroordeeld." „Is liet mogelijk?" riep juffrouw Flar- mant op een zonderlingen toon uit. „Tracht gy my niet Iets wjjs te maken om my zoo eonigen moed Ln te spreken?" .Ziedaar het onbetwistbaar bewy.s." En Lucien reikte Mary het bekende proces ver baal over. „Ha! Nu ben ik gewroken!" riep 't meisje vol vreugde uit. na dit stuk gelezen te heb ben. Lucien's hart krom ineen van smart. „Neen, gy kunt dat meisje niet beminnen!" ging Mary voort.* „Gy moet haar haten! God heeft u tot my willen brengen door uwe <*>geu te openen voor de onwaardigheid van haar, die gy meendet te beminuen. De hemel beschermt my zichtbaar. Nu zal lk leveu, want eene nieuwe hoop vervult myu hart „Luister nog een oogenblik mejuffrouw," hernam Looien. „Ik heb u nog niet alles gezegdNeen. ik haat Lucia niet, wunf het ongelukkige kind kan niet aansprakeiyk gesteld worden voor de misdaden der moe der. Maar myn plicht gebiedt mtj haar te vergeten. Ik zai trachteu myne liefde nit het hart) te rukken voor Jeanne Fort.ier's dochter, doch er zal tyd daarvoor uoodlg zyn, veel tijd, want de wond is diep, hevig bloedend." Met ingehouden adem. de oogen strak op den spreker gericht, luisterde Mary. Gy zoudt my niet gelooven, indien ik u zeide. dat ik niet zwaar ïyd. Gy kunt er niet aan twijfelen. Doch ik heb den strijd tegen myn ïyden aanvaard. Ik wil vergeten en ik zal vergeten. Dan zul my» hart vry zyn. Dan wellicht zal het eerbiedig gevoel, de diepe erkentelijkheid, die ik voor n on dervindt, in een meer teeder gevoel over gaan; doch laat my tot dan toe alleen met myne droefheid. Vraag my niets meer, wees tevreden met deze hoop, en leef voor uw J vader, die u zoo innig bemintBelooft gy 4

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 5