De Portierster
van Alfortville.
TWEEDE BLAD.
Land- en Tuinbouw
Gemengd Nieuws.
rH
FEUILLETON
NUMMER 58
ZATERDAG 22 JULI 1922.
45e Jaargang.
Wat iedere maand te doen geeft
(2e helft Juli).
Nadruk verboden
Wanneer graan maaien Als hetj
koren rijp is, zal men zeggen. Ja maar
men onderscheidt bij het rijpingsproces
vier perioden: men spreekt van melk-
rijpheid, geelrijpheid, volrijpheid, en
doodrijpheid. Door Nowachi werd nage
gaan, wanneer het de meest gewenschte
tijd van maaien is, waarbij voor hem
vooral de eigenschappen van de nage-
rijpte korrels van gewicht waren. Zijn
conclusie was, dat vroeg maaien, d. w. z.
ten tijde van de geelrijpheid, verre de
voorkeur verdientalsdan wordt geen
vaste stof in de korrel meer opgenomen.
Bij later maaien heeft men verlies te
duchten van slagregens en hagelbuien
en ook van het maaien zelf. Is vroeg
maaien derhalve aan te bevelen, de
practische landbouwer weet hoe moeilijk
het is in de praktijk het juiste tijdstip
te treffen door allerlei oorzaken. Echter
in 't algemeen houdt men zich aan den
genoemden regel, ook als door droog
en heet weer de rijping op het laatst
wel plaats vindt. De zomerzaaitijd der
stoppel gewassen valt in de tweede helft
dezer maand en in Augustus, zoodra
het eerste gewas van het veld is, vangt
hij aan. Een oud spreekwoord zegt
de ploeg moet aan de zeis vastgebonden
zijn. In de omgeploegde roggestoppels
zaait men spurrie en knolgroen (herfst-
knollen), men kan er ook nog onverwijld
knolrapen in planten. In het land, dat
vrij komt van vroege aardappels, erwten
enz. plante men boerenkool, terwijl
groenbemestingsplantenlupinen, wikken
erwten, kunnen gezaaid worden in den
stoppel van rogge, vlas, "wintergerst en
koolzaad. Voor lupine bedenke men dat
een dag in Juli meer waard is dan 8
dagen in October. Om vlug te werken
kan men gebruik maken van de culi-
vator. Hoeveelheid zaad 200 K G. per
H. A. dicht zaaien houdt het onkruid
tegen. Dewijl blauwe lupinen sneller
groeien dan gele, zijn voor stoppellu
pinen de eerste aan te bevelen zij
kunnen ook beter tegen de kou, ver
dragen meer vocht dan de gele, en
zijn voor stuivend zand ongevoelig.
In den tuinGe kunt nu nog andijvie
(Winterandijvie) zaaien, de grond moet
vooral vochtig zijn later kunt ge het
bed uitdunnen, dus de planten deels
laten doorgroeien, deels verplanten.
Ook kunt ge thans andijvie planten op
de erwten en andere vrijgekomen bed
den, losse grond is het best. Neem eerst
de sterkste plantenzijn ze wat lang,
kort dan de bladeren wat in, doe dit
ook met de wortels. Bij droog weer
na het planten gieten, bij veel regen
tusschen de planten .schoffelen. Frambo
zen plukken moet voo rzichtig geschieden,
niet drukken, niet kwetsenEerst als
ze direct bij aanraking loslaten, zijn
ze rijpde kleur is dan donkerrood.
Voor verzending :moet men ze niet
overrijp laten worden. Plukt men de
van De Echo van het Zuiden".
130)
vruchtjes rein, dan behoeven ze voor
het gebruik niet gewassen te worden,
hierdoor toch verliezen ze veel van
hun aroma. Verwijder de wormpjes,
die er mogelijk inzittenBescherm uw
bessen en morellen met netten tegen
de vogels. De morellen, die donker
rood zijn, zijn goed en kunt ge om
kneuzen te voorkomen, met uw schaartje
afknippen. Het snoeien van bessenstrui-
ken kan ook nu geschieden door de
loten eenigszins in te korten, waardoor
de zon de vruchten beter beschijnt, wat
haar ten goede komt. Bessengelei is
niet alleen heerlijk, maar ook een uit
stekend middel tegen verkoudheid. Om
hang uwe perzieken met linnen gaas
tegen de wespen uw boomen hindert
dat niet. het gaas laat de lucht genoeg
door, en ge behoudt uw vruchten. Betast
ze niet, om te onderzoeken of ze al
zacht zijnelke druk is later tezien en
kan rotting veroorzaken. Deze tijd is
zeer aan te bevelen voor rozen steken
Van hout, dat uitgebloeid is, snijdt men
in schuinsche richting langs een oog
een stekde stekken komen in zuivere
aarde en verlangen een plaatsje in de
volle zon. Reeds na 2 a 3 weken maken
ze wortel, men zet ze dan in een klein
potje en bewaart ze in den aanstaanden
winter vorstvrij
Men schrijft uit Winschoten aan
de N. Rott. Crt.
Ook in dit blad is reeds met een
enkel woord melding gemaakt van een
oproerige beweging bij Sommerchenburg
in den Kreiz Neu Alderleben op twee
uur afstand van Helmstedt aan de lijn
Hannover—Magdenburg. Waar deze be
richten naar ons ter oore kwam
niet met de werkelijkheid overeenstem
den, hebben we den directeur derN.V.
Beleggings- en Cultuur-Mij., gevestigd
te Winschoten, welke Mij. Sommerchen
burg met landerijen exploiteert, om in
lichtingen verzocht, welke ons welwillend
werden verstrekt.
En uit diens mond vernamen we met
ontzetting, welke afschuwelijke toonee-
len zich daar in den nacht van Dinsdag
op Woensdag van de vorige week en
den volgenden dag hebben afgespeeld
en tevens met verbazing de houding
van verschillende regeerings-autoriteiten
in deze kwestie aangenomen.
De Mij. voornoemd heeft op het land
goed Sommerchenburg als bedrijfsleider
aangesteld een zekeren heer Van Ro
senberg, die met vrouw en 3 kinderen
het zoogen. logeerhuis bewoont. Het
slot staat leeg, alleen woont in een ge
deelte van een der vleugels de verwal
ter Muller. Op ditzelfde landgoed woon
de tot het vorig jaar nog onze vroegere
plaatsgenoot de heer O. de Wiljes, die
toen naar een ander landgoed van de
zelfde Mij. is overgeplaatst.
Sommerchenburg ligt tusschen kali
en bruinkoolmijnen in Saksen, aan de
grens van Brunswijk. Is de bevolking
van Midden-Duitschland al reeds van
meer opvliegenden aard dan b.v. de
Oost-Friezen, de mijnwerkersbevolking,
die in deze buurt zeer talrijk is, is bo-
vendien niet de minst rumoerige. Ze
vormt in dit opzicht een scherp con
trast met de landarbeiders die van veel
rustiger aard zijn en waarmede de heer
v. Rosenberg ook op zeer goeden voet
stond.
Op het landgoed bevonden zich sinds
langen tijd twee z.g. Schupo's, menschen
van de Schutz polizei. Niet ter bescher
ming van den heer v. Rosenberg en
zijn gezin daartoe bestond niet de
minste reden maar omdat op dit
landgoed evenals in die heele buurt
veel velddiefstallen plaats hebbenveld
vruchten, hout, enz. Deze Schupo's
waren stellig een doorn in het oog van
de mijnwerkers, wier weg van en naar
de mijnen over het landgoed leidde. En
zooals het overal elders gaat. bij feest
gelegenheden en drankgebruik worden
de gemoederen licht opgezweept en
gaat men ongedacht tot gewelddaden
over.
Bovendien mag niet uit het oog wor
den verloren, dat sedert den moord op
minister Rathenau een volslagen om
mekeer in de gemoederen der Duitschers
heeft plaats gemaaktonder de breede
lagen des volks heerscht een geweldige
haat tegen alles wat rechts heet of
vermoed wordt met rechts te houden.
We onthouden ons van een oordeel
over het al of niet gemotiveerde daar
van, constateeren enkel het feit.
Nu was er vorigen Dinsdag 4 Juli
een Schutzenfeest in Sommerdorf, een
dorpje een half uur van het slot gelegen.
Op een gegeven moment vormde zich
uit de deelnemers meerendeels mijn
werkers een troep, die in optocht
naar het slot toog, waarom en met welk
doel is niet bekend Toen v. Rosenberg
dit ter oore kwam, besloot hij de poor
ten, die toegang tot het slot geven te
sluiten, al wist hij dat indien geweld
gebruikt zou worden, deze niet bestand
waren den troep tegen te houden. Aan
vankelijk werd ook niet aan geweld
dacht, daar de laatste dagen wel meer
dergelijke optochten waren gehouden,
niet naar Sommerchenburg maar naar
een ander landgoed. Het bleek echter
al spoedig, dat deze betoogers minder
vredelievende gedachten koesterden,
want ze waren metstokken en knuppels
gewapend.
Van Rosenberg bevond zich met de
beide Schupo's, de Verwalter Muller
en een jongen Inspector, Berthold ge
naamd, achter de poort. Toen de troep
deze opengemaakt had en zich op eenige
schreden van de 5 mannen bevond,
vroeg v. Rosenberg hun wat ze wilden,
waarop geantwoord werd „Wir werden
verhandelen". Dat ze verschillende
eischen zouden hebben gesteld als het
uitleveren van een vijg enz. zooals
in sommige bladen werd vermeld
is onjuist.
Waarover ze wilden onderhandelen
werd niet gezegd, trouwens voor dat
er van over en weer praten sprake kon
zijn, viel er uit de menigte een schot,
waardoor een der politie-beambten in
den arm werd getroffen. Deze sommeer
den daarop de menigte achteruit te
gaan en als daaraan niet werd voldaan,
maakten zij van hun vuurwapens ge
bruik. Een 13-jarige jongen werd in het
nu volgend vuurgevecht doodgeschoten.
Een heftige woede maakte zich daarop
van de menigte meester, die met kracht
opdrong naar de tweede poort, waar
achter de verdedigers hadden post
gevat, nadat van Rosenberg, Muller en
Berthold hun jachtgeweren inmiddels
hadden gehaald.
Van weerskanten vielen nu schoten
en Van Rosenberg werd spoedig ge
troffen door een kogel, die een zijner
onderbeenen verbrijzelde. Onder aan
houdend vuren uit de menigte .werd
hij door een paar andere inmiddels
aangekomen bedienden, een Veldhüter
en een koetsier, in zijn woonhuis ge
dragen. De menigte steeds aangroeiende
drong geleidelijk meer en meer op en
begon éen ware schietpartij op de
woning van v. Rosenberg. Diens vrouw
telefoneerde aan den Landrat van
Magdenburg om hulp doch ontving van
dezen bescheid, dat geen politie ge
zonden kon worden, daar dit provo-
ceerend zou werken
En ondertusschen groeide de menigte'
van honderden tot duizenden aan, er
waren er zelfs, die uit Magdenburg
waren gekomen.
De vrouwelijke bewoners van het
huis twee dienstmeisjes, een kinder-
juffrouw, een boekhoudster vluchtten
de vrouw van v.' Rosenberg bleef bij
haar hulpbehoevenden man met den
Veldhüter en een anderen arbeider, die
zich bij hen had gevoegd en die v. R.
had verbonden. Vreeselijke oogenblik-
ken hebben deze menschen beleefd.
Den geheelen nacht hield het schieten
aan, geen ruit bleef heel. En telkens
greep de vrouw naar de telefoon om
hulp vragende, smeekende en telkens
te vergeefs. Doktershulp werd gevraagd
en kwam ook, maar de dokter werd-
door de menigte niet doorgelaten.
Eindelijk om 9 uur gaf de Landrat
van Magdenburg aan haar smeeken
gehoor en werd een vrachtauto met
28 Schutzpolizei gewapend met ma
chinegeweren naar Sommerchenburg
gezonden. De auto werd echter op een
kwartier afstand van het slot op een
kruispunt staande gehouden door een
bode van den burgemeester van het dorp
Völpke, die de politie-beambten kwam
verwittigen, dat ze niet naar Sommer
chenburg moesten gaan, maar eerst
naar den burgemeester van Völpke
Deze ontried heiT naar het slot te gaan,
waartegen de luitenant opkwam. En
terwijl de politiemannen werden opge
houden, ging het vernielingswerk voort,
werd zelfs de schaapstal in brand ge
stoken, maar gelukkig dadelijk door de
brandweer van Sommerchenburg ge-
bluscht. Nogmaals beproeft mevrouw
van Rosenberg bij den burgemeester
van Sommersdorf hulp te krijgen, maar
ontvangt tot bescheid „Ik kan er niets
aan doen". Tot des morgens 6 uur
duurde die toestand. Toen arriveerde
de Landrat van Magdenburg met de
auto uit Völpke Het plein voor het
woonhuis van v. Rosenberg werd op
gereden en zou de Landrat vandaar
de menigte toespreken. Niet eerder
echter voor allen zich op het plein
hadden verzameld, hij wilde allen om
zich heen hebben. Het gevolg was, dat
binnen enkele oogenblikken het geheele
plein met een dichte menigte was bezet;
de auto kwam in het gedrang, de ma
chinegeweren werden naar beneden ge
haald en de Schupo's in minder dan
geen tijd ontwapend. Op de vraag van
den Landrat of hem toegestaan werd
den gewonden v. Rosenberg te halen,
antwoordde men uit de menigte „Haal
jij ze er maar uit, wij zullen het anders
wel doen. Hier valt niet te praten, hier
moet bloed om bloed vloeien."
De Landrat begaf zich met enkele
andere autorieteilen in huis, maar me^
hen ook de menigte en direct werd
begonnen met het allerschandelijkste
vernielingswerk. Van het geheele ameu
blement van v. Rosenberg er waren
5 kamers, 1 keuken,, eenige slaapka
mers, waaronder ook een voor den
directeur der Mpij. bleef niets, maar
letterlijk ook niets over. Geen eetwaren,
geen kopje, geen schoteltje, geen klee-
ren, niets, niets en nog eens niets 1
De kinderen van het echtpaar van
Rosenberg werden door den Landrat
in den auto medegenomen, v. R. zelf
dorst men niet meenemen. En daarop
begon de ontaarde troep met de gru
welijkste mishandeling van den weer-
loozen man. Met stokken, geweren en
sabels werd er op los geslagen, een
revolver werd hem voor het hoofd ge
houden, doch gelukkig hield hij bijtijds
zijn hand omhoog, waardoor de kogel
de hand doorboorde, alleen een deuk
in het hoofd veroorzakende, de schedel
werd stuk geslagen, eveneens zijn
linkerarm, zijn rechterhand met een bot
mes bewerkt, in het kort de man werd
beestachtig mishandeld en mag het een
wonder heeten dat hij het leven er niet
bij ingeboet heeft. Neemt men in aan
merking dat zijn vrouw dit tooneel
moest bijwonen en op de knieën
smeekte toch op te houden, dan krijgt
men een indruk van de ontzettende
folteringen, waaraan deze menschen
hebben blootgestaan.
Ten slotte deed v. R., alsof hij dood
was, maar nog moest hij allerlei stom
pen en folteringen verduren zoo werd
hem een brandende lucifer onder den
neus gehouden om te zien of het leven
wel degelijk geweken was. maar on
danks de schrijnende pijnen hield hij
den adem in. Een ander bracht den
armen man met een mes een halswonde
toe, de kleeren waren hem van het
lichaam gescheurd. En dat alles ver
droeg hij schijnbaar dood, maar steeds
met het volle bewustzijn.
Voor dood werd hij ook uit het huis
gebracht, onder een oude deken, eerst
per wagen en vervolgens met een auto
naar het ziekenhuis te Helmstedt ver
voerd. Hier was men echter zoo bevreesd
voor de woede der menigte, dat v. R.
aan de achterzijde het ziekenhuis weder
werd uitgebracht en naar dat te Mag
denburg getransporteerd.
De Veldhüter, die heel den tijd bij
v. R. was geweest en hem meermalen
beschermd had, werd door de woeste
menigte tot spitsroedenloopen veroor
deeld. Dit bestond hierin dat de man
tusschen twee rijen van lieden moest
doorloopen die hem met messèn, vorken
of dergelijke voorwerpen bewerkten.
Hij bezweek onder de handen van zijn
niets ontziende beulen.
De andere beambten zijn overal heen
gevluchtde Verwalter Muller bevindt
zich bij familie te Magdenburg, de
boekhoudster die eerst naar Helmstedt
was gevlucht, maar zelfs daar voor de
woedende menigte niet veilig bleek, kon
zich, door zich als dienstmeisje in het
hotel te Helmstedt te verkleeden, naar
Leipzig begeven. De verblijfpaats van
den inspector Berthold was Zaterdag
nog niet bekend. Van het landgoed zijn
een 30 a 40 tal varkens gestolen en
eenige schapen, terwijl alle paarden
tuigen waren stukgesneden. De vruchten-
tuin met broeikassen, vroege vruchten,
een 200-tal abrikozen, morellen, appel
en pereboomen enz. enz., is letterlijk
vertrapt, pe schade is natuurlijk groot.
Donderdag was het dorp en omgeving
De Echo van het Zuiden.
Do gewezen ageiat tier openbare veilig
heid bewoonde een net buisje bij den in
gang van het dorp «sin den oever der Seine.
Aan de deur dier, woning leverde de dok
ter den tachtigjarige aan de zorgen zyner
dochter en kleindochter over. Daar nam liy
afscheid.
Ily volgde den> weg langs de Seine en-
ging bet hotel voorbij, waar Ovidius kamers
besproken bad.
De waardin stond op den drempel.
Zjj groette den dokter en vroeg:
..Mijnheer, hoe is het met mevrouw uwe
zuster
„Veel beter, 'goede madame. Ze is bijna
hersteld."
„Dan zult gjj ons spoiedig verlaten."
„Binnen enkele dagen ,zal ik myne werk
zaamheden te Parijs gaan voortzetten."
De dokter groette en zettte zijn weg voort.
Ovidius was op zyne stappen terugge
keerd. Nog steeds dacht lr.ij er over na wie
toch wel de beide personen mochten zyn, die
bij aan den voet van den' ouden eik ont
moet bad. Tóen hy lungs hetzelfde plekje
terugkeerde waren zy verdwenen.
Een langgerekt en steherp gefluit verkon
digde hem, dat de trein BoLs-Je-Roi naderde.
Ovidius liep wat snell er.
De werkster van Madame Augustine
stapte uit een coupé e erste klasse, bijzonder
koket gekleed.
De aangekomene lui *1 een vrjj groot kof
ter bij zich. dat in li et bagagebureau werd
gedeponeeerd.
„Hebt gjj iets ges fhikts gevonden?" zoo
vroeg zjj «au den, gewaandeu baron de
Reiss.
„Een oogenblikDan kunt «ij er zelve
over oordeelen."
„Het diner?"
„Wacht ons."
„Het bootje?"
„Het hotel heeft er zes. (lij hebt slechts
te kiezen."
Na eenige minuten kwamen Ovidius en
zijne gezellin in bet Rendez-vous der Jagers
aan.
De tafel werd gedekt.
Ovidius liet .een knecht roepen, die de
koffer van Amanda aan bet. station moest
balen.
Hoe vindt madame bare kamers?" vroeg
de waardin.
„Goed. zeer goed."
„Dat dacht ik wel. Gij hebt een vroolyk
uitzieht. Geen buren dan aan de achterzijde,
waar een zieke dame woont, de zuster van
dokter Richard."
„Een dokter." hernam Amanda lachend.
„Als ik ziek word, dan roep ik maar even
over het muurtje heen."
„Hy zou u niet hooren. Het is een zeer
groote tuin en de woning staat aan de over
zijde."
Ovidius luisterde aandachtig en prentte
zich alles goed in bet geheugen.
„Kunnen wij dirieeren?" vroeg Amanda.
„Wy wachten slechts op madame." her
nam de waardin.
„Wel laat ons dan opdienen."
De tafel was gedekt in het kokette zaaltje
van het paviljoen dat Amanda reeds be
sloten had geheel en al voor eigen gebruik
in te richten.
Er werd eer gedaan aan de keuken van
het Rendez-vous der Jagers.
Wjj zullen dag voor dag niet nagaan hoe
de twee hun tijd doorbrachten, maar ons
alleen bepalen bij bet beschouwen der fei
ten. die in eenig verband staan niet de ge
schiedenis, die wjj onzen lezers verhalen.
Amanda verheugde zich zeer in de lan
delijke genoegens, die de streek haar bood.
Wel wantrouwde zij nog steeds baron Ar
nold de Reiss. aan wiens titel zij niet ge
loofde.
Wat kon Ovidius toch wel geleid hebben
om haar voorstel aan te nemen en naar bui
ten te gaan.
WolHelif hebben onze lezers zich reeds
deze vftiag gesteld.
De feiten zullen het weldra uitwijzen.
Reeds vier dagen waren de gewaande ba
ron en Amanda te Bois-le-Itoi.
De tochtjes te water, de wandelingen in
het boseh, de bezoeken aan schilderachtige
plaatsjes volgden elkander geregeld op en
waren vol afwisseling. En vaak kwam men
dan zeer vermoeid thuis om aan den voor-
zienen disch weer nieuwe krachten op Ie
doen.
Des avonds had Amanda, vermoeid door
dit afmattend leven, de gewoonte zich reeds
vroeg in hare kamer terug te trekken, doch
Ovidius zocht zyne vertrekken gewoonlijk
veel later op.
Wel vroeg Amanda, wanneer zy alleen op
hare kamer was, zich nieuwsgierig af, of
zy den baron niet zeer slecht beoordeelde.
Hij was steeds zooveel mogelijk aan hare
zijde, gereed aan al hare wenschen te vol
doen. en zy begon zelfs te gelooven. dat hij
er niet aan dacht van de declaratie gebruik
te maken, die hy te .Toigny had weten mees
ter te worden.
Ovidius dacht dat het tijd was te hande
len.
Amanda stelde na het tweede on thy t een
tochtje te water voor.
Ovidius, die een byzonder plan had opge
vat klaagde over hoofdpijn en verontschul
digde zich.
„Ik wil geen misbruik maken van uwe
goedheid, beste baron," zeide zij. „Ik ga
dan alleen., met myn visehtuig gewapend,
een" uurtje varen, ltust gy intusschen wat
uit. Een paar uur slapens zullen u wel
weer herstellen."
Ovidius begaf zich naar zyne kamer, ter
wijl Amanda haar hengelroede greep, met
al hetgeen zij overigens noodig had. Op den
oever der Seine gekomen, sprong zy vlug
in haar bootje en ging in de schaduw van
een grooten wilg een uitstekend plaatsje
kiezen.
Zoodra Amanda weg was. toonde Ovidius
geen teekenen van hoofdpijn meer.
„Een en twintig'jaar geleden", dacht hy.
„heb ik willen vernemen wat de valsche
Paul Harmant dacht, eri ik heb het verno
men. Heden wil ik weten wat Amanda van
mij denkt en dat zul ik ook vernemen. Ik
zal alles, alles weten."
Uit zijn valies dat zorgvuldig in een ge
sloten kast stond, haalde hij een flesclije te
voorschijn, dat hij met een glimlach op de
lippen een tijd lang beschouwde.
„Dit likeurtje zal mij even als vroeger
een volkomen succes opleveren." dacht hy.
Zorgvuldig stak hij dit flesclije in den
zak, na zyn valies weer te hebben opgebor
gen. en ging dan naar beneden, waar hy het
zaaltje binnen ging, dat bun tot eetvertrek
diende.
Soliveau wierp een oog op het geschilderd
buffet, waarop verscheidene likeurflesschen
bare plaats vonden, chartreuse, curayad,
anisette, enz.
Een dezer flesschen droeg een etiket, met
de woordenChartreuse verte, en hield nog
slechts vier ïl vyf kleine glaasjes in.
„Ziedaar wat Amanda steeds na de kof
fie gebruikt." sprak Ovidius tot zichzelf.
„Hedenavond ook weer zal zy er gebruik
van maken en het resuKaflt zal niet op zich
doen wachten."
Hij ontkurkte de flesch en goot dan den
inhoud van een paar lepeltjes uit het kleine
flesclije daarin over.
Dan bracht hy alles weer op zyne plaats,
en daar bij wegens zyn gewaande ziekte
niet mocht uitgaan, legde hy zich op een
canapé neder, waar hy onder den invloed
der warmte en der werkende digestie, spoe
dig in slaap viel.
Wy zullen hem laten slapen en intus
schen juffrouw Amanda gaan opzoeken,
die reeds een uur lang met aandachtig oog
de bewegingen volgde van den dobber.
Eensklaps werd hare aandacht afgewend
door een ongewoon gerucht aan de zyde der
spoorbaan die aan den overkant langs den
oever liep.
Een doordringend en schril stoomgefluit
liet zich zonder tusselienpoozen hooren, wel
dra gevolgd door een vreeselijk gekraak,
angstkreten, hulpgeroep en uitingen van
Pijn en smart.
Amanda stond recht in haar bootje en zij
zag eene menigte personen, niet wetende
wat zij deden, als dolzinnigen rondliepen,
terwijl anderen trachten de wagens te ver
laten. die half verbrijzeld daar in afgrijse
lijke wanorde lagen opgestapeld en omver
geworpen.
De kreten van hulpgeroep vermeerderden
nog.,
„Een vreeselijk ongelukdacht het
jonge meisje. „Wellicht twee treinen, die
op elkaar zijn geloopen
Zij maakte haar bootje aan den stam van
den wilg vast en sprong op den oever zon
der er aan te denken, dat hare kleederen er
zeer zonderling uitzagen, haastte z|j zich
naar het tooneel der ramp, in de nabijheid
van het station.
Tal van nieuwsgierigen volgde dien weg.
Een vreeselijk toneel bood zich aan hare
oogen.
Drie wagens waren geheel verbrijzeld.
Verschillende andere lagen terzijde gewor
pen.
Vreeselijke smart- en angstkreten stegen
uit die wagens op.
Op draagbaren werden reeds gewonden
weggedragen, erg verminkte personen.
De stationschef, bleek als een doode,
deelde zijn bevelen met bevende stem rond.
„Brengt de gekwetsten naar de hotels der
plaats! Dat. men zich haaste!"
Amanda bleek en vol angst had nabfy den
uitgang plaats genomen om de ongelukki-
gen te zien. die werden weggedragen.
De stroom der nieuwsgierigen drong haar
steeds meer vooruit, zoodat zy weldra de
eerste ry had ingenomen.
De verwoesting werd opgeruimd om de
lyken en gekwetsten te kunnen bereiken.
Redienden drongen een compartiment bin
nen. dat schier geheel vernield was.' om
onder toezicht van den chef de slachtoffers
er uit te halen.
Vier reizigers met erge wonden bedekt,
werden op matrassen weggedragen.
Eensklaps hoorde men eene stem:
„Daar ligt nog iemand, die dood schijnt
te zijn. Een jongeman."
„Misschien is hy slechts bewusteloos,"
antwoordde de chef. „Wees voorzichtig!"
Op dit «ogenblik kwamen twee doktoren
aan, de geneesheer der plaats en dokter
Richard, dien wij in het bosch met den
oude René Rose hebben hooren spreken.
(Wordt vervolgd).