De Portierster van Alfortville. TWEEDE BLAD. Land- en Tuinbouw Gemengd Nieuws. rH FEUILLETON NUMMER 58 ZATERDAG 22 JULI 1922. 45e Jaargang. Wat iedere maand te doen geeft (2e helft Juli). Nadruk verboden Wanneer graan maaien Als hetj koren rijp is, zal men zeggen. Ja maar men onderscheidt bij het rijpingsproces vier perioden: men spreekt van melk- rijpheid, geelrijpheid, volrijpheid, en doodrijpheid. Door Nowachi werd nage gaan, wanneer het de meest gewenschte tijd van maaien is, waarbij voor hem vooral de eigenschappen van de nage- rijpte korrels van gewicht waren. Zijn conclusie was, dat vroeg maaien, d. w. z. ten tijde van de geelrijpheid, verre de voorkeur verdientalsdan wordt geen vaste stof in de korrel meer opgenomen. Bij later maaien heeft men verlies te duchten van slagregens en hagelbuien en ook van het maaien zelf. Is vroeg maaien derhalve aan te bevelen, de practische landbouwer weet hoe moeilijk het is in de praktijk het juiste tijdstip te treffen door allerlei oorzaken. Echter in 't algemeen houdt men zich aan den genoemden regel, ook als door droog en heet weer de rijping op het laatst wel plaats vindt. De zomerzaaitijd der stoppel gewassen valt in de tweede helft dezer maand en in Augustus, zoodra het eerste gewas van het veld is, vangt hij aan. Een oud spreekwoord zegt de ploeg moet aan de zeis vastgebonden zijn. In de omgeploegde roggestoppels zaait men spurrie en knolgroen (herfst- knollen), men kan er ook nog onverwijld knolrapen in planten. In het land, dat vrij komt van vroege aardappels, erwten enz. plante men boerenkool, terwijl groenbemestingsplantenlupinen, wikken erwten, kunnen gezaaid worden in den stoppel van rogge, vlas, "wintergerst en koolzaad. Voor lupine bedenke men dat een dag in Juli meer waard is dan 8 dagen in October. Om vlug te werken kan men gebruik maken van de culi- vator. Hoeveelheid zaad 200 K G. per H. A. dicht zaaien houdt het onkruid tegen. Dewijl blauwe lupinen sneller groeien dan gele, zijn voor stoppellu pinen de eerste aan te bevelen zij kunnen ook beter tegen de kou, ver dragen meer vocht dan de gele, en zijn voor stuivend zand ongevoelig. In den tuinGe kunt nu nog andijvie (Winterandijvie) zaaien, de grond moet vooral vochtig zijn later kunt ge het bed uitdunnen, dus de planten deels laten doorgroeien, deels verplanten. Ook kunt ge thans andijvie planten op de erwten en andere vrijgekomen bed den, losse grond is het best. Neem eerst de sterkste plantenzijn ze wat lang, kort dan de bladeren wat in, doe dit ook met de wortels. Bij droog weer na het planten gieten, bij veel regen tusschen de planten .schoffelen. Frambo zen plukken moet voo rzichtig geschieden, niet drukken, niet kwetsenEerst als ze direct bij aanraking loslaten, zijn ze rijpde kleur is dan donkerrood. Voor verzending :moet men ze niet overrijp laten worden. Plukt men de van De Echo van het Zuiden". 130) vruchtjes rein, dan behoeven ze voor het gebruik niet gewassen te worden, hierdoor toch verliezen ze veel van hun aroma. Verwijder de wormpjes, die er mogelijk inzittenBescherm uw bessen en morellen met netten tegen de vogels. De morellen, die donker rood zijn, zijn goed en kunt ge om kneuzen te voorkomen, met uw schaartje afknippen. Het snoeien van bessenstrui- ken kan ook nu geschieden door de loten eenigszins in te korten, waardoor de zon de vruchten beter beschijnt, wat haar ten goede komt. Bessengelei is niet alleen heerlijk, maar ook een uit stekend middel tegen verkoudheid. Om hang uwe perzieken met linnen gaas tegen de wespen uw boomen hindert dat niet. het gaas laat de lucht genoeg door, en ge behoudt uw vruchten. Betast ze niet, om te onderzoeken of ze al zacht zijnelke druk is later tezien en kan rotting veroorzaken. Deze tijd is zeer aan te bevelen voor rozen steken Van hout, dat uitgebloeid is, snijdt men in schuinsche richting langs een oog een stekde stekken komen in zuivere aarde en verlangen een plaatsje in de volle zon. Reeds na 2 a 3 weken maken ze wortel, men zet ze dan in een klein potje en bewaart ze in den aanstaanden winter vorstvrij Men schrijft uit Winschoten aan de N. Rott. Crt. Ook in dit blad is reeds met een enkel woord melding gemaakt van een oproerige beweging bij Sommerchenburg in den Kreiz Neu Alderleben op twee uur afstand van Helmstedt aan de lijn Hannover—Magdenburg. Waar deze be richten naar ons ter oore kwam niet met de werkelijkheid overeenstem den, hebben we den directeur derN.V. Beleggings- en Cultuur-Mij., gevestigd te Winschoten, welke Mij. Sommerchen burg met landerijen exploiteert, om in lichtingen verzocht, welke ons welwillend werden verstrekt. En uit diens mond vernamen we met ontzetting, welke afschuwelijke toonee- len zich daar in den nacht van Dinsdag op Woensdag van de vorige week en den volgenden dag hebben afgespeeld en tevens met verbazing de houding van verschillende regeerings-autoriteiten in deze kwestie aangenomen. De Mij. voornoemd heeft op het land goed Sommerchenburg als bedrijfsleider aangesteld een zekeren heer Van Ro senberg, die met vrouw en 3 kinderen het zoogen. logeerhuis bewoont. Het slot staat leeg, alleen woont in een ge deelte van een der vleugels de verwal ter Muller. Op ditzelfde landgoed woon de tot het vorig jaar nog onze vroegere plaatsgenoot de heer O. de Wiljes, die toen naar een ander landgoed van de zelfde Mij. is overgeplaatst. Sommerchenburg ligt tusschen kali en bruinkoolmijnen in Saksen, aan de grens van Brunswijk. Is de bevolking van Midden-Duitschland al reeds van meer opvliegenden aard dan b.v. de Oost-Friezen, de mijnwerkersbevolking, die in deze buurt zeer talrijk is, is bo- vendien niet de minst rumoerige. Ze vormt in dit opzicht een scherp con trast met de landarbeiders die van veel rustiger aard zijn en waarmede de heer v. Rosenberg ook op zeer goeden voet stond. Op het landgoed bevonden zich sinds langen tijd twee z.g. Schupo's, menschen van de Schutz polizei. Niet ter bescher ming van den heer v. Rosenberg en zijn gezin daartoe bestond niet de minste reden maar omdat op dit landgoed evenals in die heele buurt veel velddiefstallen plaats hebbenveld vruchten, hout, enz. Deze Schupo's waren stellig een doorn in het oog van de mijnwerkers, wier weg van en naar de mijnen over het landgoed leidde. En zooals het overal elders gaat. bij feest gelegenheden en drankgebruik worden de gemoederen licht opgezweept en gaat men ongedacht tot gewelddaden over. Bovendien mag niet uit het oog wor den verloren, dat sedert den moord op minister Rathenau een volslagen om mekeer in de gemoederen der Duitschers heeft plaats gemaaktonder de breede lagen des volks heerscht een geweldige haat tegen alles wat rechts heet of vermoed wordt met rechts te houden. We onthouden ons van een oordeel over het al of niet gemotiveerde daar van, constateeren enkel het feit. Nu was er vorigen Dinsdag 4 Juli een Schutzenfeest in Sommerdorf, een dorpje een half uur van het slot gelegen. Op een gegeven moment vormde zich uit de deelnemers meerendeels mijn werkers een troep, die in optocht naar het slot toog, waarom en met welk doel is niet bekend Toen v. Rosenberg dit ter oore kwam, besloot hij de poor ten, die toegang tot het slot geven te sluiten, al wist hij dat indien geweld gebruikt zou worden, deze niet bestand waren den troep tegen te houden. Aan vankelijk werd ook niet aan geweld dacht, daar de laatste dagen wel meer dergelijke optochten waren gehouden, niet naar Sommerchenburg maar naar een ander landgoed. Het bleek echter al spoedig, dat deze betoogers minder vredelievende gedachten koesterden, want ze waren metstokken en knuppels gewapend. Van Rosenberg bevond zich met de beide Schupo's, de Verwalter Muller en een jongen Inspector, Berthold ge naamd, achter de poort. Toen de troep deze opengemaakt had en zich op eenige schreden van de 5 mannen bevond, vroeg v. Rosenberg hun wat ze wilden, waarop geantwoord werd „Wir werden verhandelen". Dat ze verschillende eischen zouden hebben gesteld als het uitleveren van een vijg enz. zooals in sommige bladen werd vermeld is onjuist. Waarover ze wilden onderhandelen werd niet gezegd, trouwens voor dat er van over en weer praten sprake kon zijn, viel er uit de menigte een schot, waardoor een der politie-beambten in den arm werd getroffen. Deze sommeer den daarop de menigte achteruit te gaan en als daaraan niet werd voldaan, maakten zij van hun vuurwapens ge bruik. Een 13-jarige jongen werd in het nu volgend vuurgevecht doodgeschoten. Een heftige woede maakte zich daarop van de menigte meester, die met kracht opdrong naar de tweede poort, waar achter de verdedigers hadden post gevat, nadat van Rosenberg, Muller en Berthold hun jachtgeweren inmiddels hadden gehaald. Van weerskanten vielen nu schoten en Van Rosenberg werd spoedig ge troffen door een kogel, die een zijner onderbeenen verbrijzelde. Onder aan houdend vuren uit de menigte .werd hij door een paar andere inmiddels aangekomen bedienden, een Veldhüter en een koetsier, in zijn woonhuis ge dragen. De menigte steeds aangroeiende drong geleidelijk meer en meer op en begon éen ware schietpartij op de woning van v. Rosenberg. Diens vrouw telefoneerde aan den Landrat van Magdenburg om hulp doch ontving van dezen bescheid, dat geen politie ge zonden kon worden, daar dit provo- ceerend zou werken En ondertusschen groeide de menigte' van honderden tot duizenden aan, er waren er zelfs, die uit Magdenburg waren gekomen. De vrouwelijke bewoners van het huis twee dienstmeisjes, een kinder- juffrouw, een boekhoudster vluchtten de vrouw van v.' Rosenberg bleef bij haar hulpbehoevenden man met den Veldhüter en een anderen arbeider, die zich bij hen had gevoegd en die v. R. had verbonden. Vreeselijke oogenblik- ken hebben deze menschen beleefd. Den geheelen nacht hield het schieten aan, geen ruit bleef heel. En telkens greep de vrouw naar de telefoon om hulp vragende, smeekende en telkens te vergeefs. Doktershulp werd gevraagd en kwam ook, maar de dokter werd- door de menigte niet doorgelaten. Eindelijk om 9 uur gaf de Landrat van Magdenburg aan haar smeeken gehoor en werd een vrachtauto met 28 Schutzpolizei gewapend met ma chinegeweren naar Sommerchenburg gezonden. De auto werd echter op een kwartier afstand van het slot op een kruispunt staande gehouden door een bode van den burgemeester van het dorp Völpke, die de politie-beambten kwam verwittigen, dat ze niet naar Sommer chenburg moesten gaan, maar eerst naar den burgemeester van Völpke Deze ontried heiT naar het slot te gaan, waartegen de luitenant opkwam. En terwijl de politiemannen werden opge houden, ging het vernielingswerk voort, werd zelfs de schaapstal in brand ge stoken, maar gelukkig dadelijk door de brandweer van Sommerchenburg ge- bluscht. Nogmaals beproeft mevrouw van Rosenberg bij den burgemeester van Sommersdorf hulp te krijgen, maar ontvangt tot bescheid „Ik kan er niets aan doen". Tot des morgens 6 uur duurde die toestand. Toen arriveerde de Landrat van Magdenburg met de auto uit Völpke Het plein voor het woonhuis van v. Rosenberg werd op gereden en zou de Landrat vandaar de menigte toespreken. Niet eerder echter voor allen zich op het plein hadden verzameld, hij wilde allen om zich heen hebben. Het gevolg was, dat binnen enkele oogenblikken het geheele plein met een dichte menigte was bezet; de auto kwam in het gedrang, de ma chinegeweren werden naar beneden ge haald en de Schupo's in minder dan geen tijd ontwapend. Op de vraag van den Landrat of hem toegestaan werd den gewonden v. Rosenberg te halen, antwoordde men uit de menigte „Haal jij ze er maar uit, wij zullen het anders wel doen. Hier valt niet te praten, hier moet bloed om bloed vloeien." De Landrat begaf zich met enkele andere autorieteilen in huis, maar me^ hen ook de menigte en direct werd begonnen met het allerschandelijkste vernielingswerk. Van het geheele ameu blement van v. Rosenberg er waren 5 kamers, 1 keuken,, eenige slaapka mers, waaronder ook een voor den directeur der Mpij. bleef niets, maar letterlijk ook niets over. Geen eetwaren, geen kopje, geen schoteltje, geen klee- ren, niets, niets en nog eens niets 1 De kinderen van het echtpaar van Rosenberg werden door den Landrat in den auto medegenomen, v. R. zelf dorst men niet meenemen. En daarop begon de ontaarde troep met de gru welijkste mishandeling van den weer- loozen man. Met stokken, geweren en sabels werd er op los geslagen, een revolver werd hem voor het hoofd ge houden, doch gelukkig hield hij bijtijds zijn hand omhoog, waardoor de kogel de hand doorboorde, alleen een deuk in het hoofd veroorzakende, de schedel werd stuk geslagen, eveneens zijn linkerarm, zijn rechterhand met een bot mes bewerkt, in het kort de man werd beestachtig mishandeld en mag het een wonder heeten dat hij het leven er niet bij ingeboet heeft. Neemt men in aan merking dat zijn vrouw dit tooneel moest bijwonen en op de knieën smeekte toch op te houden, dan krijgt men een indruk van de ontzettende folteringen, waaraan deze menschen hebben blootgestaan. Ten slotte deed v. R., alsof hij dood was, maar nog moest hij allerlei stom pen en folteringen verduren zoo werd hem een brandende lucifer onder den neus gehouden om te zien of het leven wel degelijk geweken was. maar on danks de schrijnende pijnen hield hij den adem in. Een ander bracht den armen man met een mes een halswonde toe, de kleeren waren hem van het lichaam gescheurd. En dat alles ver droeg hij schijnbaar dood, maar steeds met het volle bewustzijn. Voor dood werd hij ook uit het huis gebracht, onder een oude deken, eerst per wagen en vervolgens met een auto naar het ziekenhuis te Helmstedt ver voerd. Hier was men echter zoo bevreesd voor de woede der menigte, dat v. R. aan de achterzijde het ziekenhuis weder werd uitgebracht en naar dat te Mag denburg getransporteerd. De Veldhüter, die heel den tijd bij v. R. was geweest en hem meermalen beschermd had, werd door de woeste menigte tot spitsroedenloopen veroor deeld. Dit bestond hierin dat de man tusschen twee rijen van lieden moest doorloopen die hem met messèn, vorken of dergelijke voorwerpen bewerkten. Hij bezweek onder de handen van zijn niets ontziende beulen. De andere beambten zijn overal heen gevluchtde Verwalter Muller bevindt zich bij familie te Magdenburg, de boekhoudster die eerst naar Helmstedt was gevlucht, maar zelfs daar voor de woedende menigte niet veilig bleek, kon zich, door zich als dienstmeisje in het hotel te Helmstedt te verkleeden, naar Leipzig begeven. De verblijfpaats van den inspector Berthold was Zaterdag nog niet bekend. Van het landgoed zijn een 30 a 40 tal varkens gestolen en eenige schapen, terwijl alle paarden tuigen waren stukgesneden. De vruchten- tuin met broeikassen, vroege vruchten, een 200-tal abrikozen, morellen, appel en pereboomen enz. enz., is letterlijk vertrapt, pe schade is natuurlijk groot. Donderdag was het dorp en omgeving De Echo van het Zuiden. Do gewezen ageiat tier openbare veilig heid bewoonde een net buisje bij den in gang van het dorp «sin den oever der Seine. Aan de deur dier, woning leverde de dok ter den tachtigjarige aan de zorgen zyner dochter en kleindochter over. Daar nam liy afscheid. Ily volgde den> weg langs de Seine en- ging bet hotel voorbij, waar Ovidius kamers besproken bad. De waardin stond op den drempel. Zjj groette den dokter en vroeg: ..Mijnheer, hoe is het met mevrouw uwe zuster „Veel beter, 'goede madame. Ze is bijna hersteld." „Dan zult gjj ons spoiedig verlaten." „Binnen enkele dagen ,zal ik myne werk zaamheden te Parijs gaan voortzetten." De dokter groette en zettte zijn weg voort. Ovidius was op zyne stappen terugge keerd. Nog steeds dacht lr.ij er over na wie toch wel de beide personen mochten zyn, die bij aan den voet van den' ouden eik ont moet bad. Tóen hy lungs hetzelfde plekje terugkeerde waren zy verdwenen. Een langgerekt en steherp gefluit verkon digde hem, dat de trein BoLs-Je-Roi naderde. Ovidius liep wat snell er. De werkster van Madame Augustine stapte uit een coupé e erste klasse, bijzonder koket gekleed. De aangekomene lui *1 een vrjj groot kof ter bij zich. dat in li et bagagebureau werd gedeponeeerd. „Hebt gjj iets ges fhikts gevonden?" zoo vroeg zjj «au den, gewaandeu baron de Reiss. „Een oogenblikDan kunt «ij er zelve over oordeelen." „Het diner?" „Wacht ons." „Het bootje?" „Het hotel heeft er zes. (lij hebt slechts te kiezen." Na eenige minuten kwamen Ovidius en zijne gezellin in bet Rendez-vous der Jagers aan. De tafel werd gedekt. Ovidius liet .een knecht roepen, die de koffer van Amanda aan bet. station moest balen. Hoe vindt madame bare kamers?" vroeg de waardin. „Goed. zeer goed." „Dat dacht ik wel. Gij hebt een vroolyk uitzieht. Geen buren dan aan de achterzijde, waar een zieke dame woont, de zuster van dokter Richard." „Een dokter." hernam Amanda lachend. „Als ik ziek word, dan roep ik maar even over het muurtje heen." „Hy zou u niet hooren. Het is een zeer groote tuin en de woning staat aan de over zijde." Ovidius luisterde aandachtig en prentte zich alles goed in bet geheugen. „Kunnen wij dirieeren?" vroeg Amanda. „Wy wachten slechts op madame." her nam de waardin. „Wel laat ons dan opdienen." De tafel was gedekt in het kokette zaaltje van het paviljoen dat Amanda reeds be sloten had geheel en al voor eigen gebruik in te richten. Er werd eer gedaan aan de keuken van het Rendez-vous der Jagers. Wjj zullen dag voor dag niet nagaan hoe de twee hun tijd doorbrachten, maar ons alleen bepalen bij bet beschouwen der fei ten. die in eenig verband staan niet de ge schiedenis, die wjj onzen lezers verhalen. Amanda verheugde zich zeer in de lan delijke genoegens, die de streek haar bood. Wel wantrouwde zij nog steeds baron Ar nold de Reiss. aan wiens titel zij niet ge loofde. Wat kon Ovidius toch wel geleid hebben om haar voorstel aan te nemen en naar bui ten te gaan. WolHelif hebben onze lezers zich reeds deze vftiag gesteld. De feiten zullen het weldra uitwijzen. Reeds vier dagen waren de gewaande ba ron en Amanda te Bois-le-Itoi. De tochtjes te water, de wandelingen in het boseh, de bezoeken aan schilderachtige plaatsjes volgden elkander geregeld op en waren vol afwisseling. En vaak kwam men dan zeer vermoeid thuis om aan den voor- zienen disch weer nieuwe krachten op Ie doen. Des avonds had Amanda, vermoeid door dit afmattend leven, de gewoonte zich reeds vroeg in hare kamer terug te trekken, doch Ovidius zocht zyne vertrekken gewoonlijk veel later op. Wel vroeg Amanda, wanneer zy alleen op hare kamer was, zich nieuwsgierig af, of zy den baron niet zeer slecht beoordeelde. Hij was steeds zooveel mogelijk aan hare zijde, gereed aan al hare wenschen te vol doen. en zy begon zelfs te gelooven. dat hij er niet aan dacht van de declaratie gebruik te maken, die hy te .Toigny had weten mees ter te worden. Ovidius dacht dat het tijd was te hande len. Amanda stelde na het tweede on thy t een tochtje te water voor. Ovidius, die een byzonder plan had opge vat klaagde over hoofdpijn en verontschul digde zich. „Ik wil geen misbruik maken van uwe goedheid, beste baron," zeide zij. „Ik ga dan alleen., met myn visehtuig gewapend, een" uurtje varen, ltust gy intusschen wat uit. Een paar uur slapens zullen u wel weer herstellen." Ovidius begaf zich naar zyne kamer, ter wijl Amanda haar hengelroede greep, met al hetgeen zij overigens noodig had. Op den oever der Seine gekomen, sprong zy vlug in haar bootje en ging in de schaduw van een grooten wilg een uitstekend plaatsje kiezen. Zoodra Amanda weg was. toonde Ovidius geen teekenen van hoofdpijn meer. „Een en twintig'jaar geleden", dacht hy. „heb ik willen vernemen wat de valsche Paul Harmant dacht, eri ik heb het verno men. Heden wil ik weten wat Amanda van mij denkt en dat zul ik ook vernemen. Ik zal alles, alles weten." Uit zijn valies dat zorgvuldig in een ge sloten kast stond, haalde hij een flesclije te voorschijn, dat hij met een glimlach op de lippen een tijd lang beschouwde. „Dit likeurtje zal mij even als vroeger een volkomen succes opleveren." dacht hy. Zorgvuldig stak hij dit flesclije in den zak, na zyn valies weer te hebben opgebor gen. en ging dan naar beneden, waar hy het zaaltje binnen ging, dat bun tot eetvertrek diende. Soliveau wierp een oog op het geschilderd buffet, waarop verscheidene likeurflesschen bare plaats vonden, chartreuse, curayad, anisette, enz. Een dezer flesschen droeg een etiket, met de woordenChartreuse verte, en hield nog slechts vier ïl vyf kleine glaasjes in. „Ziedaar wat Amanda steeds na de kof fie gebruikt." sprak Ovidius tot zichzelf. „Hedenavond ook weer zal zy er gebruik van maken en het resuKaflt zal niet op zich doen wachten." Hij ontkurkte de flesch en goot dan den inhoud van een paar lepeltjes uit het kleine flesclije daarin over. Dan bracht hy alles weer op zyne plaats, en daar bij wegens zyn gewaande ziekte niet mocht uitgaan, legde hy zich op een canapé neder, waar hy onder den invloed der warmte en der werkende digestie, spoe dig in slaap viel. Wy zullen hem laten slapen en intus schen juffrouw Amanda gaan opzoeken, die reeds een uur lang met aandachtig oog de bewegingen volgde van den dobber. Eensklaps werd hare aandacht afgewend door een ongewoon gerucht aan de zyde der spoorbaan die aan den overkant langs den oever liep. Een doordringend en schril stoomgefluit liet zich zonder tusselienpoozen hooren, wel dra gevolgd door een vreeselijk gekraak, angstkreten, hulpgeroep en uitingen van Pijn en smart. Amanda stond recht in haar bootje en zij zag eene menigte personen, niet wetende wat zij deden, als dolzinnigen rondliepen, terwijl anderen trachten de wagens te ver laten. die half verbrijzeld daar in afgrijse lijke wanorde lagen opgestapeld en omver geworpen. De kreten van hulpgeroep vermeerderden nog., „Een vreeselijk ongelukdacht het jonge meisje. „Wellicht twee treinen, die op elkaar zijn geloopen Zij maakte haar bootje aan den stam van den wilg vast en sprong op den oever zon der er aan te denken, dat hare kleederen er zeer zonderling uitzagen, haastte z|j zich naar het tooneel der ramp, in de nabijheid van het station. Tal van nieuwsgierigen volgde dien weg. Een vreeselijk toneel bood zich aan hare oogen. Drie wagens waren geheel verbrijzeld. Verschillende andere lagen terzijde gewor pen. Vreeselijke smart- en angstkreten stegen uit die wagens op. Op draagbaren werden reeds gewonden weggedragen, erg verminkte personen. De stationschef, bleek als een doode, deelde zijn bevelen met bevende stem rond. „Brengt de gekwetsten naar de hotels der plaats! Dat. men zich haaste!" Amanda bleek en vol angst had nabfy den uitgang plaats genomen om de ongelukki- gen te zien. die werden weggedragen. De stroom der nieuwsgierigen drong haar steeds meer vooruit, zoodat zy weldra de eerste ry had ingenomen. De verwoesting werd opgeruimd om de lyken en gekwetsten te kunnen bereiken. Redienden drongen een compartiment bin nen. dat schier geheel vernield was.' om onder toezicht van den chef de slachtoffers er uit te halen. Vier reizigers met erge wonden bedekt, werden op matrassen weggedragen. Eensklaps hoorde men eene stem: „Daar ligt nog iemand, die dood schijnt te zijn. Een jongeman." „Misschien is hy slechts bewusteloos," antwoordde de chef. „Wees voorzichtig!" Op dit «ogenblik kwamen twee doktoren aan, de geneesheer der plaats en dokter Richard, dien wij in het bosch met den oude René Rose hebben hooren spreken. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 5