De Portierster van Alfortville. TWEEDE JBLAD. Gemeenteraad. FEUILLETON NUMMER 62ZATERDAG 5 CAPELLE. Openbare vergadering van den raad dezer gemeente op Dinsdag 1 Augustus des middags ten 2 uur. Voorzitter Edelachtbare heer Valter. Ongeveer 2.15 uur opent de Voorzit ter de vergadering. Afwezig is de heer A. de Roon. De notulen der vorige vergadering worden na voorlezing onveranderd goedgekeurd en vastgesteld De Voorzitter zegt alvorens tot be handeling der agenda wordt overgegaan hij in geheim comité de leden eenige inededeelingen heeft te doen en schorst daarom de openbare vergadering. Ongeveer drie uur heropent de Voor zitter de vergadering en stelt aan de orde 1. Ingekomen stukken. a. Proces-verbaal van kasopneming door Burg. en Weth. 14 Juli gedaan. Uit het onderzoek is gebleken dat de boeken ordelijk en regelmatig zijn bij gehouden en het dienovereenkomend bedrag f 13542,87 in kas aanwezig was. b. Een schrijven van den heer v. d. Horst hoofd der school te Loon- schendijk, houdende dankbetuiging voor het genomen raadsbesluit om een bij drage te verleenen voor de kinderen die uit deze gemeente daar ter school gaan, wordt voor kennisgeving aange nomen. De balans en de winst- en verlies rekening van den keuringdienst te 's-Bosch, alsmede het verslag van de Gezondheidscommissie wordt voor de leden ter visie gelegd 2. Aanbieding gemeenterekening dienst 1921, balans winst- en verlies rekening van het gemeentelijk Electrici- teitsbedrijf 1921, rekening dienst 1921 van het Burgerlijk Armbestuur en be grooting dienst 1923 van dat bestuur. 3. Benoeming van een commissie van drie leden tot onderzoek dier reke ningen en begrooting. Worden benoemd de heeren v. d. Hoeven, P. Treffers en A. de Roon. 4 Opmaking voordracht van twee leden van het College van Zetters. Worden benoemd de aftredende leden de heeren Middelkoop en Michael en tot plaatsvervangende leden de heeren J. v. d. Hoeven Bzn en C P. Treffers. 5." Behandeling van een verzoek van het bestuur der vereeniging tot oprich ting en instandhouding van scholen met den Bijbel, gevestigd te Capelle, om gelden beschikbaar te stellen voor stichting eener bijzondere school. Het bestuur schrijft tot stichting eener bijzondre lagere school over te willen gaan en verzoekt mitsdien haar daar voor het noodige geld beschikbaar te stellen of wel voor haar een school te bouwen met 5 klassen. De raming is, het koopen van grond en het installeeren inbegrepen f 53 700. Verder is ingekomen een adres van inwoners uit de kom van Capelle welke verzoeken niet mede te willen werken dat een Christelijke school tot stand komt. Van de bewoners van de Heistraat is een adres ingekomen waarin wordt ver zocht niet op het verzoek van het be stuur der Chr. School in te gaan. Adressanten wijzen er op dat het oprichten van een Chr. school overbodig is, wijl te Loonschendijk daarvoor ge legenheid is. van ,De Echo van het Zuiden 134) AUG. 1922. 45e Jaargang. In de memorie van toelichting bij dit adres gevoegd, wordt er op gewezen dat door het bestuur der Chr. School met het verzamelen van handteekeningen zeer lichtvaardig is te werk gegaan, wijl het een feit is dat verscheidene personen die geteekend hebben, zeggen hun kin deren toch niet naar die school te zullen zenden. Enkele onderteekenaars verkla ren hun kinderen alleen dan naar die school te zullen zenden als deze dichter bij hun woning zal worden gebouwd. Verder wijzen adressanten er nog op dat het de algemeene overtuiging is dat de kinderen, die thans de Chr. School te Loonschendijk bezoeken, daar zullen blijven en niet hier ter school komen Van den heer Geurts is een schrijven ingekomen, waarin hij mededeelt dat hij als lid van de vereeniging tot oprich ting en instandhouding van scholen met den Bijbel heeft bedankt. Mitsdien ver zoekt hij zijn handteekening onder het door die vereeniging aan den raad ge zonden adres als niet geplaatst te be schouwen. Van F. Roubos is een schrijven in gekomen waarin hij vraagt zijn hand teekening onder het door de vereeniging aan den raad gezonden adres als niet geplaatst te beschouwen Eenige dagen later is van Roubos een schrijven ingekomen, waarin hij verzoekt het vorige als niet ingekomen te beschouwen. De Voorzitter zegt uit de stukken te hebben begrepen dat het de bedoeling van de vereeniging is, dat de bestaande openbare school in de Heistraat haar wordt overgegeven. Dit echter mag niet worden gevraagd. Iets ander is het als de openbare school was opgeheven. Dit zou ook voor de gemeente de voor- deeligste manier zijn. De heer Sneep meent dat de raad met de bedoeling van de vereeniging niets heeft te maken en daar ook geen rekening mee heeft te houden. In haar adressen vraagt de vereeniging om een nieuwe school en dat heeft men nu te bespreken, niet wat hun bedoeling kan zijn. Spr. zegt op den voorgrond te willen zeggen, dat hij voor christelijk onderwijs niets voelt, doch wat bij hem zwaarder weegt is ten eerste dat er bewijzen zijn dat men de lijsten niet veel behoeft te vertrouwen en het een feit is dat er weinig menschen zijn die behoefte hebben aan Chr. Onderwijs. Ten twee de dat zij die voor hun kinderen Chr onderwijs willen hebben, dit kunnen krijgen in den Loonschendijk en in Waspik en ten derde dat er nog weinig menschen gevonden worden die hun kinderen naar die school zullen zenden want nu reeds zeggen ze dat als de school dichter bij hun woning komt te staan ze hun kinderen daarop zullen laten gaan en in het andere geval niet. Wat betreft het onderwijs, dit zal moeilijk beter kunnen zijn, dan het tegenwoordig hier is, meent Spr. Aller- wege is men daarover zeer tevreden, alsook over het personeel. Bovendien gaan de kosten boven de draagkracht van de gemeente. Men vraagt nu wel f 54000 doch men kan gerust rekenen dat eer alles klaar is, de kosten op f60.000 zullen komen en waar zal dat vandaan moeten komen De belastingbetalers zullen weer kunnen leggen. De heer Treffers wijst er op, dat overal groote mhlaise heescht en zuinig, heid gebiedend noodig is. De druk der belasting is zwaar en onverantwoorde, lijk durtt hij het noemen als men deze nog zwaarder zou doen gaan drukken. Spr. stelt zich de vraag of oprichting van een Christelijke School beslist noodig is. Volmondig kan daarop war den gezegd neen, absoluut neen. Buiten beschouwing kan worden ge laten of hij voor of tegen christelijk onderwijs is, alleen wil hij opmerken, dat hij tegen Godsdienst-onderwijs op school is, aangezien dat tweedracht zaait onder de jeugd, iets wat er later niet gemakkelijk meer uitgaat Hij zou een ieder vrij willen laten en godsdienst onderwijs uitsluitend willen laten geven in kerken of zoo. Hoofdzaak is voor ons de vraag wettigt een dergelijk iets, zulke kosten. Neen, want er bestaat gelegenheid op zeer korten afstand om het christelijk onderwijs te volgen. Er komt nog meer bij, gaat spr. verder. Ben ik goed ingelicht en ik meen dit te zijn dan zijn er onder de bestuursleden menschen van ver schillende godsdienstige richting, wat m.i het gevolg zal hebben dat er spoedig een tweede christelijke school bij zal komen. Waarheen zal het dan moeten met het belasting betalen. Dan zal de belastingdruk nog veel erger worden en daarom verklaar ik mij tegen het verzoek van de vereeniging. De heer Kerst zegt niet te behoeven te verklaren, dat hij vcor het christelijk onderwijs is. Op «het al of niet recht vaardige zal hij niet ingaan, want reeds een halve eeuw lang heeft men dat met tal van argumenten, gedaan in ge heel het land. De vraag is thans hoe moet de raad ten opzichte van deze kwestie staan. Hoe heeft de raad in deze te handelen. Wat is de taak van den raad? Met de totstandkoming heeft de raad niets te maken, daar zorgt de nieuwe Lager Onderwijswet voor. De raad heeft na te gaan of de stukken in orde zijn en is ten slotte hierin slechts een schakel, beter gezegd een controleerend lichaam. De raad heeft te controleeren, heeft na te gaan of alle stukken en lijsten in orde zijn. Door den heer Sneep is wel gezegd dat de lijsten erg onbetrouwbaar zijn, doch met hetzelfde recht kan hij dit zeggen van de lijsten der tegenpartij. Draaiers treft men overal aan en tusschen. Behoefte aan christelijk onderwijs is er in deze gemeente, dat heeft het feit bewezen dat talrijke kinderen naar de christelijke school vmi deri Loon schendijk zijn gezonden waardoor de openbare school in de Heistraat voor een deel is ontvolkt geworden. De be hoefte aan christelijk onderwijs is daarmede ten duidelijkste bewezen. Wat men niet in eigen gemeente heeft kunnen vinden is men in een andere gemeente gaan zoeken en toen was het onderwijs hier ook goed. Dat men buiten de gemeente de kin deren zendt, is wel een bewijs dat men hier wel degelijk groote behoefte heeft aan Christelijk onderwijs. Door den heer Treffers is erop ge wezen dat in het bestuur zitting hebben menschen van verschillende kerkeraden en dat daarom inde toekomst gevreesd moet worden voor oneenigheid. Even zoo gemakkelijk als de heer Treffers beweert dat er in de toekomst oneenig heid zal komen even gemakkelijk kan ik beweren dat dit niet het geval zal zijn. Gemakkelijker kan ik dit zelfs beweren want honderden scholen zijn er zoo opgericht en nog nooit is er iets gehoord van oneenigheid. De historie is daar om dit te bewijzen. Ook is gewezen op den plicht om de zuinigheid te betrachteu, welnu dat kan als de raad met het bestuur wil samen werken, dan zal de zuinigheid eer wor den bereikt dan wanneer zulks niet het geval is, want gaat de raad niet op het verzoek in, dan zal de vereeniging zich tot Ged. Staten vervoegen en dan komt de school er, zij het dat door de hou ding van den raad de totstandkoming daarvan wordt verdaagd. Ik voel veel voor zuinigheid, alhoewel ik dit niet in alles, laat ik zeggen op verkeerde manier, in toepassing zou willen brengen. Voor de helft van de schoolgaande kinderen wordt Om christelijk onderwijs gevraagd en nu gaat het niet aan dit verzoek zoo maar zonder meer te ne- geeren Men kan het geval gelijk stellen met een vader die 2 jongens heeft. De eene jongen zou hij bij barre kou in den winter twee jassen geven en den andere zou hij zeggen: Jongen, blijf jij maar in je hemd loopen, want het zit er niet aan om een jas te koopen, we moeten zuinig zijn. Die jongen zou heel terecht zeggenMaar vader, geef mij maar een jas van mijn broeder, die heeft er geen twee noodig als ik er geen heb. Alle inwoners moeten op gelijken voet worden gesteld. Dat is mijn opinie. Ik eerbiedig een ieders overtuiging, maar eisch dat ook Van anderen, dat wil ik nog even zeggen. Tenslotte wil ik nog opmerken dat het mijn vaste overtuiging is dat. wanneer wordt samengewerkt, door den raad en de vereeniging, in allen ernst de zuinigheid kan worden betracht. De heer Michaël vraagt of het niet noodig is dat ernstig wordt onderzocht of wel 120 kinderen die school zullen bezoeken. Het gaat gemakkelijk om een school met 5 klassen te bouwen. De heer Kerst merkt op ,dat de ver eeniging zelf zoo verstandig wel is ge weest en ze anders geen f 8000 zou storten. De heer Michaël zegt verder dat de heer Kerst gezegd heeft dat de raad uitgeschakeld moet worden, dat deze in de kwestie niets heeft te zeggen. Hij kan zich daarmee niet vereenigen. Spr. wil vooral de zuinigheid in alles betrachten. Stelt, aldus spr., dat de school in de Heistraat aan de vereeni ging wordt overgedragen, dan gaan toch zeker de helft van de kinderen over naar de schooi van het dorp zoodat deze dan te klein wordt met het gevolg dat ze moet worden vergroot wat voor de gemeente weer veel kosten met zich brengt. Ofwel die kinderen die nu een school hebben, zouden dan buiten de gemeente naar een school moeten gaan En als de raad hier geen zegging schap in heeft, dan begrijp ik niet dat alle stukken daarheen moeten worden gezonden. Wij zitten hier toch niet voor niets aan die groene tafel. Met de oprichting van de christelijke school is het anders gegaan, dat heeft men toen geheel uit eigen middelen gedaan. Thans wenscht men dat niet meer te doen en waagt men maar een aanval op de finantiën van de gemeente die toch al lang niet gunstig zijn. Laat ze toch rekening houden met de porte- monnaie van de belastingbetalers. Terecht is m.i. er ook al door andere sprekers op gewezen dat ouders die christelijk onderwijs voor hun kinderen wenschen, onverschillig in welke uithoek van de gemeente ze wonen, daarvan kunnen profiteeren. Altijd blijft men binnen de 4 K.M. Het eene deel van de gemeente kan voor het volgen van dat onderwijs terecht in Waspik, een ander deel in den Loonschendijk en het overige deel in Besoijen. Met het oog op de heerschende ma laise, ook met het oog op de gebiedende zuinigheid, wat in alles moet worden doorgevoerd, mag geen geld worden beschikbaar gesteld voor het bouwen van een christelijke school. Daar is alles tegen. Kerst. De heer Michaël doet voorko men als zou ik gezegd hebben dat de raadsleden in deze maar als kwajongens zitten. Ik heb alleen doen uitkomen hoe we ons aan de wet hebben te houden. Eene vereeniging die rechtspersoonlijk heid bezit en voldoet aan voorgeschre ven artikelen, krijgt een school. Dat is in de nieuwe lageronderwijswet vast gelegd. Om nu de zuinigheid te betrachten, heeft men gedacht dat het de beste manier zou zijn om de oude openbare school in de Heistraat over te geven. Dat vroeger door de christelijker! zelf uit eigen middelen scholen zijn opgericht, strekt hun tot eer. Het strekt hun tot eer dat, toen er nog geen gelijkstelling van het onderwijs was,) ze meer dan duizend scholen hebben opgericht en in stand gehouden en daarbij nog be taald hebben in de oprichting en in standhouding van openbare scholen. Meer dan een halve eeuw lang heeft men op het onbillijke daarvan gewezen en nu men die grove onbillijkheid ein delijk heeft weggenomen, mag men deze in onze gemeente niet laten voortduren. Deze gemeentenaren betalen ook be lasting. En is het nu niet meten met twee maten, zooals de heer Michaël wenscht te doen. Behandelt hij een groot deel der gemeentenaren daar niet erg stiefmoederlijk mee, door te zeggen als jullie christelijk onderwijs wenschen. gaat dan maar naar Loonschendijk, naar Kaatsheuvel. De raad van Kaatsheuvel, die op slot van rekening toch anders is dan hier, zal niet van plan zijn voor Capelle's inwoners de school te gaan vergrooten. En van hun standpunt ge nomen, hebben ze daar gelijk in. De heer Michael zegt de zaak alleen uit een finantieel oogpunt te beschouwen en nu kent hij het gevoelen van de menschen te goed om niet te weten dat, als men de school in de Heistraat zou overgeven, er velen zijn die dan niet naar de Christelijke school zullen gaan, zoodat de school in de kom te klein zal worden, ofwel men zou die kinderen buiten de gemeente ergens naar school moeten zenden. De heer Kerst meent met alle grond te mogen veronderstellen dat voor de helft der hier schoolgaande kinderen christelijk onderwijs wordt verlangd en daarom zou hij het, om werkelijk de zuinigheid te betrachten, het zoo willen zien geregeld, dat een van de bestaande scholen wordt overgegeven. De heer Middelkoop merkt op dat er nog een verschil bestaat tusschen een christelijke school en christelijk onder wijs. Verder merkt hij op dat de gemeente ongunstig is gelegen, tengevolge waar van er reeds twee scholen moeten zijn. Andere plaatsen, beter bijeen gelegen en even groot in zielental, kunnen met een school volstaan. De heer Michael kan zich volkomen met den heer Middelkoop vereenigen daar waar hij zegt, dat er verschil be staat tusschen een christelijke school en christelijk onderwijs. Godsdienstleer kan 2 uur per week op de openbare school worden gegeven. De Voorzitter zegt dat de heeren Kerst en Michaels reeds drie maal het woord hebben gehad. De heer Kerst zegt dat wat door de heeren Middelkoop en Michael naar voren is gebracht een zuivere princi- pieele kwestie is, waarover men uren kan spreken. De heer Sneep kan zich niet vereeni gen om de openbare school over te geven, aangezien hij weet dat er velen zijn die het openbaar onderwijs prefe- reeren. Hij weet van veel menschen van den Dijk, dat een bestuurslid heeft gezegd dat ze gerust op de lijst kunnen teekenen, want dat ze dan hun kinderen toch niet naar de christelijke school behoeven te zenden als ze dat niet verkiezen, en juist velen verkiezen dat niet. Voor die lijsten, noch van den een noch van den ander, voelt hij De Echo vi „4Iyn GodMtjii Godriep Lucia wan hopig de handen wringend uit. „Waarom dan toch heeft mijne moeder fhij ter wereld gebracht?" Een tranenvloed ontsprong aan Jeanne's oogen en kwam hare wangen bevochtigen. .,Gy moogt uwe moeder niet verwenschen, mijn kind." sprak zij op gebroken toon. „Gij zoudt medelijden met haar hebben, indien gij baar kendet even als ik haar vroeger gekend heb, de arme Jeanne." Lucia staarde de brood draagster met de grootste verbazing aan. ..Hebt gij dan mijne moeder gekend, ma ma Lison?" „Ja, liefste. Zij was een moedige vrouw, niet in staat iets kwaads te verrichten. Zij had haren man teederltjk bemind, uit al de krachten barer zielHartstochtelijk had zij hare kinderen lief; /.ij had er twee. een jongen en een meisje." „Dan heb ik een broeder?" riep Lucia uit. de handen vouwend. O. een broeder!" ...Ia. gjj hadt een broeder." ..Leeft hij dan niet meer?" „Ik weet het nietHij is verdwenen even als ook gij verdwenen waart. Zy aan bad hare kinderen, de arme Jeanne, en zij dacht er niet aan. dat zoo spoedig de droe vige dag der scheiding zou aanbreken. Ja. ik heb haar gekend: zy was zoo goed. zoo beminnelijkDoch eensklaps stond er een elondeling op om haar leven te versombe ren door vreeselijke misdaden, en bij was laaghartig genoeg eene- onschuldige vrouw, die onder valschen schijn gebukt ging. te doen veroördeeleu." Vruchteloos heeft /.ij don rechters ver zekerd. dat zij onschuldig was; een leugen achtige schijn verpletterde haar. Het eonig bewys haver onschuld was verdwenen in den brand der fabriek. Geloof my. Lucia, geloof my gij moogt uwe moeder niet ver vloeken." ik vervloek haar niet. en nochtans is zij oorzaak van al mijne smarten. „Ten koste van haar leven, dal zweer ik u. zou zij u van uwe tranen willen ver lossen." „Kan ik er aan twijfelen, wanneer gij het mij verzekert?" hernam Lucia weenend. „Maar wat hen ik toch ongelukkig! Eene onrechtvaardige veroordeeling heeft mijne moeder getroffen, eene onverdiende schan de kleeft op haren -naam, en de straf dier veroordeeling draag ik. Ik ben de dochter eener vrouw, die door de gerechtigheid schuldig werd verklaard aan diefstal, en moord, en ieder zal zich met afschuw van my verwijderen, even als Lueien dit gedaan heeft. Is dat niet verschrikkelijk, mama LisonV Heb ik gevraagd om geboren te worden? Xu begrijp ik maar al te goed de handelwijze van Lueien. Het bloed van zijn vermoorden vader vloeit tusschen ons bei den, daar de onschuld mijner moeder niet te bewyzen is." „Gij moet hopen, myn kind." antwoordde Jeanne. „"Wie weet of uw beproevingen niet spoedig zullen ophouden. Wie weet of uwe moeder den waren schuldige niet zal weten te ontdekken?" „Zij is uit de gevangenis ontvlucht... Ik herinner my nog zeer goed, dat Lueien my dit gezegd heeft." „Ja. zij is ontvlucht." antwoordde Jeanne op levendige» toon. „en ik geloof dat hare ontvluchting ten doel had Jacques Gérnrd te zoeken den eenigen schuldige." „En zoo zy er in slaagt, zullen wij er niets van weten." „Gij zult de eerste zyn het te vernemen." „En hoe?" ..I we moeder zal u weten terug te vin den. Haar hart zal haar tot u geleiden. Schep moed. liefste. Gy moet leven, leven met de hoop de onschuld eenmaal volkomen hersteld te zien. leven met de overtuiging dat er na regen ook voor u zonneschijn zal komen." „Te laat! I)an /.al Lueien getrouwd zijn „Wie weet het? Niets trekt hem aan tot liet huwelijk, dat men hem wil opleggen. Wellicht zal dit nooit gesloten worden. .Me juffrouw Harmant is ziek, zeer ziek. Hare dagen zyn geteld. Lueien verwijder! zieli van u, myn lief kind. oni te gehoorzamen aan hetgeen hij zyn plic-ht acht, doeli hy vergeet u niet. Ik hel) zijn ontsteld gelaat gezien, zijne niet tranen gevulde oogen. ter wijl -hij my verzekerde, dat Hij u niet meer beminnen mocht. Dat is wel een hewijs van zijn nog steeds levende liefde." „Maar had die man. die Paul Harmant dan het recht het verleden te doorgronden en my met schande te overladen? Kan de wet mij niet beschermen tegen zulke afgrij selijkheden?" „Helaas myn kind, in menig geval is de wet volkomen onmachtig. Op huren steun moet gij niet rekenen. Moed. mijn kind. moed lieveling! Mama Lison is hij u. Hare liefde zal u ten troost zijn. En Jeanne drukte het jonge meisje op haar bonzend hart. „Ik wed, dat gij nog niet gedineerd hebt," zeide zij na enkele oogenhlikken. „Dat is waar: doch ik zou niet kunnen eten. Ik heb geen honger." „Gy moet trachten u re ovem eestereu. Ik hel» goede bouillon. Daarvan moet gij een tas gebruiken." De brooddraagster oefende een zuchten dwang op het meisje uit. dat dan eenig versterkend voedsel gebruikte en verliet eindelijk Luciii om haar de gelegenheid te schenken in een weldoenden slaap herstel barer krachten te zoeken. Zoodra Jeanne Fortier hare kamer was binnengetreden, liet zij zich op de knieën nedervallen. „Mijn Hod." stamelde zy weeneyd. „gy hebt my de kracht geschonken om mij niet te verraden ik dank uDoch wanneer zal my» lijden eindigen en dat mijner dochter? Haar hart breekt, en ik ben niet in staat eenige hulp te bieden Zult gij mij. o Heer. mijn God. na zoo lange jaren Van smart en kwelling niet een uur van reine genoegens schenken? Zult gy nooit op mijnen weg •rengen den persoon die mij in het verderf gestort heeft? Zult gij my myn zoon niet laten terugvinden? Ik zou niet aarzelen liem alles toe te vertrouwen. Ily moet thans een man zyn. een man die zou kunnen han delen, mij best-hermen, mij verdedigenIk heb slechts hoop op u. o mijn GodHeer, help my Den (big. die op het voor Lucia zoo droe- ig tooneel 'volgde, had Lueien van zyn portier het"1 bezoek van liet jonge meisje vernomen. Hij 'herkende haar onmiddellijk uit het poruvt. dat men hem schilderde. Zyn hart bloedde, doch bij was niet is staat iets aan het besluit te veranderen, dat bij genomen hadalthans zoo er zich geen bijzondere omstandigheden voordeden. En zou dat wel ooit geschieden? X E J EX DE HOOFDSTEK. Paul Harmant had belangrijke werken te doen uitvoeren in een groote lettergieterij op den linkeroever, en deze werkzaamheden cischtcn veel zorg en bekwaamheid. l)e industrieel verzocht Lueien ziPli met liet toezicht te belasten. Jules Lnbroue's zoon ging in dien tyd al leen des morgens naar de fabriek te Vnir- bevoie en bracht liet overige van den dag te Parijs door. Lueien ging gebukt onder liet gewicht der eenzaamheid. Iiy had behoefte aan uit storting des harten. In geruime» tijd had hij zyn vriend Geor ges Darier niet meer bezocht. Deze woonde in de Vervinstraat. niet verre van de gie terij. Op zekeren namiddag, dat hy over enkele uren beschikken kon, ging Lueien naar Georges, dien hij om hy/.ondere omstandig heden thuis trof. Darier was in zyn kabinet, in gezelschap van zijn gewezen voogd. Stephaan .Gastel, die met hem ontbeten had. Lahroue werd onmiddellijk toegelaten. Stephaan Gastel scheen veel genoegen in dat bezoek te scheppen. Toen hy Lueien zag binnentreden, wieys gelaat de duidelijke sporen droeg van het doorgestane lijden, kon Georges niet een uitroep van verwondering en onrust onder drukken. „Maar wat scheelt u toch!" vroeg hij. z.yn vriend hij de hand nemend. „Zijt gy ziek geweest." „Neen. beste Gpurges, neen. ik ben niet /.iek geweest." „En van waar dan die bleeke kleur." „Overvloed van werk mischien." opperde Stephaan. Lueien schudde het hoofd. „Kom" hernam Georges, „/.et u daar eens neder, en deel ons mede wat er met n om gaat. Hebt gy uwe betrekking bij den lieer Paul Harmant verloren?" Ten tweede male schudde Lueien ontken nend het hoofd. .Die vraag zoudt gy niet stellen." bracht hier Stephaan Gastel in het midden, „200 gy enkele dagen geleden een bezoek hadt bijgewoond, dat ik de eer had van mejuf frouw Harmant te ontvangen. Zy sprak my in de vleiendste bewoordingen van den lieer Lahroue en gaf my zelfs te verstaan dat zijne positie op liet punt is nog zeer aan zienlijk verhoogd te worden. Er was van niets minder sprake dan, van eene vennoot schap. „Werkelijk, de lieer Harmant heeft my voorgesteld, (Hit ik my met hem zou asso- t-ieeren," antwoordde Lueien. .Maar dat is prachtig!" riep Georges uit. „(Jij zyt nog geen drie maanden hy Paul Hnrniant en daar staat gy reeds op het punt als vennoot te worden opgenomen „Eu wat een huwelijkvoegde er op den natuurlyksten toon der wereld de schilder hy. Lueien liep een huivering door de leden. „Dat zou my werkelijk in liet geheel niet verwonderen." hernam de advokaat. „Ik hel» mejuffrouw woorden hooren uiten, die my dergelijke echtverbintenis als zeer be- grijpelyk kunnen doen voorkomen. Zy sprong voor mijn vriend met een bijzondere warm te in de bres en zy zelve drong hij baai- vader aan. dat hij zich met Lueien zou as- socieeren. Laat eens hooren, heeft de heer Harmant u niet van een luiwelyk gespro ken „Ja." antwoordde Jules Lnbroue's zoon. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 5