De Portierster
van Alfortville.
TWEEDE JBLAD.
Gemeenteraad.
FEUILLETON
NUMMER 62ZATERDAG 5
CAPELLE.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Dinsdag 1 Augustus
des middags ten 2 uur.
Voorzitter Edelachtbare heer Valter.
Ongeveer 2.15 uur opent de Voorzit
ter de vergadering.
Afwezig is de heer A. de Roon.
De notulen der vorige vergadering
worden na voorlezing onveranderd
goedgekeurd en vastgesteld
De Voorzitter zegt alvorens tot be
handeling der agenda wordt overgegaan
hij in geheim comité de leden eenige
inededeelingen heeft te doen en schorst
daarom de openbare vergadering.
Ongeveer drie uur heropent de Voor
zitter de vergadering en stelt aan de
orde
1. Ingekomen stukken.
a. Proces-verbaal van kasopneming
door Burg. en Weth. 14 Juli gedaan.
Uit het onderzoek is gebleken dat de
boeken ordelijk en regelmatig zijn bij
gehouden en het dienovereenkomend
bedrag f 13542,87 in kas aanwezig was.
b. Een schrijven van den heer v.
d. Horst hoofd der school te Loon-
schendijk, houdende dankbetuiging voor
het genomen raadsbesluit om een bij
drage te verleenen voor de kinderen
die uit deze gemeente daar ter school
gaan, wordt voor kennisgeving aange
nomen.
De balans en de winst- en verlies
rekening van den keuringdienst te
's-Bosch, alsmede het verslag van de
Gezondheidscommissie wordt voor de
leden ter visie gelegd
2. Aanbieding gemeenterekening
dienst 1921, balans winst- en verlies
rekening van het gemeentelijk Electrici-
teitsbedrijf 1921, rekening dienst 1921
van het Burgerlijk Armbestuur en be
grooting dienst 1923 van dat bestuur.
3. Benoeming van een commissie
van drie leden tot onderzoek dier reke
ningen en begrooting.
Worden benoemd de heeren v. d.
Hoeven, P. Treffers en A. de Roon.
4 Opmaking voordracht van twee
leden van het College van Zetters.
Worden benoemd de aftredende leden
de heeren Middelkoop en Michael en
tot plaatsvervangende leden de heeren
J. v. d. Hoeven Bzn en C P. Treffers.
5." Behandeling van een verzoek van
het bestuur der vereeniging tot oprich
ting en instandhouding van scholen met
den Bijbel, gevestigd te Capelle, om
gelden beschikbaar te stellen voor
stichting eener bijzondere school.
Het bestuur schrijft tot stichting eener
bijzondre lagere school over te willen
gaan en verzoekt mitsdien haar daar
voor het noodige geld beschikbaar te
stellen of wel voor haar een school te
bouwen met 5 klassen.
De raming is, het koopen van grond
en het installeeren inbegrepen f 53 700.
Verder is ingekomen een adres van
inwoners uit de kom van Capelle welke
verzoeken niet mede te willen werken
dat een Christelijke school tot stand
komt.
Van de bewoners van de Heistraat is
een adres ingekomen waarin wordt ver
zocht niet op het verzoek van het be
stuur der Chr. School in te gaan.
Adressanten wijzen er op dat het
oprichten van een Chr. school overbodig
is, wijl te Loonschendijk daarvoor ge
legenheid is.
van ,De Echo van het Zuiden
134)
AUG. 1922. 45e Jaargang.
In de memorie van toelichting bij dit
adres gevoegd, wordt er op gewezen
dat door het bestuur der Chr. School
met het verzamelen van handteekeningen
zeer lichtvaardig is te werk gegaan, wijl
het een feit is dat verscheidene personen
die geteekend hebben, zeggen hun kin
deren toch niet naar die school te zullen
zenden. Enkele onderteekenaars verkla
ren hun kinderen alleen dan naar die
school te zullen zenden als deze dichter
bij hun woning zal worden gebouwd.
Verder wijzen adressanten er nog op
dat het de algemeene overtuiging is dat
de kinderen, die thans de Chr. School
te Loonschendijk bezoeken, daar zullen
blijven en niet hier ter school komen
Van den heer Geurts is een schrijven
ingekomen, waarin hij mededeelt dat hij
als lid van de vereeniging tot oprich
ting en instandhouding van scholen met
den Bijbel heeft bedankt. Mitsdien ver
zoekt hij zijn handteekening onder het
door die vereeniging aan den raad ge
zonden adres als niet geplaatst te be
schouwen.
Van F. Roubos is een schrijven in
gekomen waarin hij vraagt zijn hand
teekening onder het door de vereeniging
aan den raad gezonden adres als niet
geplaatst te beschouwen
Eenige dagen later is van Roubos
een schrijven ingekomen, waarin hij
verzoekt het vorige als niet ingekomen
te beschouwen.
De Voorzitter zegt uit de stukken te
hebben begrepen dat het de bedoeling
van de vereeniging is, dat de bestaande
openbare school in de Heistraat haar
wordt overgegeven. Dit echter mag niet
worden gevraagd. Iets ander is het als
de openbare school was opgeheven.
Dit zou ook voor de gemeente de voor-
deeligste manier zijn.
De heer Sneep meent dat de raad
met de bedoeling van de vereeniging
niets heeft te maken en daar ook geen
rekening mee heeft te houden. In haar
adressen vraagt de vereeniging om een
nieuwe school en dat heeft men nu te
bespreken, niet wat hun bedoeling kan
zijn.
Spr. zegt op den voorgrond te willen
zeggen, dat hij voor christelijk onderwijs
niets voelt, doch wat bij hem zwaarder
weegt is ten eerste dat er bewijzen zijn
dat men de lijsten niet veel behoeft te
vertrouwen en het een feit is dat er
weinig menschen zijn die behoefte
hebben aan Chr. Onderwijs. Ten twee
de dat zij die voor hun kinderen Chr
onderwijs willen hebben, dit kunnen
krijgen in den Loonschendijk en in
Waspik en ten derde dat er nog weinig
menschen gevonden worden die hun
kinderen naar die school zullen zenden
want nu reeds zeggen ze dat als de
school dichter bij hun woning komt te
staan ze hun kinderen daarop zullen
laten gaan en in het andere geval niet.
Wat betreft het onderwijs, dit zal
moeilijk beter kunnen zijn, dan het
tegenwoordig hier is, meent Spr. Aller-
wege is men daarover zeer tevreden,
alsook over het personeel.
Bovendien gaan de kosten boven de
draagkracht van de gemeente. Men
vraagt nu wel f 54000 doch men kan
gerust rekenen dat eer alles klaar is,
de kosten op f60.000 zullen komen en
waar zal dat vandaan moeten komen
De belastingbetalers zullen weer kunnen
leggen.
De heer Treffers wijst er op, dat
overal groote mhlaise heescht en zuinig,
heid gebiedend noodig is. De druk der
belasting is zwaar en onverantwoorde,
lijk durtt hij het noemen als men deze
nog zwaarder zou doen gaan drukken.
Spr. stelt zich de vraag of oprichting
van een Christelijke School beslist
noodig is. Volmondig kan daarop war
den gezegd neen, absoluut neen.
Buiten beschouwing kan worden ge
laten of hij voor of tegen christelijk
onderwijs is, alleen wil hij opmerken,
dat hij tegen Godsdienst-onderwijs op
school is, aangezien dat tweedracht
zaait onder de jeugd, iets wat er later
niet gemakkelijk meer uitgaat Hij zou
een ieder vrij willen laten en godsdienst
onderwijs uitsluitend willen laten geven
in kerken of zoo.
Hoofdzaak is voor ons de vraag
wettigt een dergelijk iets, zulke kosten.
Neen, want er bestaat gelegenheid op
zeer korten afstand om het christelijk
onderwijs te volgen.
Er komt nog meer bij, gaat spr.
verder. Ben ik goed ingelicht en ik
meen dit te zijn dan zijn er onder
de bestuursleden menschen van ver
schillende godsdienstige richting, wat
m.i het gevolg zal hebben dat er
spoedig een tweede christelijke school
bij zal komen. Waarheen zal het dan
moeten met het belasting betalen. Dan
zal de belastingdruk nog veel erger
worden en daarom verklaar ik mij tegen
het verzoek van de vereeniging.
De heer Kerst zegt niet te behoeven
te verklaren, dat hij vcor het christelijk
onderwijs is. Op «het al of niet recht
vaardige zal hij niet ingaan, want reeds
een halve eeuw lang heeft men dat
met tal van argumenten, gedaan in ge
heel het land.
De vraag is thans hoe moet de raad
ten opzichte van deze kwestie staan.
Hoe heeft de raad in deze te handelen.
Wat is de taak van den raad?
Met de totstandkoming heeft de raad
niets te maken, daar zorgt de nieuwe
Lager Onderwijswet voor. De raad heeft
na te gaan of de stukken in orde zijn
en is ten slotte hierin slechts een
schakel, beter gezegd een controleerend
lichaam. De raad heeft te controleeren,
heeft na te gaan of alle stukken en
lijsten in orde zijn.
Door den heer Sneep is wel gezegd
dat de lijsten erg onbetrouwbaar zijn,
doch met hetzelfde recht kan hij dit
zeggen van de lijsten der tegenpartij.
Draaiers treft men overal aan en tusschen.
Behoefte aan christelijk onderwijs
is er in deze gemeente, dat heeft het
feit bewezen dat talrijke kinderen naar
de christelijke school vmi deri Loon
schendijk zijn gezonden waardoor de
openbare school in de Heistraat voor
een deel is ontvolkt geworden. De be
hoefte aan christelijk onderwijs is
daarmede ten duidelijkste bewezen. Wat
men niet in eigen gemeente heeft kunnen
vinden is men in een andere gemeente
gaan zoeken en toen was het onderwijs
hier ook goed.
Dat men buiten de gemeente de kin
deren zendt, is wel een bewijs dat men
hier wel degelijk groote behoefte heeft
aan Christelijk onderwijs.
Door den heer Treffers is erop ge
wezen dat in het bestuur zitting hebben
menschen van verschillende kerkeraden
en dat daarom inde toekomst gevreesd
moet worden voor oneenigheid. Even
zoo gemakkelijk als de heer Treffers
beweert dat er in de toekomst oneenig
heid zal komen even gemakkelijk kan
ik beweren dat dit niet het geval zal
zijn. Gemakkelijker kan ik dit zelfs
beweren want honderden scholen zijn
er zoo opgericht en nog nooit is er iets
gehoord van oneenigheid. De historie
is daar om dit te bewijzen.
Ook is gewezen op den plicht om de
zuinigheid te betrachteu, welnu dat kan
als de raad met het bestuur wil samen
werken, dan zal de zuinigheid eer wor
den bereikt dan wanneer zulks niet het
geval is, want gaat de raad niet op het
verzoek in, dan zal de vereeniging zich
tot Ged. Staten vervoegen en dan komt
de school er, zij het dat door de hou
ding van den raad de totstandkoming
daarvan wordt verdaagd.
Ik voel veel voor zuinigheid, alhoewel
ik dit niet in alles, laat ik zeggen op
verkeerde manier, in toepassing zou
willen brengen.
Voor de helft van de schoolgaande
kinderen wordt Om christelijk onderwijs
gevraagd en nu gaat het niet aan dit
verzoek zoo maar zonder meer te ne-
geeren Men kan het geval gelijk stellen
met een vader die 2 jongens heeft. De
eene jongen zou hij bij barre kou in
den winter twee jassen geven en den
andere zou hij zeggen: Jongen, blijf jij
maar in je hemd loopen, want het zit
er niet aan om een jas te koopen, we
moeten zuinig zijn. Die jongen zou heel
terecht zeggenMaar vader, geef mij
maar een jas van mijn broeder, die heeft
er geen twee noodig als ik er geen heb.
Alle inwoners moeten op gelijken
voet worden gesteld. Dat is mijn opinie.
Ik eerbiedig een ieders overtuiging,
maar eisch dat ook Van anderen, dat
wil ik nog even zeggen.
Tenslotte wil ik nog opmerken dat
het mijn vaste overtuiging is dat. wanneer
wordt samengewerkt, door den raad en de
vereeniging, in allen ernst de zuinigheid
kan worden betracht.
De heer Michaël vraagt of het niet
noodig is dat ernstig wordt onderzocht
of wel 120 kinderen die school zullen
bezoeken. Het gaat gemakkelijk om een
school met 5 klassen te bouwen.
De heer Kerst merkt op ,dat de ver
eeniging zelf zoo verstandig wel is ge
weest en ze anders geen f 8000 zou
storten.
De heer Michaël zegt verder dat de
heer Kerst gezegd heeft dat de raad
uitgeschakeld moet worden, dat deze
in de kwestie niets heeft te zeggen. Hij
kan zich daarmee niet vereenigen.
Spr. wil vooral de zuinigheid in alles
betrachten. Stelt, aldus spr., dat de
school in de Heistraat aan de vereeni
ging wordt overgedragen, dan gaan toch
zeker de helft van de kinderen over
naar de schooi van het dorp zoodat
deze dan te klein wordt met het gevolg
dat ze moet worden vergroot wat voor
de gemeente weer veel kosten met zich
brengt. Ofwel die kinderen die nu een
school hebben, zouden dan buiten de
gemeente naar een school moeten gaan
En als de raad hier geen zegging
schap in heeft, dan begrijp ik niet dat
alle stukken daarheen moeten worden
gezonden. Wij zitten hier toch niet voor
niets aan die groene tafel.
Met de oprichting van de christelijke
school is het anders gegaan, dat heeft
men toen geheel uit eigen middelen
gedaan. Thans wenscht men dat niet
meer te doen en waagt men maar een
aanval op de finantiën van de gemeente
die toch al lang niet gunstig zijn. Laat
ze toch rekening houden met de porte-
monnaie van de belastingbetalers.
Terecht is m.i. er ook al door andere
sprekers op gewezen dat ouders die
christelijk onderwijs voor hun kinderen
wenschen, onverschillig in welke uithoek
van de gemeente ze wonen, daarvan
kunnen profiteeren. Altijd blijft men
binnen de 4 K.M. Het eene deel van
de gemeente kan voor het volgen van
dat onderwijs terecht in Waspik, een
ander deel in den Loonschendijk en
het overige deel in Besoijen.
Met het oog op de heerschende ma
laise, ook met het oog op de gebiedende
zuinigheid, wat in alles moet worden
doorgevoerd, mag geen geld worden
beschikbaar gesteld voor het bouwen
van een christelijke school. Daar is alles
tegen.
Kerst. De heer Michaël doet voorko
men als zou ik gezegd hebben dat de
raadsleden in deze maar als kwajongens
zitten. Ik heb alleen doen uitkomen hoe
we ons aan de wet hebben te houden.
Eene vereeniging die rechtspersoonlijk
heid bezit en voldoet aan voorgeschre
ven artikelen, krijgt een school. Dat is
in de nieuwe lageronderwijswet vast
gelegd.
Om nu de zuinigheid te betrachten,
heeft men gedacht dat het de beste
manier zou zijn om de oude openbare
school in de Heistraat over te geven.
Dat vroeger door de christelijker! zelf uit
eigen middelen scholen zijn opgericht,
strekt hun tot eer. Het strekt hun tot
eer dat, toen er nog geen gelijkstelling
van het onderwijs was,) ze meer dan
duizend scholen hebben opgericht en
in stand gehouden en daarbij nog be
taald hebben in de oprichting en in
standhouding van openbare scholen.
Meer dan een halve eeuw lang heeft
men op het onbillijke daarvan gewezen
en nu men die grove onbillijkheid ein
delijk heeft weggenomen, mag men deze
in onze gemeente niet laten voortduren.
Deze gemeentenaren betalen ook be
lasting. En is het nu niet meten met
twee maten, zooals de heer Michaël
wenscht te doen. Behandelt hij een
groot deel der gemeentenaren daar niet
erg stiefmoederlijk mee, door te zeggen
als jullie christelijk onderwijs wenschen.
gaat dan maar naar Loonschendijk, naar
Kaatsheuvel. De raad van Kaatsheuvel,
die op slot van rekening toch anders is
dan hier, zal niet van plan zijn voor
Capelle's inwoners de school te gaan
vergrooten. En van hun standpunt ge
nomen, hebben ze daar gelijk in.
De heer Michael zegt de zaak alleen
uit een finantieel oogpunt te beschouwen
en nu kent hij het gevoelen van de
menschen te goed om niet te weten dat,
als men de school in de Heistraat zou
overgeven, er velen zijn die dan niet
naar de Christelijke school zullen gaan,
zoodat de school in de kom te klein
zal worden, ofwel men zou die kinderen
buiten de gemeente ergens naar school
moeten zenden.
De heer Kerst meent met alle grond
te mogen veronderstellen dat voor de
helft der hier schoolgaande kinderen
christelijk onderwijs wordt verlangd en
daarom zou hij het, om werkelijk de
zuinigheid te betrachten, het zoo willen
zien geregeld, dat een van de bestaande
scholen wordt overgegeven.
De heer Middelkoop merkt op dat er
nog een verschil bestaat tusschen een
christelijke school en christelijk onder
wijs.
Verder merkt hij op dat de gemeente
ongunstig is gelegen, tengevolge waar
van er reeds twee scholen moeten zijn.
Andere plaatsen, beter bijeen gelegen
en even groot in zielental, kunnen met
een school volstaan.
De heer Michael kan zich volkomen
met den heer Middelkoop vereenigen
daar waar hij zegt, dat er verschil be
staat tusschen een christelijke school en
christelijk onderwijs. Godsdienstleer kan
2 uur per week op de openbare school
worden gegeven.
De Voorzitter zegt dat de heeren Kerst
en Michaels reeds drie maal het woord
hebben gehad.
De heer Kerst zegt dat wat door de
heeren Middelkoop en Michael naar
voren is gebracht een zuivere princi-
pieele kwestie is, waarover men uren
kan spreken.
De heer Sneep kan zich niet vereeni
gen om de openbare school over te
geven, aangezien hij weet dat er velen
zijn die het openbaar onderwijs prefe-
reeren. Hij weet van veel menschen van
den Dijk, dat een bestuurslid heeft
gezegd dat ze gerust op de lijst kunnen
teekenen, want dat ze dan hun kinderen
toch niet naar de christelijke school
behoeven te zenden als ze dat niet
verkiezen, en juist velen verkiezen dat
niet. Voor die lijsten, noch van den
een noch van den ander, voelt hij
De Echo vi
„4Iyn GodMtjii Godriep Lucia wan
hopig de handen wringend uit. „Waarom
dan toch heeft mijne moeder fhij ter wereld
gebracht?"
Een tranenvloed ontsprong aan Jeanne's
oogen en kwam hare wangen bevochtigen.
.,Gy moogt uwe moeder niet verwenschen,
mijn kind." sprak zij op gebroken toon. „Gij
zoudt medelijden met haar hebben, indien
gij baar kendet even als ik haar vroeger
gekend heb, de arme Jeanne."
Lucia staarde de brood draagster met de
grootste verbazing aan.
..Hebt gij dan mijne moeder gekend, ma
ma Lison?"
„Ja, liefste. Zij was een moedige vrouw,
niet in staat iets kwaads te verrichten. Zij
had haren man teederltjk bemind, uit al
de krachten barer zielHartstochtelijk
had zij hare kinderen lief; /.ij had er twee.
een jongen en een meisje."
„Dan heb ik een broeder?" riep Lucia
uit. de handen vouwend. O. een broeder!"
...Ia. gjj hadt een broeder."
..Leeft hij dan niet meer?"
„Ik weet het nietHij is verdwenen
even als ook gij verdwenen waart. Zy aan
bad hare kinderen, de arme Jeanne, en zij
dacht er niet aan. dat zoo spoedig de droe
vige dag der scheiding zou aanbreken. Ja.
ik heb haar gekend: zy was zoo goed. zoo
beminnelijkDoch eensklaps stond er een
elondeling op om haar leven te versombe
ren door vreeselijke misdaden, en bij was
laaghartig genoeg eene- onschuldige vrouw,
die onder valschen schijn gebukt ging. te
doen veroördeeleu."
Vruchteloos heeft /.ij don rechters ver
zekerd. dat zij onschuldig was; een leugen
achtige schijn verpletterde haar. Het eonig
bewys haver onschuld was verdwenen in
den brand der fabriek. Geloof my. Lucia,
geloof my gij moogt uwe moeder niet ver
vloeken."
ik vervloek haar niet. en nochtans is
zij oorzaak van al mijne smarten.
„Ten koste van haar leven, dal zweer
ik u. zou zij u van uwe tranen willen ver
lossen."
„Kan ik er aan twijfelen, wanneer gij het
mij verzekert?" hernam Lucia weenend.
„Maar wat hen ik toch ongelukkig! Eene
onrechtvaardige veroordeeling heeft mijne
moeder getroffen, eene onverdiende schan
de kleeft op haren -naam, en de straf dier
veroordeeling draag ik. Ik ben de dochter
eener vrouw, die door de gerechtigheid
schuldig werd verklaard aan diefstal, en
moord, en ieder zal zich met afschuw van
my verwijderen, even als Lueien dit gedaan
heeft. Is dat niet verschrikkelijk, mama
LisonV Heb ik gevraagd om geboren te
worden? Xu begrijp ik maar al te goed de
handelwijze van Lueien. Het bloed van zijn
vermoorden vader vloeit tusschen ons bei
den, daar de onschuld mijner moeder niet
te bewyzen is."
„Gij moet hopen, myn kind." antwoordde
Jeanne. „"Wie weet of uw beproevingen niet
spoedig zullen ophouden. Wie weet of uwe
moeder den waren schuldige niet zal weten
te ontdekken?"
„Zij is uit de gevangenis ontvlucht... Ik
herinner my nog zeer goed, dat Lueien my
dit gezegd heeft."
„Ja. zij is ontvlucht." antwoordde Jeanne
op levendige» toon. „en ik geloof dat hare
ontvluchting ten doel had Jacques Gérnrd
te zoeken den eenigen schuldige."
„En zoo zy er in slaagt, zullen wij er
niets van weten."
„Gij zult de eerste zyn het te vernemen."
„En hoe?"
..I we moeder zal u weten terug te vin
den. Haar hart zal haar tot u geleiden.
Schep moed. liefste. Gy moet leven, leven
met de hoop de onschuld eenmaal volkomen
hersteld te zien. leven met de overtuiging
dat er na regen ook voor u zonneschijn zal
komen."
„Te laat! I)an /.al Lueien getrouwd zijn
„Wie weet het? Niets trekt hem aan tot
liet huwelijk, dat men hem wil opleggen.
Wellicht zal dit nooit gesloten worden. .Me
juffrouw Harmant is ziek, zeer ziek. Hare
dagen zyn geteld. Lueien verwijder! zieli
van u, myn lief kind. oni te gehoorzamen
aan hetgeen hij zyn plic-ht acht, doeli hy
vergeet u niet. Ik hel) zijn ontsteld gelaat
gezien, zijne niet tranen gevulde oogen. ter
wijl -hij my verzekerde, dat Hij u niet meer
beminnen mocht. Dat is wel een hewijs van
zijn nog steeds levende liefde."
„Maar had die man. die Paul Harmant
dan het recht het verleden te doorgronden
en my met schande te overladen? Kan de
wet mij niet beschermen tegen zulke afgrij
selijkheden?"
„Helaas myn kind, in menig geval is de
wet volkomen onmachtig. Op huren steun
moet gij niet rekenen. Moed. mijn kind.
moed lieveling! Mama Lison is hij u. Hare
liefde zal u ten troost zijn.
En Jeanne drukte het jonge meisje op
haar bonzend hart.
„Ik wed, dat gij nog niet gedineerd hebt,"
zeide zij na enkele oogenhlikken.
„Dat is waar: doch ik zou niet kunnen
eten. Ik heb geen honger."
„Gy moet trachten u re ovem eestereu.
Ik hel» goede bouillon. Daarvan moet gij
een tas gebruiken."
De brooddraagster oefende een zuchten
dwang op het meisje uit. dat dan eenig
versterkend voedsel gebruikte en verliet
eindelijk Luciii om haar de gelegenheid te
schenken in een weldoenden slaap herstel
barer krachten te zoeken.
Zoodra Jeanne Fortier hare kamer was
binnengetreden, liet zij zich op de knieën
nedervallen.
„Mijn Hod." stamelde zy weeneyd. „gy
hebt my de kracht geschonken om mij niet
te verraden ik dank uDoch wanneer zal
my» lijden eindigen en dat mijner dochter?
Haar hart breekt, en ik ben niet in staat
eenige hulp te bieden Zult gij mij. o Heer.
mijn God. na zoo lange jaren Van smart en
kwelling niet een uur van reine genoegens
schenken? Zult gy nooit op mijnen weg
•rengen den persoon die mij in het verderf
gestort heeft? Zult gij my myn zoon niet
laten terugvinden? Ik zou niet aarzelen
liem alles toe te vertrouwen. Ily moet thans
een man zyn. een man die zou kunnen han
delen, mij best-hermen, mij verdedigenIk
heb slechts hoop op u. o mijn GodHeer,
help my
Den (big. die op het voor Lucia zoo droe-
ig tooneel 'volgde, had Lueien van zyn
portier het"1 bezoek van liet jonge meisje
vernomen. Hij 'herkende haar onmiddellijk
uit het poruvt. dat men hem schilderde.
Zyn hart bloedde, doch bij was niet is
staat iets aan het besluit te veranderen,
dat bij genomen hadalthans zoo er zich
geen bijzondere omstandigheden voordeden.
En zou dat wel ooit geschieden?
X E J EX DE HOOFDSTEK.
Paul Harmant had belangrijke werken te
doen uitvoeren in een groote lettergieterij
op den linkeroever, en deze werkzaamheden
cischtcn veel zorg en bekwaamheid.
l)e industrieel verzocht Lueien ziPli met
liet toezicht te belasten.
Jules Lnbroue's zoon ging in dien tyd al
leen des morgens naar de fabriek te Vnir-
bevoie en bracht liet overige van den dag
te Parijs door.
Lueien ging gebukt onder liet gewicht
der eenzaamheid. Iiy had behoefte aan uit
storting des harten.
In geruime» tijd had hij zyn vriend Geor
ges Darier niet meer bezocht. Deze woonde
in de Vervinstraat. niet verre van de gie
terij.
Op zekeren namiddag, dat hy over enkele
uren beschikken kon, ging Lueien naar
Georges, dien hij om hy/.ondere omstandig
heden thuis trof.
Darier was in zyn kabinet, in gezelschap
van zijn gewezen voogd. Stephaan .Gastel,
die met hem ontbeten had. Lahroue werd
onmiddellijk toegelaten.
Stephaan Gastel scheen veel genoegen in
dat bezoek te scheppen.
Toen hy Lueien zag binnentreden, wieys
gelaat de duidelijke sporen droeg van het
doorgestane lijden, kon Georges niet een
uitroep van verwondering en onrust onder
drukken.
„Maar wat scheelt u toch!" vroeg hij. z.yn
vriend hij de hand nemend. „Zijt gy ziek
geweest."
„Neen. beste Gpurges, neen. ik ben niet
/.iek geweest."
„En van waar dan die bleeke kleur."
„Overvloed van werk mischien." opperde
Stephaan.
Lueien schudde het hoofd.
„Kom" hernam Georges, „/.et u daar eens
neder, en deel ons mede wat er met n om
gaat. Hebt gy uwe betrekking bij den lieer
Paul Harmant verloren?"
Ten tweede male schudde Lueien ontken
nend het hoofd.
.Die vraag zoudt gy niet stellen." bracht
hier Stephaan Gastel in het midden, „200
gy enkele dagen geleden een bezoek hadt
bijgewoond, dat ik de eer had van mejuf
frouw Harmant te ontvangen. Zy sprak my
in de vleiendste bewoordingen van den lieer
Lahroue en gaf my zelfs te verstaan dat
zijne positie op liet punt is nog zeer aan
zienlijk verhoogd te worden. Er was van
niets minder sprake dan, van eene vennoot
schap.
„Werkelijk, de lieer Harmant heeft my
voorgesteld, (Hit ik my met hem zou asso-
t-ieeren," antwoordde Lueien.
.Maar dat is prachtig!" riep Georges uit.
„(Jij zyt nog geen drie maanden hy Paul
Hnrniant en daar staat gy reeds op het
punt als vennoot te worden opgenomen
„Eu wat een huwelijkvoegde er op
den natuurlyksten toon der wereld de
schilder hy.
Lueien liep een huivering door de leden.
„Dat zou my werkelijk in liet geheel niet
verwonderen." hernam de advokaat. „Ik
hel» mejuffrouw woorden hooren uiten, die
my dergelijke echtverbintenis als zeer be-
grijpelyk kunnen doen voorkomen. Zy sprong
voor mijn vriend met een bijzondere warm
te in de bres en zy zelve drong hij baai-
vader aan. dat hij zich met Lueien zou as-
socieeren. Laat eens hooren, heeft de heer
Harmant u niet van een luiwelyk gespro
ken
„Ja." antwoordde Jules Lnbroue's zoon.
(Wordt vervolgd).