De Portierster van Alfortvilte. Buitenland. TWEEDE BLAD. FEUILLETON NUMMER 64 ZATERDAQ 12 AUG. 1922. 45e Jaargang. Ouderdomsverzekeriag. m Een verzekering bij het rijk is de soliedste en goedkoopste" Men verzoekt ons overname van het volgende Niet ten onrechte is in vakkrin gen felle verontwaardiging ontstaan over de wijze, waarop de uitvoerende orga nen der vrijwillige ouderdomsverzekering meenen daarvoor propaganda te moeten voeren. Wij hebben gezien, hoe het hiermede zoodanig de spuigaten ging uitloopen, dat de heer Drion aanleiding vond daar op in de Tweede Kamer den betrokken Minister opmerkzaam te maken met het gevolg, dat Zijne Excellentie beloofde er zijn aandacht aan te zullen schenken. Wat echter na dien is gebeurd, gaat zoozeer alle palen en perken van het geoorloofde te buiten, dat niet alleen de vakbladen, maar ook de groote pers daaraan publiciteit heeft gegeven onder den aanhef„Arme belastingplichtigen." Onze lezers weten waarschijnlijk, wat wij bedoelenop de voorzijde van de laatste uitgave der zomerdienstregeling der Nederlandsche Spoorwegen komt een advertentie voor, geplaatst door de heeren ambtenaren, belast met de uit voering van de Vrijwillige Ouderdoms verzekering, waarin deze die verzeke ring bedoelen wij wordt aangeprezen als „de soliedste en goedkoopste", om dat zij gesloten wordt bij het rijk. Alvorens onze meening te zeggen omtrent de vraag, of het voeren van propaganda voor dezen tak van staats dienst, op zich zelf al of niet toelaat baar is, lijkt het ons de moeite waard ons allereerst af te vragen., niet of het plaatsen van een dergelijke advertentie geoorloofd is, maar of de inhoud er van waar is. Laten wij die vraag onbeantwoord in dien zin, dat wij haar heelemaal niet aan de orde stellen, dan zoude dit den indruk kunnen wekken, alsof wij stil zwijgend toegeven, dat inderdaad een verzekering bij het rijk als de soliedste en goedkoopste mag worden beschouwd. Dit zouden wij niet zonder bedenking vinden, aangezien jan Publiek, met wien wij dagelijks verkeeren, zoo licht ge neigd is uit te roepen: „een verzekering bij het rijk Ja, natuurlijk is dat de soliedst^; en dan nog de goedkoopste ook Nou, daar moet ik wezen 1" Wij achten het daarom van belang, dat onze menschen ook hier beslagen ten ijs komen en willen met het oog hierop eens nagaan, öf en in hoeverre de steller der beruchte advertentie het recht had de daarin gebezigde woorden te gebruiken. De soliedste, zoo staat er. Dat wil zeggenhet is niet mogelijk ergens, lees bij eenige particuliere maat schappij, een verzekering te sluiten, die u meer waarborgen geeft, dat de ver plichtingen zullen worden .nagekomen dan eene gesloten bij het Rijk. En nu willen wij, wat deze stelling betreft dit wel zeggen, dat als eenige particuliere maatschappij in verhouding tot haar omvang en hare verplichtingen er financieel zóó wrak en zóó ellendig voorstond als momenteel de Neder landsche Staat, wij die maatschappij zoowel als hare verzekerden ten diepste zouden beklagen. Wij zeggen dit niet alleen, maar zullen dit met enkele sprekende cijfers in de hand aantoonen. Reeds in September des vorigen jaars begrootte de Minister van Fin ancien het van nDe Echo van het Zui'den". 136) tekort op de begrooting op 48 millioen gulden, welk bedrag thans echter moet worden gesteld op 80 millioen. Sedert 1914 zijn de staatsuitgaven vervijfvoudigd Het rijk der Nederlanden zit voor een vlottende schuld van 800 millioen! Bij dat alles zijn de financieele'voor- uitzichten zoo somber mogelijk. De belastingschroef is thans tot zijn laagsten stand aangedraaid gansch het volk zucht onder den zwaren fiscalen druk en dat in een tijd zóó moeilijk in economisch opzicht, dat zelfs de groot ste optimist begint te twijfelen en zich afvraagt, waar het nu in 's hemels naam heen moet. Feitelijk ziet niemand er door heen en daarover zijn allen het eens, dat de toestand van 's lands financiën in de hoogste mate zorgwekkend is. Wie meent, dat dit alles vanzelt weer ■terecht zal komen, schaart zich aan de zijde van de domkoppen, die, toen er met 's lands millioenen en nog eens millioenen gesmeten werd, blijkbaar meenden, dat het financieel vermogen van den staat eenvoudig onbegrensd is, dat de staat is een bodemloos vat, waaruit men tot in het oneindige goud kan putten. Natuurlijk is niets minder waar dan dathet moet met een staat tenslotte eindigen, als met ieder particulier, die ver boven zijn inkomen leeftschulden maken hier en geldleenen daar, totdat de onvermijdelijke catastrophe komt. Zal het met den staat der Neder landen zoo ver komen Wij weten het niet en hopen het niet, doch zoo veel staat o.i. wel vast, dat als niet zoo spoedig mogelijk met vaste hand onverbiddelijk wordt inge grepen, wanneer niet spoedig ver strekkende maatregelen tot zeer ver gaande bezuiniging worden ingevoerd, wanneer niet onmeedoogend het mes in de zieke deelen van het staatslichaam wordt gezet, dat dit lichaam dan ten ondergang gedoemd is. Welke die bezuinigingen moeten zijn, ligt natuurlijk niet op onzen weg te bespreken, al staat het voor ons vast, dat bijv. tierceering van het ambtenaren dom en sterke besnoeiing op de militaire uitgaven eerste eisch is. Doch hoe dit zij, wie beweert, dat, gegeven den huidigen allerbedenkelijk- sten toestand van 's lands financiën, een verzekering bij het rijk de soliedste is, bewijst, dat hij zelfs den eenvoudigsten kijk op dien toestand mist, of verkoopt humbug van verdacht allooi, of behoort tot de helaas vele onnoozelen, die te goeder trouw meenen, dat het met „het rijk" nooit mis kan loopen, die niet weten, dat „het rijk" niet is een abstract begrip, maar ten slotte niet anders dan, financieel gesproken, de som van de geldelijke prestaties van zijn belasting betalende burgers. En dat elke prestatie hare grenzen heeft, dat altijd maar voortdurende overschrijding dier prestatie moet leiden tot bankroet, is een waar heid, niet als een koe, maar als een olifant. De goedkoopste, heet het verder. Het ligt er maar aan, hoe men de kwestie bekijkt. Ziet men alleen naar het bedrag der premien, die de verzekerden betalen, dan komt men, wat de kosten der ver zekering betreft, tot een volkomen ver keerde en valsche conclusie. Wie evenwel in aanmerking wil nemen, ten eerste, dat in verband met de overgangsbepalingen voor personen boven 35 jaar, het Rijk gedurende 30 jaren daarvoor een uitkeering heeft te doen van 17.7 millioen gulden per jaarten tweede, dat het Rijk de ad ministratiekosten der V.O.V. voor zijn rekening neemt, komt tot een geheel ander inzicht. Dat die 17.7 millioen per jaar al weer uit de beurzen der belastingplichtigen moeten komen, dat weten we al vast; naar de rest. i.e. het bedrag der ad ministratiekosten mogen wij raden en daarnaar zullen wij wel steeds moeten blijven raden daarvoor zullen de heeren ambtenaren met de uitvoering der wet belast, heusch wel zorgende cijfers, welke te zijner tijd gepubliceerd zullen worden, zullen tendentieus zijn en tot hun kleinsten omvang gereduceerd, want nooit zal nauwkeurig zijn na te gaan, wat betaald wordt aan salarissen en kosten voor pensioen voor het werk door ambtenaren van de Raden van Arbeid, de Verzekeringsraden, de Rijksverzeke ringsbank en de Posterijen voor den dienst der V.O.V. verricht. Maar dat ook die kosten, al weer af te wentelen op den rug der belasting betalers, in de honderdduizenden zullen loopen, weest daar zeker van. En zoo is degene, die bij dat aan trekkelijke woord de „goedkoopste" alleen let op het bedrag der premie, een onnoozele, die niet verder ziet dan zijn neus lang is en hij, die dat woord in advertenties en circulaires lanceert, of wel het dagelijks de goê-gemeente wijs maakt, een ezel of een misleider. Want het is niet waar, het is een leugen, dat de V O.V. goedkoop is integendeel, dit treurig product van sociale voorzorg zal blijken duur te zijn, zooals alles, wat de staat onder neemt zij zal een nieuwen en zwaren financieelen druk leggen op de gemeen schap, die het niet missen kan. Onze conclusie is dusof de V.O.V. de soliedste is, staat nog te beziente beweren dat zij de goedkoopste is mag worden gekwalificeerd als misleiding en boerenbedrog. Hiermede afgerekend hebbende met den inhoud der ook in verscheidene andere opzichten schandelijke adver tentie, geplaatst door de heeren van den Staat, komen wij ten slotte nog tot een andere kwestie, welke wij tot heden niet aangeroerd zagen Zij komt neer op deze vraagmogen naar recht en rede en goede zeden de heeren van den Staat, met de exploi tatie der V.O.V. belast, geheel afgeschei den van vorm en inhoud, propaganda maken, waaraan extrakosten verbonden zijn Hierop is ons antwoord neen, dat mogen zij niet De staat heeft te kwader ure de ge legenheid tot het sluiten eener vrij willige ouderdomsverzekering open ge steld en daarbij behoorde het te blijven. Zooals het nu gaat, meenen de heeren van den Staat blijkbaar in dit geval de allures te mogen aannemen van den particulieren bedrijfsleider alleen met dit verschil, dat terwijl de laatste streng gehouden is de onkosten binnen de perken te houden, de eersten zich wat dit betreft aan geen grenzen gebonden gevoelen, met het natuurlijke doch funeste gevolg, dat zij met 's lands kostbare gelden gaan morsen, zooals wij dit van ambtenaren, „die wat te zeggen hebben", gewoon zijn. Dit nu achten wij absoluut mis en volkomen ongeoorloofd. De Ongevallenwet 1901 kende, de Ongevallenwet 1921 kent verzekering bij de R.V.B. en overdracht van risico bij een daartoe toegelaten particuliere t maatschappij of vereeniging. Ook hier dus staatsverzekering en particuliere verzekering. Hebt ge ooit gehoord, dat de R.V.B. propaganda maakte voor het staatsinstituut, nog wel gericht tegen de particuliere instellingen, zooals de heeren der V.O.V. doen Ja, in den beginne waren er onder de agenten der R V.B. die, hunne positie geheel ver keerd begrijpende, de werkgevers aan spoorden niet over te gaan tot risico overdracht bedoeld bij art. 52 O.W Doch toen dat uitlekte, werden zij onmiddellijk vdn hooger hand op de vingers getikt en men hoorde er sinds dien niet meer van Doch hoe gaat het thans met de .O.V. Terwijl het daarbij in te nemen stand punt behoorde te zijn de Staat stelt de gelegenheid open voor hem of haar, die zich eigener beweging aanmeldt, waarmede de Staat zijn plicht heeft gedaan, gaat men doen, zooals de parti culiere bedrijfsondernemer doetmen zet een organisatie in elkander, stelt agenten aan, die op provisie werken, maakt reclame en propaganda, waarbij het, zooals wij gezien hebben aan den noodigen bluf en humbug niet ont breekt, gaat ageeren tegen de particuliere instellingen door zich solider en goed- kooper te noemen dan deze, doet daarbij alsof men uit eigen middelen over een onuitputtelijke geldzak te beschikken geeft bijv. door het plaatsen van één advertentie, die het zachte prijsje van 12.000 per jaar kost (!1), kortom, „men", d.z. de heeren ambtenaren doen, wat des ambtenaars is en smijten bij dien opzet met ons geld, alsof het niet op kan en bekampen zoodoende het toch reeds onder zoo zware zorgen gebukt gaande particuliere bedrijf d.w.z. ons. die als belasting betalenden mede het geld voor die „goedkoope„ V.O.V. hebben op te brengen. Wij vragen natuurlijk niet zonder be- zorgheid, als dat wordt toegelaten als iets vanzelf sprekends, waar zijn dan de grenzen De particuliere bedrijfsleider, die leider wil blijven, heeft zooals wij reeds zeiden er angstvallig tegen te waken, dat hij geen lijder wordt en moet allereerst het evenwicht bewaren tusschen inkomsten en uitgaven de onkostenrekening worde niet hooger opgevoerd dan te verant woorden is, ziedaar het eerste zijner tien geboden. Doch hoe staat de amb tenaar hier tegenover, de man, die er zich geen zorgen over behoeft te maken, of de winst- en verliesrekening sluit met een voor- of nadeelig saldo aan het einde des boekjaars Het kan hem, platweg gezegd, een voudig niet bommen, hoe het financieel loopt, getuige de advertentie op de voorzijde van den laatsten spoorweggids. Terwijl zeker geen enkele directeur eener particuliere maatschappij het in zijn hersens zal krijgen daarvoor te betalen het peulschilletje van 12000 blanke hollandsche guldens per jaar, legt meneer de ambtenaar zonder blik ken of blozen een dergelijk ongehoord bedrag, mir nichts, dir nichts, neer uit andermans-beurzen. En toen dit ergerlijke geval ruchtbaar werd je moet maar wanboffen komt die meneer ter zijner verdediging aan met het rampzalige argument och, zie je, het kost den staat eigenlijk niets want de kosten dier advertentie komen in mindering van het door den staat te betalen tekort om den dienst der spoor wegen Hij neemt daarmede den valschen schijn aan, alsof dit het uitgangspunt zijner redeneering geweest is, toen de prijs der advertentie werd vastgesteld. En wil ons doen gelooven, dat zij niet zoude zijn geplaatst, althans niet tot zulk een exhorbitant bedrag, indien bijv. de Nederlandsche Spoorwegen de re clameruimte op en in den gids had ver pacht aan een particulier, met wien alsdan hadde moeten worden onderhan deld en afgerekend. Natuurlijk gelooft niemand daar ook maar iets van. Meneer werkt met het geld van den staat en de staat is er goed voor. Alleen reeds om deze praciische reden, daargelaten nog de principieele bezwaren, is het naar onze meening absoluut ontoelaatbaar, dat de staat, lees de staatsambtenaren, een vakorga nisatie in elkaar gaat zetten, die altijd, maar door om meer en steeds meer geld zal vragen, geld dat nergens anders uit te halen is dan uit de beurzen der be lastingbetalers, die het o zoo moeilijk kunnen missen. En dat, God beter het, in dezen tijd, nu de knapste koppen onder onze eco nomische en financieele specialiteiten zich het hoofd breken, met de vraag, hoe een staatsbankroet nog tijdig is is af te wenden Daarom en nogmaals het Neder- landsche volk moet worden ingelicht, hoe het precies met deze „soliedste" en „goedkoopste" verzekering staat. Ook hier is periculum in mora Iu den algemecnen toc&und la Italië is een aanmerkelijke verbetering ingetreden. Te begrijpen is het, dat de regeering hierover ten zeerste voldaan is. Van belang Is het» dat de leiders der fascistische partij aan alle afdeelingen bevel hebben gegeven te demobillseeren. Het optreden der fascisten heeft toch verschillende feiten ten gevolge gehad, welke waarschijnlijk voor de toekomst van groot belang zullen blijken te zijn. la de provincie Livorno bijvoorbeeld zijn verschillende socialistische vereenl- gingen ontbonden uit vrees voor fascis tische aanvallen. Te Verona Is het socialistische gemeentebestuur afgetre den. Te Napels hebben 150 ardltl- eu legioensoldaten van d'Annuuzlo het bureau van den sociallstlschen zeelieden- bond bezet. De >Epoca< weet nog mee te deelen, dat de namen van 72 bekende leiders der socialisten te Milaan voor komen op een geheime lijst der fascisten, welke de namen bevat van do tegen standers, die uit den weg moeten worden geruimd. Onder deze namen bevinden zich ook die van de afgevaardigden Turattl en Trevors- Men weet dat Poincaré op do Londensche conferentie vele voorstellen heeft Ingediend, als voorwaarden voor 'n eventueel aan Duitschland te vetleenen moratorium. Een spoedcommlssle van deskundigen heeft er haar aandacht aan gewijd en als onbruikbaar teruggegeven. Poincaré en de zijnen hebben dus geen meerderheid kunnen vinden voor hun voorstellen. Zelfs België schijnt alleen maar voor de kolenwaarborgen te heb ben gestemd en verder alles tegen. Daar staat Frankrijk nu te Londen geïsoleerd. Wat nu te doen Engeland heeft er al op gerekend en voor heden middag 'n kabinetszitting uitgeschreven. Zal ook deze conferentie er naderhand trotsch op kunnen gaan, dat ze mislukt is en dat ze dus niet heeft ondergedaan voor Geaua en Den Haag? Misschien niet, als er «en andere vorm gehouden wordt voor het aan Duitschland te ver- leenen moratorium. Niet, omdat men ze wreed vond, zijn de Fransche voorstellen verworpen, maar omdat ze geen klinkende munt zouden opbrengen en wel veel last zouden ver oorzaken. Geen papieren marken meer, maar klinkende munt. Duitschland zal wel bitter grijnslachen, alt het dat hoort. De Europeesche pers Is verdeeld in haar meeniogen de Fransche verwijt Lloyd George niets meer of minder dan dat hij Duitschland in het gevlei heeft willen komen en daarom Poincaré heeft on dermijnd. Zal de Entente uit elkaar vallen De Entente is al uit elkaar gevallen men doet slechts of men nog goede vrienden Is en men kwelt elkaar en Europa met conferentiesdie mis lukken. De Echo ven het Zuiden. Mynheer kan op die vraag better «na woorden dan ik." zeide de dokter, op Soli- veau wQzemle, die thans was binaiengeko- men. „Ik heb de crisis niet hij 1 jet begin gezien en hen eerst gekomen toen uw toe stand allerzorgwekkendst was." „Xa tafel." sprak Ovidius. „hebt gij eeios- klaps, zonder dat daarvoor eenige red. en scheen te bestaan, een hevigen zenuwaa.u- V«1 gekregen. Gij scheent veel te lijden, t e oordeelen naar uwe zuchten en kneten. Gyï wrongt u in allerlei bochten, even als een doorgesneden worm." „Dat is zonderling." zeide Amanda. „Er is mij nog nooit zooiets overkomen „Kwel nn uwen geest niet," hernam de «lokter. „Alle gevaar. ik herhaal het. is verdwenen en myn zorgen zijn geheel over bodig geworden. Ik heb het genoegen u te groeten, madame." Ovidius geleidde den dokter nnar huiten. „Zorg wel, mijnheer." sprak de man der wetenschap, „aan deze vrouw jgeen twee de dosis te geven van liet Oanadeesche vocht, dat gy haar gisteren zoo onvoorzich tig geschonken hebt. Gy zmult haar doo- denWellicht hadt gy om haar tot spreken te noodzaken redenen, die my niet aan gaan. Doch welke die redenen oo!k y.yn. ver geet niet, dat gy eene strafbar*» daad ge pleegd hebt." „Het zal de eerste en laatste kner zijn," zeide Ovidius. en voegde er hij „t'hans bel) ik mijne schuld nog met u te vereffenen." Dokter Richard wenschte geen honorarium te ontvangen. „Het is wel gelukkig, «lat zij er hot leven niet hij heeft ingeschoten," dacht Ovidius. „Die man zou mij niet gespaard hebben." Amanda had zich geleed en op de sofa in het eetzaaltje plaats genomen. Ovidius kwam binnen. „Kom, myn vriend." sprak Amanda, „nu wij alleen zijn kunt gy openhartig «preken. Wat is er gisteren tusschen ons heiden voor gevallen? Aan welke oorzaak schrijft gij mijn zenuwtoeval toe?" „Op die vraag hol» ik zooeven reeds ge antwoord, liefste. Ik weet er niets meer van dan gij. Niets, in zoover ik weet, kan niets uw plotseling lijden veroorzaakt hebben. Zeer ongerust heb ik mij naar huiten ge haast om een dokter te gaan halen." Amanda liet liet hoofd op het zachte kus sen. dat op de sofa gelegd was, nedervallen. „De dokter heeft u op dieet gesteld." zoo ging dan Ovidius voort. „Ik ga daarbinnen in de restauratie ontbijten en zal u Made lino. de dienstmeid zenden met limonade. „Goed. doe dat." Het jonge meisje volgde met den blik den gewaanden baron en dacht. „Neen. neen. dat is niet natuurlijk. Hoe meer ik nadenk, des te meer schijnt mij dit alles verdacht... Ik ben zeer ziek geweest. Ik ben het slachtoffer geweest eener crisis, waaraan ik heel licht had kunnen bezwij ken." Zij beefde van het hoofd tot de voeten bij de gedachte aan den dood. en ging dan toch weer voort „En ik herinner mij niets! Ja, toch... Ik had mijne koffie gebruikt en twee glaasjes Chartreuse gedronken. Eensklaps werden m|jiie oogen beneveld. Ik zag. ik hoorde niets meer... Zou die ellendeling getracht •hebben my te vergeven?" Nauwelijks was dit idéé bij haar opge komen. of. hare zwakte vergetend sprong «ij recht, liep naar de étagère en kreeg de Chartreuseflesch in de handen, die zy aan dachtig beschouwde. Maar de fleseli was ledig. „Eu toch ;heb ik ze niet geheel_leeg ge dronken,"'sprak zij op bijna luiden toon. „Ik herinner mij nog zeer goed. dat er min stens twee A drie glaasjes in bleven. In de Chartreuse zal de booswicht het vergif ten hebben en liet overblijvende heeft ^CgUt liy doen verdwijnen om liet bewijs zyner misdaad lo vernietigen. O, wat had ik rede nen in overvloed om hein te wantrouwen. De ellendeling heeft begrepen, dat ik hem half geraden had. Hij heeft zich van my willen ontdoenDat was zeer praetisch en eenvoudigDe dokter heeft niets van mijn plotseling I flden begrepen, doch ik begrijp thans alles, en moet zorgen beter dan ooit op mijne hoede te zijn!... Wie mag toch de man wezen, die ook al niet aarzel de Lucia te dooden?... Ik moet liet weten. Wat liet ook kosten moge, ik zal het weten Na enkele ««ogenblikken trad Madeline bin nen met de gevraagde limonade, waarvan zy Amanda onmiddellijk een glaasje aan bood. „Gaat het nu beter?" vroeg zij. „Veel beter." antwoordde Amanda. „Mor gen zal ik geheel beter zijn." „Wenscht madame niet te ontbijten?" „Neen. de dokter heeft liet mij verboden." „Dan heeft madame niets noodig?" „Niets." „Dan kan ik gaan?" „Hoe maken het de gewonden, die gister hier zijn gebracht." „O. niet „Er was een jongeman bij. geloof ik?" „Ja, madame." „Hoe mankt die het?" „Vrij wel. naar verhouding. Van naeht is hij tot bewustzijn gekomen en heden mor gen heeft hij reeds tot den dokter kunnen spreken. Doch hij heeft een zware wond aan liet hoofd." „Weet men reeds wie hij is?" „Ja, madame." „Hebt gy zijn naam gehoord?" „Hij heet Duchemin." O, dan lieh ik my niet vergist." dacht 't jonge meisje, „hij is 'tEn dan voegde zy er luide by „Wellicht zal hij spoedig naar zijne fa milie vervoerd worden." „O. neen, madame." antwoordde de dienst maagd. „Dokter Richard heeft aan de bazin gezegd, dat hij minstens veertien dagen hier zal moeten blijven." „Arme jongen „Kan ik nn gaan, madame?" vroeg Made line. „Gij kunt gaan. Breng mij echter dade- lijk schrijfgereedschap." De jonge Duchemin had werkelijk een diepe wonde aan hef hoofd en zijn toestand al hood die geen werkelijk gevaar, eischte groote zorgen en ruime voorzichtigheid. Hy lag te bed op oen eerste verdieping en «Ie dagelijkse!) verscheidene luchtige kamer der dokter kwam liein keeren bezoeken. ELFDE HOOFDSTEK. Duehemn had een bezoek ontvangen van «l«»n stationchef en den commissaris van politie van Bois-le-Roi. De procureur der Republiek en een rechter van instructie zouden van Melun komen om proces-verhaal van «Ie ramp op te maken. Na zijn ontbijt bracht Ovidius geruimen tijd bij Amanda door en toonde zich vol zorgen voor bet meisje, dat van bare zijde niets liet blijken van den argwaan, dien zij had opgevat. „Het schijnt «lat gy zin hebt te schrijven", zeide Soli veau <>p onverschilligen loon. toen hij de sellryfbenoodigdlieden bemerkte, die op tafel stonden?" „Ik wenseh een briefje te schrijven aan madame Augustine." „En wat hebt gy haar te melden?" ,Jk moet haar verlof vragen om nog eenige dagen hier te blijven. Hebt gy daar iets tegen?" .Niets ...Doch ik zal verplicht zijn u hier eenige «lagen alleen te laten." Amanda beefde hij de gedachte, dat de pseudo-baron de Iieiss niet zou terugkeereu. Dan zou zy tevens zyn spoor verliezen, en een Onzichtbare vijand is heel wat meer te vreezen dan iemand, dipn men in 't oog kan houden. „Zult gij mij alleen laten?" herhaalde zy. „En waarom?" „Ik heb thuis gezegd, dat ik voor een week naar buiten ging. en zoo ik langer bleef, zou men zeker zeer ongerust zyn." „Kunt gy niet schrijven, even als ik?" „Neen. want men denkt dat ik te Marseil le ben." v „Dan zullen wij overmorgen vertrekken." ..'t Zou heter zyn dat gij nog een paar dagen hier bleeft?" „Dat zou al te vervelend voor mij wezen." „Kom! Een paar dagen zyn zoo spoedig voorbij." Het jonge meisje schreef een brief en verzocht Ovidius dien in de bus te worpen. „Ik ga onmiddellijk en zal in tien minu ten terug zijn." zeide Soliveau. „O. haast u niet. Gij hebt al den tijd. Ik ga nnar den tuin en zal een hopk•mede- nemen om mij wat te verzetten." Ovidius ging uit. Amanda ging naar «Ten tuin en nam daar plaats in een prieel nabij den afsluitings- ïiiiiiir van den tuin der zuster «les dokters. Het meisje had een boek in «le hand, maar gevoelde toch geen bist 0111 te lezen. Weldra was zij in een diep gepeins verzonken. „Neen, neen." dacht zy. „hy zal mij niet ontsnappen. Zoo hij trachtte dit te doen. zou ik hem wel weten weer te vinden. Zoo dra ik deze zekerheid heb. dat hij getracht heeft mij te vergeven en Lucia tc dooden. zal ik my wreken, al moet die wraak mij ook mede in liet verderf storten." Ovidius volgde de kade op weg naar hef station. Ook hij was in gedachten verdiept. Op eenigen afstand ontdekte hij dr. Ri chard. in gezelschap van den grijsaard, dien wij kennen. D» bejaarde vrouw en de twee jeugdige meisjes voltooiden het groepje. René Bosc wandelde 'langzaam voort en rustte op den arm «les dokters. De grijsaard droeg een strooien hoed met breeden rand. Toen Ovidius de wandelaars voorbijging1, groette hij beleefd. De dokter was zeer koel, doch Rcné Bosc maakte eene vriendelijke neiging, terwijl hy Ovidius aanstaarde. „Een uwer klanten?" vroeg hij aan den dokter. „o neen." antwoordde deze op minach tenden toon. Ovidius liad nauwelijks eenige stappen verder gedaan, toen hy eensklaps een kreet hoorde slaken. Hy keerde zich om en zag dat de strooien had den grijsaard van het hoofd was gewaaid. Hij raapte hem in zyne nabijheid op en bood den ouden man bet hoofddeksel aan. „Dat is van u, mynheer," zeide hy. „Zeer vriendelijk van u!" antwoordde René Bosc, steeds de oogen op Ovidius ge richt houdende, „en ik dank tWordt vervoltrd»

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 5