Teuilleton
De Portierster
van Alfortville.
TWEEDE BLAD.
Wij gar andeer en U
„De Stralende Zon".
NUMMER 80
ZATERDAQ 7 OCTOBER 1922.
45e Jaargang
de vakkundtgste behandeling.
Billijke prijzen. Keurige afwerking.
Stoomververij en UitstoominrichtinJ
Depot'sTH. v. d. SANDEN. Groote
straat 145Kaatsheuvel, N. STRAVERS.
Hoofdstraat.
Geschiedkundige bijzonder
heden van Vlijmen.
Met zeer groote belangstelling namen
wir kennis van het Geschiedkundig
Overzich" van Vlijmen van de hand
van den WelEerwaarden heer H. J.
Serrarens, alhier, hetwelk dezer dagen
verscheen.
De aanleiding tot het schrijven van
dit werk was het gouden Priesterjubilé
van den pastoor van Vlijmen, den
ZeerEerwaarden heer A. van der Pas,
aan wien dit door den schrijver eer
biedig werd opgedragen.
Door het verzamelen van de gegevens,
die de bouwstof voor deze geschied
kundige verhandeling moesten vormen,
kon het groote plan van den berw.
schrijver, niet onopgemerkt blijvenen
de vertraging, welke, onafhankelijk van
den wil van den schrijver, de verschij
ning van het werk heeft verschoven,
heeft ons met stijgende belangstelling
en ongeduld doen uitzien naar het
oogenblik, waarop dit het licht zou zien.
Want wie het voorrecht heeft kapelaan
Serrarens van nabij te kennen, weet ook
dat van zijne groote geleerdheid, zijne
diepzinnige levensbeschouwing, zijn
historischen aanleg, zijn voorliefde voor
wetenschap cn kunst mocht worden
verwacht, dat het resultaat van zijn
geschiedkundigen arbeid, zii"e. "Ge
schiedkundige Bijzonderheden in elk
opzicht den toets glansrijk zou kunnen
doorstaan.
En wij zijn in onze verwachtingen
niet teleurgesteld
Speurend en vorschend en puttend
uit vele verspreide oude bronnen heeft
de bekwame schrijver, in een betrekkelijk
klein bestek, een schat van geschied
kundige bijzonderheden verzameld, die
de belangstelling verdienen van allen
die er bij betrokken zijn de inwoners
van Vlijmen op de allereerste plaats
doch van dezen niet alleen, want ook
voor anderen kan het lezen er van niet
anders dan hoogst belangwekkend zijn.
Het werk is verdeeld in 3 hoofd
stukken i
Het eerste betreft het tijdperk vanaf
de eerste tijden tot 1600, en behelst o.m.
een geschiedkundig overzicht op burger
lijk en kerkelijk terrein; de stichting
van de orde van Premonstreit door den
H. Norbertus in 1120; die van de abdij
van Berne in 1134 door Feceldus,
afstammeling van de graven van Teister
band en Kleefden ontzaglijken invloed,
die van de Premonstratenter priesters,
speciaal van die van de abdij van Berne,
is uitgegaan, en waaraan het voor-
van nDe Echo van het Zuiden
155)
namelijk te danken is, dat talrijke paro
chies (en daaronder ook Vlijmen) voor
den overgang naar het protestantisme
werden behoed; de stichting van de
eerste kerk vóór 1285 en de vele rampen,
die Vlijmen en zijne ingezetenen, van
de 14e tot de 17de eeuw. hebben ge
troffen.
Het blijkt te zijn geweest een tijdperk
van mateloos leed en nameloos lijden
voor de verkondigers van het H. Geloof
op de eerste plaats, waarvan zelfs
één, nl. Henricus, zoon van Nicolaas
Buys te Heusden en sinds 1558 Pastoor
van Vlijmen, voor de belijdenis van
zijn geloof zijn bloed heeft gegeven,
doch ook hun volgelingen moesten
daarin natuurlijkerwijze evenredig deelen.
Daarbij kwamen dan nog de voor
melde rampen, om Vlijmen en omgeving
nog meer te teisteren. (Zie bladz. 24,
25 en 26).
Hoofdstuk II bevat een schets van
den invloed van het Protestantisme, en
de vervolgingen waaraan de Roomschen
bloot stonden.
In korte trekken geeft de schrijver
(op bladz. 30 e.v.) een beeld van de
gruwelijke folteringen, die zij ook in dit
tijdvak moesten verduren, en gaat dan
(op bladz. 33) kernachtig en gedecideerd
als volgt voorts:
.De hervorming vierde hoogtij. Onder
scheidene placaten, zoo van de Staten
„van Holland, dd. 27 Maart 1612, 26
„Februari 1622, 8 September 1629,1637,
„17 Januari en 30 Augustus 1641, 16
„Juni 1648, 14 April 1649, 29 Juli 1654
„e.a., alle gemaakt tegen de stoutigheden
„der papistenmoesten den Roomschen
„eeredienst ten onder brengen en de
„Roomsche geestelijken, zoo wereldlijke
„als geordende, uit het land weren of
„verbannen".
Hoogst merkwaardig is ook wat even
verder op blz. 34 is aangeteekend
„Int zelfde jaar (1641) is oockafghe-
„stilt en onder voeten gebracht de
„superstitieuse en seer godtsloose
„costuymen der papisten binnen Vlijmen
„in 't onderhouden omtrent het begraven
„van haer dooden. Sy begroeven de
„dooden gantsch verkeerder wijse en op
„syn paapssy bedecten de doodskisten
„met een cleed daarop een cruys, rood
„off wit, met afgodische beelden ge-
„hechtet waren, sy droegen tlyck ronds-
„om de kerckesy knielden en baden
„tegen 't tgrafsy setten de baren boven
„op tgraf en rontsomme gaande, offerten
„sy op tgraf."
Geleidelijk blijkt nochthans eenige ver
betering te zijn ingetreden, althans
zoo lezen wij later mochten de Katho
lieken van Vlijmen tegen jaarlijksche
betaling van zekere recognitiegelden aan
den Drossaert, hunnen godsdienst uit
oefenen en sommige Kerkelijke ceremo
niën verrichtenen op 4 Juli 1740
gaven de gecommitteerde raden ver
gunning om een schuurkerk te bouwen,
die echter op 15 April 1753 op bevel
van den drossaert voor 2 maanden
moest gesloten worden wegens gepleegde
stoudigheden der roomschen
.Ook tijdens het gemelde 2e tijdvak
blijkt Vlijmen bovendien nog door andere
rampen geteisterd te zijn, welke Op
badlz. 39 als volgt worden opgesomd„pennen kregen, die er echter toen zoo
„de inendatie van het water in het jaar„uitzagen, dat zij daarbij doekjes om de
„1740, de droevige ruwine van den I „vingers moesten doen".
„brant in den jare 1746, de sterfte van Blijkt het Pastoraat van Pastoor Thien-
„het rundvee alsmede de inendatie van j ville zich te hebben gekenmerkt door
„onse buitenlanden, die nog op den dag den bouw der voormelde nieuwe kerk
„van heden geinendeert zijn, liggende en de stichting van het Zusterhuis, dat
„op eb en vloed. Alsmede den slechten van Pastoor van den Brand door den
„toestand van den hopbou, alwaar ons bouw van de tegenwoordige monumen-
„dorp het meeste van moet bestaan en tale kerk, het herderschap van Pastoor
„alwaar bijnaar geen gelt van can worde van der Pas staat, zooals uit het be-
„gemaakt, daar mense voor een plucke sproken werk blijkt, bovenal in het
„en drooge als denzelven is gewassen, teeken van het onderwijs.
„soodat men voor syn lar.t, daar de Inderdaad
„selve met veel arbyt en oncoste wordt Onze Pastoor huldigt blijkbaar de leer
„geteult geen duyt conne proffitere". „wie de jeugd heeft, heeft de toekomst".
Over den bouw van een pastorie blijkt en omdat hij vóór alles de moreele
heel wat te zijn geschreven en gewreven, welvaart van Vlijmen, ook voor de
Dat begon al in 1761 en in 1783 kon toekomst wilde verzekeren, daarom juist
zij pas gebouwd worden. heeft hij rusteloos gewerkt en gezwoegd,
Wij hebben ons afgevraagd, of die om het groote middel daartoe, nl. het
pastorie dezelfde was, als die welke de bijzonder onderwijs, te verschaffen,
meesten van de thans levende inwoners Pastoor van der Pas zeggen wij
van Vlijmen nog hebben gekend. heeft daarvoor gewerkt en gezwoegd.
Het 3de Hoofdstuk behandelt Vlijmen's Want wie zal de tallooze hinderpalen
geschiedenis vanaf 1800 tot heden. en moeilijkheden optellen, die ZEerw.
De slechte tijden van vroeger maakten daarvoor heeft moeten overwinnen
plaats voor betere er ontstond welvaart Doch met wijze voorzichtigheid en
en rijkdom, waartoe de verbeterde afwa- taaie volharding is onze beminde Pastoor
tering, het uitstekende beheer van de op dat verre doel afgegaan, en heeft
gemeente en van onze buiten- en binnen- dat ten slotte spoediger bereikt dan
polders, de buitengewoon groote vrucht- aanvankelijk mocht worden verwacht,
baarheid van de in die polders gelegen Maar op menig ander terrein heelt
gronden, de uitmuntende kwaliteit van Pastoor van der Pas, door moeizamen
de hooigrassen, de rijke hopoogsten, arbeid, voor zijne parochie een rijken
de hooge hopprijzen en in latere jarer. oogst van heerlijke vruchten verkregen,
ook de manden-industrie in hooge mate Met den Eerw. Schrijver zijn wij er
hebben bijgedragen. van doordrongen dat wij echter zijn
De schuurkerk van 1740 werd dan ook eenvoud en zijne bescheidenheid zouden
in 1805 door een fraai kerkgebouw kwetsen, indien wij er toe overgingen
vervangen, en- dit moest in 1865 op dat alles op te sommenwij meenen
zijne beurt plaats maken voor den tegen- daarom te moeten volstaan met hier
woordigen majestueusen tempel. onze erkenning uit te spreken, dat onze
De „weelde" vaneen orgel scheen men beminde Pastoor van Vlijmen ontzaglijk
zich in 1865 echter nog niet te hebben veel heeft gedaan, en wel op een wijze
kunnen veroorloven. Doch hierin werd die waarlijk bewondering afdwingt,
op waardige en merkwaardige wijze Wordt niet op bladz 28 van de onder-
voorzien. werpelijke „Geschiedkundige Bijzonder-
„Deklarinettist Verhey zoo verhaald heden" gezegd, dat Vlijmen is „een
„de schrijver op bladz. 49 schoen- ontembaar volk?"
„maker, (wonend) op de Wolput, trok Wel nu, van die ontembaarheid is
„op de kruisdagen, aan het hoofd der tijdens het herderschap van onzen be-
„processie, al spelend op zijn instru- minden Pastoor van der Pas niets ge-
„ment de kerk rondop de gebruike- bleken 1 Integendeel.
„lijke wijze, bij het groote wijwatervat En aan wien is dat te danken
„gekomen, zijn instrument in het water Zonder het aandeel, dat daarin door
„dompelend.de Eerw. Kapelaans gedragen is, over
Als men dat leest, krijgt men onwille- het hoofd te zien, moet toch getuigd,
keurig een gevoel van heimwee naar dat dit vóór alles moet worden toe
den heiligen eenvoud van die dagen.... geschreven aan het wijs beleid van
Ook blijkt in dit tijdvak een begin onzen grijzen Herder zelf I
te zijn gemaakt met de stichting van Vlijmen had in 1888 noodig een herder,
het liefdehuis. die aan diepe theologische kennis, vast-
De schrijver geeft een overzicht van beradenheid, doortastendheid en voor
de verschillende stadia, waarin dit heeft I zichtigheid paarde. En de persoon, die
verkeerd, om zich van zijn oorspronke- deze zeldzame eigenschappen in zich
lijke gedaante tot zijn huidigen omvang vereenigde, was de toenmalige professor
te ontwikkelen, en vervolgt dan terecht in de Godgeleerdheid aan het R. K.
op pag. 52Gymnasium te Heeswijk, tevens Prior
„Wat een verschil o.a. tusschen de der abdy aldaardie persoon was onze
„8 of 9 groote klassen van tegenwoordig, huidige pastoor van der Pas.
„waar allerlei soort van onderwijs wordt En vandaar dat deze in het gemelde
„gegeven vanaf het fröbelen in de jaar door het Hooge Kerkelijke Gezag
„bewaarschool tot typen en stenografie met het Pastoraat van Vlijmen werd
„aan de verst gevorderden, terwijl men belast.
„zich toen beperken moest tot lezen, En op welke idiale wijze onze beminde
„schrijven, rekenen en eenig handwerk. Herder die moeilijke zending heeft vol-
„Maar de ouderen onder ons vertellen U bracht, blijkt, zooals de schrijver terecht
„toch nog met opgewektheid en dank- opmerkt, o.m. ook uit de luisterrijke
„baarheid van Mère Brigitte en van viering van zijn gouden Priesterjubilé
„Soeur Agnès, van de naaischool, die den 25sten Mei van dit jaar en uit de
„het allereerst werd opgericht, van de diepe Hoogachting, die de Vlijmenaren
„leerschool, die op St. Agnesdag den hun beminden Herder toedragen.
„21 Januari 1850 werd geopend in de
„groote zaal en hoe zij voor 't eerstin
„de plaats van veeren pennen, de stalen Wij hebben den Eerwaarden Schrijve
op enkele van de vele hoogst merk
waardige punten van Zijne „Geschied-
kundige Bijzonderheden over Vlijmen"
gevolgd, en daaruit moge ook den lezer
blijken, hoezeer Kapelaan Serrarens er
n geslaagd is, het door Hem beoogde
doel te verwezenlijken.
Zijn arbeid was een hoogst moeilijke.
Doch schitterend is die geslaagd
Indien wij nochtans eene enkele op
merking zouden mogen maken, dan is
het deze, dat wij er betrekkelijk weinig
namen in hebben aangetroffen.
Namen noemen blijft altijd een moei
lijkheid. en toch hebben wij ons afge
vraagd of op bladz. 56, in verband met
de daar beschreven omvangrijke werk
zaamheden, voor den bouw der nieuwe
kerk en de leiding en de administratie
der steenfabriek, niet eenige namen meer
vermeld hadden behooren te worden.
Ook op bladz. 35 missen we een
familienaam, die, in verband met de
daar terecht geprezen vrijgevigheid bij
het bouwen en meubelen van scholen,
zeer zeker had verdiend vernoemd te
worden.
Wij zijn er zeker van, dat deze namen
aan de aandacht van den Eerwaarden
Schrijver niet kunnen zijn ontgaan, doch
evenzeer zijn wij er van overtuigd, dat
niet-vermelding van die namen onmoge
lijk uit gemis aan waardeering van de
door hen bewezen diensten kan voort
vloeien. zoodat men er den hooggeachten
Schrijver geen grief van zou kunnen
maken.
Toch zou het werk door het noemen
van die en meer andere namen ontegen
zeggelijk nog meer aan aantrekkelijkheid
hebben gewonnen.
Intusschen moet het getuigd, dat de
bekwame Schrijver er schitterend in is
geslaagd om de moeizaam verzamelde
gegevens tot een hoogste interressant en
leerzaam geheel te verwerken, dat op
de eerste plaats voor de geschiedenis
van Vlijmen, maar ook niet minder voor
zijne bewoners, en voor allen, die in
historie belangstellen, blijvende groote
waarde bezit.
Vlijmen, den 30 Sept 1922.
v. H.
Welk blad geeft U uitvoerige raada-
verslagen uit alle plaatsen in de
Langstraat en Omgeving
Welk blad geeft U artikelen en
ingezonden stukken, plaatselijke
gebeurtenissen en toestanden
besprekende
Welk blad geeft U zulke uitgebreide
plaatselijke berichten
Welk gewestelijk blad geeft U zoo
veel binnen-, buitenlandsch en
Gemengd Nieuws
Welk blad geeft U zulke mooie
feuilletons
Welk blad geeft U de advertenties
die voor U van belang zijn
Geen enkel blad dan
Waalwijksche en Langstraatsche Courant,
die U voor slechts f 1.25 ot 1.40
fr. p. p. wordt toegezonden.
De Echo van het Zeiden.
S...
„O, wat een dwaze taal! Ik speel om my
te verzetten en niet om een fortuin te win
nenWaartoe zou liet ook dienen? GtJ
zjjt rtjk genoeg, dierbare neef! Ik was op
het punt u te sehryven om myn maandgeld."
„Ik zal het u heden geven."
„Zeer goedDat zal my aangenaam zyn."
„Doch er is eene zaak, die ik in 't geheel
niet begrQp."
„En dat is?"
„Hoe komt het, dat gfl dit maandgeld nu
reeds noodig hebt, zoo gtj gelukkig zyt in 't
spel?"
„Het leven heeft zflne geheimen, die men
niet moet trachten te doorgronden," ant
woordde Ovidius op eenigszins plechtigeu
toon.
Terwfll zy zoo spraken, toonde Ovidius
een byzondereu appetijt en at voor twee.
De milliouair echter liet schier alles on
aangeroerd staan.
Dit ontging Ovidius niet.
„Waarom eet gy niet?" vroeg hy. „Zou
er weer iets op uwen weg liggen, dat u het
hart onrustig maakt?"
Paul Harmaut wierp het oog op de deur
van het vertrek, om zich te verzekeren, dat
die goed gesloten was en dan tot zyn tafel
genoot neigend, sprak hij op zachten toon
Thans vrees ik zeer, dat wfl onherroepe-
iyk verloren gaan."
Ovidius legde de vork, die hy zoo goed
hanteerde, eensklaps op zflu bord neder en
toonde een ontsteld gelaat.
„Wat zegt gy my nu?" vroeg hy.
Eensklaps dacht hy aan Amanda, die
misschien wel van zich had doen hooreu,
en zyn gelaat vertoonde veel onrust.
„Ik zeg u de waarheid," hernam de indus
trieel.
„Heeft anen weten te ontdekken, dat wij
belang hebben in 't verdwynen van Lucia?"
vroeg Ovidius met bevende stem.
„Neen".
„Wat is er dan? Laat my toch niet lan
ger in duizend angsten
„Vier woorden zyn voldoende: Jeanne
is te Parys".
Jeanne Fortier?"
„Ja." -
„Wat drommels?"
„En zy heeft hare dochter weergevonden".
„Oumogeiyk
„Dat sehynt zoo en toch is het waar."
„zyt gy niet door eenig valsch rapport
misleid
„Neen, ik ben niet misleid. Ik zelf heb
die vrouw by myn advocaat Georges Darier
ontmoet."
„En heeft zy u herkend?" vroeg Ovidius
bleek als een doode.
„Neen, gelukkig niet! Maar hare tegen
woordigheid te Pargs is een biyvend gevaar
voor my. Gisteren heeft zy my niet her
kend, doch daaruit valt niets te besluiten.
Een ongelukkig toeval kan haar wederom
op myne wegen brengen en misschien her
kent zy my dan. Dat zou een groot schun-
daal barenDan ware ik verloren
Ovidius begon te lachen.
„Wordt gy krankzinnig?" vroeg Harmant,
die ontboezeming van vrooiykheid niet be-
grypend in een geval, dat hem zoo ernstig
scheen.
„Laat my lachen; 't is niet slecht ge
meend. Ik begryp waariyk niet, dat gy zoo
gemakkeiyk angst in het hart krygt. Goede,
beste neef, zoo Jeanne Fortier u niet her
kend heeft, dan is er ook geen gevaar te
duchten."
„Ik herhnal u, dat zy my morgen mis
schien wel herkennen zal."
„Zoo er geen maatregelen genomen wor
den."
„Weet gy er dan iets op te vinden?"
„NatuuriykDat is zoo eenvoudig moge-
ïyk."
„En dat is? Spreek, want lk wordt er
krankzinnig van."
„Ik heb medeiyden met uop myn eere
woordIk herken u haast niet meer! Kom,
kom, toon geen dwaze vrees, maar reken
op my. Jeanne Fortier is te Parys; gy zyt
er zeker van, daar gy haar gezien hebt. zy
heeft natuurlijk een valsclien naam aange
nomen?"
„Ja".
„Eu hoe heet zy nu?"
„Lise Perrin".
„Waar woont zy?"
„Dat weet ik niet, maar zy is genmkke-
ïyk by Lucia te vinden."
„Bourbonkade, no. 9. Daar ben ik bekend.
Zy leeft niet van hare renten, naar ik ver
onderstel. Wat doet zy?"
„Zy is brooddraagster."
„Dan moet zy van den morgen tot den
avond op straat zynBy myn leven! Zy
durft, dat verzeker ik u! Haar signalement
is overal verspreid en de eerste agent de
beste kan haar arresteeren, naar het com
missariaat brengen, van waar zy wel fran
co naar de centrale gevangenis zal worden
verzondenKom, beef piet meer, neef.
Wees integendeel gerust. Laat ons een oude
flesch Pomard of Volnay drinken op de
gezondheid van Bourgogne, waar ons beider
wieg gestaan heeft... Morgen zal Jeanne u
niet meer hinderen."
„En wat zult gy dan doen?"
„Ik? Niets, maar gy
„Ik?" herhaalde de milliouair ongerust.
„Natuuriyk. Gy zult den prokureur der
republiek berichten, dat de genaamde Jean
ne Fortier, uit de gevangenis van Clermont
ontsnapt, te Parijs rondloopt onder den
naam van Lise Perrin en dat men zeker
haar of haar spoor vinden kan by hare
dochter Lucia op de Bourbonkade, no. 9.
't Is zelfs niet noodig dat dit briefje getee-
kend wordt."
„Onmogeiyk!" antwoordde de ralsche
Paul Harmant. Dat briefje zal ik niet
sehryven."
„En waarom niet?"
„Omdat men niet zou nalaten my Jean
ne's arrestatie toe te sehryven."
„Wie zou dat doen?"
„Georges Darier... Ik wilde haar in zyne
woning doen arresteeren, doch hy beschermt
die vrouw en heeft zich tusschen my en
haar gesteld."
„Zoo, zoo! Beschermt haar die ellendige
advokaat? Dat moet een zonderling tooneel
geweest zyn!... Stel my eens op de hoogte."
Paul Harmant deelde hier mede wat wy
reeds lang weten.
Ovidius toonde biykbare teekeneu van
ongeduld en was niet op zyn gemak.
„Nu moet gy begrypen," ging de millio
uair voort, „dat wy niet kunnen doen wat
gy van plan waart; dat zou al te onvoor
zichtig zyn. Georges Darier zou by het ver
nemen van Jeanne's arrestatie, waarvan de
bladen onmiddeliyk gewag maken, op het
zelfde oogenblik begrypen, dat die van my
uitgaatReeds moet hy zeer zonderling
gevonden hebben wat ik by hem wilde doen.
Zeker zou er argwaan in zyn geest ryzen.
En Jeanne zou aan alle uasporingen kunnen
ontsnappen, want wellicht is zy nu op hare
hoede en by hem een toevluchtsoord en be
scherming gaan vragen... Lucia kan Lucien
Labroue haren vroegeren verloofde gaan
opzoeken en zich met hem naar den advo
kaat begeven... Ik weet niet wat er gebeu
ren kan. Ik zie niet helder in deze zaak,
doch ik heb een voorgevoel dat ik met het
grootste gevaar bedreigd word en myn
voorgevoel bedriegt my gewooniyk niet. Het
is alsof rondom my en tegen my zich een
verbond vormt, dat van dag tot dag, van
uur tot uur dreigender wordt... Lucien La
broue gelooft aan Jeanne Fortier's on
schuld, hy twyfelt aan Jacques Gérard's
dood... De advocaat Georges Darier, de neef
van den pastoor, by wien Jeanne gearres
teerd werd, is van hetzelfde gevoelen en de
schilder Stephaan Castel ook al. Zy allen
achten Jacques Gérard nog in 't leven en
zyn overtuigd dat Jeanne Fortier onder de
straf gebukt gaat, die hy zou moeten on
dergaan."
„Maar waarmede bemoeien zy zich toch?"
mompelde Soliveau.
Dan ging de valsche Paul Harmant weer
voort
„Een vonkje is voldoende in 't midden
dezer duisternissen om alles op te helderen,
een onvoorzichtig woord en alles is ver
loren, alles stort in met krakend geweld,
en dat juist, nu Lucien op het punt staat
myne familie binnen te treden, waardoor
hem natuuriyk in alle eventualiteiten het
stilzwygen zal worden opgelegd, indien hy
zyn eigen persoon niet even als my met
schande wil beladenIn het gezicht der
haven schipbreuk te moeten ïyden, o dat
is verschrikkeiyk
En met een krankzinnige beweging greep
de milliouair het hoofd tusschen de handen.
„BedaardBedaardzelde Ovidius. „Dan
hebben wy kans wat verder te komen. Er is
volstrekt geene reden om te wanhopen,
beste neef. Het ongeluk, dat u toegrynst
kan gebeuren, dat erken ik, maar het tegen
overgestelde kan even goed waar zyn.
Jeanne kan praten. Maar wat zal zy
zeggen? Dat zy onschuldig is... Steeds het
zelfde liedje! Vroeger heeft zy dat gezegd
en herhaald tot vervelens toe en toch werd
zy veroordeeld! zy kan u herkennen, daar
in hebt gy geiyk, maar dan zult gy toch
wel weten te antwoordenDie vrouw is
krankzinnig! Jacques Gérard is dood! Myn
naam is Paul Harmant en daarvan heb ik
het onomstootbaar bewys in handen."
„Maar," antwoordde de millionair, „gy
hebt wel weten te ontdekken dat Paul
Harmant te Geneve Is overleden, Waarom
zouden anderen dat ook niet kunnen?"
Daarop viel niets te antwoorden.
Ovidius zweeg dus.
„Ik herhaal dus, dat het gevaar zeer
groot is." ging de vroegere Jacques Gérard
voort, „en 't zal nog steeds grooter worden,
zoolang Jeanne Fortier onder de levenden
biyft rondloopen."
„Gy wilt haar dan van het tooneel doen
verdwynen?" vroeg Ovidius op diepen toon,
terwyi hy tot zyn medeplichtige boog.
„Ziedaar de reddingsplank."
„Denk er wel over na. Kaïi uwe misdaad
voor u geen gevaariyker gevolgen hebben
dan eene herkenning? Zoo Georges Darier,
zoo Lucia weet dat gy Jeanne bedreigd hebt,
zullen zy u dan haar tragisch uiteinde ook
niet toeschryven?"
(Wordt vervolgd).