Teuilleton De Portierster van Alfortville. TWEEDE BLAD. Wij gar andeer en U „De Stralende Zon". NUMMER 80 ZATERDAQ 7 OCTOBER 1922. 45e Jaargang de vakkundtgste behandeling. Billijke prijzen. Keurige afwerking. Stoomververij en UitstoominrichtinJ Depot'sTH. v. d. SANDEN. Groote straat 145Kaatsheuvel, N. STRAVERS. Hoofdstraat. Geschiedkundige bijzonder heden van Vlijmen. Met zeer groote belangstelling namen wir kennis van het Geschiedkundig Overzich" van Vlijmen van de hand van den WelEerwaarden heer H. J. Serrarens, alhier, hetwelk dezer dagen verscheen. De aanleiding tot het schrijven van dit werk was het gouden Priesterjubilé van den pastoor van Vlijmen, den ZeerEerwaarden heer A. van der Pas, aan wien dit door den schrijver eer biedig werd opgedragen. Door het verzamelen van de gegevens, die de bouwstof voor deze geschied kundige verhandeling moesten vormen, kon het groote plan van den berw. schrijver, niet onopgemerkt blijvenen de vertraging, welke, onafhankelijk van den wil van den schrijver, de verschij ning van het werk heeft verschoven, heeft ons met stijgende belangstelling en ongeduld doen uitzien naar het oogenblik, waarop dit het licht zou zien. Want wie het voorrecht heeft kapelaan Serrarens van nabij te kennen, weet ook dat van zijne groote geleerdheid, zijne diepzinnige levensbeschouwing, zijn historischen aanleg, zijn voorliefde voor wetenschap cn kunst mocht worden verwacht, dat het resultaat van zijn geschiedkundigen arbeid, zii"e. "Ge schiedkundige Bijzonderheden in elk opzicht den toets glansrijk zou kunnen doorstaan. En wij zijn in onze verwachtingen niet teleurgesteld Speurend en vorschend en puttend uit vele verspreide oude bronnen heeft de bekwame schrijver, in een betrekkelijk klein bestek, een schat van geschied kundige bijzonderheden verzameld, die de belangstelling verdienen van allen die er bij betrokken zijn de inwoners van Vlijmen op de allereerste plaats doch van dezen niet alleen, want ook voor anderen kan het lezen er van niet anders dan hoogst belangwekkend zijn. Het werk is verdeeld in 3 hoofd stukken i Het eerste betreft het tijdperk vanaf de eerste tijden tot 1600, en behelst o.m. een geschiedkundig overzicht op burger lijk en kerkelijk terrein; de stichting van de orde van Premonstreit door den H. Norbertus in 1120; die van de abdij van Berne in 1134 door Feceldus, afstammeling van de graven van Teister band en Kleefden ontzaglijken invloed, die van de Premonstratenter priesters, speciaal van die van de abdij van Berne, is uitgegaan, en waaraan het voor- van nDe Echo van het Zuiden 155) namelijk te danken is, dat talrijke paro chies (en daaronder ook Vlijmen) voor den overgang naar het protestantisme werden behoed; de stichting van de eerste kerk vóór 1285 en de vele rampen, die Vlijmen en zijne ingezetenen, van de 14e tot de 17de eeuw. hebben ge troffen. Het blijkt te zijn geweest een tijdperk van mateloos leed en nameloos lijden voor de verkondigers van het H. Geloof op de eerste plaats, waarvan zelfs één, nl. Henricus, zoon van Nicolaas Buys te Heusden en sinds 1558 Pastoor van Vlijmen, voor de belijdenis van zijn geloof zijn bloed heeft gegeven, doch ook hun volgelingen moesten daarin natuurlijkerwijze evenredig deelen. Daarbij kwamen dan nog de voor melde rampen, om Vlijmen en omgeving nog meer te teisteren. (Zie bladz. 24, 25 en 26). Hoofdstuk II bevat een schets van den invloed van het Protestantisme, en de vervolgingen waaraan de Roomschen bloot stonden. In korte trekken geeft de schrijver (op bladz. 30 e.v.) een beeld van de gruwelijke folteringen, die zij ook in dit tijdvak moesten verduren, en gaat dan (op bladz. 33) kernachtig en gedecideerd als volgt voorts: .De hervorming vierde hoogtij. Onder scheidene placaten, zoo van de Staten „van Holland, dd. 27 Maart 1612, 26 „Februari 1622, 8 September 1629,1637, „17 Januari en 30 Augustus 1641, 16 „Juni 1648, 14 April 1649, 29 Juli 1654 „e.a., alle gemaakt tegen de stoutigheden „der papistenmoesten den Roomschen „eeredienst ten onder brengen en de „Roomsche geestelijken, zoo wereldlijke „als geordende, uit het land weren of „verbannen". Hoogst merkwaardig is ook wat even verder op blz. 34 is aangeteekend „Int zelfde jaar (1641) is oockafghe- „stilt en onder voeten gebracht de „superstitieuse en seer godtsloose „costuymen der papisten binnen Vlijmen „in 't onderhouden omtrent het begraven „van haer dooden. Sy begroeven de „dooden gantsch verkeerder wijse en op „syn paapssy bedecten de doodskisten „met een cleed daarop een cruys, rood „off wit, met afgodische beelden ge- „hechtet waren, sy droegen tlyck ronds- „om de kerckesy knielden en baden „tegen 't tgrafsy setten de baren boven „op tgraf en rontsomme gaande, offerten „sy op tgraf." Geleidelijk blijkt nochthans eenige ver betering te zijn ingetreden, althans zoo lezen wij later mochten de Katho lieken van Vlijmen tegen jaarlijksche betaling van zekere recognitiegelden aan den Drossaert, hunnen godsdienst uit oefenen en sommige Kerkelijke ceremo niën verrichtenen op 4 Juli 1740 gaven de gecommitteerde raden ver gunning om een schuurkerk te bouwen, die echter op 15 April 1753 op bevel van den drossaert voor 2 maanden moest gesloten worden wegens gepleegde stoudigheden der roomschen .Ook tijdens het gemelde 2e tijdvak blijkt Vlijmen bovendien nog door andere rampen geteisterd te zijn, welke Op badlz. 39 als volgt worden opgesomd„pennen kregen, die er echter toen zoo „de inendatie van het water in het jaar„uitzagen, dat zij daarbij doekjes om de „1740, de droevige ruwine van den I „vingers moesten doen". „brant in den jare 1746, de sterfte van Blijkt het Pastoraat van Pastoor Thien- „het rundvee alsmede de inendatie van j ville zich te hebben gekenmerkt door „onse buitenlanden, die nog op den dag den bouw der voormelde nieuwe kerk „van heden geinendeert zijn, liggende en de stichting van het Zusterhuis, dat „op eb en vloed. Alsmede den slechten van Pastoor van den Brand door den „toestand van den hopbou, alwaar ons bouw van de tegenwoordige monumen- „dorp het meeste van moet bestaan en tale kerk, het herderschap van Pastoor „alwaar bijnaar geen gelt van can worde van der Pas staat, zooals uit het be- „gemaakt, daar mense voor een plucke sproken werk blijkt, bovenal in het „en drooge als denzelven is gewassen, teeken van het onderwijs. „soodat men voor syn lar.t, daar de Inderdaad „selve met veel arbyt en oncoste wordt Onze Pastoor huldigt blijkbaar de leer „geteult geen duyt conne proffitere". „wie de jeugd heeft, heeft de toekomst". Over den bouw van een pastorie blijkt en omdat hij vóór alles de moreele heel wat te zijn geschreven en gewreven, welvaart van Vlijmen, ook voor de Dat begon al in 1761 en in 1783 kon toekomst wilde verzekeren, daarom juist zij pas gebouwd worden. heeft hij rusteloos gewerkt en gezwoegd, Wij hebben ons afgevraagd, of die om het groote middel daartoe, nl. het pastorie dezelfde was, als die welke de bijzonder onderwijs, te verschaffen, meesten van de thans levende inwoners Pastoor van der Pas zeggen wij van Vlijmen nog hebben gekend. heeft daarvoor gewerkt en gezwoegd. Het 3de Hoofdstuk behandelt Vlijmen's Want wie zal de tallooze hinderpalen geschiedenis vanaf 1800 tot heden. en moeilijkheden optellen, die ZEerw. De slechte tijden van vroeger maakten daarvoor heeft moeten overwinnen plaats voor betere er ontstond welvaart Doch met wijze voorzichtigheid en en rijkdom, waartoe de verbeterde afwa- taaie volharding is onze beminde Pastoor tering, het uitstekende beheer van de op dat verre doel afgegaan, en heeft gemeente en van onze buiten- en binnen- dat ten slotte spoediger bereikt dan polders, de buitengewoon groote vrucht- aanvankelijk mocht worden verwacht, baarheid van de in die polders gelegen Maar op menig ander terrein heelt gronden, de uitmuntende kwaliteit van Pastoor van der Pas, door moeizamen de hooigrassen, de rijke hopoogsten, arbeid, voor zijne parochie een rijken de hooge hopprijzen en in latere jarer. oogst van heerlijke vruchten verkregen, ook de manden-industrie in hooge mate Met den Eerw. Schrijver zijn wij er hebben bijgedragen. van doordrongen dat wij echter zijn De schuurkerk van 1740 werd dan ook eenvoud en zijne bescheidenheid zouden in 1805 door een fraai kerkgebouw kwetsen, indien wij er toe overgingen vervangen, en- dit moest in 1865 op dat alles op te sommenwij meenen zijne beurt plaats maken voor den tegen- daarom te moeten volstaan met hier woordigen majestueusen tempel. onze erkenning uit te spreken, dat onze De „weelde" vaneen orgel scheen men beminde Pastoor van Vlijmen ontzaglijk zich in 1865 echter nog niet te hebben veel heeft gedaan, en wel op een wijze kunnen veroorloven. Doch hierin werd die waarlijk bewondering afdwingt, op waardige en merkwaardige wijze Wordt niet op bladz 28 van de onder- voorzien. werpelijke „Geschiedkundige Bijzonder- „Deklarinettist Verhey zoo verhaald heden" gezegd, dat Vlijmen is „een „de schrijver op bladz. 49 schoen- ontembaar volk?" „maker, (wonend) op de Wolput, trok Wel nu, van die ontembaarheid is „op de kruisdagen, aan het hoofd der tijdens het herderschap van onzen be- „processie, al spelend op zijn instru- minden Pastoor van der Pas niets ge- „ment de kerk rondop de gebruike- bleken 1 Integendeel. „lijke wijze, bij het groote wijwatervat En aan wien is dat te danken „gekomen, zijn instrument in het water Zonder het aandeel, dat daarin door „dompelend.de Eerw. Kapelaans gedragen is, over Als men dat leest, krijgt men onwille- het hoofd te zien, moet toch getuigd, keurig een gevoel van heimwee naar dat dit vóór alles moet worden toe den heiligen eenvoud van die dagen.... geschreven aan het wijs beleid van Ook blijkt in dit tijdvak een begin onzen grijzen Herder zelf I te zijn gemaakt met de stichting van Vlijmen had in 1888 noodig een herder, het liefdehuis. die aan diepe theologische kennis, vast- De schrijver geeft een overzicht van beradenheid, doortastendheid en voor de verschillende stadia, waarin dit heeft I zichtigheid paarde. En de persoon, die verkeerd, om zich van zijn oorspronke- deze zeldzame eigenschappen in zich lijke gedaante tot zijn huidigen omvang vereenigde, was de toenmalige professor te ontwikkelen, en vervolgt dan terecht in de Godgeleerdheid aan het R. K. op pag. 52Gymnasium te Heeswijk, tevens Prior „Wat een verschil o.a. tusschen de der abdy aldaardie persoon was onze „8 of 9 groote klassen van tegenwoordig, huidige pastoor van der Pas. „waar allerlei soort van onderwijs wordt En vandaar dat deze in het gemelde „gegeven vanaf het fröbelen in de jaar door het Hooge Kerkelijke Gezag „bewaarschool tot typen en stenografie met het Pastoraat van Vlijmen werd „aan de verst gevorderden, terwijl men belast. „zich toen beperken moest tot lezen, En op welke idiale wijze onze beminde „schrijven, rekenen en eenig handwerk. Herder die moeilijke zending heeft vol- „Maar de ouderen onder ons vertellen U bracht, blijkt, zooals de schrijver terecht „toch nog met opgewektheid en dank- opmerkt, o.m. ook uit de luisterrijke „baarheid van Mère Brigitte en van viering van zijn gouden Priesterjubilé „Soeur Agnès, van de naaischool, die den 25sten Mei van dit jaar en uit de „het allereerst werd opgericht, van de diepe Hoogachting, die de Vlijmenaren „leerschool, die op St. Agnesdag den hun beminden Herder toedragen. „21 Januari 1850 werd geopend in de „groote zaal en hoe zij voor 't eerstin „de plaats van veeren pennen, de stalen Wij hebben den Eerwaarden Schrijve op enkele van de vele hoogst merk waardige punten van Zijne „Geschied- kundige Bijzonderheden over Vlijmen" gevolgd, en daaruit moge ook den lezer blijken, hoezeer Kapelaan Serrarens er n geslaagd is, het door Hem beoogde doel te verwezenlijken. Zijn arbeid was een hoogst moeilijke. Doch schitterend is die geslaagd Indien wij nochtans eene enkele op merking zouden mogen maken, dan is het deze, dat wij er betrekkelijk weinig namen in hebben aangetroffen. Namen noemen blijft altijd een moei lijkheid. en toch hebben wij ons afge vraagd of op bladz. 56, in verband met de daar beschreven omvangrijke werk zaamheden, voor den bouw der nieuwe kerk en de leiding en de administratie der steenfabriek, niet eenige namen meer vermeld hadden behooren te worden. Ook op bladz. 35 missen we een familienaam, die, in verband met de daar terecht geprezen vrijgevigheid bij het bouwen en meubelen van scholen, zeer zeker had verdiend vernoemd te worden. Wij zijn er zeker van, dat deze namen aan de aandacht van den Eerwaarden Schrijver niet kunnen zijn ontgaan, doch evenzeer zijn wij er van overtuigd, dat niet-vermelding van die namen onmoge lijk uit gemis aan waardeering van de door hen bewezen diensten kan voort vloeien. zoodat men er den hooggeachten Schrijver geen grief van zou kunnen maken. Toch zou het werk door het noemen van die en meer andere namen ontegen zeggelijk nog meer aan aantrekkelijkheid hebben gewonnen. Intusschen moet het getuigd, dat de bekwame Schrijver er schitterend in is geslaagd om de moeizaam verzamelde gegevens tot een hoogste interressant en leerzaam geheel te verwerken, dat op de eerste plaats voor de geschiedenis van Vlijmen, maar ook niet minder voor zijne bewoners, en voor allen, die in historie belangstellen, blijvende groote waarde bezit. Vlijmen, den 30 Sept 1922. v. H. Welk blad geeft U uitvoerige raada- verslagen uit alle plaatsen in de Langstraat en Omgeving Welk blad geeft U artikelen en ingezonden stukken, plaatselijke gebeurtenissen en toestanden besprekende Welk blad geeft U zulke uitgebreide plaatselijke berichten Welk gewestelijk blad geeft U zoo veel binnen-, buitenlandsch en Gemengd Nieuws Welk blad geeft U zulke mooie feuilletons Welk blad geeft U de advertenties die voor U van belang zijn Geen enkel blad dan Waalwijksche en Langstraatsche Courant, die U voor slechts f 1.25 ot 1.40 fr. p. p. wordt toegezonden. De Echo van het Zeiden. S... „O, wat een dwaze taal! Ik speel om my te verzetten en niet om een fortuin te win nenWaartoe zou liet ook dienen? GtJ zjjt rtjk genoeg, dierbare neef! Ik was op het punt u te sehryven om myn maandgeld." „Ik zal het u heden geven." „Zeer goedDat zal my aangenaam zyn." „Doch er is eene zaak, die ik in 't geheel niet begrQp." „En dat is?" „Hoe komt het, dat gfl dit maandgeld nu reeds noodig hebt, zoo gtj gelukkig zyt in 't spel?" „Het leven heeft zflne geheimen, die men niet moet trachten te doorgronden," ant woordde Ovidius op eenigszins plechtigeu toon. Terwfll zy zoo spraken, toonde Ovidius een byzondereu appetijt en at voor twee. De milliouair echter liet schier alles on aangeroerd staan. Dit ontging Ovidius niet. „Waarom eet gy niet?" vroeg hy. „Zou er weer iets op uwen weg liggen, dat u het hart onrustig maakt?" Paul Harmaut wierp het oog op de deur van het vertrek, om zich te verzekeren, dat die goed gesloten was en dan tot zyn tafel genoot neigend, sprak hij op zachten toon Thans vrees ik zeer, dat wfl onherroepe- iyk verloren gaan." Ovidius legde de vork, die hy zoo goed hanteerde, eensklaps op zflu bord neder en toonde een ontsteld gelaat. „Wat zegt gy my nu?" vroeg hy. Eensklaps dacht hy aan Amanda, die misschien wel van zich had doen hooreu, en zyn gelaat vertoonde veel onrust. „Ik zeg u de waarheid," hernam de indus trieel. „Heeft anen weten te ontdekken, dat wij belang hebben in 't verdwynen van Lucia?" vroeg Ovidius met bevende stem. „Neen". „Wat is er dan? Laat my toch niet lan ger in duizend angsten „Vier woorden zyn voldoende: Jeanne is te Parys". Jeanne Fortier?" „Ja." - „Wat drommels?" „En zy heeft hare dochter weergevonden". „Oumogeiyk „Dat sehynt zoo en toch is het waar." „zyt gy niet door eenig valsch rapport misleid „Neen, ik ben niet misleid. Ik zelf heb die vrouw by myn advocaat Georges Darier ontmoet." „En heeft zy u herkend?" vroeg Ovidius bleek als een doode. „Neen, gelukkig niet! Maar hare tegen woordigheid te Pargs is een biyvend gevaar voor my. Gisteren heeft zy my niet her kend, doch daaruit valt niets te besluiten. Een ongelukkig toeval kan haar wederom op myne wegen brengen en misschien her kent zy my dan. Dat zou een groot schun- daal barenDan ware ik verloren Ovidius begon te lachen. „Wordt gy krankzinnig?" vroeg Harmant, die ontboezeming van vrooiykheid niet be- grypend in een geval, dat hem zoo ernstig scheen. „Laat my lachen; 't is niet slecht ge meend. Ik begryp waariyk niet, dat gy zoo gemakkeiyk angst in het hart krygt. Goede, beste neef, zoo Jeanne Fortier u niet her kend heeft, dan is er ook geen gevaar te duchten." „Ik herhnal u, dat zy my morgen mis schien wel herkennen zal." „Zoo er geen maatregelen genomen wor den." „Weet gy er dan iets op te vinden?" „NatuuriykDat is zoo eenvoudig moge- ïyk." „En dat is? Spreek, want lk wordt er krankzinnig van." „Ik heb medeiyden met uop myn eere woordIk herken u haast niet meer! Kom, kom, toon geen dwaze vrees, maar reken op my. Jeanne Fortier is te Parys; gy zyt er zeker van, daar gy haar gezien hebt. zy heeft natuurlijk een valsclien naam aange nomen?" „Ja". „Eu hoe heet zy nu?" „Lise Perrin". „Waar woont zy?" „Dat weet ik niet, maar zy is genmkke- ïyk by Lucia te vinden." „Bourbonkade, no. 9. Daar ben ik bekend. Zy leeft niet van hare renten, naar ik ver onderstel. Wat doet zy?" „Zy is brooddraagster." „Dan moet zy van den morgen tot den avond op straat zynBy myn leven! Zy durft, dat verzeker ik u! Haar signalement is overal verspreid en de eerste agent de beste kan haar arresteeren, naar het com missariaat brengen, van waar zy wel fran co naar de centrale gevangenis zal worden verzondenKom, beef piet meer, neef. Wees integendeel gerust. Laat ons een oude flesch Pomard of Volnay drinken op de gezondheid van Bourgogne, waar ons beider wieg gestaan heeft... Morgen zal Jeanne u niet meer hinderen." „En wat zult gy dan doen?" „Ik? Niets, maar gy „Ik?" herhaalde de milliouair ongerust. „Natuuriyk. Gy zult den prokureur der republiek berichten, dat de genaamde Jean ne Fortier, uit de gevangenis van Clermont ontsnapt, te Parijs rondloopt onder den naam van Lise Perrin en dat men zeker haar of haar spoor vinden kan by hare dochter Lucia op de Bourbonkade, no. 9. 't Is zelfs niet noodig dat dit briefje getee- kend wordt." „Onmogeiyk!" antwoordde de ralsche Paul Harmant. Dat briefje zal ik niet sehryven." „En waarom niet?" „Omdat men niet zou nalaten my Jean ne's arrestatie toe te sehryven." „Wie zou dat doen?" „Georges Darier... Ik wilde haar in zyne woning doen arresteeren, doch hy beschermt die vrouw en heeft zich tusschen my en haar gesteld." „Zoo, zoo! Beschermt haar die ellendige advokaat? Dat moet een zonderling tooneel geweest zyn!... Stel my eens op de hoogte." Paul Harmant deelde hier mede wat wy reeds lang weten. Ovidius toonde biykbare teekeneu van ongeduld en was niet op zyn gemak. „Nu moet gy begrypen," ging de millio uair voort, „dat wy niet kunnen doen wat gy van plan waart; dat zou al te onvoor zichtig zyn. Georges Darier zou by het ver nemen van Jeanne's arrestatie, waarvan de bladen onmiddeliyk gewag maken, op het zelfde oogenblik begrypen, dat die van my uitgaatReeds moet hy zeer zonderling gevonden hebben wat ik by hem wilde doen. Zeker zou er argwaan in zyn geest ryzen. En Jeanne zou aan alle uasporingen kunnen ontsnappen, want wellicht is zy nu op hare hoede en by hem een toevluchtsoord en be scherming gaan vragen... Lucia kan Lucien Labroue haren vroegeren verloofde gaan opzoeken en zich met hem naar den advo kaat begeven... Ik weet niet wat er gebeu ren kan. Ik zie niet helder in deze zaak, doch ik heb een voorgevoel dat ik met het grootste gevaar bedreigd word en myn voorgevoel bedriegt my gewooniyk niet. Het is alsof rondom my en tegen my zich een verbond vormt, dat van dag tot dag, van uur tot uur dreigender wordt... Lucien La broue gelooft aan Jeanne Fortier's on schuld, hy twyfelt aan Jacques Gérard's dood... De advocaat Georges Darier, de neef van den pastoor, by wien Jeanne gearres teerd werd, is van hetzelfde gevoelen en de schilder Stephaan Castel ook al. Zy allen achten Jacques Gérard nog in 't leven en zyn overtuigd dat Jeanne Fortier onder de straf gebukt gaat, die hy zou moeten on dergaan." „Maar waarmede bemoeien zy zich toch?" mompelde Soliveau. Dan ging de valsche Paul Harmant weer voort „Een vonkje is voldoende in 't midden dezer duisternissen om alles op te helderen, een onvoorzichtig woord en alles is ver loren, alles stort in met krakend geweld, en dat juist, nu Lucien op het punt staat myne familie binnen te treden, waardoor hem natuuriyk in alle eventualiteiten het stilzwygen zal worden opgelegd, indien hy zyn eigen persoon niet even als my met schande wil beladenIn het gezicht der haven schipbreuk te moeten ïyden, o dat is verschrikkeiyk En met een krankzinnige beweging greep de milliouair het hoofd tusschen de handen. „BedaardBedaardzelde Ovidius. „Dan hebben wy kans wat verder te komen. Er is volstrekt geene reden om te wanhopen, beste neef. Het ongeluk, dat u toegrynst kan gebeuren, dat erken ik, maar het tegen overgestelde kan even goed waar zyn. Jeanne kan praten. Maar wat zal zy zeggen? Dat zy onschuldig is... Steeds het zelfde liedje! Vroeger heeft zy dat gezegd en herhaald tot vervelens toe en toch werd zy veroordeeld! zy kan u herkennen, daar in hebt gy geiyk, maar dan zult gy toch wel weten te antwoordenDie vrouw is krankzinnig! Jacques Gérard is dood! Myn naam is Paul Harmant en daarvan heb ik het onomstootbaar bewys in handen." „Maar," antwoordde de millionair, „gy hebt wel weten te ontdekken dat Paul Harmant te Geneve Is overleden, Waarom zouden anderen dat ook niet kunnen?" Daarop viel niets te antwoorden. Ovidius zweeg dus. „Ik herhaal dus, dat het gevaar zeer groot is." ging de vroegere Jacques Gérard voort, „en 't zal nog steeds grooter worden, zoolang Jeanne Fortier onder de levenden biyft rondloopen." „Gy wilt haar dan van het tooneel doen verdwynen?" vroeg Ovidius op diepen toon, terwyi hy tot zyn medeplichtige boog. „Ziedaar de reddingsplank." „Denk er wel over na. Kaïi uwe misdaad voor u geen gevaariyker gevolgen hebben dan eene herkenning? Zoo Georges Darier, zoo Lucia weet dat gy Jeanne bedreigd hebt, zullen zy u dan haar tragisch uiteinde ook niet toeschryven?" (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 5