Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. I De Portierster van Alfortville. "eerste blad. Gemeenteraad. FEUILLETON „NOO&D-BRABAND" NUMMER 8§. WOENSDAG 25 OCTOBER 1922. 45e IAARGANG. WAALWIJKBCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO. 2)it nummer bestaat uit Twee Bladen. KAATSHEUVEL. Openbare vergadering van den raad dezer gemeente op Maandag 23 Octo ber des v.m. ten 10 uur. Voorzitter Edelachtb. heer Van Be- souw. Klokslag 10 uur opent de Voorzitter de vergadering, aanwezig alle leden. De notulen der vorige vergadering worden voorgelezen. Na afloop daarvan vraagt de heer van den Wildenberg of het niet wen- schelijk zou zijn dat nog in de notulen wordt opgenomen dat de dokter te Loonopzand is benoemd op de voor waarden als zijn voorganger. De heer De Bresser meent dat zulks onnoodig is, wijl hij zelf aangevraagd heeft om op die voorwaarden aange steld te worden. De heer van den Wildenburg geeft toe dat het niet noodzakelijk is, doch gewenscht acht hij het. De Voorzitter zegt toe met een enkel woord daarvan in de notulen nog melding te maken. Daarna worden de notulen goedge keurd. Aan de orde 1. Beschikking van Ged. Staten in zake beroep schoolbestuur van de R.K. Meisjesschool te Kaatsheuvel. Het bestuur van de R.K. Meisjes school is tegen het raadsbesluit bij Ged. Staten in beroep gegaan. Het schoolbestuur heeft gevraagd om een nieuwe school en de raad heeft dat geweigerd wijl hij van meening is dat de oude bestaande school door ver bouwing en bijbouwing in orde is te brengen, wat voor de gemeente een groot finantieel voordeel is. Ged. Staten wijzen er echter op, dat het gebouw, zooals het nu is, absoluut niet geschikt is voor een 7-klassige meisjesschool en de raad daarom ten onrechte geweigerd heeft op het ver- 160). zoek in te gaan. Ged. Staten keuren derhalve het be sluit niet goed. Voorzitter Zooals den heeren bekend zal zijn, kan de raad tegen dit besluit van Ged. Staten bij de Kroon in beroep gaan. De tijd daarvoor is nog niet verstreken en om de raad daarvoor in de gelegenheid te stellen heb ik expres deze vergadering wat eerder gehouden dan aanvankelijk ons voornemen was. Van Amelsfoort. Ik meen dat het in hooger beroep gaan toch niets zal uithalen, want we hebben de mede werking niet van Burg. en Weth. De Wijs. Dat blijft bij mij in deze kwestie hetzelfde Of Burg. en Weth. het met ons eens zijn of niet, doet aan mijne overtuiging niets af. Bij mij staat de overtuiging nog vast dat bij verbouwing de school nog geschikt kan worden gemaakt. Wij hebben in- tusschen ook niet stilgezeten en onze maatregelen genomen. Onze overtuiging is dat met betrekkelijk weinig kosten de school in orde is te krijgen en nu zou ik als lid van de Commissie en als lid van den raad niet zoo gemak kelijk berusten in hetgeen Ged. Staten zeggen. Ik meen zelfs dat wij verplicht zijn om in hooger beroep te gaan en daar dan de zaak nog eens duidelijk uiteen te zetten. Voorzitter. Voor dat standpunt is heel wat meer te zeggen als dat van den heer van Amelsfoort. Burg. en Weth. houden zich het recht voor hun meening bekend te maken, daarvoor zijn ze een zelfstandig lichaam. Ze behoeven niet af te wachten wat eerst een ander zal zeggen en dat doen ze ook niet Als de meerderheid van den raad over tuigd is dat op de hun voorgestelde manier even goed een bruikbare school is te krijgen, dan vind ik er alles voor te zeggen dat ze in hooger beroep gaan, maar men moet niet met praatjes aan komen als van Amelsfoort doet en zeggenBurg. en Weth. zijn er niet voor en dan haalt het niets uit. Men moet ieders standpunt respec teeren. De raad moet zelf weten wat ze doet. Van Amelsfoort. Het zal nou toch maar aan doovemans ooren kloppen zijn, want wij weten immers dat in deze niet met Burg. en JVeth. is op te schieten. Voorzitter. Wij houden er onze meening op na en die laten wij hooren, maar evengoed brengen wij de motie ven over die de raad naar voren brengt. Roestenberg. Het gezegde van Van Amelsfoort heeft mij ook een beetje geprikkeld. De heer van Amelsfoort moet toch w'eten dat Burg. en Weth. evengoed het recht hebben er eene nieening op na te houden als hij dat heeft. Men moet ieders meening res pecteeren en ik stel het op prijs als men tracht te bevorderej, te zien wie van beide partijen gelijk heeft. Men moet niet direct met een tendens zeg gen alsof wij, Burg en Weth., 'n ander z'n meening over boord gooien. Men moet de zaken op zichzelf behandelen. Van Amelsfoort. Ik betwist heele- maal niet dat Burg. en Weth. het recht hebben er ook een meening op na te houden maar ik blijt er bij dat het heel wat scheelt of ze het met je eens zijn of niet. Voorzitter. Niemand die zeker weet 6 V A A LW DOOP. ERVARING STERK. hoe men er in Den Haag over denkt. Misschien dat ze er anders over denken dan Ged. Staten, vooral nu men zoo wil bezuinigen. Van Amelsfoort. Juist omdat er be zuinigd moet worden, begrijp ik niet goed waarom men arders wil. Voorzitter. Het is juist de vraag of in deze de zuinigheid wel wordt be tracht Wij oordeelen daar juist anders over. De heer De Wijs zegt dat de com missie is uitgenoodigd om in den Bosch te verschijnen. Hij zelf is daar bij niet tegenwoordig geweest maar zooals hij heeft hooren zeggen heeft de commissie daar wel wat zwak ge staan, maar nu is dat wat anders want nu is men pas met de plannen gereed gekomen en nu staat de com missie veel sterker in haar schoenen dan voorheen Hij blijft bij zijn over tuiging dat in die richting moet wor den doorgewerkt en daarom zou hi zeker in hooger beroep gaan. Roestenberg. Ik zal het op hoogen prijs stellen als de raad het gedaan krijgt. Het gaat hier om zaken. Van den Wildenberg. Ik heb altijd op het standpunt gestaan en tot nu toe gebleven als waarop de heer De Wijs staat. Ik ben er nog voor om. als iets minder kostbaar kan worden uitgevoerd het dan moet worden gedaan, maar als ik het schrijven nu goed heb hooren voorlezen, dan zeggen Ged. Staten dat de school in orde moet zijn, zonder ver bouwing of bijbouwing of aanbouw, dus zooals ze daar staat. Op dien grond zou ik nu haast durven adviseeren om maar niet in hooger beroep te gaan, want ontegenzeggelijk is de school van nu niet goed. Als de wet dat zoo zegt, dan staan .;wij er machteloos tegenover. Van Amelsfoort. De school is toch niet officieel afgekeurd. Op verzoek van den heer van den Wildenberg wordt door den Voorzitter het schrijven van Ged. Staten nog eens voorgelezen. Van Lier. Heel dat antwoord is niets anders dan een advocatenstreek De heer Snaphaan zegt dat de Mi nister tot de ontdekking is gekomen dat de onderwijswet, zooals die eerst is afgekondigd, niet meer kan worden nagekomen en onuitvoerbaar is. Het zou daarom zeer goed mogelijk kunnen zijn dat hij ook in deze voor wijziging vatbaar is en er ook nu wat voorvoelt om een 60000 a 70000 gul den te besparen. Daarom voelt hij er veel voor om in hooger beroep te gaan. De heer van Lier meent dat de school voldoende bruikbaar is en zeker door bijbouwing en verbouwing in orde is te maken. Waar de leden van den raad over de toepassing van de wet met Ged. Staten niet kunnen twisten, zou hij het in den Haag willen zien uitgewerkt. Wat die wetstermen betreft, acht hij allen wel wat te licht om daarover te gaan twisten. Krijgen we ongelijk dan is het nog maar 't zelfde, zegt spr. Van Amelsfoort. Dan kunnen we gaan vragen waar de centen vandaan zullen moeten komen. Ik voor mij zou dit altijd me zeiven het eerst afvragen. De heer de Wijs meent dat men met de huidige tijdsomstandigheden wel rekening zal houden. Zoolang men de meening is toegedaan dat op goed- koopere wijze in de behoeften kan worden voorzien, mag men zijn idee niet prijsgeven doch moet men in hooger beroep gaan. De Voorzitter is het daar volkomen mee eens. Niet met den heer Van Amelsfoort. die eerst de vraag zou willen zien opgelost waar de centen vandaan moeten worden gehaald. Dan zou men geen steunverleening in het leven kunnen roepen of wat ook. De zaak echter is hier wie gelijk heeft en daarom kan hij de heer de Wijs volkomen gelijk geven De heeren Snaphaan, van den Wil denberg en van Lier ondersteunen het voorstel van den heer de Wijs. dat met 10 tegen 3 stemmen wordt aangenomen. Voor het voorstel stemden de heeren Dankers, van den Wildenberg, van Lier, Rijken, van Kuijk, Broks, de Wijs, van Amelsfoort, IJpelaar en Snaphaan. Tegen de heeren Roestenberg, Ver- schure en de Bresser. 2. Aanbieding gemeenterekening 1921 en benoeming van een commissie van De Echo van het Zuiden, Waalwüksche en Laiigstraatsclie Courant Dit blad verschijnt WOENSDAG EN ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco per post door het geheele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. UITG AT® imn ,J)o Echo van het Zuiden „Daar ik niemand het proces-verbaal heb afgegeven, mijnheer, kan ik n ook geen ont vangstbewijs toonen," antwoordde de secre taris. „Men heeft zich niet tot my gewend op myn eerewoord, mynheer de maire. Ik houd my èvertuigd, dat 't stuk gestolen is." „Dat is eene zware beschuldiging mijn heer, tegen het personeel van het gemeen tehuis." „Ik zeg wat er van is, mynheer. Ja, ik uit eene beschuldiging. Maar wien ik beschul dig. dat weet ik waarachtig zelf niet. Doch ik kan u wel verzekeren, dat sinds meer dan een jaar my dergelyke stidiken niet ge vraagd zyn en dat het laatste fseker niet dit proces-verbaal was." „Gy alleen zyt er mede heiast deze stuk ken af te geven, wanneer die gevraagd wor den." „Dat is zoo mynheer. Wel kan men de aanvraag richten tot het bureau van inlich tingen, doch dan wordt die my onmiddeliyk overhandigd." „Roep den opvolger van Raoul Duchemiu. Die is nog maar een goede veertien dagen luer en heeft misschien zonder het te weten eene groote onvoorzichtigheid begaan." DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Stephaan Castel nam het woord. „Het is meer dan veertien dagen geleden dat dit stuk gehaald is," zeide hy. „Kunt gy den datum aanwyzen." vroeg de maire. »Vrö wel mynheer, omtrent een maand Prijs der Adverteiitlën 20 cent per regelminimum 1.50. Reclames 40 cent per regel. By contract flink rabat. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit zijn. geleden." „Duchemin was toen nog in betrekking," zeide de secretaris, „en juist in dien tyd heeft hy zyne schulden betaald, zonder dat men te weten kan komen van waar hem het geld kwam, waarmede hy dit deed." „Beschuldigt gy hem". „Ik verdenk hem, mynheertengevolge eener ontmoeting met een vreemdeling, in het hotel waar liy dineerde, is hy eensklaps ryk geworden, een kellner heeft my verze kerd, dat die vreemdeling hem bankbiljet ten in de hand stopte. Dat had hy met eigen oogen gezien." „Ik ook acht hem tot alles in staat," zeide de maire, „en daarom heb ik hem weg gezonden. Weet gy ook hoe die vreemde ling heet?" „Hy Met ziclx baron de Reiss noemen." „Kent gy baron de Reiss?" vroeg de maire aan den schilder. „Laat den portier roepenvoegde de maire den secretaris toe. Na eenige oogenblikken trad deze binnen. „Gy hebt een goed geheugen, Binet," zei de hem de ambtenaar van den burgerlyken stand. „Ik zal dit nu eens op de proef stel len. U is de sleutel Van het archief toever trouwd?" „Ja, mynheer de maire". „Gy wordt steeds gewaarschuwd, wan neer die genomen wordt?" „My wordt die sleutel gevraagd en ik geef hem." „Al tyd?" „Ja, mynheer de maire". „Herinnert gy u nog, of Duchemin u die kort voor zyn vertrek gevraagd heeft?" „Zeer goed, mynheer; dit geschiedde zoo wat een maand geleden." „Zoo, zoo!" „Ja, op een morgen. Hy kwam een uur vroeger dan naar gewoonte op het gemeen tehuis en dat scheen my zelfs zeer zonder- ling, daar hy anders nooit van de eersten was." „Wat heeft hy u gezegd?" „Dat hy een onderzoek had in te stellen." „Heeft hy den sleutel lang gehouden?" „Een half uur ongeveer." „Nu is er geen twyfel meer mogeiyk," zeide de secretaris. „Hy heeft den diefstal bedrevenHy heeft het proces-verbaal ge- MAATSCHAPPIJ VAK VERZEKERING OP HET LEVEN stolenDat zou ik durven bezweren „Gy kunt gaan, Binet," zeide de maire tot den portier„In het vervolg zult gy den sleutel van het archief aan niemand meer dan aan den secretaris afgeven.'» „Goed, mynheer de maire." „Wie was die Duchemin, mynheer?" zoo vroeg Stephaan Castel. „Een jong ambtenaar, die zeer bekwaam, maar niet byzonder kieskeurig was. Zekere ernstige feiten tegen hem ingebracht lieten niet toe hem langer op het gemeentehuis te bhouden." „Die persoon zou ondervraagd moeten worden. Van hem zouden wfj iets kunnen vernemen." Duchemin is niet meer te Joigny, myn heer,'» antwoordde de secretaris; „hy-is een twaalftal dagen geleden naar Parijs vertrok ken en dat heeft hem geen geluk aange bracht". „En waarom niet?" „Hy was in den trein die te Bois-le-Roi werd aangereden by Melun. Ik heb zyn naam gelezen op de lyst der gekwetsten, door de dagbladen geleverd." „Dood?" riep Stephaan Castel uit. „Zeer ernstig gekwetst,'» zegt men. „Mis schien is hy echter op dit oogenblik wel doodIk kan u, mynheer geen verdere inlichtingen verschaffenIk zal aan den procureur der republiek schryven te Parys; die zal Duchemin wel weten te vinden, in dien hy niet dood isKunt gy my zeg gen, waartoe het proces-verbaal, uit het archief gestolen, heeft gediend?'» „Om eene eerloosheid te begaan." „Dat verwondert my niet. Thans begint de zaak zich voor my op te helderen. Het geld, waarover Duchemin beschikte, was 't loon van zyn diefstalwy zullen baron de Reiss opzoeken. Die zaak moet opgehel derd worden. Ik houd dit proces-verbaal hier en zal u een gelegaliseerd afschrift geven." „Goed, mynheer." „Volg me dan in myn kabinet; wy zyn in een oogenblik gereed.»' Stephaan ging met den maire mede. Een half uur later verliet Stephaan Cas tel het gemeentehuis,, in het bezit van een gelegaliseerd afschrift van het proces-ver baal. Om kwart voor vyf passeerde er een trein in de richting van Parys. Daarin stapte de schilder om zich naar Bois-le-Roi te bege ven, waar hy reeds om half zeven aan kwam. De stationchef was juist in dienst getre den. Stephaan ging tot hem en informeerde: „Mag ik zoo vry zyn, mynheer, u eene in lichting te vragen?" „Ik ben tot uw beschikking, mynheer. Wat verlangt gy?" „Werd by het spoorwegongeluk, dat hier een tydje geleden plaats had, niet een jong- mensch gekwetst?" „Zyn naam?" „Duchemin." „Ja. De heer Duchemin werd zeer ernstig gekwetst, doch op dit oogenblik is hy vol komen hersteld. Hy heeft een som getrok ken van vyf duizend franken, die hem als schadevergoeding door de maatschappy is uitbetaald.'' „Is hy nog te Bois-le-Roi?" „Drie^ dagen geleden was hy nog hier, doch hy was van plan, naar hy verzekerde, zoo spoedig mogelyk naar Parys te vertrek-i kenIk weet echter niet of hy al weg is. Ik ben twee dagen afwezig geweest." ,,'t Kan niet moeiiyk zyn td vernemen of' hy nog hier is?" „O, neen, ga naar het hotel, waar hy ver pleegd is en „De naam van dat hotel is?»' „In 't Rendez-vous der Jagers, op de kade, niet ver van hier. Stephaan Castel bedankte den chef en wendde zich haastig naar de aangeduide plaats. De blinden werden geopend, toen hy aan kwam. De schilder werd door een dienstmeid ontvangen. „Mynbeer verlangt?" vroeg zy. „Eene tas koffie met melk en eene in- lichting." „Gy hebt slechts te spreken, mynheer." „Hier heeft de heer Duchemin zyn intrek genomen, die by het spoorwegongeluk ge kwetst werd, niet waar?" „Hier logeerde hy, ja, mynheer.'» „Hy is dan vertrokken I" riep de schilder teleurgesteld uit. „.Ta, mynheer." „Waarheen?" „Naar Pary.s." „Hebt gy zyn adres?'» „Neen, dat heeft hy niet achtergelaten." „Zyt gy daar zeker van?" „Zeer zeker, mynheer. Maar wy zouden hem dit kunnen vragen." „Komt hy dan terug?" „Ja, mynheer, hy komt hier een Zondag doorbrengen met juffrouw Amanda?'» „Wie is juffrouw Amanda?" „Eene zeer lieve jonge dame, die hem hier is komen opzoeken." „Kent gy het adres dier dame?" „Neen, mynheer." „Kendet gy haar vroeger?'» „Ja, mynheer, zy heeft hier in gezel schap van een net heer veertien dagen door gebracht." „En wie was die mynheer?" „Een baron." „Een baronherhaalde de schilder. „Ja, baron de Reiss.'» Stephaan ontstelde min of meer by het hooren van dien naam. ,,'t Is wel baron de ReJss, dat gy gezegd hebt?" riep liy uit, schier niet in staat zyne ooren te gelooven. „Ja, mynheer." „Kent gy het adres van dien baron?" „Neen mynheer." „Maar hebt gy dan hier geen nachtregis- ter?»' „Zeker, mynheer." „Eischen de politie-reglementen niet, daar in alle personen op te schryven, die by u logeeren, al is 't slechts voor een enkelen nacht?" „Ja, mynheer." „Dan moet de baron toch zyn adres heb ben achtergelaten." ,,'t Is mogeiyk, mynheerO, daar is madame, die zal u beter kunnen antwoor den,»' voegde er de dienstmeid by, op een zware dame wyzend, die thans het voor vertrek binnentrad... Ik ga intusschen uw koffie gereed maken." (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 1