J Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. De Portierster van Alfortville Gemeenteraad FEUILLETON is3i „NOOfcD-BRABAND" NUMMBR 103 WOENSDAG 27 DECEMBER 1922 179). 6rrrrp)^WAA LW U K. /Iqvüip" DOOD. ERVARING STERK. 45e JAARGANG De Echo van het Zuiden, en l/iigstrutsrkr Courant Dit blad verschljiii WOENSDAG EN ZATERDAG Abonnementsprijs per 3 maanden 1.2Ö. Franco per post door het geheele rijk L40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden en*.. franco te zenden aan den Uitgever UlTGATU: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telejfr.-Adrea: ECHO Prijs der Adverrent1P.ii 20 cent per rege)minimum f 1.50 Reclames 40 cent per regel Bfl contract flink rabat. Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 0 uur In ons bezit zijn. WAALWIJK. Openbare vergadering van den raad dezer gemeente op Vrijdag 22 December 's avonds ten kwart voor zeven uur. Voorzitter Edelachtb. Heer Th. de Sur- mont de Bas Smeele. Ongeveer 7 uur opent de Voorzitter de vergadering; aanwezig zijn alle leden. De notulen der vorige vergadering wor den na voorlezing onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. De Voorzitter stelt voor eerst in geheime vergadering over te gaan aangezien hij enkele mededeelingen heeft te doen die beter in geheim comité kunnen worden gedaan. Na heropening der openbare vergadering stelt hij aan de orde: 1. Ingekomen stukken. a. Schrijven van Ged. Staten houdende mededeeling van goedkeuring van een raads besluit tot ruiling van een perceel grond met de firma Gebr. de Graaff. b. Idem van het besluit tot aankoop van een bouwhoeve en heidegrond. Wordt voor kennisgeving aangenomen. c. Ingekomen een verslag van de com missie van toezicht op het Middelbaar on derwijs. Wordt voor kennisgeving aangenomen. d. Verzoek van C. Bel, houdende het ver zoek om op een perceel grond gelegen aan den Zomerdijk, een houten woning te mo gen bouwen. Wordt goedgekeurd. e. Schrijven van Ged. Staten houdende de mededeeling dat ze het raadsbesluit, tot opheffing van de openbare lagere school te Baardwijk, goedkeuren. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. Voorloopige vaststelling der rekening over 1920 van de oude gemeente Waalwijk. De rekening werd vastgesteld met een bedrag aan ontvangsten en uitgaven van 1009.115.05j zoodat deze sluit met een nadeelig slot van 007.10. 3. Vaststelling der begrooting voor 1922. De Voorzitter stelt voor eerst de begroo ting van de bedrijven te bespreken. De heer Smolders zegt dat bij de begroo ting van het waterleidingbedrijf, het hem is opgevallen dat. de opbrengst waterver- koop rond 2000.— lager Ls geraamd, dan de werkelijke ontvangsten over 1921 volgens het pas verschenen verslag, bedragen heb ben. Deze post zou z.i. dus gevoegelijk met 2000 kunnen worden verhoogd en daar door de begrooting ongeveer sluitend kun nen worden gemaakt. De algemeene onkosten over 1921 zijn pl.m. 2200 hoven de raming geweest. Voor 1923 worden deze weer ongeveer begroot als voor 1921. Spr. vraagt of het vooruit zicht bestaat, dat deze lager zullen zijn als er in 1921 is uitgegeven. Do Voorzitter zegt dat dit is gekomen wijl voor grond 1000 is uitgegeven moe ten worden, de filtratie moest worden ver- ztiiverd en de toren moest worden gezuiverd. Aangezien geen der leden over de bedrij ven meer het woord verlangt, opent de Voorzitter de besprekingen over de alge meene beschouwingen. De heer Roggeveen wenscht eerst op te merken dat door Burg. en Weth. in hun ant woord op het rapport der begrootings-com- missie wordt gezegd, dat tot goed begrip van de taak der Commissie die de begroo- van „De Echo van het Zuiden". „Ja, parbleu," riep hij uit, haastig op staande. en den schilder de hand reikend, „zeer onverwacht, werkelijk, maar toch zeer aangenaam. Wat voert u uaar Courbevoie, mijnheer Castel?" Niettegenstaande den grooten afkeer, dien Stephaan voor den industrieel koesterde, kon hij toch niet anders doen dan de hand aannemen, die hem geboden werd. „Nieuwsgierigheid." antwoordde de schil der. „Nieuwsgierigheidherhaalde de millio- uair. „Werkelijk?" „Ja". De schilder herhaalde de mededee ling, die hij reeds aan Mary en Lucien ge daan had en voegde er bij „Ik ben in de Murillostraat geweest om u te verzoeken mij mede naar Courbevoie te nemen." „Hebt gij mijne dochter gezien?" vroeg Paul Harmant. „Ja," antwoordde Castel, en mejuffrouw Mary heeft mij verzekerd, dat gij den gan- schen dag bier zoudt blijven." „Dat was werkelijk mijn plan. Ik heb heel wat te doen." „Dan derangeer ik u? „O, volstrekt niet! Ik kan dat werk wel uitstellen. Uw bezoek biedt mij in 't midden mijner bezigheden een zeer aangename ver pozing." „Willen wij dan gezamelijk dineeren?" vroeg Stephaan. „Bij mijzeide de millionair. „Uwe dochter heeft mij gezegd, dat gij niet thuis zoudt bomen om te dineeren... ting onderzoekt en van haar bevinding ver slag uitbrengt aan den raad, dit schriftelijk wordt gedaan. Zoolang hij echter in dit col lege zitting heeft, heeft hij daar nog nim mer iets van gezien. Trouwens, het was van de Commissie maar een kleine opmerking en hij begrijpt niet waarom daarover zooveel stof moet den opgejaagd. Wat betreft het innen van den Hoofdei. Omslag kan Spr. zich niet vereenigen met het door Burg. en Weth. gegeven antwoord. Vooraf wil hij zeggen dat hij op den ont vanger niets heeft af te dingen doch z.L heeft men hier de juiste manier van werken niet. gevolgd. Men had eerst moeten begin- nn met het invorderen van de belastingen en dan pas moeten beginnen met het rege len en inhalen van de achterstallige werk zaamheden. Hier echter heeft men de omgekeerde volgorde genomen en Burg. en Weth. die met het toezicht op de werkzaamheden zijn heiast, hadden dat moeten zien. Door de commissie is betreffende het po- litie-personeel alleen de vraag gesteld of door verlenging van den arbeidstijd de dien sten niet zoodanig kunnen worden inge richt, dat bij eventueele vacature met min der dan acht man in den dienst kan wor den vorzien. Verder is door de commissie niets gevraagd en Ls zij buiten alle andere zaken gebleven. Daarom had veel van het antwoord van Burg. en Weth. achterwege kunnen blijven. De heer Klijberg meent dat de heer Rog geveen toch wel doordrongen is van den grooten arbeid die verbonden is geweest aan de snmenvoeging van de gemeenten. Ook weet hij dat er sinds enkele jaren een achterstand in de administratie van den ontvanger is gekomen wat mede zijn oorzaak heeft gevonden in een destijds ge nomen raadsbesluit. Met die wetenschap gaat het toch niet aan te vergen dat een achterstand van eenige jaren in nog geen jaar, kan worden ingehaald. Hier in dit geval heeft niemand schuld. Wat betreft de oninbare posten al is het moeilijk daarvan iets te zeggen, toch heeft hij het een en ander laten nazien en kan ten gevolge daarvan mededeelen dat van de te heffen 47.000 terstond 30.000 verhaal baar is en van de resteerende 17.000 zal men met het oog op de heerschende malaise en werkloosheid, uitstel van betaling moe ten worden' gegeven. Bur|. en Weth. zien in het verleenen van uitstel voor de gemeente eenig voordeel, omdat naar mag worden gehoopt spoedig de werkloosheid zal ver minderen en dan deze belasting alsnog zal kunnen worden geind. Tenslotte wil litj nog mededeelen dat Burg. en Weth. volkomen tevreden zijn over de werkzaamheden van den Ontvanger. De Voorzitter ziet absoluut niets bezwa rends in het antwoord dat Burg. en Weth. hebben gegeven op het rapport van de Com missie, als B. en W. zeggen dat tot goedbe- grip van de taak der Comm., zooals zij die zich voorstellen, en dat dezerzijds die taak steeds aldus is opgevat, dat de commissie de begrooting onderzoekt en van haar be vinding schriftelijk verslag uitbrengt aan den Raad. De heer Roggeveen zegt nu wel dat dit bijna nog nooit is gedaan, doch hij gelooft dat dit steeds, altijd is gedaan, is het niet aan den raad, dan aan Burg. en Weth. Als de Commissie van onderzoek in voorgaande jaren haar rapport by Burg. en Weth. indiende, dan had dit echter ten doel om te trachten tot overeenstemming te komen. Een schriftelijk rapport dient er voor dat een werkelijk goede behandeling kan worden gekregen. De heer Roggeveen meent wat betreft de werkzaamheden van den ontvanger wel eenlgszins tot oordeelen bevoegd te zijn. Dan wil hij op de eerste plaats nogmaals zeggen dat. het niet zijn bedoeling is om den gemeente-ontvanger eenige ingebreke stelling te verw-tjten. maar alleen dat de volgorde van werken niet goed is ge weest. Hij had de werkzaamheden anders moeten regelen. De heer Oomens wenscht over art. 12 wat te zeggen. De Voorzitter merkt hem op dat dit niet tot de algemeene beschouwingen behoort en hjj daar straks l>ij de artikelsgewijze be handeling op moet terugkomen. Aangezien geen der leden over de alge meene beschouwingen meer het woord wenscht, gaat de Voorzitter over tot de ar tikelsgewijze behandeling. Bij afd. II van Hoofdstuk III wenscht de Voorzitter naar aanleiding van de opmer king der commissie, nog iets te zeggen. Hij zegt dat het steeds een goede gewoonte in dezen raad is geweest om zaken, die een persoonlijk karakter droegen, nimmer pu bliek te behandelen. De Commissie is daar van afgeweken en dit is naar Spr.'s mee ning betreurenswaardig en al ware de opvat ting van de commissie juist, dan zoude naar zijne meening de publieke behandeling toch achterwege moeten zyn gebleven. Im mers dergelijke opmerkingen hebben steeds het cachet van smakeloosheid en onkiesheid. Evenzeer toch zouden minder vleiende be merkingen gemaakt kunnen worden over de kleeding van degenen die voor den Ambte naar van den Burg. Stand verschijnen want deze kleeding is immers ook niet al tijd onberispelijk en hij zulke gelegenheden passend. Doch ontwikkelde mensehen dienen MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN zich van dergelijke opmerkingen te onthou den. De Commissie ging echter nog verder en gaf een overdreven en onjuiste voorstelling. De Secretarie-ambtenaar, welke assis teerde droeg geen kantoorjas rijkelijk met inktvlekken besmeurd en de ambtenaar die het huwelijk voltrok deed dit niet in afge dragen kleederen en evenmin geschiedt dit by voorkeur. Spr. voegt daar nog by, dat de ambtena ren van (leu Burgerl. Stand geen behoefte hebben aan de lessen der commissie inzake hun kleeding en dat zij deze ook niet aan vaarden. De heer Rogeveen wenscht op de eerste plaats een vraag te doen aan de heeren Wethouders en wel of deze by z.yn huwelijk en de daaropvolgende huweiyken zfln tegen woordig geweest. Kiyberg. Dat gebeurt nooit. De heer Roggeveen merkt op dat zy dan dit gedeelte der Memorie van antwoord niet mee hadden moeten teekenen. zy toch ont zeggen zyne niede-commisieleden het recht tot oordeelen, omdat deze niets gezien heb ben en (leze afgingen op wat hy hun zou hebben gezegd. Maar ook aan de wethou ders is mededeeling gedaan, door wie dan ook. van hetgeen is geschied en gaan z.y dus evenmin af op het persooniyk door hen geziene. Maar hoe zou het er uitzien, wan neer men niets kon aannemen van wat an deren ons mededeelden en dien kant willen Burg. en Weth. biykbaar toch uit. wy ver schillen over de wyze, waarop het gebeurde ter kennis moest worden gebracht en dan wil spr. hierover dit zeggenU zegt dat de opzet, om persooniyk te zy», hy de Commis sie heeft voorgezeten, maar wanneer wy zeggen, dat dit niet zoo is, zooals wy in ons schryven deden, dan heeft U dit aan te nemen, tenzy wy eens of meermalen U hebben bedrogen en waar U onze verklaring niet heeft geaccepteerd, zult U wol zoo goed willen zy'n mede te deelen. op grond waarvan U vermeent reden te hebben aan te nemen dat wy onbetrouwbaar zyn. Nu. aldus gaat spr. voort, wat het alge meen belang betreft en waarom vermeend is deze aangelegenheid by de begrooting, die zich voor algemeene zaken zoo hy uit stek leent, ter sprake te moeten brengen. Steeds wordt hier gezegd dat wy Waalwyk, het centrum van de Langstraat hoog moe ten houden. Spr. gaat daar volkomen mee aceoord. Iets hyzonders acht hy dit niet want (lit is plicht van elke gemeente, klein of groot. Hy wil nu verklaren, dat de wyze, waar op zyn huweiyk is voltrokken niet door den beugel kon en hy heeft geen reden om aan te nemen, dat de Voorzitter uit persoon- ïyke antipatie of iets dergeiyks alleen zoo liet handelen. Iiy moest aannemen, dat daarna precies op dezelfde wyze werd op getreden en daarmede wordt de naam van Waalwyk omlaag gehaald. Bovendien is spr. gezegd, dat meerdere personen zich reeds eerder in ongunstigen zin uitlieten over de wyze waarop hier de huweiyken worden voltrokken. By een huweiyk zyn dikwyis personen uit andere gemeenten tegenwoordig en (leze gaan met een alles behalve gunstigen indruk van hier. Op deze wyze worden alle pogingen, die gedaan wor den om den naam van Waalwyk hoog te houden, grootendeels te niet gedaan. Het algemeene belang is daarom wel ter dege gebaat met wat de commissie heeft Zy verwacht u niet." „Ik had van avond eenige bezigheid, doch een telegram, dat ik zooeven ontvangen heb, ontheft my daarvan." „Eeue rede te meer om myne uitnoodi- ging aan te nemen... Wy zullen naar Parys gaan om gezameiyk in een of andere restau ratie te dineeren. De heer Labroue heeft my beloofd, dat hy medegaat... Ik verzeker u, mynheer Harmant, dat eeue weigering my zeer grieven zou." „Welaan, ik ga ook mee, en met veel ge noegen." ,Ik dank u." Lucien had het kabinet verlaten om de uitvoering van een belaoigryk werk na te gaan. „Schenk my het genoegen uw leidsman te zyn in de fabiek," zeide Paul Harmant, zyn hoed nemend. „Wy zullen alles zien. Geen enkele Inzonderheid zal u bespaard worden." TWEE EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Harmant en Castel stonden gereed de fa briek in te gaan, toen den industrieel een telegram werd aang^ioden. „Onze depeche," dacht de schilder. „Excuseer," zeide de millionair. „Derangeer u niet, bid ik u." „De gewezen Jacques Gérard naderde 't venster, verscheurde de enveloppe en las, terwyi zyn voorhoofd eensklaps versomber de. Stephaan Castel staarde hem ter sluiks aan. „Wat beteekent dat?" vroeg zich de in dustrieel af, de depeche dichtvouwend en ze in den zak stekend. „Heden middag tele grafeerde Ovidius, dat zyn vertrek ls uit gesteld en hy dus zyn bezoek uitstelt, en thans vraagt by my by zich... Wat mag er toch wel te doen zyn?" ,!Gy schynt bezorgd," zeide de schilder. „Is 't een minder aangenaam bericht, dat u gewordt?" „Ja, een onverwachte en zeer dringende zaak ontneemt my de gelegenheid uwe vriendeiyke uitnoodiging aan te nemen. Het spyt my zeer, ik moet om negen uur by een myner klanten zyn." „Gy zult er zyn, mynheer, en op tyd, zon der dat w-y daarom onze plannen laten va ren. Wy zullen om zes uur dineeren in het stadskwartier, waar gy zyn moet, en om half negen kunt gy ons verlaten om uwen klant te gaan opzoeken," „Maar „Geen maar meer, als ik u verzoeken mag," onderbrak hem Castel lachend. „Ik handhaaf myn recht. Gy zult my het ge noegen niet ontnemen, een paar uur met u aan tafel door te brengen." i „I)an geef ik my over, maar gy zult my toestaan om half negen te vertrekken." „Aangenomen. Op welke plaats moet gy zyn?" „In de St. Lazarusstraat, naby het Euro paplein." „O, ik ken daar eene goede restauratie. Om zes uur gaan wy daar aan tafel." „Afgesproken. Thans zullen wy een kykje gaan nemen in myne ateliers." „Dat is ons telegram, daaraan valt niet te twyfelen," dacht Stephaan Castel Raoul Duchemin zal hem wel in het oog houden. Wellicht wyst hy ons een verkeerde richting aandoch dat geeft niets." Terwyi de millionair en de schilder de fabriek in oogenschouw nemen eu alles tot in de geringste byzonderheden nagaan, zul len wy ons by Raoul Duchemin vervoegen. Deze had een uur lang gewacht, met den verrekyker de poort der fabriek bespiedend. Hy had Stephaan Castel uit het rytuig zien stappen en in gezelschap van Lucien de fabriek zien binnentreden. „Paul Harmant is daar," dacht hy. „Ik ga nog een paar instrumenten koopen, waar een deurslot niet tegen kan, en dan een ry tuig halen." Na zich de noodige voorwerpen te hebben aangeschaft, die hy zorgvuldig in een zwaar papier liet pakken, stapte hy in een rytuig en liet zich naar de plaats brengen, waar hy zyn vasten observatiepost had. Daar wapende hy zich met geduld en doodde den tyd met het rooken eener groo- te menigte sigarettes. Om vijf uur zag hy Paul Harmant buiten de fabriek treden in gezelschap van Step haan Castel met nog eèn derden persoon, in wien de lezer wellicht reeds Lucien La broue herkend heeft. Alle drie stapten in Castei's coupé. „Een rytuig zal dadeiyk de brug opryden, zeide Raoul tot den koetsier; „ik zal 't u aanwijzen. Dat zult gy volgen en niet uit liet oog verliezen. Twintig francs drinkgeld, zoo gy er goed voor zorgt „Weest gerust," antwoordde de koetsier. „Voor twintig francs waag ik er myn ros aan En dan wachtte hy met (1e zweep in de hand. Stephaan Cnstel's coupé kwam te voor- schyn. „Is 't dat?" vroeg de koetsier. „Ja", antwoordde Raoul. „Vooruit dan Kwart voor zes uur arriveerden beide ry- tuigen op het I-Iavreplein en stonden stil niet meer dan twintig passen van elkander. De drie personen stapten uit het eerste rytuig en traden een welbekende restau ratie binnen. Ook Duchemin verliet zyn coupé, betaalde den koetsier en trad op zyne beurt de res tauratie in. Hy sloeg een blik x-ondom zich in de zaal, en toen hy daar de personen niet zag. die hy had zien binnentreden, vroeg hy„Hebt gy byzondere kabinetten?" „Ja. mynheer, op de eerste verdieping." „Heeft de restauratie hog een anderen uitgang?" „Neen mynheer." „Goed, ik dank u. Dien my een diner op." Raoul nam plaats aan een tafeltje, waar hy goed het oog op de groote deur had. Terwyi de jongeman daar een oog in het zeil houdt zullen wy ons naar de Seine- straat begeven en het Rendez-vous der Bak kers binnengaan, om te vernemen wat daar intusschen gebeurd is. Het was kwart voor twaalf uur. De inschrijvers voor bet feestmaal pasten 1 goed op hun tyd. Men gebruikte een bitter tje en men wachtte op de heldin van het feest, (lie nog niet verschenen was. Amanda zat reeds tien minuten in het kabinet. „Gy zult doen wat gy my beloofd hebt, niet waar?" vroeg zy aan de meid. „Zeker madame, zonder aarzelen. Weest I gerust." Daarop ging Marianne weer de zaal in. Niettegenstaande Ovidius het zeer druk had, was hy biykbnar niet op zyn gemak. willen mededeelen. Vervolgens zegt Spr. dat toen hy hier zy» plaats als raadslid heeft ingenomen, hy dit alleen heeft gedaan omdat hy hoopte voor het algemeen belang iets te kunnen doen en of nu de kiezers, die hem afvaardigden, toe vallig ingezetenen van Waalwyk zyn of van een andore gemeente, is voor hem van geen belang. Het is alleen zyn gemeenschapsge voel dat hem doet handelen, plaatseiyke voorliefde is daarbty uitgesloten. Het schynt, zegt spr., dat er mensehen zyn die dit niet kunnen gevoelen, doch het is er mee als met zyne ambteiyke werkzaamhedenliy heeft deze verricht in verschillende plaatsen van het land en steeds op dezelfde wyze. Zoo kan hy ook de belangen, van welke gemeen te dan ook die hem als standplaats is aan gewezen, behartigen, maar dan de gemeente beschouwd als gemeenschap van menschen. Spr. heeft dit nog eens duideiyk willen maken aan Burg. en Weth., dat alleen het algemeen belang hem heeft ingegeven voor te stellen datgene wat hy aan zyne mede- commlssieleden deed. Dat .Burg. en Weth. (lit blykbaar niet kunnen hecrijpen is niet zyn schuld, maar geeft hen geen recht hem te beschuldigen van het doen van onware voorstellingen. Iiy houdt vol, dat de zaak zich heeft toegedragen zooals door de com missie is gezegd, dat de naam van Waal wyk, door een dusdanig handelen bedenke- lflk naar beneden wordt gehaald en dat het algemeen belang eischt van eon en an der mededeeling te doen. zooals dan ook Is geschied. De Voorzitter zegt (lat de heer Roggeveen meent dat zyn hnweiyk ls voltrokken op een manier die niet door den hengel kun. Dat is absoluut niet waar en spreek; hy pertinent tegen. Het kan dan ook op geen enkele manier, ook niet voor wat betreft een algemeen belang, worden goed gepraat, een algemeen belang, worden goedgepraat, pathie voltrokken als van wie ook en daar om heeft hem deze manier van optreden alles behalve prettig gestemd. Nu kan men wel zeggen in het belang van Waalwijk t. handelen, doch dan schynt oen ieder dut op zyn manier te doen. Spr. beweert nog eens dat alles onjuist is en vierkant tegen de waarheid in. Iiy wil aan deze kiesche zaak dan ook geen onkel woord meer verspillen, draalen als nu wordt gedaan om langs omwegen de boel goed te praten, wil hy niet doen. De heer Kiyberg moet beginnen met te zeggen dat hij de gestelde vraag vau den heer Roggeveen, of zy de Wethouders l>y de voltrekking van zyn huweiyk zyn tegenwoordig geweest, zeer dwaas vindt, want met 't voltrekken van huweiyken heb ben wy niets te maken. Echter betreurt hy wat thans is voorgevallen, want in Waal wyk heeft steeds een prettige toon ge- heerseht en als er eens iets te zeggen viel, heeft men geen blad voor den mond gehou den. En al zou het waar zyn geweest (lat het .voltrekken van zyn huweiyk op eene manier is gebeurd, die niet door den beugel kon, dan nog zou hy gaarne hebben gezien dat dit op eene andere manier ter kennis was gebracht. Maar zyne meening brengt het algemeen belang niet mede dat het op die manier moest gebeuren. Verder wil hy nog even wyzen op wat door den heer Roggeveen is gezegd betref fende de mensehen die zich hier komen ves tigen. Naar zyne meening hebben zich deze in het geheel niet te beklagen dat ze nergens Hy zag de personen niet, waarop hy gere kend had. de agenten der openbare veilig heid. Marianne ging hem voorby. „Wel, meisje," sprak hy, „hebt gy uwe knoppen in de ooren?" „Zeker, zekerantwoordde de meid. „Zeg my eens, hoe ze my staan." Ovidius boog tot Marianne, alsof hy de knoppen aandachtig beschouwde en vroeg op een zachten toon „Gy hebt niets vergeten van hetgeen wy afgesproken hebben, hoop ik?" „Neen niets. Mynheer. Het krafje is ge reed. By het opdienen der koffie zal ik er inee voor den (lag komen." Op dit oogenblik kwam een onderofficier binnen met een boer, die zestig jaar oud kon zyn. Ovidius nam hen nauwkeurig op en zijn gelaat vertoonde tevredenheid. „Daar zyn de agenten," dacht hij. „Ik zou er heel wat onder durven verwedden; ik heb een goed oog. Alles gaat uitstekend." Het waren werkeiyk Brichard en Montel, door het hoofd der openbare veiligheid ge zonden. „Het schynt (lat er hier feest zal worden gevierd." zeide de gewaande boer tot Mari anne. „Kunnen wij hier ontbyten?'" „Zeker, heeren, zekerantwoorddê de meid. „Zet u hier aan deze tafel, ik zal on- middellyk voor u opdienen." Zy liet de nieuw aaugekomenen aan het zelfde tafeltje plaats nemen, waar Ovidius voor hen gezeten had. „Gy zit goed, niet waar?" vroeg Marian ne aan den onderofficier. „Uitstekendantwoordde deze. „Hebt gy veel haast?" ..In het geheel niet. wy wachten op den trein van vyf uur," zeide de onderofficier. „Goed, dan kunt.gy hier nog plezier heb ben. Wat zal ik u opdienen?" „Eerst voor ieder een bittertje en dan zul len wy eens zien." De kellner bracht het gevraagde. Op dit oogenblik kwam eene brooddraag ster haastig binnenloopen. (Wordt vervolgd». A

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 1