OE EU VftH HET ZUIDEN NIEUWJAAR. Alfortv Tweede Blad. Gemeenteraad FECIILLE" Nummer 104. Zaterdag 30 Dec. '22. duur alleen de vrucht zijn van echt den ontvanger gezegd was dat godsdienstige overtuiging, dat zal een- Hier is weer het nummer dat een nieuwen jaarkring opent. Waarmee zouden we hem beter kunnen beginnen dsn met goede wenschen Indien zij maar van goede voornemens vergezeld ziin. want wat beteekenen de eerste, iripien zij niet met de laatste gepaard gul.. Moeten deze niet bewijzen dat t?e andere welgemeend zijn Letten we op den algemeenen toe stand in de wereld en zeer zeker in onze omgeving, dan blijft er zeker veel te wenschen over. Het loont de moeite niet te onderzoeken of wij ditjsarmet donkerder vooruitzichten intreden dan het laatst verloopene. Het verhoogt evenmin de kracht, wanneer wij ons in allerlei naargeestige beschouwingen verdiepen, waartoe wij overigens mis schien stof genoeg zouden vindej. Doch het voegt ons allerminst met een luchthartig optimisme ons aan te stellen, als ware er geen wolkje aan den hemel. De economische hemel is zwaar bewolkt en de sterren zelfs ontbreken, die den koers zouden kunnen aangeven, dien men te houden heeft. De maat schappelijke toestand laat veel te wen- >chen over en in menig 'and worden de krachten, die het volk ten goede moesten komen, cDor partijschappen verteerd. Doch, of Aet er thans duisterder uitziet dan i>.v. verleden jaar, wat doet het ter ^ake Ook indien men licht punten weet aan te wijzen en wie /.ju meenen, dat ze ontbreken in zooveel wat dreigt is reden genoeg, om tot krachtiger besef van verant woordelijkheid, tot ernstiger opvatting van plicht en roeping, tot meerder krachtsinspanning op te wekken, in alles wat in verschillenden werkkring als onze taak ons is aangewezen, en het oog meer gericht op Hem, die uitkomst brengen zal. Wat er dreigends en noodlottigs in onzen tijd ligt, is in menig opzicht niet te keeren. Allerlei wat in het verleden ligt en onherroepelijk is, komt in zijn gevolgen als een machtige, immer aan zwellende. stroom uit dat verleden aan- bruisen. Die stroom is misschien voor een poos op te houden, maar te keeren niet. Ten slotte werpt hij alles wat men aan dammetjes en dijkjes mocht willen knutselen, door zijn machtigen druk als kinderspeelgoed omver. Neen, den stroom in de goede bed ding te leiden, daarop komt het aan. En daarin zullen de mannen van invloed en gezag, maar ook mannen van diepen ernst en godsdienstige overtuiging, die geroepen zijn te regeeren en te leiden, lettende op de teekenen der tijden, hun aangewezen roeping hebben te zien Alle arbeid in het belang van staat, van kerk en maatschappij, na degelijke voorbereiding, uit oprechte en eerlijk overtuiging, met onzelfzuchtige wijding, uit ernstig plichtsgevoel een ernstig besef van verantwoq heid ondernomen, vloeit uit en waren godsdienst voort. Maar dergelijke arbeid ieder meer en meer duidelijk worden. Tot dien arbeid, zóó ter hand genomen en volvoerd, kan alleen ware gods dienstzin drijven en kracht geven. En die godsdienstzin moet voortdurend gevoed worden. Niets groots en goeds, noch wat onze personen, noch wat heel een geslacht betreft, kan worden tot stand gebracht, indien men de grondbeginselen en de groote lessen vergeet. Bij dit alles is persoonlijke karakter vorming noodig; de godsdienst moet allereerst aan ons persoonlijk leven zijn eigenlijken inhoud, zijn drijfkracht ten goede blijven meedeelen. Bij het intreden van het nieuwe jaar is het goed ons te herinneren dat, hoe ernstiger de tijden zijn, hoe meer wij ons plichtsgevoel moeten ontwikkelen. Krachtig godsdienstig en staatkundig leven, maatschappelijke vooruitgang, orde en rust en welvaart en wat verder van den bloei van het volksleven kan spreken, voor dit alles is de eerste voorwaarde een krachtig en heilig be wustzijn van plicht, de onvoorwaarde lijke gehoorzaamheid aan de stem des gewetens, de onverdroten toewijding aan wat goed is en rein. Het hoogere goed sta daarbij voor oogen, vooral in dengrooten maatschap- pelijken strijd, waarin de waarde der zielen door allen moet worden beleden. Daarin moeten allen elkander verster ken, ter bereiking van hetzelfde doel. Moge dat door al onze lezers in 1923 een zalig nieuwjaar met Gods hulp voor elkander worden verkregen. uitbetalen van de WAALWIJK. Vervolg van het Eerste Blad. De heer Groenen meent dat het voor de bewoners van voormalig Besoijen een groote teleurstelling zal zijn als het niet een officieel gebouw blijft. Oomens. Zeg, schei maar uit over teleurstelling hoor. We hebben al zoo veel teleurstelling van Besoijen. De Voorzitter meent dat het bestuur van de Kamer van Koophandel niet veel voelt om voorloopig zich daar te gaan huisvesten. Het beste zal zijn daar een politieagent te laten wonen en er een middenstandswoning van te maken b.v. voor den opzichter van de gasfabriek. De heer Roggeveen merkt op dat de commissie alleen maar de vraag heeft gesteld wat Burg. en Weth. met de beide raadhuizen denken te doen, zonder dat de commissie daarmede een vooropgezette meening heeft ge had. De heer Roggeveen geeft in over weging het salaris dat wordt gegeven voor het uitbetalen van pensioengelden, niet meer op de begrooting te brengen en de werkzaamheden aan den ont vanger op te dragen. De Voorzitter zegt dat de ontvanger met zijn aanstelling daarop heeft ge- rekencL «wt i^Laltijd zoo is geweest, aanod^^^^Hhetalen van pensioen- ewone werkzaam- t. Alles voortaan tot de werkzaamheden van den ontvanger zouden behooren. De Voorzitter zegt dat zulks niet is gedaan. De heer Roggeveen stelt voor de instructie van den ontvanger dan als nog te wijzigen in dien zin, dat vanaf 1923 deze werkzaamheden voortaan aan het ambt van den ontvanger zijn verbonden. Aldus wordt goedgevonden. De heer Roggeveen deelt hierna mede dat naar zijne berekening de belasting opbrengst zal meevallen en het ver menigvuldigingscijfer daarom op 2.9 zou kunnen worden gebracht. Om echter de veilige kant te houden, geeft hij in overweging net vast te stellen op 3 voor Waalwijk, op 1'/, voor voormalig Baardwijk en op 3'/, voor voormalig Besoijen. Aldus wordt besloten. Hierna wordt de begrooting vast gesteld op een bedrag aan ontvangsten en uitgaven van f 518.577.01 '/a- 3. Vaststelling eener gemeenschap pelijke regeling voor de inrichting van een keuringsdienst voor vee en vleesch en benoeming van een afgevaardigde in de Commissie van Beheer over dien keuringsdienst. De heer Roggeveen heeft bezwaar tegen artikel 3, waarin staat dat de secretaris der gemeente ambtshalve secretaris dier commissie is. De secretaris toch is reeds overladen met werkzaamheden en om deze nu nog meer op den hals te schuiven, komt hem zeer verkeerd voor. De Secretaris acht het van groot belang als het contact van zoo 'n commissie en het Dag. Bestuur niet wordt ver broken daarom zou hij het in het be lang van alles vinden wanneer daar een ambtenaar van de secretarie voor wordt aangewezen. Hij geeft gaarne toe dat de secretarie geen kapstok is waar alles aan kan worden gehangen. De Voorzitter kan zich daar goed mede vereenigen doch stelt voor dat de secretaris zoolang in functie blijft totdat de andere gemeentebesturen daarover zijn gehoord. Verder merkt de heer Roggeveen op dat in artikel 5 wordt gezegd dat, in dien een boekjaar een voordeelig saldo oplevert dit wordt gebracht ten voor- deele van het opvolgend boekjaar ten zij het saldo f 500 of meer bedraagt, in welk geval het wordt gestort in een reservefonds. Spr. geeft in overweging dit niet te doen maar het keurloon dan te verminderen. De Voorzitter acht èen reservefonds altijd gewenscht. Mocht men onver hoopt eens in moeilijkheden komen, dan heeft men een kas. Het bedrijf moet zich zelf bedruipen. De heer Roggeveen zegt de opmer- king te moeten maken omdat zooals nu de verordening luidt, in 10 jaar het keurloon niet zou kunnen worden verlaagd. De Voorzitter zegt toe met deze op merking rekening te zullen houden. Tot afgevaardigde wordt hierna be noemd de heer Th. de Surmont de Bas Smeele. 4. Vaststelling van a. een verordening op de keuring van vee en vleesch. b. instructiën voor den keuringsvee arts, hoofd van den dienst, den hulp- eurmeester en de ambtenaren belast t de herkeuring; het c. verordening op het beheer van pensioengelden den keuringsdienst. 180). Zonder hoofdelijke stemming worden deze allemaal goedgekeurd en vastge steld. 5. Benoeming van personeel voor Gemeente-Teekenschool. Worden benoemd met algemeene stemmen de heeien H. Frankenfoort te 's-Bosch en P. van Gestel te Ti burg. 6. Opheffing der M. U. L O.schoo en ontslag van 2 onderwijzers. In hun praeadvies zeggen B. en W dat zij reeds eerder mededeeling heb ben gedaan dat de M.U.L.O.-schoo. met ingang van 1 Januari zal moeten verdwijnen, omdat ze, wat het leerlin genaantal betreft, niet meer voldoet aan de door de wet gestelde eischen. Echter koesterden B en W. toen nog de hoop de school den bestaanden vorm te kunnen handhaven, wanneer de leerlingen der voorbereidende klas van de Rijks normaalschool voor on derwijzers, in verband met de ophef fing van die klas, bereid zouden wor den gevonden het onderwijs aan onze school te volgen. Na kennisneming echter van de memorie van antwoord op het wets ontwerp tot technische herziening van de wet op het lager onderwijs, waarin een nieuwe schaal is opgenomen van de verhouding van het aantal onder wijzers tot het aantal leerlingen, en welke schaal, naar B. en W. meenen te mogen verwachten, zonder groote wijziging door de Staten Generaal za worden aangenomen zijn ze tot de overtuiging gekomen, dat handhaving der Openbare Mulo school na 1 Jan a.s niet mogelijk zal zijn, ook a zouden de leerlingen der voorbereiden de klas der Rijksnormaalschool de lessen aan onze school komen volgen Nu zal de school 1 Januari vermoe del ijk ongeveer 76 leerlingen tellen, (aantal op 16 December) waaraan zijn toe te voegen 11 leerlingen van de opgeheven school in voormalig Baard wijk, zoodat het aantal leerlingen in totaal dus 87 zal bedragen, daarom stellen B. en W. voor a. De Mulo school op te heffen. b. Met ingang van 1 Jan. in hetzelfde gebouw in te richten een school voor gewoon lager onderwijs c. Met ingang van 1 Jan. eervo ontslag te verleenen aan de onderwijzers de heeren A. Prinsen en F. Marks. d. Te benoemen tot hoofd dier school de heer J. J. van Mierlo en tot onderwijzers van bijstand mej. Kom meren en de heer A. Froklage. De heer Roggeveen vraagt of het 7e leerjaar blijft bestaan. De Voorzitter zegt dat dit tot 1 Sept. zal blijven, dan echter komt het te vervallen want volgens de wet komen deze kosten geheel ten koste van de gemeente, wat ook het geval is met de bijzondere scholen. Daarna wordt met algemeene stem men besloten tot opheffing van de M. U. L. O. school, terwijl de heeren v. Mierlo, Froklage en mej. Kommeren worden benoemd aan de openbare lagere school. Aangezien de vergadering reeds lan ger dan 3 uur bijeen is sluit de Voor zitter de vergadering om deze voort te zetten op Zaterdag des middag ten 3 uur. Bij de heropening van de vergadering waren afwezig de heeren Timmer mans en Groenen. Alvorens met de agenda een aanvang te nemen zegt de Voorzitter te hebben laten nagaan hoe het met dé uit- keering van de f 100 subsidie aan de Burgerwacht van ^voormalig Besoijen precies is gegaan. In 1921 is reeds 1 75 subsidie aan de Burger wacht gegeven, doch dat bedrag is eerst op de begrooting van 1922 ge bracht. In 1922 is daarna de restee- rende f 25 nog uitbetaald. Wat betreft de door den heer Smolders gemaakte opmerking kan hij het volgende mededeelen De reinigingsdienst heeft in 1921 gekost f 5.283.70'/,, (raming met in begrip van aankoop der veegmachine ad f 900 was f 5.858, onderhoud paar den was f 5.008.49'/,) raming f 4.920). Voor voerwerk voor de bedrijven is terug ontvangen f 1782.40, voor wegen is de dienst der paarden te ramen op f 1600 is f 2.782.40, zoodat de wer kelijke kosten zijn f 2.226.09'/,. De reiniging heeft dus in 1921 ge kost f 5.283,70'/, pl. f 2.226 09'/, is f 7.500 80. In 1922 wordt geraamd als kosten reiniging f 5 100 Onderhoud paarden geraamd op f 4 200 waarvan 3/4 voor rekening van den reinigingsdienst is f 3.150 totaal dus f 8.250. In 1922 geraamd f 8.250, in 1921 uitgegeven f 7.509.80. Raming 1922 dus f 640.20 meer voor toevoeging van Baardwijk en Besoijen. De heer van Driel meent dat het onderhoud voor 2 paarden zeer hoog is. De Voorzitter merkt op dat dit niet alleen voor eten van de paarden is doch dat daar alles onder wordt be grepen ook het salaris voor de voer lieden. De heer Smolders wijst er op dat, zooals thans de berekening van de reiniging is gegeven, het een groote verandering geeft en hij met verschil lende cijfers, thans gegeven, in het eerst geen rekening heeft kunnen houden. De Voorzitter brengt den heer Smol ders een woord van hulde voor zijn nauwkeurig onderzoek. Vervolgens wijst de Voorzitter op de groote omvangrijkheid die de notulen hebben gekregen. Het voorlezen daar van in de vergadering van gisteren heeft juist een half uur geduurd en kost dus derhalve veel tijd. De Voor zitter vraagt of het niet gewenscht zou zijn om de notulen voortaan voor de leden ter lezing neder te leggen. De heer Roggeveen kan zich, vooral omdat toch bijna nooit eenige aan merkingen op de notulen gemaakt worden, zich met het idee goed ver eenigen. De heer Smolders merkt op dat de leden ieder voor zich afzonderlijk dan den tijd moeten gaan missen en de notulen moeten gaan lezen. De heer Roggeveen wijst er op dat men zelfs veel vlugger kan lezen dan wordt afgelezen. De heer Klijberg zegt dat men boven dien als men zelf leest, een beteren indruk krijgt. De heer Oomens is er voor omdat het zooveel tijd uitspaart. De heer Smolders is het niet direct eens dat men vlugger kan lezen dan wordt afgelezen, want .zoo goed als de meeste menschen kunnen eens anders schrift niet zoo vlug lezen. De heer Eibers zou de oude ge woonte gehandhaafd willen zien. want «Wortt rfto van „De Echo van het „Vriendendaar is mama Lison zij. „Attentie danzeide een gast. „De ste van ons hier aanwezig zal het bouquet aanbieden." Een bakkersknecht van ruim zestig jaar kreeg den bloemtuil van zeer ruimen om vang in de hand en nam plaats in de eer ste rtf der gasten. Brichard en Moutel hielden het oog op de deur. Jeanne Fortier verscheen. ;,Leve Lise Perrinriep men als uit een mond en de man met liet bouquet ging de draagster tegemoet. „Mama Lison," sprak hq op bewogen toon, „gelief dit bouquet, dat uwe vrienden u nu als een biyk hunner genegenheid aanbie den, te aanvaarden." Wederom klonk het door de gansche zaal „lieve Lise Perrin!" Jeanne pinkte een traan uit de oogen. De gewaande boer fluisterde den onder officier in het oor Het is niet mogelijk, dat die goede vrouw de ontsnapte van Clermont is." „Laten wq ons oordeel voorloopig opschor ten." „Het ziet er zoo een eerlijke vrouw uit." „Schyn bedriegt vaak, en het duidelijkst bewijs daarvan leveren wij beiden op dit oogenblik." Jeanne was de hoogste ontroering ter prooi. Een bakkersknecht bood haar een glaasje aan. J er het diner zich' te- verzekWI^R^^er niets ont- de waardin voor het bestede inleg- werkelqk wonderen gewrocht had. De twee agenten profiteerden op bijzon dere wijze van het feest. Het ontbijt dat hun opgediend werd was uitstekend. Amanda, vol angst en ongeduld, wachtte koortsachtig de ontknooping van dit stuk af, dat als een vaudeville begonnen wel licht als een drama zou eindigen. Zij alleen vond dat de tijd zoo langzaam voorbij ging. Het was half vier, toen de koffie op de tafel werd gebracht. De dienstmeid wachtte zeer zenuwachtig het teeken af, waarvan Ovidius gesproken had. Zij stond aan het tafeltje, waarop de ver schillende likeuren geplaatst waren. „Jacques voor mij de chartreuse," zeide zij tot den kellner, „die zal ik inschenken." „Goed, Marianne." De dienstmeid haalde een kraftje voor den dag dat zij ongemerkt in de eerste rij plaatste. Ovidius, die haar sinds eenige oogenblik- ken met het oog volgde, was dit niet ont gaan. „Uitstekend!" dacht liq. „Zq vergeet niets. W at zullen wq lachen eer een half uur verloopen is." Daarop stond liq op. „Bravo!" riep hem een bakkersknecht toe. „De nieuwe compagnon zal ons een aardig liedje zingen. Bravo! Bravo! Indien er een refrein is. zingen wjj allen mede!" ja", stemde men van alle zijden in. met een vroolijk lied us legde de rechterhand op de lin- van de borst en groette rechts en vrienden, zeker zal ik zingen," „daar ik er zoo vriendelijk toe enoodigdik zal alles zingen wat ch eerst vraag ik het woord." rdt u gegeven," antwoordde éen „wy luisteren s ik in het Rendez-vous der Bak- begon Ovidius, „kende ik ma niet, doch met u beste kameraden, ar leeren kennen, hoogachten en beminnen. Zq is eene bravewaardige vrouw en ik acht mq gelukkig in staat te zqn haar een klein cadeautje aan te bieden, dat mama Lison naar ik hoop. wel zoo goed zal zqn uit mqne handen aan te nemen." „Bravo! Bravo! Wat een lieerlqk idéé!" riep men rechts en links uit. Ovidius verliet zyne plaats en naderde Jeanne Fortier, die onmiddeliyk opstond en zich tot hem wendde. „Madame Perin," sprak de ellendeling, 't kostbaar doosje toereikend, doe mq het ge noegen deze kleinigheid van mq te aanvaar den". Jeanne nam het aan en bedankte harte- lqk. Vol geestdrift werd er toegejuicht en er werd algemeen verlangd het cadeau te zien. Jeanne Fortier opende het lieve doosje van rood marokqn en stiet een luiden kreet van verwondering uit. Het doosje ging van gast tot gast en de inhoud werd vol belangstelling bewonderd. „Proficiat, mqn jongen!" zeide de waar din tot Ovidius; „gq weet wat de dames toekomt! Een prachtig cadeau. Dat verze ker ik u. Maar daarop moet eens flink ge dronken worden!" „O, madame, dat heb ik ook al voorzien. Ik geef tevens vandaag myn entrée, er is reeds een rondje chartreuse besteld." „Leve de nieuwe compagnonklonk het uit aller monden. Zoodra Marianne de woorden van Ovidius hoorde, kwam zq haastig toegeloopen met twee karafen groene chartreuse in de han den. „Eerst mama Lisonzeide zy. Jeanne bood haar glas. „En dan de goede vriend Met de behendigheid van een goochelaar had Marianne de kraftjes verwisseld en toen Ovidius op zyne beurt zyn glas bood schonk zij hem de door hem zelf bereide chartreuse in. „Op uwe gezondheid, mama Lisonriep de ellendeling uit. „Kopi laat ons.een klin ken „Van gauscher harte." De glaasjes werden aangestooten en dan in een teug geledigd. Amanda stonden groote zweetdroppelen op het voorhoofd. Met de oogen op Ovidius, Jeanne Fortier en Marianne had zy onder het gordyntje door geen enkele beweging van deze drie personen verforen. Toen zy Soliveau zyn glas zag ledigen, scliiterden haar oogen woest als «Ije eener tqgerin. „Nu zyt gy verloren, bandiet!" mompelde zij. „Daar ben ik zeker vaneen innig v< or- gevoel, dat niet bedriegt, zegt het mij." De waardin naderde thans de hrooddraag- ster en sprak „Nu is het mqne beurt, mama Lison... Niet slechts de gasten hier zyn uwe vrien den en stellen een groot belang in nook zq, die gy bedient, houden zeer veel van u. Zie hier wat een van hen mq verzocht beeft u ter hand te stellen." Met deze woorden legde zq voor Jeaune de twee honderd franken neder, haar door Marianne ter hand gesteld, maar thans in blinkende goudstukken omgezet. Algemeene toejuichingen begroetten deze woorden. Jeanne omhelsde de waardin. „Nu hebben we genoeg van al die teedere gevoelens," zeide een der gasten. „Thans is het oogenblik gekomen der vreugd en pret. Komt, laat ons zingen en vrooiyk. zyn Ieder op zyne beurt; ik begin." Op hetzelfde oogenblik heerschte er stilte. Ovidius wachtte, de oogen op Jeanne For- M^anrd tier gericht, de uitwerking van het Cann-. deesche vocht af. Den zanger vielen donderende toejulehin- gen ten deel. i Opnieuw werd er geklonken en gedron ken. „De nieuwe compagnon is aan de beurt riepen verscheidene stemmen. Ovidius stond op, nog steeds de .oogen op mama Lison gevestigd houdend en zong een aardigheid, aan liet repertoir van een of ander café'-chantant ontleend. In het midden van het tweede couplet zweeg liq eensklaps en bracht de hand aan het voorhoofd, zyn geheugen liet hem iu den steek. ,Wat nu?" riep een der gasten met een lach uit. „Drink eens; dan zult gq het 11 wel herinneren." Doch het was 't geheugen niet dat Ovidius verliet: zyne gedachten waren geheel bene veld. Het Canadeesche vocht begon te werken. VIER EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK. Marianne door eene instinctmatige ont roering bevangen, keek Ovidius vol schrik n angst aan. De twee agenten der openbare veiligheid, met de ellebogen op tafel, spitsten de ooren. „Is dat het incident, waarvan melding ge maakt werd?" vroegen zq zich af. „Wel kameraad," riep men van verschil lende zqden, „zqt gy van plan vandaag nog voort te gaan?" Ovidius richtte een blik zonder uitdruk king om zich heen. Wat! Wilt gq dat ik zingen zon", sprak hij op zonderlingen en byna onverstaan- baren toon. „Het is nu waarachtig wel een Lqd om te zingen By deze zonderlinge houding, die Ovidius, wiens oogen ruw openstonden, thans aan nam, maakte zich een groote verbazing van de gasten meester. „Hy wordt stapel gek!" „Neen, ik ben niet gek," antwoorde Ovi dius, „maar gy, goede lieden, gy allen be ging het hoofd te verliezen." En deze woor den gingen met een langen schaterlach ge-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1922 | | pagina 5