OE EU VftH HET ZUIDEN
NIEUWJAAR.
Alfortv
Tweede Blad.
Gemeenteraad
FECIILLE"
Nummer 104. Zaterdag 30 Dec. '22. duur alleen de vrucht zijn van echt den ontvanger gezegd was dat
godsdienstige overtuiging, dat zal een-
Hier is weer het nummer dat een
nieuwen jaarkring opent. Waarmee
zouden we hem beter kunnen beginnen
dsn met goede wenschen Indien zij
maar van goede voornemens vergezeld
ziin. want wat beteekenen de eerste,
iripien zij niet met de laatste gepaard
gul.. Moeten deze niet bewijzen dat
t?e andere welgemeend zijn
Letten we op den algemeenen toe
stand in de wereld en zeer zeker in
onze omgeving, dan blijft er zeker veel
te wenschen over. Het loont de moeite
niet te onderzoeken of wij ditjsarmet
donkerder vooruitzichten intreden dan
het laatst verloopene. Het verhoogt
evenmin de kracht, wanneer wij ons
in allerlei naargeestige beschouwingen
verdiepen, waartoe wij overigens mis
schien stof genoeg zouden vindej.
Doch het voegt ons allerminst met een
luchthartig optimisme ons aan te stellen,
als ware er geen wolkje aan den hemel.
De economische hemel is zwaar
bewolkt en de sterren zelfs ontbreken,
die den koers zouden kunnen aangeven,
dien men te houden heeft. De maat
schappelijke toestand laat veel te wen-
>chen over en in menig 'and worden
de krachten, die het volk ten goede
moesten komen, cDor partijschappen
verteerd.
Doch, of Aet er thans duisterder
uitziet dan i>.v. verleden jaar, wat doet
het ter ^ake Ook indien men licht
punten weet aan te wijzen en wie
/.ju meenen, dat ze ontbreken in
zooveel wat dreigt is reden genoeg,
om tot krachtiger besef van verant
woordelijkheid, tot ernstiger opvatting
van plicht en roeping, tot meerder
krachtsinspanning op te wekken, in
alles wat in verschillenden werkkring
als onze taak ons is aangewezen, en
het oog meer gericht op Hem, die
uitkomst brengen zal.
Wat er dreigends en noodlottigs in
onzen tijd ligt, is in menig opzicht niet
te keeren. Allerlei wat in het verleden
ligt en onherroepelijk is, komt in zijn
gevolgen als een machtige, immer aan
zwellende. stroom uit dat verleden aan-
bruisen. Die stroom is misschien voor
een poos op te houden, maar te keeren
niet. Ten slotte werpt hij alles wat
men aan dammetjes en dijkjes mocht
willen knutselen, door zijn machtigen
druk als kinderspeelgoed omver.
Neen, den stroom in de goede bed
ding te leiden, daarop komt het aan.
En daarin zullen de mannen van invloed
en gezag, maar ook mannen van diepen
ernst en godsdienstige overtuiging, die
geroepen zijn te regeeren en te leiden,
lettende op de teekenen der tijden, hun
aangewezen roeping hebben te zien
Alle arbeid in het belang van staat,
van kerk en maatschappij, na degelijke
voorbereiding, uit oprechte en eerlijk
overtuiging, met onzelfzuchtige
wijding, uit ernstig plichtsgevoel
een ernstig besef van verantwoq
heid ondernomen, vloeit uit
en waren godsdienst voort.
Maar dergelijke arbeid
ieder meer en meer duidelijk worden.
Tot dien arbeid, zóó ter hand genomen
en volvoerd, kan alleen ware gods
dienstzin drijven en kracht geven. En
die godsdienstzin moet voortdurend
gevoed worden. Niets groots en goeds,
noch wat onze personen, noch wat
heel een geslacht betreft, kan worden
tot stand gebracht, indien men de
grondbeginselen en de groote lessen
vergeet.
Bij dit alles is persoonlijke karakter
vorming noodig; de godsdienst moet
allereerst aan ons persoonlijk leven zijn
eigenlijken inhoud, zijn drijfkracht ten
goede blijven meedeelen.
Bij het intreden van het nieuwe jaar
is het goed ons te herinneren dat, hoe
ernstiger de tijden zijn, hoe meer wij
ons plichtsgevoel moeten ontwikkelen.
Krachtig godsdienstig en staatkundig
leven, maatschappelijke vooruitgang,
orde en rust en welvaart en wat verder
van den bloei van het volksleven kan
spreken, voor dit alles is de eerste
voorwaarde een krachtig en heilig be
wustzijn van plicht, de onvoorwaarde
lijke gehoorzaamheid aan de stem des
gewetens, de onverdroten toewijding
aan wat goed is en rein.
Het hoogere goed sta daarbij voor
oogen, vooral in dengrooten maatschap-
pelijken strijd, waarin de waarde der
zielen door allen moet worden beleden.
Daarin moeten allen elkander verster
ken, ter bereiking van hetzelfde doel.
Moge dat door al onze lezers in 1923
een zalig nieuwjaar met Gods hulp
voor elkander worden verkregen.
uitbetalen van de
WAALWIJK.
Vervolg van het Eerste Blad.
De heer Groenen meent dat het voor
de bewoners van voormalig Besoijen
een groote teleurstelling zal zijn als
het niet een officieel gebouw blijft.
Oomens. Zeg, schei maar uit over
teleurstelling hoor. We hebben al zoo
veel teleurstelling van Besoijen.
De Voorzitter meent dat het bestuur
van de Kamer van Koophandel niet
veel voelt om voorloopig zich daar te
gaan huisvesten. Het beste zal zijn
daar een politieagent te laten wonen
en er een middenstandswoning van te
maken b.v. voor den opzichter van de
gasfabriek.
De heer Roggeveen merkt op dat
de commissie alleen maar de vraag
heeft gesteld wat Burg. en Weth. met
de beide raadhuizen denken te doen,
zonder dat de commissie daarmede
een vooropgezette meening heeft ge
had.
De heer Roggeveen geeft in over
weging het salaris dat wordt gegeven
voor het uitbetalen van pensioengelden,
niet meer op de begrooting te brengen
en de werkzaamheden aan den ont
vanger op te dragen.
De Voorzitter zegt dat de ontvanger
met zijn aanstelling daarop heeft ge-
rekencL «wt i^Laltijd zoo is geweest,
aanod^^^^Hhetalen van pensioen-
ewone werkzaam-
t. Alles
voortaan tot de werkzaamheden van
den ontvanger zouden behooren.
De Voorzitter zegt dat zulks niet is
gedaan.
De heer Roggeveen stelt voor de
instructie van den ontvanger dan als
nog te wijzigen in dien zin, dat vanaf
1923 deze werkzaamheden voortaan
aan het ambt van den ontvanger zijn
verbonden.
Aldus wordt goedgevonden.
De heer Roggeveen deelt hierna mede
dat naar zijne berekening de belasting
opbrengst zal meevallen en het ver
menigvuldigingscijfer daarom op 2.9
zou kunnen worden gebracht. Om
echter de veilige kant te houden, geeft
hij in overweging net vast te stellen
op 3 voor Waalwijk, op 1'/, voor
voormalig Baardwijk en op 3'/, voor
voormalig Besoijen.
Aldus wordt besloten.
Hierna wordt de begrooting vast
gesteld op een bedrag aan ontvangsten
en uitgaven van f 518.577.01 '/a-
3. Vaststelling eener gemeenschap
pelijke regeling voor de inrichting van
een keuringsdienst voor vee en vleesch
en benoeming van een afgevaardigde
in de Commissie van Beheer over dien
keuringsdienst.
De heer Roggeveen heeft bezwaar
tegen artikel 3, waarin staat dat de
secretaris der gemeente ambtshalve
secretaris dier commissie is. De
secretaris toch is reeds overladen met
werkzaamheden en om deze nu nog
meer op den hals te schuiven, komt
hem zeer verkeerd voor.
De Secretaris acht het van groot belang
als het contact van zoo 'n commissie
en het Dag. Bestuur niet wordt ver
broken daarom zou hij het in het be
lang van alles vinden wanneer daar
een ambtenaar van de secretarie voor
wordt aangewezen. Hij geeft gaarne
toe dat de secretarie geen kapstok is
waar alles aan kan worden gehangen.
De Voorzitter kan zich daar goed
mede vereenigen doch stelt voor dat
de secretaris zoolang in functie blijft
totdat de andere gemeentebesturen
daarover zijn gehoord.
Verder merkt de heer Roggeveen op
dat in artikel 5 wordt gezegd dat, in
dien een boekjaar een voordeelig saldo
oplevert dit wordt gebracht ten voor-
deele van het opvolgend boekjaar ten
zij het saldo f 500 of meer bedraagt,
in welk geval het wordt gestort in een
reservefonds. Spr. geeft in overweging
dit niet te doen maar het keurloon
dan te verminderen.
De Voorzitter acht èen reservefonds
altijd gewenscht. Mocht men onver
hoopt eens in moeilijkheden komen,
dan heeft men een kas. Het bedrijf
moet zich zelf bedruipen.
De heer Roggeveen zegt de opmer-
king te moeten maken omdat zooals
nu de verordening luidt, in 10 jaar
het keurloon niet zou kunnen worden
verlaagd.
De Voorzitter zegt toe met deze op
merking rekening te zullen houden.
Tot afgevaardigde wordt hierna be
noemd de heer Th. de Surmont de
Bas Smeele.
4. Vaststelling van
a. een verordening op de keuring
van vee en vleesch.
b. instructiën voor den keuringsvee
arts, hoofd van den dienst, den hulp-
eurmeester en de ambtenaren belast
t de herkeuring;
het c. verordening op het beheer van
pensioengelden den keuringsdienst.
180).
Zonder hoofdelijke stemming worden
deze allemaal goedgekeurd en vastge
steld.
5. Benoeming van personeel voor
Gemeente-Teekenschool.
Worden benoemd met algemeene
stemmen de heeien H. Frankenfoort
te 's-Bosch en P. van Gestel te Ti
burg.
6. Opheffing der M. U. L O.schoo
en ontslag van 2 onderwijzers.
In hun praeadvies zeggen B. en W
dat zij reeds eerder mededeeling heb
ben gedaan dat de M.U.L.O.-schoo.
met ingang van 1 Januari zal moeten
verdwijnen, omdat ze, wat het leerlin
genaantal betreft, niet meer voldoet
aan de door de wet gestelde eischen.
Echter koesterden B en W. toen nog
de hoop de school den bestaanden
vorm te kunnen handhaven, wanneer
de leerlingen der voorbereidende klas
van de Rijks normaalschool voor on
derwijzers, in verband met de ophef
fing van die klas, bereid zouden wor
den gevonden het onderwijs aan onze
school te volgen.
Na kennisneming echter van de
memorie van antwoord op het wets
ontwerp tot technische herziening van
de wet op het lager onderwijs, waarin
een nieuwe schaal is opgenomen van
de verhouding van het aantal onder
wijzers tot het aantal leerlingen, en
welke schaal, naar B. en W. meenen
te mogen verwachten, zonder groote
wijziging door de Staten Generaal za
worden aangenomen zijn ze tot de
overtuiging gekomen, dat handhaving
der Openbare Mulo school na 1 Jan
a.s niet mogelijk zal zijn, ook a
zouden de leerlingen der voorbereiden
de klas der Rijksnormaalschool de
lessen aan onze school komen volgen
Nu zal de school 1 Januari vermoe
del ijk ongeveer 76 leerlingen tellen,
(aantal op 16 December) waaraan zijn
toe te voegen 11 leerlingen van de
opgeheven school in voormalig Baard
wijk, zoodat het aantal leerlingen in
totaal dus 87 zal bedragen, daarom
stellen B. en W. voor
a. De Mulo school op te heffen.
b. Met ingang van 1 Jan. in hetzelfde
gebouw in te richten een school voor
gewoon lager onderwijs
c. Met ingang van 1 Jan. eervo
ontslag te verleenen aan de onderwijzers
de heeren A. Prinsen en F. Marks.
d. Te benoemen tot hoofd dier
school de heer J. J. van Mierlo en tot
onderwijzers van bijstand mej. Kom
meren en de heer A. Froklage.
De heer Roggeveen vraagt of het 7e
leerjaar blijft bestaan.
De Voorzitter zegt dat dit tot 1 Sept.
zal blijven, dan echter komt het te
vervallen want volgens de wet komen
deze kosten geheel ten koste van de
gemeente, wat ook het geval is met de
bijzondere scholen.
Daarna wordt met algemeene stem
men besloten tot opheffing van de
M. U. L. O. school, terwijl de heeren
v. Mierlo, Froklage en mej. Kommeren
worden benoemd aan de openbare
lagere school.
Aangezien de vergadering reeds lan
ger dan 3 uur bijeen is sluit de Voor
zitter de vergadering om deze voort
te zetten op Zaterdag des middag ten
3 uur.
Bij de heropening van de vergadering
waren afwezig de heeren Timmer
mans en Groenen.
Alvorens met de agenda een aanvang
te nemen zegt de Voorzitter te hebben
laten nagaan hoe het met dé uit-
keering van de f 100 subsidie aan de
Burgerwacht van ^voormalig Besoijen
precies is gegaan. In 1921 is
reeds 1 75 subsidie aan de Burger
wacht gegeven, doch dat bedrag is
eerst op de begrooting van 1922 ge
bracht. In 1922 is daarna de restee-
rende f 25 nog uitbetaald.
Wat betreft de door den heer
Smolders gemaakte opmerking kan hij
het volgende mededeelen
De reinigingsdienst heeft in 1921
gekost f 5.283.70'/,, (raming met in
begrip van aankoop der veegmachine
ad f 900 was f 5.858, onderhoud paar
den was f 5.008.49'/,) raming f 4.920).
Voor voerwerk voor de bedrijven is
terug ontvangen f 1782.40, voor wegen
is de dienst der paarden te ramen op
f 1600 is f 2.782.40, zoodat de wer
kelijke kosten zijn f 2.226.09'/,.
De reiniging heeft dus in 1921 ge
kost f 5.283,70'/, pl. f 2.226 09'/, is
f 7.500 80.
In 1922 wordt geraamd als kosten
reiniging f 5 100
Onderhoud paarden geraamd op
f 4 200 waarvan 3/4 voor rekening van
den reinigingsdienst is f 3.150 totaal
dus f 8.250.
In 1922 geraamd f 8.250, in 1921
uitgegeven f 7.509.80.
Raming 1922 dus f 640.20 meer voor
toevoeging van Baardwijk en Besoijen.
De heer van Driel meent dat het
onderhoud voor 2 paarden zeer hoog is.
De Voorzitter merkt op dat dit niet
alleen voor eten van de paarden is
doch dat daar alles onder wordt be
grepen ook het salaris voor de voer
lieden.
De heer Smolders wijst er op dat,
zooals thans de berekening van de
reiniging is gegeven, het een groote
verandering geeft en hij met verschil
lende cijfers, thans gegeven, in het
eerst geen rekening heeft kunnen
houden.
De Voorzitter brengt den heer Smol
ders een woord van hulde voor zijn
nauwkeurig onderzoek.
Vervolgens wijst de Voorzitter op
de groote omvangrijkheid die de notulen
hebben gekregen. Het voorlezen daar
van in de vergadering van gisteren
heeft juist een half uur geduurd en
kost dus derhalve veel tijd. De Voor
zitter vraagt of het niet gewenscht zou
zijn om de notulen voortaan voor de
leden ter lezing neder te leggen.
De heer Roggeveen kan zich, vooral
omdat toch bijna nooit eenige aan
merkingen op de notulen gemaakt
worden, zich met het idee goed ver
eenigen.
De heer Smolders merkt op dat de
leden ieder voor zich afzonderlijk dan
den tijd moeten gaan missen en de
notulen moeten gaan lezen.
De heer Roggeveen wijst er op dat
men zelfs veel vlugger kan lezen dan
wordt afgelezen.
De heer Klijberg zegt dat men boven
dien als men zelf leest, een beteren
indruk krijgt.
De heer Oomens is er voor omdat
het zooveel tijd uitspaart.
De heer Smolders is het niet direct
eens dat men vlugger kan lezen dan
wordt afgelezen, want .zoo goed als
de meeste menschen kunnen eens
anders schrift niet zoo vlug lezen.
De heer Eibers zou de oude ge
woonte gehandhaafd willen zien. want
«Wortt rfto
van „De Echo van het
„Vriendendaar is mama Lison
zij.
„Attentie danzeide een gast. „De
ste van ons hier aanwezig zal het bouquet
aanbieden."
Een bakkersknecht van ruim zestig jaar
kreeg den bloemtuil van zeer ruimen om
vang in de hand en nam plaats in de eer
ste rtf der gasten.
Brichard en Moutel hielden het oog op
de deur.
Jeanne Fortier verscheen.
;,Leve Lise Perrinriep men als uit een
mond en de man met liet bouquet ging de
draagster tegemoet.
„Mama Lison," sprak hq op bewogen toon,
„gelief dit bouquet, dat uwe vrienden u nu
als een biyk hunner genegenheid aanbie
den, te aanvaarden."
Wederom klonk het door de gansche zaal
„lieve Lise Perrin!"
Jeanne pinkte een traan uit de oogen.
De gewaande boer fluisterde den onder
officier in het oor
Het is niet mogelijk, dat die goede vrouw
de ontsnapte van Clermont is."
„Laten wq ons oordeel voorloopig opschor
ten."
„Het ziet er zoo een eerlijke vrouw uit."
„Schyn bedriegt vaak, en het duidelijkst
bewijs daarvan leveren wij beiden op dit
oogenblik."
Jeanne was de hoogste ontroering ter
prooi.
Een bakkersknecht bood haar een glaasje
aan. J
er het
diner zich' te-
verzekWI^R^^er niets ont-
de waardin voor het bestede inleg-
werkelqk wonderen gewrocht had.
De twee agenten profiteerden op bijzon
dere wijze van het feest. Het ontbijt dat
hun opgediend werd was uitstekend.
Amanda, vol angst en ongeduld, wachtte
koortsachtig de ontknooping van dit stuk
af, dat als een vaudeville begonnen wel
licht als een drama zou eindigen.
Zij alleen vond dat de tijd zoo langzaam
voorbij ging.
Het was half vier, toen de koffie op de
tafel werd gebracht.
De dienstmeid wachtte zeer zenuwachtig
het teeken af, waarvan Ovidius gesproken
had.
Zij stond aan het tafeltje, waarop de ver
schillende likeuren geplaatst waren.
„Jacques voor mij de chartreuse," zeide
zij tot den kellner, „die zal ik inschenken."
„Goed, Marianne."
De dienstmeid haalde een kraftje voor
den dag dat zij ongemerkt in de eerste rij
plaatste.
Ovidius, die haar sinds eenige oogenblik-
ken met het oog volgde, was dit niet ont
gaan.
„Uitstekend!" dacht liq. „Zq vergeet
niets. W at zullen wq lachen eer een half
uur verloopen is." Daarop stond liq op.
„Bravo!" riep hem een bakkersknecht toe.
„De nieuwe compagnon zal ons een aardig
liedje zingen. Bravo! Bravo! Indien er een
refrein is. zingen wjj allen mede!"
ja", stemde men van alle zijden in.
met een vroolijk lied
us legde de rechterhand op de lin-
van de borst en groette rechts en
vrienden, zeker zal ik zingen,"
„daar ik er zoo vriendelijk toe
enoodigdik zal alles zingen wat
ch eerst vraag ik het woord."
rdt u gegeven," antwoordde éen
„wy luisteren
s ik in het Rendez-vous der Bak-
begon Ovidius, „kende ik ma
niet, doch met u beste kameraden,
ar leeren kennen, hoogachten en
beminnen. Zq is eene bravewaardige
vrouw en ik acht mq gelukkig in staat te
zqn haar een klein cadeautje aan te bieden,
dat mama Lison naar ik hoop. wel zoo goed
zal zqn uit mqne handen aan te nemen."
„Bravo! Bravo! Wat een lieerlqk idéé!"
riep men rechts en links uit.
Ovidius verliet zyne plaats en naderde
Jeanne Fortier, die onmiddeliyk opstond en
zich tot hem wendde.
„Madame Perin," sprak de ellendeling, 't
kostbaar doosje toereikend, doe mq het ge
noegen deze kleinigheid van mq te aanvaar
den".
Jeanne nam het aan en bedankte harte-
lqk.
Vol geestdrift werd er toegejuicht en er
werd algemeen verlangd het cadeau te zien.
Jeanne Fortier opende het lieve doosje
van rood marokqn en stiet een luiden kreet
van verwondering uit.
Het doosje ging van gast tot gast en de
inhoud werd vol belangstelling bewonderd.
„Proficiat, mqn jongen!" zeide de waar
din tot Ovidius; „gq weet wat de dames
toekomt! Een prachtig cadeau. Dat verze
ker ik u. Maar daarop moet eens flink ge
dronken worden!"
„O, madame, dat heb ik ook al voorzien.
Ik geef tevens vandaag myn entrée, er is
reeds een rondje chartreuse besteld."
„Leve de nieuwe compagnonklonk het
uit aller monden.
Zoodra Marianne de woorden van Ovidius
hoorde, kwam zq haastig toegeloopen met
twee karafen groene chartreuse in de han
den.
„Eerst mama Lisonzeide zy.
Jeanne bood haar glas.
„En dan de goede vriend
Met de behendigheid van een goochelaar
had Marianne de kraftjes verwisseld en toen
Ovidius op zyne beurt zyn glas bood schonk
zij hem de door hem zelf bereide chartreuse
in.
„Op uwe gezondheid, mama Lisonriep
de ellendeling uit. „Kopi laat ons.een klin
ken
„Van gauscher harte."
De glaasjes werden aangestooten en dan
in een teug geledigd.
Amanda stonden groote zweetdroppelen
op het voorhoofd. Met de oogen op Ovidius,
Jeanne Fortier en Marianne had zy onder
het gordyntje door geen enkele beweging
van deze drie personen verforen.
Toen zy Soliveau zyn glas zag ledigen,
scliiterden haar oogen woest als «Ije eener
tqgerin.
„Nu zyt gy verloren, bandiet!" mompelde
zij. „Daar ben ik zeker vaneen innig v< or-
gevoel, dat niet bedriegt, zegt het mij."
De waardin naderde thans de hrooddraag-
ster en sprak
„Nu is het mqne beurt, mama Lison...
Niet slechts de gasten hier zyn uwe vrien
den en stellen een groot belang in nook zq,
die gy bedient, houden zeer veel van u. Zie
hier wat een van hen mq verzocht beeft u
ter hand te stellen."
Met deze woorden legde zq voor Jeaune
de twee honderd franken neder, haar door
Marianne ter hand gesteld, maar thans in
blinkende goudstukken omgezet.
Algemeene toejuichingen begroetten deze
woorden.
Jeanne omhelsde de waardin.
„Nu hebben we genoeg van al die teedere
gevoelens," zeide een der gasten. „Thans is
het oogenblik gekomen der vreugd en pret.
Komt, laat ons zingen en vrooiyk. zyn
Ieder op zyne beurt; ik begin."
Op hetzelfde oogenblik heerschte er stilte.
Ovidius wachtte, de oogen op Jeanne For- M^anrd
tier gericht, de uitwerking van het Cann-.
deesche vocht af.
Den zanger vielen donderende toejulehin-
gen ten deel. i
Opnieuw werd er geklonken en gedron
ken.
„De nieuwe compagnon is aan de beurt
riepen verscheidene stemmen.
Ovidius stond op, nog steeds de .oogen op
mama Lison gevestigd houdend en zong een
aardigheid, aan liet repertoir van een of
ander café'-chantant ontleend.
In het midden van het tweede couplet
zweeg liq eensklaps en bracht de hand aan
het voorhoofd, zyn geheugen liet hem iu
den steek.
,Wat nu?" riep een der gasten met een
lach uit. „Drink eens; dan zult gq het 11
wel herinneren."
Doch het was 't geheugen niet dat Ovidius
verliet: zyne gedachten waren geheel bene
veld.
Het Canadeesche vocht begon te werken.
VIER EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.
Marianne door eene instinctmatige ont
roering bevangen, keek Ovidius vol schrik
n angst aan.
De twee agenten der openbare veiligheid,
met de ellebogen op tafel, spitsten de ooren.
„Is dat het incident, waarvan melding ge
maakt werd?" vroegen zq zich af.
„Wel kameraad," riep men van verschil
lende zqden, „zqt gy van plan vandaag nog
voort te gaan?"
Ovidius richtte een blik zonder uitdruk
king om zich heen.
Wat! Wilt gq dat ik zingen zon", sprak
hij op zonderlingen en byna onverstaan-
baren toon. „Het is nu waarachtig wel een
Lqd om te zingen
By deze zonderlinge houding, die Ovidius,
wiens oogen ruw openstonden, thans aan
nam, maakte zich een groote verbazing van
de gasten meester.
„Hy wordt stapel gek!"
„Neen, ik ben niet gek," antwoorde Ovi
dius, „maar gy, goede lieden, gy allen be
ging het hoofd te verliezen." En deze woor
den gingen met een langen schaterlach ge-