Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Portierster
van Alfortville
iJaj
EERSTE BLAD.
Wij garandeeren U
„De Stralende Zon"
Uit ons Parlement.
BinnenlandL
„NOORD-BRABAND"
NIEUWSBLAD.
Granieten Vloeren.
Granieten Aanrechten, Gootsteenen
FEUILLETON
A.deRooij-Bourgonjen
Waalwijk.
Stationstraat 71.
NUMMER 2
ZATERDAG 6 JANUARI 1923
46e JAARGANG.
Uiig avi
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEïf.
Telefoon No. 38.
Telegr.-Adres: ECHO.
2)it nummer bestaat uit üDrie
Bladen
de vakkundigste behandeling
Billijke prijzen. Keurige afwerking.
Stoomververij en Uitstoomïnrichting
Depot'sTH. v. D. SANDEN, Groote
straat 415; Kaatsheuvel, N. STRAVERS
Hoofdstraat. 2246
Indische Suppletoire begroo
ting. Onwettigheid.
Enkele kleine wetsontwerpen
De Eerste Kamer heeft, nu de
Tweede na afdoening der begrootin
gen, op die van Suriname en Curasao
na, en aanname van het ontwerp tot
wijziging der Lager Onderwijswet van
1920, met vacantie is gegaan, nog
enkele wetsontwerpen afgehandeld
waarvan dat betreffende de suppletoire
Indische begrooting 1920 het meeste
debat uitlokte. Dit debat was het ge
volg van den aanval van den heer
Van Embden, die een uitgave van 300
millioen blijkbaar voor een aanvullende
begrooting geen kleinigheid vond en
meende, dat deze uitgave zonder toe
stemming van den begrootingswetge-
ver, op eigen gezag van den minister
dus, onwettig was en waarschuwde
tegen de opvatting, als zou afstemmen
van suppletoire begrootingen, wanneer
de uitgaven, zooals in dit geval, toch
reeds gedaan zijn, geen zin meer heb
ben. omdat zijn inziens dit afstemmen
de beteekenis had van afkeuring van
het gevolgde beleid. De heer Idenburg
betreurde blijkbaar het geval evenzeer,
maar merkte op, dat de commissie van
rapporteurs op de opmerkingen, die
de heer Van Embden omtrent sommige
détails gemaakt had, niet voorbereid
was door het voorloopig verslag, even
min ais de minister.
Hierbij sloot zich minister De Graaff
182).
aan, die bovendien van meening was,
dat de heer van Embden de Indische
Comptabiliieitswet niet kende, die hem
niet in staat gesteld had eerder met
deze suppletoire begrooting te komen.
En de Kamer toonde zich met deze
mededeelingen tevreden gesteld en
nam met slechts 5 stemmen tegen het
ontwerp aan.
Bij de behandeling van het ontwerp
tot wijzigiging van de maatregelen ter
voorkoming van h^et zonder noodzake
lijkheid bouwen van scholen voor
lager onderwijs drong de heer Slinge-
landt aan op het betrachten van de
grootste behoedzaamheid met het goed
keuren van raadsbesluiten omtrent het
stichten van nienwe scholen.
Onder de verdere ontwerpen was
o a. een tot wering van besmettelijke
pluimveeziekten.
25-jarig Regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin.
1898-1923
Aan alle Oranjegezinden
in Nederland.
Beleefd deelen wij U mede, dat ter
gelegenheid van het 25-jarig Regeerings-
Jubileum van H.M. de Koningin
(September 1923) een Gedenkboek zal
verschijnen, met in opdracht van het
Landshuldigingscomité, onder redactie
van W. G. de Bas en onder toezicht
van eene Redactie-Commissie als volgt
Z.Exc. Dr. J. Th. de Visser, Minister
van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, Voorzitter.
Mr. Dr. F. A. C. Graaf van Lijnden
van Sandenburg, Commissaris der
Koningin in de provincie Utrecht.
W. de Viugt, Burgemeester der ge
meente Amsterdam.
Mr. A. R. Zimmerman, burgemeester
der gemeente Rotterdam.
Z.D.H. Mgr. H. van de Wetering,
Aartsbisschop van Utrecht.
H. Colijn, lid der Tweede Kamer der
Staten Generaal.
Prof. Mr. W. van der Viugt, hoog
leeraar aan de Rijks-Universiteit te
Leiden,
terwijl bovendien nog ruim 100 mede
werkers belangeloos die gebeurtenissen
behandelen, waarvan zij in het bijzonder
kundig zijn. Voor belangstellenden
wordt op aanvraag gaarne gratis en
franco een volledige brochure gezonden,
aan te vragen bij het Secretariaat.
Waar de kosten van drukken, binden,
enz. de honderd duizend gulden ver
te boven gaan en het voornemen bestaat
een volledige Volksuitgave, ver beneden
kostprijs verkrijgbaar te doen stellen,
is besloten tot het vormen van een
Steunfonds, om daardoor de kosten te
dekken.
Een der middelen om hiertoe te
geraken is den verkoop van speciaal
voor dit doel vervaardigde prentbrief
kaarten. Voelt U zich verplicht deze
Nationale onderneming mede te bevor
deren, dan kunt U dat doen
a. door zooveel maal 10 cent aan
het Secretariaat te zenden, als U prent
briefkaarten wenscht. Postrekening
83669 Voorschoten.
b. door U te belasten met den ver
koop van deze prentpriefkaarten, waar
voor wij U desgewenscht gaarne ver
goeding geven.
frT^rp^WAA LW U K (<T^)
DOOD
ERVARING
c. door het vormen van een plaatse
lijke Jongedamescomité, dat zich eenige
speciale dagen met den verkoop kan
belasten.
In het volle vertrouwen, dat U door
middel van het onder a., b. of c.
genoemden gaarne Uw steun zult willen
verleenen, verblijven wij in afwachting.
Het Secretariaat van het Gedenkboek
1898-1923.
M. LAKEMAN.
Voorschoten (Z.-H.).
Uit de memorie van antwoord
nopens het wetsontwerp tot bestrijding
der zedelijke en maatschappelijke ge
varen van de bioscoop blijkt, dat de
regeering zich niet kan vereenigen met
de opvatting der leden, die een over-
heidsmenging als in het ontwerp wordt
voorgesteld, onjuist en overbodig
achten.
Bij de samenstelling der centrale
commissie, die de keuring van de
fiilms verrichten zal, zal uiteraard naar
de meest mogelijke veelzijdigheid wor
den gestreefd. Juist de keuring in een
dergelijke veelzijdig samengestelde
commissie levert een hechten waar
borg tegen enghartige eenzijdigheid,
daar de leden elkander onderling kun-
ken corrigeeren.
Een algemeen wettelijk verbod van
bioscoopbezoek voor personen, die den
leeftijd van 18 jaar nog niet hebben
bereikt, wordt ongewenscht geacht.
Men mag aannemen, dat het aantal
Verkrijgbaar bij
BAARDWIJK. 22300
in de toekomst te keuren meters film,
naar boven afgerond gemiddeld 50 000
per week zal bedragen. Met het
aantal wekelijks te keuren meters film
zal bij de vaststelling van het aantal
leden der centrale commissie rekening
zijn te houden.
Ten aanzien van de voorradige
films zal een overgangsmaatregel zijn
te treffen, volgens welken zij gedu
rende twee jaren niet aan de rijks
keuring zullen worden onderworpen.
Er bestaat geen aanleiding alleen
voor bioscoopbezoek het geleide van
kinderen beneden 16 jaar door meer
derjarigen verplicht te stellen.
Gooit geen goed geld weg naar een
slecht artikel en PLAATST UWE
ADVERTENTIES uitsluitend in bladen
die werkelijk gelezen worden, dus in een
30143
SPECIAAL ADRES VOOR
WtW Beslist sterker en veel goedkooper dan Tegelvloeren.
Haahvijkscisc en Lan^straatsehe Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.26.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stnkken, gelden en«.f
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentldn
20 cent per regel; minimum 1.60.
Reclames 40 cent per regel.
Bfl contract flink rabat.
Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit
zijn.
van „De Echo van het Zuiden".
Slechts een bediende trof zij aan, die het
oog had op het werk van een paar arbeiders
die bezig waren het schilderstuk, dat wij
reeds lang kennen, in eene withouten kist
te bergen. Dit schilderstuk moest des ande
ren daags met het kartonnen paardje bij
Georges Darier bezorgd worden.
„Mijnheer Gastel is niet thuis, madame,"
zeide de kamerdienaar„hg is van morgen
reeds uitgegaan."
„En wanneer zal hjj thuis komen?"
„Ik weet het niet madame; mijnheer heeft
er mij niets van gezegd."
„Ziehier mijn kaartje. Gelief den heer Cas-
tel te zeggen, dat ik hier geweest ben, en
dat mijn bezoek een zeer ernstig doel had.
„Goed, madame. Zal madame nog terug
komen?"
„Ik weet niet of het mogelijk zat zijn."
„Ik zal mijnheer de boodschap afgeven."
De modiste haastte zich weer in te stap
pen en liet zich naar Raoul's woning bren
gen.
Dien hoopte zij thans wel thuis te vinden,
doch ook deze hoop bleek iJdel.
Raoul was niet op zijn kamer en had ook
geen boodschap achtergelaten.
„Hoe laat is hij vertrokken?" vroeg zij aan
den portier.
„Tegen half elf".
„Alleen?"
„Neen, in gezelschap van een heer, die
gisteren zijn kaartje had hiergelaten."
„En heeft hij geen boodschap voor mij af
gegeven?"
„Neen, mejuffrouw, geen enkel woord."
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING' up HET 1EVEN
Amanda liet zich naar huis brengen en
wist niet wat te doen. Zou zij gaan zien of
Raoul op den uitkijk stond, hetzij te Courbe-
voie, hetzjg in de Murillostraat? Waartoe zou
dat dienen?
Jntusschen kon hjj spoedig te huis komen.
Zij wapende zich met geduld en wachtte.
Tegen zeven uur des avonds werd er aan
hare deur geklopt.
Amanda haastte zich te openen en stond
tegenover een commissionair, die haar een
brief bracht, waarvan zjj onmiddellijk het
schrift herkende, niettegenstaande het adres
met potlood geschreven was. De brief was
van Raoul.
„Dat mijne afwezigheid u niet verontruste.
Het zal wellicht diep in den nacht zg'n eer
ik naar huis kan gaan. Wij zjjn Paul Har-
mant op de hielen. Zonder het zelf te ver
moeden zal hjj ons naar Ovidius geleiden.
Wanneer wij daar zijn, dan zal ik wel zorgen
de zoo vurig verlangde papieren in handen te
krijgen." „Raoul".
Eenigszins gerustgesteld door dien brief
ging Amanda wat gebruiken in de buurt en
keerde dan weer naar huis terug.
Tegen een uur in den morgen ging zij ge
heel afgemat en bevend van de koorts naar
bed, doch kon den slaap niet vatten.
Laat ons thans naar de restauratie op het
Havreplein terugkeeren en een bezoek bren
gen in het kabinet, waar Paul Harmant, Lu-
cien Labroue en Stephaan Castel plaats had
den genomen.
Juist om half negen stond de millionair op.
„Beste mijnheer Castel," zeide hjj, ,,'t spijt
mg zeer, dat ik u zoo vroeg moet verlaten,
doch zaken kunnen dikwijls geen uitstel dul
den."
„O, wij betreuren het nog meer dierbare
vriend," antwoordde de schilder. „Doch ga,
zoo het niet anders kanintusschen zullen de
heer Labroue en ik een wandeling doen op de
boulevards."
De drie personen gingen naar beneden.
De schilder ontwaarde in de benedenzaal
Raoul, die reeds lang gedineerd had en thans
in de avondeditie van een dagblad verdiept
scheen.
.'■iv-;-'-wVv,"- Ar,": W:
Hunne blikken ontmoetten elkander.
Een welsprekende oogopslag van Raoul be
antwoordde den vragenden blik des schilders,
en de jongeman een pakje onder den arm
nemend, dat op een stoel naast hem lag
maakte zich gereed om de drie personen op
den voet te volgen.
Harmant drukte Lucien en Stephaan de
hand en richtte de schreden naar de Rome
straat, die naar het Europaplein voert.
Nauwelijks had hij eenige passen gedaan,
toen ook Raoul buitenkwam en hem volgde.
Stephaan en Lucien bleven even voor de
restauratie staan om eene sigarette te ont
steken.
„Lucien," zeide de schilder, „hebt gjjj den
jongeman gezien, die ons hier is voorbijge
gaan en thans Harmant op de hielen volgt?"
„Ja, ik heb hem gezien. Ginds gaat hij
heen."
„Wel, dierbare vriend, misschien komt die
jongeman mij morgen wel mededeelen, dat
de ware moordenaar uws vaders gevonden
is."
„Wat zegt gjj?" riep Lucien hoogst ver
baasd bij het hooren dezer woorden uit.
„De waarheid, anders niets."
„Is het mogelijk?"
„Waarschijnlijk zelfs; dat verzeker ik u."
„Maar hoe dan toch?"
„Vreezende u door eene valsche hoop moed
in het hart te spreken, heb ik alleen gehan
deld doch nu zijn wij op het goede spoor en
morgen wellicht zal ik u kunnen zeggen
„Niets staat u meer in den weg Lucia Por
tier te beminnen en te huwen
„O, mijnheer, mijnheer!" stamelde Lucien
ten prooi aan een onbeschrijfelijke ontroe
ring, terwij 1 hij tevens Stephaans handen
greep en die in de zgne drukte. „Zoo het
maar uitkomt, gelijk gij hoopt
„Er is geene vergissing te vreezen."
„Maar zeg mij dan
„Geen woord meer op dit oogenblik. Vraag
mij thans nietsik zou niet antwoorden. Kom
wij zullen een bock gaan dringen in het
Café de la Paix."
Door de Auberstraat bereikten beide
vrienden den boulevard.
Het was elf uur ten zij afscheid namen.
Stephaan ging naar de Assastraat om op
AAAAAA^h
rm
den Teuliog-de Lener.
Raoul te wachten, Lucien naar huis, vol van
zijn aanstaand geluk.
De twee agenten hadden Ovidius naar de
prefectuur van politie gebracht, waar hij
werd opgenomen.
De slaap, die op de zenuwcrisis volgde,
duurde nog steeds voort.
„Dat kan geen kwaad," zeiden de agenten,
„wij zullen hem maar laten rusten."
Daarop gingen zij naar het hoofd der
openbare veiligheid.
Deze ontving hen onmiddellijk.
De agenten zagen er niet opgewekt uit.
Te oordeelen naar hun somber voorkomen
dacht het hoofd der openbare veiligheid dat
zij niets ontdekt hadden.
„Was er dan niets waar in de verklaring
die mij over de ontvluchte van Clermont
werd afgelegd?" vroeg hij haastig.
„Alles is waar, mijnheer."
„Dan is Jeanne Fortier in verzekerde be
waring?"
„Neen, mijnheerZij is nog vrij."
„Vrij?... Gij gekscheert!"
„Hoe zouden wij dat durven, mijnheer?
Daarvoor is het hier zeker de plaats niet."
„Verklaar u dan nader."
„Op het oogenblik dat wij die vrouw wil
den aanhouden, hebben de personen, die
haar een feestmaal aanboden, partij voor
haar gekozen en zich tusschen ons en de
vrouw gesteld. Zoo hebben zg hare ont
vluchting in de hand gewerkt!"
„Van avond zal dat huis gesloten worden.
Maar leg mg nu eens uit hoe dat alles ge
schied is."
Een der agenten verhaalde haarfijn wat
wij reeds medegedeeld hebben.
De magistraat luisterde met de grootste
aandacht naar dit verhaal.
„Dat alles is zeer zonderling," sprak hij,
„en eischt een streng onderzoek. Zou het
mogelijk zijn dat men een en twintig jaar
geleden een cnschuldige veroordeeld heeft?"
„Dat staat vast mijnheer, zoo men geloo-
ven mag wat de man zeide, die van het
Amerikaansche vocht gedronken had, dat
voor Jeanne Fortier bestemd was en waar
van de dokter, die inmiddels geroepen werd,
zeer goed de uitwerking kende."
„Kent gij het adres van dien verdachten
kerel.
„Neen, mijnheer."
..Hoe kunt gij nen zeggen?" riep 't hoofd
der openbare veiligheid uit. „Hebt gij hem
dan ook de vlucht laten nemen?"
„O neen, mijnheer. Hij is in de wacht."
„Dat is goed. En die man heet?"
„Ovidius Soliveau."
„Ga dien kerel halen; breng hem hier."
„Dat zal nu nog moeilijk gaan, mijnheer."
„Waarom?"
„Omdat hij onder den invloed van 't ge
bruikte vocht als in een doodslaap is."
„Brengt hem dan zoodra hij ontwaakt, en
komt dan béide mede."
„Goed mijnheer," antwoordde een der
agenten.
„Thans zullen wij ons met Jeanne For
tier bezig houden. De lieden, die haar een
feestmaal aanboden, hebben dan haar ge
holpen om te vluchten?"
„Ja, mijnheer."
„Weet gij. waar zij woont?"
„Neen mijnheer, en dat zou ook weinig
afdoen, want, wetend dat men haar op de
hielen zit, zal zij zeker niet naar hare wo
ning terugkeeren."
„O, dan zullen wij elders wel de hand op
haar weten te leggen. Maar onderzoekt in
tusschen waar zij woonde, waar zij werkte,
welke plaatsen zij gewoonlijk bezocht, dan
zullen wij haar spoedig gevonden hebben.
Wellicht gaat zg van avond eene kamer op
zoeken. Ik zal zorgen, dat hedennacht de
politie druk in de weer is."
„Wat moeten wij doen mijnheer, tegen
over dien Paul Harmant, van wien Ovidius
sprak?"
„Ik zal mij met hem bezig houden, zoo
dra ik den andere ondervraagd heb. Op dit
oogenblik heb ik u niets meer te zeggen. Gij
kunt gaan."
De beide politieagenten verlieten het ka
binet.
(Wordt vervolgd).