DE ECKO VAN HET ZUIDEN De Portierster van Alfortville E. W. HIJIBERG-PEINOT. Tweede Blad Gemeenteraad FEUILLETOM Stemt als No. 1. Nummer 17. Zaterdag 17 Febr. 1923. DRONGELEN. (Slot). 3. Brief van Gedeputeerde Staten betreffende verhaal van pensioen op gemeenteambtenaren. Gedeputeerde Staten wijzen er in hun schrijven op. dat de raad 16 Fe bruari 1921 pas besloten heeft om het pensioen niet op de ambtenaren te verhalen en het toch niet aangaat om in zoo'n korten tijd een ander stand punt in te nemen Ged. Staten zeggen dan ook bezwaren te hebben tegen het genomen besluit vooral omdat het salaris nog niet zoo groot is en op lager peil staat dan van de overige provincies. De provincie Gelderland b.v. eene provincie het meest overeen komende met de provincie Noord- Braband, keert aan de ambtenaren veel hoogere loonen uit. Verder merken Ged. Staten nog op, dat door het Rijk de salarissen van de ambtenaren meermalen zijn verhoogd doch dat dit met de ambtenaren van deze provincie niet het geval is ge weest, althans de verhooging heeft geen gelijken tred gehouden met het stijgen van de levensstandaard. Ged. Staten wenschen vervolgens nog eene beslissing te zien genomen voor ambtenaren die na deze bepaling in dienst komen. De Voorzitter zegt dat het hem aan genaam of niet aangenaam is. Burg. en Weth. komen met geen voorstel of geven in deze geen advies. De verga dering van het Dag Bestuur is alleen bijgewoond door Wethouder v. d. Stelt en alhoewel spr. dan een beslissende stem heeft, heeft hij daarvan geen ge bruik willen maken aangezien hij liever wil afzien wat de raad zegt. De heer Nieuwkoop wil gaarne toe geven dat de gronden waarop Ged. Staten een en ander aanvoeren zoo op het eerste gezicht onaanvechtbaar schijnen en wat ze zeggen van de salarisverhouding met andere provin cies. zal wel waar zijn. En toch, gaat men de zaak eens wat dieper be schouwen en dat dient men te doen dan zal men ook bemerken dat de verhoudingen hier geheei anders zijn dan elders De gemeente is hier zeer klein en werkzaamheden zijn er dien tengevolge bijna niet te verrichten. De functie vordert hier niet den geheelen mensch en dat moet terdege in aan- merking worden genomen. Spr. zegt zelf voorstander te zijn van een goed en behoorlijk salaris, maar dan moeten de te verrichten werkzaamheden ook den geheelen man eischen, doch dat is hier juist niet het geval. Hier heeft een ambtenaar zoo'n beetje te presteeren en daarom staat men hier in een ge heel andere verhouding dan in grootere gemeenten. Waar is het dat wij na eene grootere gemeente gaan worden, doch eveneens waar is het dat wij het zullen moeten blijven betalen Voorzitter. Dus Uw standpunt is? Nieuwkoop. Om het eenmaal inge nomen standpunt te handhaven. Het voorstel van den heer Nieuw koop in omvfaag gebracht wordt met 5 tegen 2 stemmen aangenomen. 194). Voor het voorstel stemden de heeren Nieuwkoop, van Gammeren, Treffers, van Campen en van der Stelt Tegen de heeren van der Schans en Vos. 4. Aankoop Haventje. De Voorzitter laat een teekening van het te koopen haventje onder de leden circuleeren en zegt dat de Ontvanger aangevraagd heeft om het te mogen verkoopen het water voor f 50 per H.A. en het hooiland voor f 1500 per H.A. De heer Nieuwkoop meent dat op den prijs niemand iets tegen kan heb ben. Echter zou hij in overweging willen geven, dat wordt vastgelegd dat zij het recht houden op den berm, wijl anders later de verplichting zou kunnen worden opgelegd dat wij eene afscheiding moeten maken en dan zou de gemeente er niet heel veel mee op schieten, want of men 10 M. verder komt of niet, zegt allemaal niets. Spr. vraagt verder of het andere deel ook niet tegen f 50 kan worden ge kocht. De Voorzitter wil dat wel probeeren maar dan moet hem tevens de mach tiging worden gegeven, dat hij het ook, als het niet voor f 50 te koopen is, voor f 1500 te koopen De heer van der Stelt geloof niet, dat dat zal gaan De heer Van Campen vraagt of het gedeelte van den Zuidkant er ook bij- hoort. De Voorzitter zegt dat bij het andere geen water is bij gemeten. Met algemeene stemmen wordt hier na het voorstel van Burg. en Weth aangenomen. 5. Verbetering uitweg Achterste Ge meente. Voorzitter, ik weet niet of de heeren er zijn geweest, maar het Dag Bestuur is er eens heen geweest om een en ander eens te bekijken en algemeen zijn wij tot de conclusie gekomen, dat er noodzakelijk iets moet worden ge daan, wil men voorkomen dat van daag of morgen ongelukken gebeuren. De uitweg van al die perceelen is door gestadige afbrokkeling zoo dicht bij het water gekomen en nu wordt de grond steeds weggekabbeld zoodat het zeker is dat vandaag of morgen heele stuk ken grond zullen afvallen als daarin niet spoedig wordt voorzien In de acte «an verhuring komt wel voor dat kan worden gevorderd dat dit door den huurder moet worden gedaan, maar beter is dit niet te doen. De uitweg moet zeker 1 of l'/3 Meter van het water af komen en meer naar den Dijk opaan worden verlegd. Kan de raad Burg. en Weth. mach tigen dit werk uit te voeren en hun daarvoor een blanco crediet toe te staan. Nog eens, ik vrees dat, als verbete ring moet worden overgelaten aan huurders, er niets van terecht zal komen. Van der Stelt. Het is hard noodig datverbetering wordt aangebracht, want nu is het beslist gevaarlijk. Van Gammeren. Wordt het perceel van den huurder hierdoor niet kleiner. Voorzitter. Ja, iets, maar dat alles staat in het huurcontractzelfs staat daarin dat de huurder kan worden verplicht dat hij het moet doen. De heer van Gammeren geeft in overweging om den kant van het Maasje te voorzien met beton of van die betonnen platen, zooals deze in den handel worden gebracht. Voorziet men den oever niet, dan zal men steeds kosten blijven houden. De heer van der Stelt geeft gaarne toe dat dit eene goede verbetering zou zijn, doch de kosten zijn veel te hoog daarvan en daarom had hij gedacht den oever door aanplanting te verster ken. Hout kan overal worden gezet en brengt later bovendien nog wat op ook. Van Gammeren. Zou de huurder daartegen geen bezwaar hebben. Van der Stelt. Ik geloof het niet. Niemand die daartegen eenig bezwaar zal hebben, ik zou er zelfs een talud maken. Van Gammeren. Ik geef ook gaarne toe dat er iets moet worden gedaan, want het is er heel slecht. Van der Stelt. Als er een Meter wordt afgenomen, dan is dat een groot gezicht, maar zoo erg is dat niet. Nieuwkoop. Billijkheidshalve zou om schadevergoeding kunnen worden ge vraagd. Van Gammeren. Dat kan niet, want 't staat in het contract Voorzitter Dat is zoo wat mijnheer Nieuwkoop zegt, maar vergeten mag niet worden dat wat meer land is ge nomen als mocht ook. Volgens contract zou hij zelf de kosten van verbetering moeten betalen en dat willen wij niet eens. Wij willen het nu zelfs verbe teren, omdat wij overtuigd zijn dat het strikt noodzakelijk is. Nieuwkoop. Ik zou aar, het voorstel willen toevoegen dat uitweg in meer voud wordt gelezen, want alle uitwe gen hebben grondig verbetering noodig. Van Gammeren. Daar bij Donken is het ook noodig dat er wat aan wordt gedaan, want die is ook slecht en moet noodig worden gerepareerd. Van der Stelt. Ik zou zeggen Ik ken geen enkele uitweg die goed is. Nieuwkoop. Zou het geen aanbeve ling verdienen om puin op de wegen te brengen Op het oogenblik is er puin te krijgen voor zoo goed ais niets aan de Katholieke kerk te Waalwijk, zoodat het vervoer er alleen maar is en dan zou alles afdoende verbeterd kunnen worden. Met algemeene stemmen wordt hierna het voorstel van Burg. en Weth. aan genomen. De Voorzitter zegt dat de huur van weiland om is binnenkort en vraagt of de raad het weer kan goedvinden dat Burg en Weth verpachten op dezelfde conditie als voorheen. Met algemeene stemmen wordt dit goedgevonden. Vervolgens zegt de Voorzitter, dat hij naar aanleiding van een in de vorige vergadering door den heer van Gammeren gemaakte opmerking over de straatlantaarn bij de Broeksche Sluis, daar eens speciaal op heeft gelet. Zou men de lantaarn plaatsen op of aan het huis van Millenaar, dan staat het huis van Kramer weer in den weg, want dan straalt het licht niet ver genoeg op den weg naar de molen. De heer van Gammeren zegt dat de Voorzitter hem dan niet goed heeft begrepen. Zijne bedoeling is om de lantaarn juist tegenover de Steeg te plaatsen en dan wordt die weg daar vooraan verlicht. Met een paal er tus- schen te plaatsen, zou dat gemakkelijk zijn te verkrijgen. De Voorzitter merkt op dat men re kening heeft te houden met de hooi- karren. De heer van Gammeren zegt dat de lamp niet in de top van de paal be- hoett te worden aangebracht. De Voorzitter merkt nog op dat die lamp alleen de stoep van den weg kan verlichten en anders niet. Ook wijst hij er nog op dat, als men van de Korenmolen afkomt, het huis van Mil lenaar, dus vanzelf dan ook de lamp, niet kan zien, wijl de weg daar zeer veel bochten heeft. De heer van Gammeren geeft toe dat er veel bochten zijn in die weg maar toont aan dat door een lamp te verplaatsen als door hem is voorgesteld, de stoep en het begin van den weg mede wordt belicht. De Voorzitter wil gaarne erkennen dat de heer Van Gammeren beter daar alles kan bezien, wijl hij 's avonds ook altijd alles daar ziet en hij zelf alleen overdag er komt. Overigens wijst hij er nog op dat Millenaar toe stemming moet geven dat aan zijn huis een arm kan worden aangebracht en hij zal 't schriftelijk voor een aantal jaren moeten doen opdat hij een vol gend jaar weer niet kan komen dat het van zijn huis moet worden afge nomen. De heer Van Gammeren zegt dat de heer Millenaar daar wel voor zal zijn te vinden. Den heer Nieuwkoop is het ook op gevallen dat het bij Van Haften een gevaarlijk punt is De Voorzitter zegt hierna geen be zwaar te hebben om het raadsbesluit uit te voeren. Alleen meende hij te moeten zeggen wat hem was opgevallen. De heer van Campen vraagt wan neer de andere besproken lichtpunten worden aangebracht. De Voorzitter zegt dat de palen enz. in den Bosch bij de P.N.E M. zijn be steld. Verwacht mag worden dat ze dezer dagen zullen aankomen en dan zal aanstonds aan het verzoek uitvoe ring worden gegeven. Van Campen. Tusschen de Eethen- sche en de Broeksche Sluis is het een heel eind donker. Voorzitter Er zijn wel meer wegen waar het nog donker is. Van Campen. Ik zou de stroom, aan gezien we die te veel hebben, maar verbruiken. De heer Van Gammeren zou op het andere einde van de gemeente nog zeker twee lampen willen plaatsen. De Voorzitter geeft in overweging om eerst de rekening en verantwoor ding van de P.N E.M. eens at te wachten Hij wil het daarmede niet op de lange baan schuiven, maar dan weet men althans wat men kan doen. Nu doet men een sprong in het duis ter. Door den heer Nieuwkoop is straks en naar het schijnt met volle instemming van den raad gezegd dat we hier hebben een kleine gemeente en men geen vergelijking kan maken met groote gemeenten. Ook wees hij er nog op dat de lasten door de ge meentenaren moeten worden betaald Van Gammeren. Als we anders een maal over de hond zijn gesprongen kunnen we het ook wel over de staart doen De heer van Campen zegt het jam mer te vinden dat de lampen zoo nu en dan een kwartier te vroeg aan zijn. De Voorzitter geeft in overweging daarover niet te veel te praten want dat is een kwestie die nooit te over zien is. Ais de lampen een kwartier later worden aangemaakt dan zal er weer een ander zijn die zegt dat ze wat eerder aangemaakt moeten worden. Den eenen tijd zal het lichte maan zijn dat het donker blijft en een andere keer is het mooi helder, dat weet niemand van te voren. Den heer Nieuwkoop doet het ge noegen dat de menschen klagen want dat is voor hem een bewijs dat ze van het licht meer pleizier hebben als ze dikwijls willen erkennen. Zoo heeft hij met bewoners van Hagoort gesproken die zeiden dat als daar geen lichtpunt bij werd geplaatst, men bij den raad met een verzoek zou komen om de andere lampen ook maar weg te nemen, wijl het gevaarlijker is als ze er staan zooals nu, dan wanneer er geen staan. Door het vele draaien van den weg daar, komt men nu telkens van het licht in het donker en dat is juist ge vaarlijk. Daarom geeft hij in overwe ging om, zoodra te zien is dat het bedrijf rendeert, daar een paar licht punten bij te plaatsen. DeVoorzitter verklaart het ermee eens te zijn om eerst af te wachten tot de rekening komt. De heer Nieuwkoop hoopt dat de rekening spoedig moge komen opdat alles klaar kan worden gemaakt voor de gemeenten zijn vereenigd. Wei is waar kan men uit de besprekingen hier zien dat wij nu al verbetering gewenscht achten en het dus niet de bedoeling is om nu eens gauw alles piekfijn in orde te maken. Voorts wijst spr er nog op dat men allerwege hoort klagen over de Meter- huur. Goed zou het zijn als die in de prijs van het K. W. kon worden in begrepen. De Voorzitter zegt dat deze opmer king ook in Genderen is gemaakt. Thans kan men er echter niet veel van zeggen, daar men ook nu eerst de rekening moet afwachten om te zien wat in deze kan wo«den gedaan. De heer van Campen zou gaarne zien dat het land van de gemeente gelijk wordt gemaakt. Behalve dat men daar het land heel veel door verbeterd, zoodat het een goed rendeerend werk zou zijn, bestrijdt men er ook de werke loosheid mede. De Voorzitter wijst de heer van Campen er op. dat thans besloten is om de uitwe >en te verbeteren wat, behalve dat het werk meebrengt, ook veel geld zal kosten, zoodat de heer van Campen zich nog wel eens achter het oor zal krabbelen. De heer van Campen zegt er prijs op te stellen ais iemand wil werken en daarom zou hij werk willen gaan brengen. Vooral omdat het voor de gemeente in de toekomst veel geld zal opbrengen De heer van der Stelt merkt op dat het voor om een dergelijk werk te beginnen, de tijd niet meer is en ook dat er geen werkeloosheid is De heer van Gammeren is het eens dat het een goede verbetering zou zijn. Echter moet hij ook erkennen dat het nu niet de tijd daarvoor is en dergelijk werk beter in het najaar kan worden gedaan. Wat de werkeloosheid betreft, over 14 dagen, wanneer de werkzaam heden op het veld weer beginnen, zal die dan wel geheel zijn verdwenen. Na nog eenige bespreking wordt de vergadering gesloten. van „De Echo van het Zuiden". (SLOT.) „Dat kartonnen paardje", ging Stephaan Gastel weer voort, „was een speelgoed van den kleinen Georges, Jeanne Fortler's zoon, door Jacques Gérard zelf geschonken „Ziedaar geheel een roman; doch hij is zoo onwaarschijnlijk, dat gij 't mij niet euvel duiden zult, zoo ik er niet aan geloof." „Zoo? Gelooft gij er niet aan?" „In 't geheel niet." „Hier is de brief," zeide Stephaan, een papier uit den zak te voorschijn brengend. „Wil ik u dat schrijven eens voorlezen?" Jacques Gérard sprong eensklaps op. „Maar wat kan dat alles mij schelen, mijnheer Gastel?" vroeg hij op heeschen toon. „Dat zal ik u zeggen," antwoordde de schilder, het gezegelde papier, dat hij on derweg gekocht had, op Harmant's bureau nederleggend. De millionair keek den schilder met eene verbazing aan, die niet geveinsd was. „Wat is dat?" vroeg hfl. „Ziet gij het niet?... Gezegeld papier". „Ja, dat zie ik wel... Maar wat heeft dat te beduiden?" „O, gij zult mü weldra begrijpen!... Voor eerst hebben wij een geldzaak af te doen". „Eene geldzaak herhaalde Mary's vader. „JaWat wordt eene som van hon derd negentig duizend franken, een en twin tig jaar lang uitgezet, intrest op intrest?" De valsche Paul Harmnnt antwoordde niet. „Dat verdrievoudigt het kapitaal, en meer nog," sprak nu Raoul Dueliemin. „Laat ons een ronde som nemen," hernam Stephaan, en zich tot den millionair wen dend, voegde hij er bij„Mijnheer, gelief mij voor rekening van den heer Lucien La- broue de som van 500.000 franken ter hand te stellen, een kapitaal dat met al de inte resten de som vertegenwoordigt door u in 1861 ten nadeele van zijn vader gestolen." „Mijn naam is Paul Harmant, mijnheer riep de ellendeling uit, krankzinnig van angst en schrik. „Gij beleedigt mij „Uw naam is Jacques Gérard. En gij zijt een doortrapt booswicht „Ziedaar een schandelijke leugen, en een schaamtelooze laster." „Ziehier de overlijdensakte van Paul Har- mant, die eens leerling was aan eene poly technische school te Chalons en later in het hospitaal te Geneve overleed. Welaan Jac ques Gérard, het uur heeft geslagen om u te verantwoorden tegenover hen, die gij hebt uitgeschud. Later zal de gerechtigheid met u afrekenen. Begin eerst met de beta ling der gevraagde vijf honderd duizend franken." „En geen wapen om mij te verdedigen," stamelde de millionair woedendThans ben ik verloren. En mijne onschuldige doch ter sleep ik mede in het verderf." „Dat zal van u afhangen," antwoordde Stephaan, „Betaal eerst eii dan zullen wij nader zien." Jacques Gérard, wiens hart weer door eenige hoop verlevendigd werd hernam „Ik heb geen geld hier." „PardonHeden morgen hebt gij hij uw bankier de som van vijfhonderdduizend franken ontvangen, welke gij Vbor uwen medeplichtige bestemdet, voor Ovidius Soli- veau, die sedert gisteren reeds in handen der politie is... Geloof mij, het beste wat gij doen kunt, is onmiddellijk te betalen." De valsche Paul Harmant opende eene lade van zijn bureau en bracht vijf ver schillende pakjes met bankbiljetten te voor schijn. „Daar zijn vijf honderd duizend francs," zeide hij. „Goed," antwoordde Stephaan het bank papier in den zak stekend. Neem nu een pen en schrijf wat ik u dieteeren zal." De gewezen meesterknecht van Alfortville deed wat hem gevraagd werd. De schilder dicteerde „Ik, Jacques Gérard, in tegenwoordig heid van de heeren Stephaan Gastel en Ra oul Duchemin, beschuldig mij Jacques legde de pen neder. Het koude zweet brak den ongelukkige uit. „Dat is eene op het papier te brengen biecht... Daarmede zoudt gij mij 11 e dochter in het verderf kunnen storten... Ik schrijf niet verder." Eensklaps trad Mary binnen. Langzaam stapte zij vooruit, als eene slaapwandelaarster en naderde haar vader. „Gij zult schrijven, vader," zeide zij met een stem die uit het graf scheen te komen. Jacques Gérard liet zich op de knieën voor haar nedervallen en stamelde, terwijl hij de handen naar het meisje uitstrekte „Mijn kindmijn dierbaar kind, schande roepen zjj over ons heiden." „Schrijf wat men u dicteert, vader," zeide Mary. „Sta op en neem de pen weer in de hand." De valsche Paul Harmant had de kracht niet meer langer weerstand te bieden. Hij deed wat zijne dochter van hem ver langde, die met de handen op het bureau leunend, onbeweeglijk aan zijne zijde staan bleef. De schilder dicteerde „Ik beschuldig mij den 6 Sept. 1861 aan Jeanne Fortier den brief geschreven en met eigen naam onderteekend te hebben, die hier is bijgevoegd. „Ik beschuldig mij, dienzelfdeu nacht van Jules Labroue, industrieel te Alfortville eene som gestolen te hebben, ruim honderd negentig duizend francs bedragende." Opnieuw legde hij de pen neder. „Neen, neen," stamelde hij met eene af werende beweging. „Schrijf, vader," ^herhaalde Mary, „zoo gij niet wilt dat ik de pen van u overneme en in uwe plaats schrijve." De ellendeling boog het hoofd en zette het onderbroken werk voort. Stephaan Castel hernam „Ik beschuldig mij tevens, niet alleen deze geldsom ontvreemd te hebben, maar tevens de plannen van Jules Labroue, mijn pa troon, zijne fabriek in brand gestoken en hem vermoord te hebben. „Ik beschuldig mij den valschen naam van Paul Harmant aangenomen en gedragen te hebben. „Ik beschuldig mij een medeplichtige geld gegeven te hebben om Lucia Fortier te ver moorden, en dezen medeplichtige, Ovidius Soliveau genaamd, ook geld gegeven te heb ben om Jeanne Fortier te dooden, die onder den naam van Lise Perrin, de brooddraag ster, door mij herkend werd." Zoover was men gekomen. De hand van den valschen Paul Harmant liep bevend over het papier. Eensklaps werd de deur geopend. Bleek als eene doode, met groote roode vlekken aan den hals die nog schenen te bloeden, trad Jeanne uit het kabinet, waar Jacques Gérard een ontzield lichaam meende neer geworpen te hebben. „Dat die man zich ook beschuldige mij zooeven nog met eigen handen bijne gewurgd te hebben!" riep «ij uit. Bij het verschijnen van Jeanne hadden Stephaan en Raoul een kreet van verbazing, Mary van angst en schrik geslaakt. Jacques scheen in een marmeren beeld veranderd. Dikke zweetdroppelen stonden hem op het voorhoofd. Mary hief zijne hand op en plaatste die op het papier. „Schrijf, vader!" beval zij. Jacques schreef nog twee regels. „Teeken nu De ellendeling teekende. Mary nam het papier uit de hand en het Jeanne Fortier toereikend, zeide zij „Ziedaar uwe eerherstelling, madame." En zich dan tot haar vader wendend, voegde zij er bfl „Moge God u vergiffenis schenken! Ik zal mijn ongeluk niet overleven!... Ge lukkig Na deze woorden verwijderde zfl zich met langzamen tred, even als zij gekomen was. Eene minuut ging voorbij. Men hoorde slechts de zware ademhaling des millionairs, die met het hoofd tusschen beide handen, op zijn bureau was neerge zakt. Eensklaps vernam men de stappen van verscheidene personen in den gang. Lucia, Georges Darier en Lucien Labroue traden binnen met den rechter van instructie, het hoofd der openbare veiligheid en een paar agenten, die Ovidius zwaar geboeid mede leidden. „MoederDierbare moederriep Lucia uit, zich in Jeanne's armen werpend, die het meisje liefdevol en hartroerend aan de borst drukte. „Mijne dochterMijne lieve dochter riep zij. Het hoofd der openbare veiligheid legde de hand op den schouder van den gewezen meesterknecht van Alfortville en sprak: „Ik arresteer u, Jacques Gérard, in naam der wet „Dat 's minder aangenaam, neefjezei de Soliveau op satirieken toon. „Maar wat is er aan te doen? Gij hebt al te lang geluk gehad en in weelde gebaad. Daar is de keer zijde dér medaille „Jeanne Fortier," zeide de instructierech- ter, „ik ben door dön procureur der repu bliek gemachtigd u voorloopig in vrijheid te laten en spoedig zal deze vrijheid vol maakt zijn... Geef mij het papier dat de dochter van dien man u heeft ter hand ge steld. Eu gij, mijnheer Castel, geef mij de overlijdensakte van Paul Harmant en den brief door Jacques Gérard in 1861 aan de weduwe Fortier geschreven. „Ziedaar, mijnheer „Uwe eerherstelling zal spoedig volgen, madame," voegde er de magistraat bij, zich tot de brooddraagster wendend. ,0, ik dank u, mijnheer, ik dank uIk heb zooveel geleden „Eu," voegde er dan Stephaan Castel bij, Georges tot de goede vrouw leidend, „zie daar den advocaat die voor u pleiten zal, niet alleen met zijn talent, maar ook met geheel zijn hart, dat verzeker ik u!"

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1923 | | pagina 5