Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Heerste blad.
De gestolen Broche
FEU ILLETO
JNOORD-BBABAND"
NUMMER 26
WOENSDAG 21 MAART 1923.
46e JAARGANG.
Ujtgatb:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. 3
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
2)it nummer bestaat uit Twee
Bladen
Memorie van Antwoord
Scboenenwet.
Verschenen is de Memorie van Ant
woord aan de Tweede Kamer betref
fende het wetsontwerp tot tijdelijke
beperking van den invoer van schoen
werk. Daaraan ontleenen wij
„Het kan niet worden ontkend, dat
het wetsontwerp inderdaad in strijd is
met de theoretische beginselen van den
absoluten vrijhandel. Zuiks wil even
wel niet zeggen, dat de Regeering
daarmede van dat stelsel zelf zou
wenschen afstand te doen. Vrijheid van
handel behoort regel te blijven. Indien
mocht blijken, dat in een andere tak
van nijverheid de toestand van dien
aard zou worden, dat verarming eener
bepaalde streek hiervan het gevolg zou
zijn, zal de minister niet aarzelen de
noodige voorstellen tot ingrijpen van
overheidswege, te doen. Vooralsnog is
hem evenwel de wenscheiijkheid van
een verder ingrijpen niet voldoende
gebleken. Wat de mogelijkheid betreft
van repressaille-maatregeleH, mag men
redelijkerwijs verwachten, dat voor
Nederland een invoerbeperkende maat
regel als wordt voorgesteld geen be
paald gevaar zal medebrengen.
De groote nood, welke in de schoen
industrie heerscht, blijkt, naar de
meening van den minister in de aller
eerste plaats uit het groote aantal
werklooze arbeiders en uit de gedwon
gen geringe productiviteit der arbeiders,
die op het oogenblik nog werk vinden.
Het feit, dat eenige fabrieken reeds
voor korteren of langeren tijd gesloten
zijn en een enkele moet worden geli
quideerd, duidt er voorts op, dat in
deze industrie van een noodtoestand
kan worden gesproken.
In aanmerking nemende, dat de voor
gestelde maatregel er op gericht is.
goed gefundeerde ondernemingen te
steunen, doch niet mede ten doel heeft
zwakke, in den grond geen levens
vatbaarheid hebbende zaken kunstmatig
in het levende houden, kan de minister
het 'fniet eens zijn met de leden, die
blijkbaar een eerdere indiening van het
ontwerp zouden hebben gewild, nog
minder met hen, die van oordeel waren,
dat het ontwerp reeds te laat zou zijn
ingekomen.
De regeering heeft gemeend, aan den
door belanghebbenden uitgeoefenden
aandrang niet eerder gevolg te moeten
geven, alvorens duidelijk was gebleken,
dat hulp niet langer kon worden uit
gesteld. De minister is van oordeel,
dat het niet wenschelijk is. het invoer
verbod in werking te doen treden,
alvorens de voorwaarden voor vergun
ning van invoer vaststaan.
De minister verwacht geenszins, dat
van de werking der voorgestelde invoer-
belemmering nu ook aanstonds een
wederopbloei en opleving van de
binnenlandsche schoenenindustrie het
gevolg zal zijn. Dat thans reeds een
prijsstijging van beteekenis zou hebben
plaats gehad, is den minister niet
gebleken.
Mocht echter blijken, dat in de
toekomst een prijsstijging onnoodige
afmetingen gaat aannemen, dan zal dit
onmiddellijk beantwoord worden met
het ruimer openstellen van de mogelijk
heid van invoer. Waar dit vaststaat,
vreest de minister inderdaad geen
ongemotiveerde prijsstijging.
Medegedeeld kan worden, dat, terwijl
de verkoopsprijs van het ingevoerde
product in Januari, berekend over
191.336 paren, f3 20 bedroeg, deze in
Februari, over 263.449 paren berekend,
f 2 95 en in de eerste twee weken van
Maart over 128.169 paren gemiddeld
f 3.27 heeft bedragen.
Naar de meening van den minister,
behoeft in de eerste maanden ten
gevolge van de beperking van den
invoer geen belangrijke prijsstijging te
worden verwacht, omdat de verkoop
van de voorraden goedkoope buiten-
landsche schoenen voldoende prijs-
drukkend zal werken, terwijl voorts
door een, zij het beperkten, invoer van
goedkoop schoenwerk zal worden
bereikt, dat deze concurrentie zal blijven
bestaan.
Het ligt in de bedoeling, dat een
NOVELLE VAN
RE1NHOLD ORTMANN.
regelmatige controle op de verkoop
rekening zal worden uitgeoefend, zoo
noodig gesteund door boekenonderzoek
en vergelijking van de in te zenden
gegevens.
Ook kan de minister niet inzien, dat
een handel in consenten zal ontstaan.
Hoewel naar zijne meening in het
algemeen de werkloosheid zich niet
wijzigt in dezelfde verhouding, waarin
eenig artikel uit het buitenland wordt
ingevoerd, verwacht de minister inder
daad van den in het wetsontwerp voor
gestelden maatregel eene afneming van
de werkloosheid.
Het komt voorshands den minister
niet gewenscht voor, den invoer van
zooileder te beperken, omdat een moge
lijke prijsverhooging, hoe gering ook.
direct den kostprijs van het schoenwerk
verhoogt. Zijn bijzondere aandacht
blijft echter op dezen tak van nijver
heid gericht.
Ten aanzien van de textiel-, sigaren-
en metaal-industrie en het confectie-
bedrijft deelt de minister mede, dat
zelfs in eigen vakkringen de meeningen
omtrent het nut en de noodzakelijkheid
van beperking van den invoer verdeeld
7)
g^WAALW ÜK/Hrpy
DOOD ERVARING STERK-
zijn. Ten opzichte van de klompen
industrie merkt hij op, dat de invoer
van klompen niet grooter is dan in
normale tijden, doch deze industrie zich
zeer aanzienlijk gedurende de oorlogs
aren heeft uitgebreid, terwijl het ver
bruik vermoedelijk eerder af dan
oegenomen is. Een beperking van den
nvoer zou dus die industrie niet
afdoende helpen, aangezien de oorzaak
van den nood niet het gevolg is van
een abnormaal grooten invoer.
Individueele steun acht het niet
raadzaam.
Het aanbevolen middel van een
compenseerend recht heeft zeer groote
practische bezwaren en de minister
acht ook het treffen van een eenvoudig
invoerrecht urn meer dan één reden
verwerpelijk, ook al omdat zuiks zeker
een algemeene prijsstijging van schoen
werk tot gevolg zou hebben. Een or-
ganisatte in dien zin, dat de bestellin
gen aan enkele fabrieken moeten wor-
den opgedragen, terwijl andere fabrie
ken zouden worden stilgelegd, is bij
de huidige economische constellatie
kwalijk uitvoerbaar.
In het algemeen kan de minister het
eens zijn met de leden, die meenen,
dat de economische toestand zich ge
leidelijk zal moeten herstellen en dat
kunstmatige middelen aan dat herstel
niet bevorderlijk zijn.
Het is voorts geenszins de bedoeling,
oude gevestigde ondernemingen, die
reeds sinds jaren uitsluitend buiten-
landsch schoenwerk importeeren, bij
een normalen invoer moeilijkheden in
den weg te leggen.
Van weigeringen van overwerkver
gunningen is den minister niets bekend,
Het was inderdaad niet de bedoeling
dat ook klompen onder de werking
van de wet zouden komen te vallen,
in verband waarmede de minister bij
nota van wijziging dit duidelijker in
art 1 heeft laten uitkomen.
Bij nota van wijziging wordt voor
gesteld artikel 1 te lezen als volgt;
„Voor de toepassing dezer wet wordt
onder schoenwerk verstaan alle voet
schoeisel, al of niet afgewerkt, met
uitzondering van rubberschoeisel met
bovenwerk van stof, rubber overschoe
nen en schoeisel geheel of grooten-
deels van hout vervaardigd.
Tijdelijke invoerbeperking
van schoenen.
Nu inmiddels nadere'gegevens be
kend zijn geworden, dan die verweid
in de Memorie van Toelichting op het
wetsontwerp tot tijdelijke beperking
van den invoer van schoenen, deelt het
Centraal Bureau voor de Statistiek bet
volgende mede
De invoer van" schoenen en pan
toffels, geheel of bijna geheel van
eder.Ebedroeg in*Februari 1923 totaal
278.378 Kg. voor f 1.041.446 318.094
jaren waarvan uit Duitschland 220.650
<g. voor f 776.330 263 449 paren uit
Tsjecho-SIowakije 34 223 JKg. voor
140 912 25.717 paren; uit Oroot-
Brittannié 26.902 Kg. voor f 77.599
22 474 paren; uit Zwitserland 1.586
Kg. voor f 19 328 :1 590 paren.
Ter vergelijking wordt tevens de'in-
voer Januari 1923 opgegeven, n I. totaal
274 869 Kg. voor 088.530 271.817
paren, waarvan uit Duitschland 181 989
<g. voor f 603 924 191.336 paren uit
Tsjecho-SIowakije 53.562 Kg. voor
f 187.369 38 0581 parenuit Qroot-
Brittannië 16.966 Kg. "voor f 87.492
11.194; parenuit Zwitserland 11.480 -
Kg. 130.116 11.599 paren.
In 1922 was het gemiddelde per
maandvan het totaal 323 421 Kg.
voor f 1.186 313; van Duitschland
251 181 Kg. voor f 821.096van
Tsjecho-SIowakije 21 484 Kg. voor
f 89.178van Qroot-Brittannie!32.826
Kg. voor f A160 218van^Zwitserland
4 089 Kg. Voor f 52 570het aantal
paren is voor dat jaar niet bekend.
Vergeleken met het maandgemid-
delde van 1922 namen dus gewicht
en waarde van den Invoer af. zoowel
voor het totaal als voor Duitschland
en Qroot-Brittannië, terwijl Tsjecho-
SIowakije vermeerdering vertoont in
januari en Februari en de invoer uit
Zwitserland in Februari minder, in
Januari meer bedroeg
De gemiddelde prijs per K.O. be
droeg in 1922 voor totaal f 3.67,
Duitschland f 3 27, Tsjecho-SIowakije
f 4.14, Or. Brittannië f 4 88. Zwitser
land f 12 86; Jan. 1923 totaal f 3 96,
Duitschland X3 52, Tsjecho-SIowakije
f 3.50. Or. Brittannië f 5.16, Zwitser-
cho van het Zuiden,
Waalwpsche en Lanptraatsche Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door bet geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stokken, gelden en».,
franco te lenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertent»*:
20 cent per regelmlmUtmai 1A0.
Reclame* 4» cent per regal.
Bfl contract flink rabat.
Advertentldn moeten Weenadag en Vrijdag
des morgen* era uiterlijk aar ta on* Mt
sljn.
mn „De Beho van het Zuiien"
VRIJ NAAR HET DUITSCH.
,,lk denk wel, dat liet zoo zal gaan. Wees
niet boos op mfl, vader, en maak bet schei
den mt) nog niet moeilijker. Het kan niet
anders!'.
„Het kan niet? ZooV en Waarom niet?
Soms omdat ik vandaag voor het gerecht
de-waarheid heb gezegd?"
„Had u dat maar gedaan, vader! Maar
begrijp mij goed ik Weet wel, dat u in
de stellige overtuiging was, de waarheid te
zeggen. Slechts uw geheugen heeft u in den
steek gelaten, niet uw rechtschapenheid
daaraan heb ik geen oogenblik getwijfeld,
dat spreekt vanzelf".
„Als je dat weet, welke reden kun je dan
nog bebben, om mfl te verlaten?"
„Moet ik u dat eerst zgggen? Op grond
van uw getuigenis is 't ongelukkige meisje
veroordeeld, hetgeen op de eenige verkla
ring van Mevrouw Halier wegens gebrek
aan stellige bewijzen van schuld nooit had
kunnen gebeuren. En uw getuigenis was ob
jectief valsch, daaromtrent bestaat bij mij
geen twijfel, want mijn oogen zijn jonger en
scherper dan de uwe, waarvan ik de rech
ters helaas niet heb kunnen overtuigen.
Wanneer ik thans voor de onschuldig ver
oordeelde in de bres spring, hetgeen ik als
mijn plicht beschouw, dan kan dat slechts
geschieden, indien ik u van een noodlottige
dwaling beschuldig. In den strijd, dien ik
nu terwille van een onbeschermd meisje zal
voeren, ben ik uw tegenstander, vaderIk
moet dat zfln, hoe smartelijk en pijnlijk de
gedacht» daaraan ook voor mij is. En het
MAATSCHAPPIJ YAN VERZEKERING OP MET LEVEN
zou eerloos zijn, als ik hier in stilte uw
weldaden moest genieten, terwijl ik u open
lijk zou aanklagen".
De kleine gestalte van den pandhouder
was onder deze woorden geheel in elkander
gekrompen, alsof een onzichtbare last op
zijn smalle schouders drukte.
„Dus je wilt mij aanklagen openlijk
aanklagen! Ter wille van dit wildvreemde
schepsel, dat jou met haar aardig figuurtje
en haar huichelachtig onschuldig gezichtje
in haar strikken heeft verward
„Neen, ter wille der gerechtigheid, vader!
Wij moeten elkander wel nooit goed hebben
gekend en recht toegrepen hebben, indien u
zulk een toeleedigende verdenking tegen mij
kunt koesteren."
August Imberg knikte treurig. „Het
schijnt zoo, mijn zoon! Ik had erop be
dacht moeten zfln ,dat er eenmaal een dag
zou komen zooals deze. En ik zelf ben
daaraan schuldig, al is het ook anders dan
jij het thans in je eerlijkheids-hoogmoed
ineent. Wie van zijn kinderen zoo veel meer
wil maken dan hij zelf is, die mag zich niet
verwonderen, wanneer zij zich op een goe
den dag met geringschatting van hem af
wenden. En misschien is het zoo ook wel de
beste oplosing. God zij met je, Rudolf en
doe wat je voor je plicht houdt. Ik zal je
daarin niet belemmeren."
De referendaris wilde antwoorden, maar
de oude hief afwerend zijn hand op.
„Laat dat nn afgehandeld zijn, mijn jon
gen! En daar ik je zooals je ziet, niet ver
vloek, hoewel je toch de bedoeling hebt
mij voor de gansche wereld tot een leuge
naar en meineedige te stempelen, laat ons
daarom liever in ivrede en vriendschap af
scheid van elkander nemen en hel) je ook
geen redelijken grond mijn vaderlflke hulp
af te wijzen. Jk moet toch in je levensonder
houd voorzien, en wanneer het je tegen de
borst stuit hier mfln schuldenaar te zijn,
dan kun je mij immers later terug betalen,
wat ik je nu geef."
„Neen, vader, neenKwel mij niet met
een grootmoedigheid, die ik in deze tegen
strijdigheid onzer plichten niet trnag en kan
aannemen. Over een paar weken doe ik
mijn laatste juridisch examen en als asses
sor heb ik gelegenheid genoeg reeds zooveel
te verdienen, dat ik mij zelf kan bedruipen.
„Nu, zooals je wilt. Ik wil je natuurlijk
niet beleedigen. Maar als je ooit in onge
legenheid mocht komen, in een toestand,
waaruit je met eigen kracht je niet meer
weet te redden en het is niet alleen een
lichamelijk gebrek waaraan ik denk be
denk dan, dat hier altijd een vriend en hel
per voor je gereed staat. Iemand, die niet
zal vragen: wat heb je misdaan? doch
alleen: wat kan ik voor je doen?"
De jonge man voerde een zwaren strijd
in zfln binnenste. Maar hfl moest sterk blij
ven, als hfl zfln eerlijkheid staande wilde
houden en hfl bleef sterk. Toen August
Imberg zag dat zfln besluit onherroepelijk
was, reikte hfl hem de baud.
„Ik wil weer aan mfln werk gaan", zei
hfl schflnbnar kalm, „en het is het beste,
dat wfl nu maar dadelijk afscheid van el
kander nemen. Mfln beste wenschen gaan
met je. Moge nooit een bittere ondervinding
je leeren, dat er toch nog iets heiligers op
aarde bestaat dan deze zoogenaamde ge
rechtigheid. waaraan je thans je kinder
lflke liefde ten offer brengt".
Rudolf had zfln vader bflna nooit op deze
wflze hooren spreken, en ieder woord sneed
hem door de ziel, want hfl was stellig niet
liefdeloos of ondankbaar. Doch hfl mocht
zich aan deze ontroering niet overgeven
die hem had aangegrepen en zfln best doen
de kalm en standvastig te blijven, was zfln
afscheid veel stugger en ikoele'r dan hfl ge
wild had.
De pandhouder ging naar zfln kantoor
maar hfl nam het briefje niet van de ge
sloten deur en hfl deed haar ook niet open,
toen het vflf unr had geslagen. Hfl stond
bfl zfln ouden, wankelen lessenaar en zag
onafgebroken op de tallooze inktvlekken die
de oppervlakte bedekten, totdat ze voor zfln
oogen tot allerlei afschuwelijke caricature»
ineenvloeiden en totdat twee dikke heete
tranen op het verbleekte kleed rolden. Het
was lang na middernacht, toen hfl afgetobd
en moe geweend zfln legerstede opzocht.
V.
In de eerste dagen van No- ember had de
rechtszaak tegen Greta Willisen plaats ge
had. Thans was het reeds de 15e Mei van
het volgende jaar.
In zfln gezellig ingerichte werkkamer zat
Rudolf Imberg gebogen over een dikken
bundel acten, waarin hfl flverig zat te stu-
deeren. Hfl was sedert 2 maanden de com
pagnon van zfln 10 jaar ouderen vriend, den
advocaat Doctor Volkmar. Deze had de bui
tengewone bekwaamheden van den jongen
man sedert lang ontdekt en was nu dage-
lflks opnieuw in de gelegenheid, zich in
stilte met de aanwinst van dezen knappen
en onvermoeid vlfltigen medewerker geluk
te wenschen.
Doktor Volkmar was het ook, die op Ru
dolfs verzoek de aanvrage om "herziening
van Greta's veroordeeling had bewerkstel
ligd en haar voor den bevoegden rechter
verdedigd had doch ondanks zfln onver
moeide pleidooien en schitterende welspre
kendheid zonder gunstig resultaat. Bfl de
behandeling, die eenige weken geleden had
plaats gevonden, was de op grond van Ru
dolfs niet-beeëdiging ingediende klacht niet
ontvankelijk verklaard, waarmee het von
nis in eersten aanleg geveld, onaanvechtbaar
was geworden.
De komst van zfln vriend was voor Ru-
dolf aanleiding van zfln werk op te kflken.
Doktor Volkmar zag er zeer ernstig uit en
hfl overhandigde hem een brief.
„Hier lees! Als zfl zelf het niet an
ders wil hebben, dan is er ook heusch niets
meer voor haar te doen."
„Van juffrouw Willisenriep Rudolf
uit, nadat hfl een blik op den brief had ge
worpen en toen hfl deze snel doorloopen
had, voegde hfl er hevig ontsteld aan toe
„Wat is dat! Ze schrflft, dat bfl ontvangst
van dezen brief, haar straf reeds is begon
nen Zfl beeft dus het resultaat van het
verzoek om gratie niet eens afgewacht
„Neen. En uit gerechtvaardigde vrouwen
trots. Omdat gratie het feit van haar ver
oordeeling niet uit de wereld had geholpen
en de vlek, die haar tot misdadigster stem
pelt, niet uitgewischt zou zfln, wil zfl nu
ook de straf ondergaan. „Gerechtigheid
geen genade is het, die ik begeer" zoo
schrflft ze. Is dat niet wat overdreven?'
„Neen," ontkende Rudolf, die van zfln
stoel was opgesprongen met warmte. „Het
is een rechtvaardige trots, die ik begrflp en
hoogacht. Ik zou in haar plaats precies zoo
gehandeld hebben. De genade der rechters
had 't vreeselflke onrecht niet kunnen goed
maken, dat de justitie jegens haar heeft
begaan, en daarom deed zfl er wel aan, die
gratie te versmaden."
Doktor Volkmar schudde het hoofd, maar
toen hfl zag, dat Rudolf zfln hoed en Jas
opnam, vroeg hfl „Ga je nu al weg"
„.Ta, ik wil naar haar moeder en dan
nnar de gevangenis. Misschien kunnen we
toch wel iets doen, om haar deze afschuwe
lijke drie maanden wat te verlichten."
„Veel zal dat wel niet zfln, want bfl ons
kent men geen uitzonderingen ten gunste
van den een of ander. Maar ik wil je na-
tnurlflk niet beletten Je geluk te beproeven".
Van de ziekte, die haar een half jaar ge
leden verhinderd had, de rechtszaak tegen
haar dochter bfl te wonen, was Mevrouw
Willisen tenminste in zooverre hersteld, dat
zfl niet altijd in haar stoel behoefde te blfl-
ven en haar lichte huishoudeiflke bezighe
den weer kou verrichten. Maar toch kon
zfl niet nalaten de houding van een ernstige
lflderes aan te nemen, haar woorden
slechts met* matte stem uit te spreken en
zoo dikwflls mogelflk over haar spoedigen
dood als van iets van zelfsprekendst en
onafwendbaars te praten. Rudolf had haar
door de vele bezoeken, die hfl gedurende tic
laatste maanden aan de beide dames had
gebracht, voldoende leeren kennen om te
verwachten, dat hfl haar thans badende in
een zee van tranen zou aantreffen.
Maar hierin had hfl zich nu toch vergist.
Zfl ontving hem met een ontevreden en
verbitterd gezicht, doch met droge oogen,
en haar stemming scheen eerder geprikkeld
dan zwaarmoedig.
„Ja, zfl is in de gevangenis gegaan,"
vestigde ze. „vrflwillig en ondanks mfln
smeekend verzoek. Zfl wilde den lijdens
beker tot op den bodem ledigen. Dat zfl mfl
bfl haar terugkomst niet meer onder de le
venden zal vinden, liet haar sehflnbaar ta
melijk onverschillig".
„U doet uw dochter bitter onrecht, als u
zoo van haar spreekt. Ik tenminste heb nog
nooit een teerderder en liefdevoller kind
gezien, dan zfl voor u is. U begaat werkelflk
een gruwelflke onrechtvaardigheid jegens
uw arme docher, als u haar voortdurend
met uw doodsvoorspellingen kwelt".
(Wordt vervolgd).